www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Bijbelstudie Jeremia

Page 1

Prof. dr. J. Hoek

Deze Bijbelstudie heeft Prof. dr. J. Hoek voor het seizoen 2018/2019 geschreven.

Vrouw tot Vrouw

Telefoon: 06-4887 6370

E-mail: secretariaat@vrouwtotvrouw.nl

Website: www.vrouwtotvrouw.nl

Beeld cover: Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem door Rembrandt van Rijn (1606 – 1669).

Bron: nl.wikipedia.org

Reageren op dit nummer? redactie@vrouwtotvrouw.nl

2
Bijbelstudie Bijbelhoofdstuk blz. Inleiding: Jeremia – oordeelsprofeet met een hart Jeremia 1:1-3, 43:1-7 4 1. Roeping en bemoediging Jeremia 1 8 2. De Levensbron verlaten! Jeremia 2:1-13 12 3. Indringend appèl in de tempelpoort Jeremia 7:1-15 16 4. De linnen gordel en de gevulde wijnkruiken Jeremia 13:1-14 20 5. Jeremia’s klacht en aanvechting Jeremia 20:7-18 24 6. De rechtvaardige Telg en de valse profeten Jeremia 23:1-8, 21-24 28 7. Brief aan ballingen in Babel Jeremia 29:1-23 32 8. Belofte van een nieuw verbond Jeremia 31:27-40 36 9. Beschamend voorbeeld van de Rechabieten Jeremia 35 40 10. De boekrol verbrand, maar Gods Woord houdt stand Jeremia 36 44 Inhoud Delen in geloof

Jeremia –oordeelsprofeet met een hart

Lezen

Jeremia 1:1-3; 43:1-7

Zingen

Psalm 119:6, 7 Psalm 49:1, 2 Psalm 35:1, 9 Psalm 71:11, 15

Jeremia heeft als profeet van Gods oordelen zijn zwaar geladen boodschap in trouw aan zijn Zender gebracht. We leren hem kennen als een bewogen profeet die met een bloedend hart zijn dienst verricht. Hij is een oordeelsprofeet met een hart.

Jeremia’s leven

De profeet Jeremia is veertig jaar in Israël werkzaam geweest. Zijn profetische bediening staat van begin tot eind in het teken van lijden, vervolging en verachting, zowel van de kant van de politieke en geestelijke leiders, als van het volk. Zonder overdrijven kunnen we zijn leven typeren als één lang martelaarschap. In zowel zijn lijden als in zijn bewogenheid verwijst Jeremia boven zichzelf uit naar onze hoogste Profeet en Leraar, Jezus Christus. Hij is verworpen door zijn eigen volk, net als de Heere Jezus. Jezus heeft gehuild over Jeruzalem, Jeremia ook. Hij is gevangen genomen zonder oorzaak en veroordeeld zonder schuldig te zijn, net zoals dat zijn Meester eeuwen later zou overkomen.

Jeremia wordt geboren ergens in het midden van de zevende eeuw voor Christus. Hij groeit op in het plaatsje Anatoth, iets ten noorden van Jeruzalem, waar hij lange tijd is blijven wonen (zie 29:27). Afkomstig uit een priestergeslacht zal hij zich mogelijk als jongeman op de priesterdienst in de tempel hebben voorbereid. Maar de HEERE gaat een andere weg met hem. De betekenis van zijn naam, die overigens niet ongebruikelijk was in Juda, staat niet vast, waarschijnlijk: ‘de HEERE zal verhogen’ of ‘de HEERE sticht’. Zijn ouders zullen er weloverwogen voor gekozen hebben de naam van de HEERE te verbinden met die van hun kind. Daarbij was hun diepste bede dat de kleine jongen zou gaan met God en zo een zegenrijk leven zou ontvangen. Is dat bij

Delen in geloof
4 Inleidende Bijbelstudie

alle verschil in tijd en omstandigheden niet wat Hilkia en zijn vrouw als ouders van Jeremia verbindt met ons wanneer we als gelovige ouders met ons kindje bij de doopvont staan? Dan gaat het niet om een succesrijk leven met een glanzende carrière, maar om een leven dat vruchtbaar is tot Gods eer. En dat is Jeremia’s leven zeker geweest!

Jeremia is nog jong wanneer hij door God tot profeet wordt geroepen, in het dertiende jaar van koning Josia (1:2). Van die koning is bekend dat hij in 638 aan de macht kwam. De roeping van Jeremia vindt plaats in 626 of 625, wanneer hij zo’n 20 jaar oud is (we weten dat niet precies, schattingen lopen uiteen van 13 tot 40 jaar).

De omstandigheden van zijn levenseinde zijn duister: nadat hij de verschrikkingen rond de verwoesting van Jeruzalem heeft meegemaakt, wordt hij tegen zijn uitdrukkelijke wil in meegevoerd naar Egypte. De traditie wil dat hij daar in Tachpanhes (43:7) gestenigd zou zijn en in de buurt van het paleis van de farao begraven (dat laatste vanwege de hoge waardering die de Egyptenaren voor hem hadden). Maar daarover lezen we niets in de Schrift.

Historische achtergrond

In het opschrift van het boek Jeremia lezen we de namen van drie koningen die tijdens het leven van de profeet regeerden, namelijk Josia, Jojakim (= Eljakim) en Zedekia (= Mattanja). Hieraan kunnen we nog de namen toevoegen van Sallum (= Joahaz) en Jojachin (= Eljachin), die allebei slechts drie maanden aan het bewind waren. Het was een politiek onrustige tijd met voortdurende dreiging van oorlog en geweld. In 722 was er al een eind gekomen aan het koninkrijkje Israël, het Tienstammenrijk, door de val van Samaria. Delen van de bevolking waren weggevoerd naar Assyrië. Het Tweestammenrijk, Juda en Benjamin, bestond nog, maar kon ook elk moment onder de voet worden gelopen door de grootmachten: vanuit het noorden Assyrië, later Babel, vanuit het zuiden Egypte. Nadat de vrome koning Josia was gesneuveld bij de vestingstad Megiddo in de strijd tegen het Egyptische leger van farao Necho (in het jaar 609) was de kracht van Juda voorgoed gebroken. Het duurde nog ongeveer 23 jaar voordat Jeruzalem zou worden verwoest, maar de vier koningen na Josia waren niet meer dan vazallen, zetbaasjes, van buitenlandse mogendheden. Bij alle zorg en dreiging was dit het meest aangrijpende dat de leiders en het volk na de regering van Josia niet oprecht de HEERE dienden en Zijn Woord in de wind sloegen. Ondanks

alle indringende waarschuwingen van Jeremia, en ook van zijn tijdgenoot Ezechiël, kwam het niet tot bekering en zo liep de geschiedenis van het koninkrijkje Juda uit op een compleet fiasco.

Wenende Jeremia

De profeet uit Anatoth staat bekend als ‘de wenende Jeremia’. Hij maakt van zijn hart geen moordkuil. Hij is wel de meest menselijke van alle profeten genoemd. Je leert hem echt persoonlijk kennen vanuit zijn boek. We horen veel uitingen van zijn emoties. Het hart van de profeet is vol pijn en verdriet. Enerzijds heeft hij zijn volk vurig lief, anderzijds is hij verbijsterd over de verbondsbreuk en ontrouw die het volk pleegt. Jeremia is profeet met hart en ziel, met huid en haar. Heel zijn leven wordt gestempeld door zijn profetische bediening. De omstandigheden waarin hij zich bevindt en de ervaringen die hij opdoet, maken duidelijk wat het inhoudt om ‘profeet’ te zijn. Hij mag niet trouwen en hij mag geen kinderen hebben (16:2), hij mag niet gaan condoleren in een sterfhuis en niet gaan feliciteren in een bruiloftshuis. Zo komt hij meer en meer alleen te staan, eenzaam te midden van zijn eigen volk. Een man met weinig vrienden en met veel vijanden, die regelmatig gearresteerd wordt en achter slot en grendel komt te zitten vanwege zijn boodschap, die zeker bij de leiders van het volk niet in goede aarde valt. Er zijn tijden dat hij verbitterd raakt en de wanhoop nabij is, maar toch is het vooral grote volharding die hem kenmerkt en diepe liefde waardoor hij blijft bidden voor het ondankbare en vijandige volk. Op bepaalde momenten moet de HEERE hem zelfs verbieden nog langer voorbede te doen voor het volk, omdat het zich toch blijft verharden en onherroepelijk de ondergang tegemoet gaat.

Indeling en thema’s

De indeling en opbouw van het boek Jeremia is lang niet altijd duidelijk en er bestaan dan ook verschillende opvattingen over. De opzet is niet strikt chronologisch, wat wil zeggen dat een later hoofdstuk in het boek in werkelijkheid kan verwijzen naar een eerdere gebeurtenis. We gaan dus al lezend herhaaldelijk terug in de tijd. We zouden de hoofdlijn als volgt kunnen schetsen:

Hoofdstuk 1 verhaalt hoe de HEERE Jeremia roept om Zijn profeet te zijn.

De hoofdstukken 2-20 bevatten waarschijnlijk profetieën die tijdens de regering van Josia zijn uitgesproken. Af en toe is er een sprankje hoop, maar

Inleidende Bijbelstudie

Inleidende Bijbelstudie

de grondtoon van deze profetieën is somber. In de hoofdstukken 21-24 worden vooral de koningen en overige leiders met de valse profeten aangeklaagd. Hier klinkt de profetie van de Spruit, de rechtvaardige Telg (23:1-8) en ook in hoofdstuk 24 zijn er woorden van hoop. In hoofdstuk 25 lezen we van Gods gericht over de volken en in de hoofdstukken 26-35 wisselen profetieën van ondergang en van opkomend heil elkaar af. In de hoofdstukken 30-33 vinden we het ‘Troostboek van Jeremia’ met de aankondiging van een vernieuwd verbond. In hoofdstuk 35 worden de Rechabieten met hun trouw tot voorbeeld gesteld aan het ontrouwe volk.

LITERATUUR

De hoofdstukken 36-45 laten zien hoe Gods getuigenis wordt afgewezen, zodat de boekrol met Gods woorden wordt verbrand (36) en de profeet in een diepe kuil wordt geworpen (hoofdstuk 38). Na de inname van Jeruzalem door Nebukadrezar wordt de gouverneur Gedalja vermoord en komt Jeremia als balling in Egypte terecht. De hoofdstukken 4651 bevatten profetieën over tien heidense volken. Het boek eindigt in hoofdstuk 52 in mineur met de verwoesting van Jeruzalem, de wegvoering van het volk met hun diep vernederde vorst Zedekia en als klein lichtpuntje de voorkeursbehandeling van koning Jojachin in Babel.

Naast de bekende naslagwerken zoals de kanttekeningen bij de Statenbijbel en de Studiebijbel bij de Herziene Statenvertaling, de Korte Verklaring of Matthew Henry, kunnen bijvoorbeeld de volgende studiewerken

gebruikt worden:

• M.J. Paul; G. van den Brink; J.C. Bette, Studiebijbel Oude Testament, Jeremia/Klaagliederen, Veenendaal 2013

• M. Boertien, De profeet Jeremia, Kampen 1987 *

• W. van Gorsel, Profeet onder het juk, Houten 1998 *

• W. van Gorsel, Zie, de dagen komen, Houten 1999 *

• H. Jonker, De man uit Anatoth en zijn woord. Flitsen uit het leven van Jeremia, Wageningen 1952 *

• H. Lalleman–te Winkel, Jeremia, Heerenveen 2004

• H. Veldkamp, Van Reformatie tot Deportatie – Jeremia 1-24, Franeker z.j. *

• H. Veldkamp, Een dubbelleven – Jeremia 25-52 *

• H. Visser, Jeremia, profeet tussen gericht en genade, Houten 2007 *

(boeken gemerkt met * zijn alleen antiquarisch verkrijgbaar)

6

?

Vragen

1. Volgens goede gewoonte wordt heel de Bijbel, dus ook het boek Jeremia, aan tafel doorgelezen. Kunt u iets vertellen van de reacties die dit oproept bij uzelf of eventueel bij uw kinderen?

2. Welke gedeelten uit het boek Jeremia zijn er spontaan bij u bekend? Dus: wat weet u van hem en zijn prediking voordat u aan de Bijbelstudies over Jeremia begint?

3. Wat kunnen we leren van Jeremia’s bewogenheid met een hardnekkig volk? Hoe moet in onze eigen situatie onze levenshouding zijn?

Antwoorden

!
Inleidende Bijbelstudie

1

Roeping en bemoediging

Zingen

Psalm 139:7, 8, 9

Psalm 97:3

Psalm 33:5, 6

Psalm 121:2, 3

Morgenzang:3, 6

De wijze waarop Jeremia geroepen is, is veelzeggend voor de inhoud van zijn verkondiging als profeet. Zijn bediening staat onder het dubbele voorteken van de bloesemende amandeltak en de overkokende pot.

Jeremia is nog jong wanneer God hem roept tot het ambt van profeet. Niet alleen ouderen, maar ook jongeren roept de HEERE tot Zijn dienst en geeft Hij verantwoordelijke taken in Zijn koninkrijk. Diepe indruk zullen de woorden van vers 5 op Jeremia hebben gemaakt: ‘Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken’. Geheiligd wil hier zeggen: apart gezet, tot een bijzondere dienst bestemd, namelijk die van profeet. Een profeet is de mond van God tot het volk. Hij of zij is met hart en ziel, met huid en haar in dienst genomen door het Woord van God en laat het licht van het Woord schijnen over verleden, heden en toekomst.

De profeet zegt niet alleen wat er moét gebeuren en wat er gáát gebeuren, zijn woord in naam van zijn Zender roept de gebeurtenissen ook zelf op. Het is een effectief, een werkzaam Woord. Jeremia krijgt wel een heel grote ‘last’ op zijn tengere schouders gelegd: profeet van de volken te zijn, dus niet alleen voor het volk van Juda, maar zelfs voor de volken in de wereld.

In vers 5 komt ontroerend tot uitdrukking dat de HEERE Zich persoonlijk bezighoudt met de schepping van elk mensenkind. In de moederschoot zijn Gods vingers vormend bezig. Als aanstaande ouders een kind verwekken, raken zij aan dit scheppingswerk van God. Daarom past diep respect voor het menselijk leven vanaf de bevruchting.

Delen in geloof
1 8 Bijbelstudie
Lezen Jeremia

Jeremia krijgt te verstaan dat hij met een bepaalde bedoeling in het leven is geroepen. Hij is er om dienaar van het Woord te zijn! Wij hebben de neiging om precies omgekeerd te redeneren. Dan denken we dat ons leven van onszelf is en vinden het heel wat dat we onze uren en tijd aan de HEERE ter beschikking stellen. De HEERE maakt in de roeping van Jeremia duidelijk hoe de zaken er in werkelijkheid voorstaan. Je bent er als mens omdat God een bedoeling met je heeft. Je bent er niet zomaar, maar tot Gods eer. De HEERE hoeft ons dus niet dankbaar te zijn omdat wij ons leven aan Hem wijden! Nee, het is omgekeerd. De HEERE heeft ons het leven gegeven om te beantwoorden aan het door Hem gestelde doel. Nu zijn wij geen Jeremia’s, maar wat voor hem in heel bijzondere zin gold, geldt toch ook op andere wijze voor iedere gelovige (vergelijk bijvoorbeeld 1 Petr. 2:9).

Verzet en overgave

Aan de kant van de mens is er een en al verzet tegen Gods wil. Het is allerminst vanzelfsprekend dat we doen wat Hij vraagt en zo aan onze levensbestemming beantwoorden. Ook Jeremia geeft zich zomaar niet gewonnen. Hij roept uit:

’Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen’ (vs. 6). Die roep ‘ach…’ klinkt in het Hebreeuws als het kreunen van een gewond mens. Een roep van schrik, zelfbeklag of zelfs wanhoop. Het gaat dus om een erg emotionele reactie. Jeremia vindt zichzelf onbekwaam om Gods profeet te zijn. Moet hij als jong ventje advocaat van God zijn tegenover een vijandige wereld? Zelfs een gerijpt man als Mozes zag dat niet zitten toen hij bij de brandende braambos geroepen werd (Ex. 3 en 4).

Maar de HEERE gaat voor geen onwil opzij. ‘Zeg niet: ik ben maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken’ (vs. 7). Zo wordt hem de mond gesnoerd en de pas afgesneden. God weet onze onwil te overwinnen door de onweerstaanbare kracht van de Heilige Geest. Dan kúnnen we niet anders meer dan gehoorzamen en, wonderlijk genoeg, wíllen we ook niet anders meer. Immers, de God Die roept is ook de God Die bemoedigt. ‘Wees niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden, spreekt de HEERE’ (vs. 8). Opnieuw valt de overeenkomst met Exodus 3 op. Daar ontving Mozes de belofte van Gods verrassende nabijheid samengevat in de Naam, Jahwe (HEERE), ‘Ik zal er bij zijn, zoals Ik er bij zal zijn’. En zo geldt het nog voor ieder die in deze wereld

getuige van Christus mag zijn. Je staat er nooit alleen voor! Lees Mattheüs 28:20 er maar op na en houdt die belofte dagelijks voor ogen. Weet dat de Trooster, de Parakleet, is gekomen als een geweldige steun in de rug voor Christus’ gemeente bij haar moeilijke taak in een vaak vijandige of onverschillige wereld (vgl. Joh. 14:9-15; Hebr. 13:5, 6).

Bemoedigend teken

De HEERE voegt aan Zijn bemoedigende woorden een veelbetekenende daad toe. ‘Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: ‘Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond’ (vs. 9). Vroeger deed een heer zo wanneer hij een bode uitzond. Letterlijk even de lippen aanraken. Zoals ouders een hapje eten stoppen in de mond van een baby, wordt de boodschap in de mond van de profeet als boodschappenjongen gelegd. Hij mag doorgeven wat hij eerst ontvangen heeft. Jeremia heeft deze aanraking nooit meer vergeten en is zich zijn leven lang van zijn roeping als profeet bewust gebleven, ook in dagen van diepe aanvechting en hevige strijd.

De roeping van Jeremia gaat gepaard met een enorme bevoegdheid. ‘Zie, ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om te bouwen en te planten‘ (vs. 10). Zo is deze boodschappenjongen gevolmachtigde van God, Die de wereld regeert door Zijn Woord. Als Jeremia Gods woorden doorgeeft, bepalen deze het lot van Juda en Jeruzalem, alsook van de volken rondom. Deze woorden zijn geladen en krachtig en hebben een groot bereik. Dat geldt ook vandaag voor getrouwe prediking en voor het getuigenis van christenen in onze cultuur en maatschappij. Er gaat zegen vanuit, bewarende en vernieuwende kracht. Of moeten we vooral denken aan oordelende kracht? Die kant zit er ook aan en bij Jeremia staat dat zelfs voorop. Eerst wegrukken, afbreken, vernielen en omver halen. Daarna bouwen en planten. Dus vier negatieve werkwoorden en twee positieve, in deze volgorde. Dat typeert de bediening van Jeremia. Hij moet de ploegijzers van Gods wet diep door de akker van Juda halen voordat het zaad van het Evangelie in de voren kan worden gestrooid. Waar de duivel zijn paleis heeft gebouwd, kan God zomaar geen tempel bouwen.

Bijbelstudie 1

Twee veelzeggende beelden

Bij zijn roeping tot profeet krijgt Jeremia twee beelden uit het dagelijks leven te zien. Eerst vestigt de HEERE zijn aandacht op een bloeiende tak van een amandelboom. Deze boom is in het nabije oosten de eerste vruchtboom die na de wintertijd in bloei staat. Wanneer de andere planten en bomen nog bezig zijn met hun winterslaap, is de amandelboom al wakker, en druk in de weer om uit te botten met kort gesteelde witte en roze bloemen. In het Hebreeuws is hier een woordspeling: de amandelboom heet sjakeed, terwijl het woord sjokeed ‘wakker zijn’ betekent. De HEERE zegt dus eigenlijk tegen Jeremia: ‘Zie je daar de waakboom? Zo zal Ik wakker zijn over Mijn Woord. Ik zal zorgen dat Mijn Woord uitkomt, dat het geschiedt’. Gods Woord is als een tere, bloesemende tak in de winterse wereld. Zo is toen de tijd was vervuld nieuwe bloesem gekomen in Bethlehem: de geboorte van de Zaligmaker.

Eens wordt het voorjaar, maar… eerst komt het rampjaar! Het tweede visioen is dat van de kokende pot. Jeremia ziet een reuzenketel op gloeiende as

staan. Hij is wat scheefgezakt: de hoogste kant is aan de noordzij, de zuiderkant is het laagst. Wanneer straks de pot gaat overkoken, zal de inhoud aan de zuidkant naar buiten stromen. Ik denk dat Jeremia niet geweten heeft wat hij hiermee aan moest. Je bent geneigd de ketel heel gauw van het vuur te halen zodat je het overkoken tegenhoudt. Maar het gaat nu niet om actie, het gaat om meditatie. God geeft in de verzen 14 tot 16 zelf de uitleg. Vanuit het noorden (zeg maar een politieke heksenketel)

zal het kwaad komen over de inwoners van Juda. Vijandelijke legers zullen door God worden gemobiliseerd tegenover Zijn eigen volk. Dat is onherroepelijk. Zolang de pot niet overkookt, kun je denken dat er niets aan de hand is, maar intussen is het kookproces in volle gang. We zullen in de volgende Bijbelstudies zien dat in dit visioen de kerninhoud is aangegeven van de boodschap die de profeet jarenlang moest brengen. Er staat een pot op het vuur voor allen die zich niet oprecht tot God bekeren. Er bloeit een amandeltak voor allen die de naam van de HEERE aanroepen tot behoud.

10 Bijbelstudie 1

?

Vragen

1. In vers 4-10 lezen we dat God Jeremia roept.

a) Wat houdt deze roeping in?

b) Waartoe worden wij door God geroepen? (zie HC vraag en antwoord 32).

c) Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen tussen Jeremia’s roeping en onze roeping?

2. In dit hoofdstuk krijgen we een eerste indruk van Jeremia.

Antwoorden

a)

b) Welke indruk maakt Jeremia op u (vs. 6)? Hoe reageert de Heere God op Jeremia’s antwoord (vs. 7-10 en 19)?

c) Wat kunnen we hiervan leren?

3. In vers 5 lezen we hoe de HEERE Jeremia al in de moederschoot heeft gekend (vgl. Ps. 139:13-16).

a) Welke gevoelens roept dat op bij u/jou?

b) Hoe kunnen wij ons inzetten voor de bescherming van het menselijk leven vanaf de bevruchting?

4. Bij Jeremia stond de prediking van Gods oordeel voorop, zie vers 10.

a) Waarom?

b) Reageer op de volgende stelling: In elke preek of bijbelvertelling moet eerst de zonde aangewezen worden.

5. In vers 12 gaat het over de bloesemende amandeltak.

a) Wat is de boodschap van de bloesemende amandeltak?

b) Op welke manier(en) kunnen we een lijn trekken naar de Heere Jezus?

!
Bijbelstudie 1

De Levensbron verlaten!

Lezen

Jeremia 2:1-13

Zingen

Psalm 36:3

Psalm 87:5

Psalm 42:1

Psalm 81:12

Psalm 84:3

In Jeremia 2 treffen we allerlei kernthema’s aan uit Jeremia’s profetische prediking. Op de achtergrond staat steeds het verbond van God met Israël en de verbijstering van de HEERE over de ontrouw jegens Hem.

Jeremia heeft in opdracht van zijn Zender bewogen preken gehouden op de straten en pleinen van Jeruzalem. Het zijn woorden recht op de man en de vrouw af (zie vs. 4, 5). De profeet schildert God als een God van liefde. De eerste verzen van dit hoofdstuk vormen een liefdesgedicht. Iedereen moet het horen. Het volk wordt eraan herinnerd hoe God het beste met hen voor had. Er staat in vers 2: ‘Ga ten aanhoren van Jeruzalem preken’. Jeremia staat niet in een hoekje of steegje tegen een groepje van drie of vier man te spreken, maar zoekt het grootste plein op en zorgt ervoor dat een menigte mensen naar hem luistert. Luidkeels draagt hij het voor: ‘Dit is wat God zegt! Luistert toch!’ En dan volgt een aangrijpend lied van genegenheid en ontroering. In het begin hebben de mensen misschien nog niet door

over wie dit gaat… Luister maar mee: ‘Ik denk aan u, aan de genegenheid van uw jeugd’. Ik denk terug aan je liefde in de tijd toen je nog jong was. Wat hadden we het toen goed met elkaar. ‘Ik denk aan de liefde van uw bruidsdagen, toen u achter Mij aan ging in de woestijn, in een land waarin niet wordt gezaaid.’ Toen alles nog goed was, liepen we samen door de woestijn. Het land was onbezaaid, dus wist je jezelf helemaal van Mij afhankelijk. En dan is duidelijk dat dit lied gaat over God en Zijn volk. God, Die in liefde voor Zijn bruid waakt. Laat niemand het wagen ook maar een vinger naar haar uit te steken of haar ook maar een haar te krenken (vs. 3)!

Deze woorden roepen de herinnering op aan de wittebroodsweken van God en Zijn volk, de tijd van de eerste liefde. Minnaar en beminde zijn aan elkaar

Delen in geloof
12 Bijbelstudie
2

verbonden door wederzijdse genegenheid. Ze volgen elkaar. De weg is smal. Hij gaat voorop. Zij volgt. Zo is het in de begintijd van Israëls volksbestaan, als het volk pas bevrijd is uit Egypte. Er is de wolkkolom overdag en de vuurkolom ’s nachts en zo gaan ze veilig door de woestijn. De HEERE geeft dagelijks manna, brood uit de hemel, en water uit de steenrots. Hij is voor het volk een Fontein van zegeningen, een Springader van levend water.

Verwijt

Er staat in vers 3 dat Israël in die tijd heilig was voor de HEERE. Dat betekent: toegewijd. Apart gezet. Voor de ander gereserveerd. Dit woord wordt ook gebruikt voor een vrouw die verloofd is. Die is niet vrij meer, maar ‘bestemd’ voor die ene. De tijd van uittocht en woestijnreis was niet vlekkeloos. God zegt ervan in Psalm 95: ’Ik heb aan dit volk dat Mij vergat, een lange tijd verdriet gehad, ja veertig jaar hun hoon verdragen’. Maar God komt niet op die zonden en afdwalingen van vroeger terug. Dat is vergeven en vergeten. Het belangrijkste is dat Israël toen geen afgoden diende. En dat is nu helaas totaal anders, want opnieuw doet de profeet het schallen over de menigte. Hoor! En nu is de toon heel anders. Nu klinkt een indringend verwijt. God zegt: Waarom heeft uw voorgeslacht Mij verlaten? Welk onrecht hebben ze gevonden dat ze dat gedaan hebben? Welke reden hebben ze daarvoor? Waarom hebben ze Mijn naam niet aangeroepen in de nood? Ze hadden toch naar Mij kunnen vragen, de God Die het volk veilig leidde door de onherbergzame woestijn (vs. 6)? God heeft het volk toch in het beloofde land gebracht? Hij heeft toch de vijanden voor hun aangezicht weggedreven? Hij heeft ze toch eten en drinken, vrede en voorspoed gegeven in overvloed? Maar het volk heeft het land verontreinigd door afgoderij en ongehoorzaamheid. De leiders gingen voorop in het kwaad. De priesters riepen Gods Naam niet aan en luisterden niet naar de geboden. De profeten gingen spreken in naam van de afgod Baal. Ze braken hun trouw aan God. Zij miskenden de eis van de HEERE om de enige God te zijn.

God voert een rechtsgeding, waarin Hij de hemelen oproept als getuigen tegen Zijn volk. Heeft iemand het ooit eerder meegemaakt dat een volk zijn goden omruilde? Er is geen eerder geval bekend! In de verzen 10-12 spreekt God daarvan. Dat hebben in het westen de Kittiërs, de mensen op Cyprus, niet gedaan en de bedoeïenen in Kedar, in het oosten, evenmin. Dat ongehoorde heeft Israël echter wél gedaan. De

profeet Jeremia spreekt in vers 13 namens God een klacht uit, die tegelijkertijd een aanklacht is. Mensen verlaten de Bron om zich tevreden te stellen met een oude gebroken bak slootwater. Zodra wij ons leven niet meer in dienst stellen voor de levende God, Die het leven geeft en onderhoudt, en Hem inruilen voor iets wat uit deze wereld is en wat wij zelf gemaakt hebben, bedriegen wij onszelf en loopt ons leven op niets uit.

Gebroken bak

Tegenover ‘levend water’ staat ‘dood water’, regenwater dat opgevangen is in een bak, een cisterne. Zo’n bak, gemetseld of uitgehouwen in de rotsen, wordt met kalk waterdicht gemaakt. Maar na verloop van tijd komen er scheuren in de kalk. Dan staat daar een gebroken bak, vol brak water met algen erin. De bak loopt leeg en er blijft niets over. Wat is nu in geestelijke zin ‘dood water uit gebroken bakken’? Dat wordt heel scherp aangegeven in vers 5. Daar worden andere goden gekarakteriseerd met het woord nietigheid (leegte of wind): ‘dat zij achter nietige dingen zijn aangegaan - en zelf nietig zijn geworden’. Het is een grote belediging voor God om voor deze afgoden, die lucht zijn, aan de kant te worden gezet. De ijzersterke regel die ook vandaag nog geldt, luidt: wie afgoden dient, wordt aan hen gelijk. Als je in niets gelooft, dan word je zelf tot niets. Je raakt immers betrokken op wat je gelooft en je wordt bepaald door wat je gelooft. Jouw god bepaalt wie jij bent. Wie in de leegte gelooft, is zelf leegte. Wie in het toeval gelooft, zegt ook dat zijn eigen bestaan toeval is en is zelf toeval geworden. Zeg mij in wat u gelooft… en ik zeg u wie u bent. Leef je alleen voor je geld? Dan is je leven kennelijk niet meer waard dan het saldo op de bank. Iemand zegt: ‘Ik geloof in mijzelf’. Geloven in jezelf lijkt een prima basis zolang je gezond en sterk en succesvol bent. Maar als het anders wordt in je leven, ga je met je eigen kracht keihard onderuit. Geloof je in succes, dan maak je jezelf tot een mislukking zodra het minder gaat. Geloof je in uiterlijke schoonheid, dan raak je teleurgesteld bij het ouder worden. Het zijn allemaal gebroken bakken, het is niets dan dood water dat nog wegsijpelt ook, en waar straks niets meer van over is. We zien hier het wezen van de zonde: God verlaten. Dit kwaad straft zichzelf. Wie zich van God afscheidt, snijdt zichzelf van het leven af. De afvalligen wonen in het dorre (Ps. 68:7). Hoe verder we wegdwalen van de Springader, hoe meer ons bestaan een woestijn zonder genade wordt. De regen blijft op een bepaald

Bijbelstudie 2

moment uit. Onze bakken komen droog te staan. Op een dag is ons geld op. Onze gezondheid laat ons in de steek. Onze plannen vallen in duigen, er gaat een streep door onze berekeningen, onze mooi-weerscenario’s blijken niet te kloppen.

Beloften

God klaagt via de profeet Zijn volk aan. Er wordt een spiegel voorgehouden die niet vleit. Maar de reden waarom God dat doet, is dat Hij dit volk ondanks alles niet loslaat. Hij blijft Israël aanspreken als ‘Mijn volk’ wanneer Hij worstelt om haar behoud. Dat doet Hij ook nu nog. Ook vandaag de dag heeft God het volk van de Joden niet losgelaten en blijft Hij met dat verbondsvolk bezig om het te Zijner tijd weer aan Zijn

hart te drukken. God blijft ook met het Nederlandse volk bezig, met de Protestantse Kerk, met de hervormde gemeenten, met u en mij. De Fontein die God is, geeft altijd water! Of we nu jong zijn of oud, ziek of gezond, blij of verdrietig, of het nu dag is of nacht, zomer of winter, we kunnen terecht bij de HEERE als de Springader van het levende water. De talloze beloften uit de Bijbel zijn allemaal emmers om daarmee te putten uit deze Fontein, in alle mogelijke omstandigheden. God nodigt ons uit en dringt er bij ons op aan: Probeer Mij maar eens uit te putten en kom er dan achter dat Ik onuitputtelijk ben en altijd weer boven bidden en denken weet te geven; wees niet te gauw tevreden (Openb. 22:17).

14 Bijbelstudie 2

?

Vragen

1. Het volk van Israël in de dagen van Jeremia wijst de liefde van God (vs. 2) af.

a) Welke verwijten klinken uit de mond van Jeremia (vs. 5-11)?

b) Welke gevoelens klinken in deze verzen door?

c) Wat doet het met u als liefde of genegenheid in vriendschappen of relatie afgewezen wordt?

2. Wie God verlaat, verlaat de Bron van levend water (vs. 13).

a) Wat hebben de woorden van Jezus in Johannes 7:37 en 4:14 ons te zeggen?

b) Hoe drinken we uit Hem als de Levensfontein?

3. God zegt dat Zijn verbondsvolk een dubbel kwaad heeft gedaan (vs. 13).

a) Wat houdt dat dubbele kwaad in?

b) Kunnen we ook van Europa (Nederland) zeggen wat de HEERE hier van Israël zegt? Spuwen we in de Bron waaruit we eeuwenlang gedronken hebben?

4. In vers 5 staat dat wie achter nietige dingen (afgoden) aangaat, zelf nietig wordt.

a) Kunt u daar voorbeelden van geven uit de Bijbel?

b) En uit de actualiteit?

5. God zegt in liefde de waarheid.

a) Moeten ook wij elkaar, en bijvoorbeeld onze (klein)kinderen, in liefde de waarheid zeggen?

b) Wat is daarvoor nodig?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 2

Indringend appèl in de tempelpoort

Lezen

Jeremia 7:1-15 (vgl. Jer. 26)

Zingen

Psalm 15:1, 2

Psalm 24:2, 3

Psalm 31:16, 17

Psalm 27:3, 7

De tempelprediking van Jeremia is een aangrijpend moment in zijn optreden. Het uitspreken van dit ontdekkende getuigenis in Jeruzalem heeft ingrijpende gevolgen. Hoewel Jeremia niet gevangen wordt gezet, willen velen hem doden.

Het is goed naast Jeremia 7 ook Jeremia 26 te lezen, waar we meer informatie krijgen over de historische achtergrond van Jeremia’s appèl bij de poort tussen het voorhof en het Heilige van de tempel. Het speelt zich af in het jaar 608 voor Christus. In Jeruzalem zijn velen samengekomen vanwege het Nieuwjaarsfeest. De tijden zijn donker: een jaar geleden is de vrome koning Josia bij Megiddo gesneuveld in het gevecht tegen farao Necho van Egypte. De huidige koning Jojachin is eigenlijk niet meer dan een zetbaas van de farao. Voor de toekomst is de situatie dreigend. Maar juist daarom klampen de mensen zich des te meer vast aan de betekenis van de tempel, het huis van God. Bij alles wat wankelt, staat voor hen tenminste nog vast dat Gods huis nooit verloren kan gaan.

Was de tempel niet veilig overeind gebleven in de dagen van koning Hizkia, toen de Assyriërs de aftocht moesten blazen? Dat had toen toch ook niemand kunnen denken? En dat is toch zeker een helder bewijs dat Jeruzalem nooit verloren kan gaan? Graag komen de mensen om te offeren, te bidden en vlak bij de poort waar Jeremia staat de offermaaltijd te gebruiken.

Verbondsautomatisme

De mensen met hun zorgen en beslommeringen mogen van de profeet toch wel een bemoedigend woord verwachten? Een prediking in de lijn van verschillende populaire profeten die de boodschap brengen van ‘vrede, vrede en geen gevaar’. Zo

Delen in geloof
3 16 Bijbelstudie

horen de mensen het graag (zie 5:30 over de leugenprofeten en 6:14 over de prediking van goedkope genade). De tijden zijn al moeilijk genoeg en dan heb je toch zeker behoefte aan een positief verhaal? De slogan waar de mensen in bevestigd willen worden, luidt: ‘dit is de tempel van de HEERE’ en dat tot drie keer toe. Als een bezweringsformule om het onheil af te weren. In feite betekent dit driemaal hoera voor eigen vroomheid. Hun geloofszekerheid is echter gebaseerd op verkeerde argumenten. Wellicht hebben ze zich laten voorstaan op de hervormingen die door koning Josia waren doorgevoerd en waardoor de tempeldienst was gezuiverd van afgoderij en gruwelijke zonden. Die op zichzelf betekenisvolle reformatie heeft echter bij velen niet tot waarachtige bekering geleid. Zo leeft er bij velen een gevaarlijk ‘verbondsautomatisme’: het zit wel goed met ons omdat we immers het verbondsvolk van God zijn. De mensen maken op deze manier van de tempel een mascotte, zoals dat vroeger was gebeurd met de ark, de verbondskist van de HEERE (zie 1 Sam. 4 en 5). Op die manier wordt er afgoderij bedreven met het heiligdom. De eer die God alleen toekomt, wordt overgebracht op hout en steen. Het ergste is dat de mensen niet eerlijk zijn voor God. Ze willen tempelveiligheid zonder tempelheiligheid (H. Veldkamp). Ook voor ons ligt hier een ernstige waarschuwing. Kerkgang is heel goed, maar daarmee zijn we er niet. Het gaat om heiliging van ons leven. Hoe ligt het met mijn naaste? Wat zijn mijn afgoden, waar vertrouw ik op? Heb ik oog voor de kwetsbare ander in of buiten de gemeente?

Ommekeer

Jeremia kan onmogelijk aan de verwachtingen van zijn toehoorders voldoen. Hij moet het Woord brengen dat de HEERE hem ingeeft en dat als een vuur in zijn binnenste brandt (zie 20:9). Dat wordt hem bepaald niet in dank afgenomen. Hij wordt beschouwd als spelbreker op het mooie godsdienstige feest. Ontmaskerend zijn de woorden in naam van zijn Zender: ’Laat uw wegen en uw daden goed zijn, dan laat Ik u wonen in deze plaats’ (vs. 3). Het Hebreeuwse woord dat hier voor ‘wonen’ wordt gebruikt, onderstreept dat het niet vanzelfsprekend is, maar een wonder van genade dat ze in het door God gegeven land mogen verblijven. Dat voorrecht moet gepaard gaan met oprechte gehoorzaamheid. Tegenover schijnbaar vrome woorden zonder hart, godsdienstige lippentaal, stelt de profeet daadwerkelijke ommekeer, leven

volgens Gods Thora. In vers 4 wordt het de mensen aangezegd dat ze zichzelf bedriegen met hun bezwerende spreekkoren over de tempel die nooit verloren gaat. Zeker, God heeft nog steeds het goede met hen voor. Hij reikt hun opnieuw de hand nu het nog niet te laat is. Maar het is wel één minuut voor twaalf! Hoogst urgent is nu een daadwerkelijke ommekeer naar de naaste in nood.

Maatschappelijk onrecht

Uit de woorden van Jeremia blijkt dat er in Juda veel maatschappelijk onrecht heerste, waarbij de koning het slechte voorbeeld gaf (zie 22:13-17).

Het profetische woord roept op tot werkelijk recht doen aan de naaste, opkomen voor de zwakken en behoeftigen zoals de vreemdeling, de wees en de weduwe. Eerlijk zijn in de rechtspraak zodat er geen onschuldig bloed vloeit. Geen andere goden in plaats stellen van de levende God. Het gaat dus om oprechte liefde tot de naaste als onszelf in onlosmakelijke verbondenheid met de liefde tot God bovenal. Dan alleen hebben stad en tempel van Jeruzalem toekomst en zullen de Joden er eeuw uit, eeuw in, mogen wonen. Dan zal er sjaloom zijn. Maar de realiteit is anders. En Jeremia is er bepaald de man niet naar om een blad voor de mond te nemen. Hij zegt het scherp en onomwonden dat het schijnbaar zo godsdienstige volk de Tien Geboden met voeten treedt. Lees vers 9 maar. En als je dan zonder oprechte bekering durft te zeggen in Gods huis dat je gered bent en dat je niets kan overkomen, is er een profeet nodig die de valse vrede doorbreekt en zegt waar het op staat: dat dit volk van Gods huis een rovershol maakt. Een plek waar criminelen zich veilig voelen om even tot rust te komen en vervolgens weer nieuwe misdaden te gaan plegen. De HEERE heeft dit alles gezien en Hij zal dat niet tolereren (vs. 11). Vele eeuwen later zal de Heere Jezus hierover Zijn heilige toorn doen blijken (Mark. 11:15-19). Laten we beseffen dat we de HEERE nooit met schone schijn tevreden kunnen stellen. Hij kijkt daar met Zijn vuur vlammende ogen dwars doorheen. Bidden we daarom om oprechtheid, zodat we niet hinken op twee gedachten, maar leven uit de vaste keus om de HEERE te dienen. Jeremia’s boodschap komt tot een climax wanneer hij zegt dat het Sion (Jeruzalem met de tempelberg) hetzelfde zal vergaan als het honderden jaren geleden met Silo is gegaan. Ook daar was het heiligdom van God gevestigd, de ark van het verbond stond er en de richter Samuël verrichtte er zijn dienst.

Bijbelstudie 3

Maar Silo is verwoest in de oorlog met de Filistijnen (waarschijnlijk rond 1050 voor Christus in de as gelegd). ‘De bulldozer van het gericht veegt Sion bij Silo op één grote puinhoop’ (H. Visser). En zoals het noordelijk rijk van de tien stammen (Efraïm) in 722 is weggevoerd naar Assyrië, zo zal het met de twee stammen Juda en Benjamin ook gaan.

Negatieve reactie

Hoe is deze boodschap ontvangen? Bogen de tempelgangers in Jeruzalem onder het ontdekkende en alarmerende woord van God? Helaas, in Jeremia 26 lezen we iets heel anders. In dat hoofdstuk heeft Jeremia’s secretaris Baruch dezelfde prediking die we in hoofdstuk 7 lezen kort samengevat, en verder verteld hoe het volk, aangevoerd door de priesters en de profeten, reageerde. Het werd Jeremia uiterst kwalijk genomen dat hij ‘heilige huisjes’, ja letterlijk ‘het heilige huis’ had aangetast. Er werd geroepen dat deze onheilsprofeet de doodstraf had verdiend met zijn ontmoedigende en ontluisterende prediking en het scheelde menselijkerwijs gesproken maar weinig of het volk had de profeet gestenigd of gelyncht. Gelukkig reageerden de autoriteiten wat meer bezonnen. Er waren ook mannen uit de oudsten van het land die eraan herinnerden dat de profeet Micha

zo’n negentig jaar eerder soortgelijke woorden had gesproken over de verwoesting van de tempel en dat hem toen geen strobreed in de weg was gelegd. Voor Jeremia week op dat moment op basis van dit precedent voorlopig de doodsdreiging, maar hoe gevaarlijk de situatie toch was, bleek wel uit wat er met zijn collega Uria gebeurde. Deze getrouwe profeet, die dezelfde boodschap bracht als Jeremia, werd door koning Jojakim omgebracht (26:20-23)!

Hoogste Profeet en Leraar

Laten we nadenken over de actualiteit van deze indringende tempelprediking van Jeremia. Denk aan de tranen van de hoogste Profeet, Jezus Zelf, over het onwillige Jeruzalem (Matth. 23:37-39). En worden we er maar stil van dat de HEERE nog altijd doorgaat met Zijn bewogen appèl… Verder kunnen we de lijn doortrekken van de verwerping van Jeremia door het volk naar de verwerping van de hoogste Profeet en Leraar, Jezus Christus Zelf. Jeremia werd na valse beschuldiging vrijgelaten, maar Jezus is onschuldig ter dood veroordeeld. Door de kracht van Zijn dood en opstanding gaat het Woord voort door de wereld en het overwint de tegenstand tot eer van God en heil van mensen.

18 Bijbelstudie 3

?

Vragen

1. In vers 4 roept Jeremia het volk op om hun vertrouwen niet op bedrieglijke woorden te stellen.

a) Wat bedoelt Jeremia?

b) Lees 1 Samuël 4 en bespreek wat God verdriet doet.

2. De mensen ten tijde van Jeremia willen tempelveiligheid zonder tempelheiligheid.

a) Vertaal dit eens door naar onze tijd.

b) Hoe ligt dit in uw/jouw leven?

c) Wat is er nodig? (zie vs. 5-7)

3. Ommekeer naar God is meteen ook ommekeer naar de naaste in nood (vs. 5 en 6). Hoe kunnen we dit in onze eigen situatie handen en voeten geven?

4. God belooft het volk dat ze - als ze hun leven beteren - op ‘deze plaats’ mogen blijven wonen (vs. 3 en 7).

a) Wat heeft het voorbeeld van Silo (vs. 12-14) ons te zeggen?

b) Lees Openbaring 21:3 en deel wat je raakt in dit vers.

5. Gods Woord overwint de tegenstand van mensen.

a) Geef enkele bijbelse voorbeelden.

b) Ziet u/zie jij dit ook in uw/jouw eigen leven en in de wereld om ons heen?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 3

De linnen gordel en de gevulde wijnkruiken

Lezen

Jeremia 13:1-14

Zingen

Psalm 95:4, 5

Psalm 143:10

Psalm 32:5, 6

Psalm 92:7, 8

Profetische prediking gebeurt niet alleen met woorden, maar zeker ook door middel van symbolische voorstellingen en handelingen die het gesproken woord onderstrepen en verduidelijken. De boodschap van God wordt indringender: wat de mensen niet willen horen, zien ze nu voor ogen.

Symbolische handeling

Jeremia krijgt de opdracht op de markt een kostbare linnen gordel te kopen, zoals de priesters die gewoonlijk droegen. Bij een gordel moeten we denken aan een soort riem die om de heupen gedragen werd om de kleding bijeen te houden. Zo’n riem is letterlijk een intieme band. Wanneer David en Jonathan als bezegeling van hun verbond onder andere hun gordel uitwisselen, wijst dit op hun hechte verbondenheid als vrienden voor het leven (1 Sam. 18:4). Jeremia wordt op het hart gebonden dat deze gordel niet in aanraking mag komen met water, want daar kan het linnen niet tegen. ‘Water’ staat in het Oude Testament vaak symbool voor het bedervende, de chaos, de dood (in ander verband

staat het echter juist voor leven en vruchtbaarheid).

Ik stel mij voor dat Jeremia bij deze aankoop zoveel mogelijk mensen in en om Jeruzalem betrokken heeft, en hun heeft laten merken dat hij een stevige prijs over had voor de nieuwe gordel en dat hij er zeer zorgvuldig mee omging. Hij wilde immers de nieuwsgierigheid prikkelen. De mensen moesten zich gaan afvragen wat hij nu weer van plan was. Er gaat vervolgens enige tijd overheen, waarin Jeremia de gordel dagelijks draagt. Na verloop van die periode krijgt Jeremia een vervolgopdracht. Nu maakt de Heere hem bekend dat hij de gordel bij de Eufraat moet verbergen in de kloof van een rots, dus in een vochtige omgeving dicht bij de rivier. Uitleggers zijn

Delen in geloof
4 20 Bijbelstudie

het er niet over eens of de profeet inderdaad een weken durende reis van 1000 kilometer naar de verre Eufraat moest maken of dat we moeten denken aan de Wadi Fara, ruim een uur ten noordoosten van zijn woonplaats Anatoth en drie uur vanaf Jeruzalem. Hoe dan ook, het is van belang dat de mensen een verband leggen met het heidense rijk van Babel, waar de Eufraat stroomt.

Er gaat opnieuw een tijd overheen en dan krijgt Jeremia de opdracht om terug te keren naar de plek waar hij de gordel heeft verborgen en deze daar op te halen en weer te gaan dragen. Maar de gordel blijkt vergaan te zijn, dusdanig aangetast door het water dat hij nergens meer toe deugt. De kostbare riem is nutteloos en waardeloos geworden. Jeremia zal op de straten van Jeruzalem aan ieder die wilde kijken het bedorven kledingstuk hebben getoond en daarbij de nodige uitleg gegeven hebben.

Uitleg

Wat houdt die uitleg in? We lezen het in de verzen

9-11. Het gaat om de volgende elementen:

• Zoals die kostbare linnen gordel gehecht is aan het lichaam van Jeremia, zo heb Ik, de HEERE, het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht, spreekt de HEERE. Dit volk is uitverkoren als bijzonder eigendom en sieraad van God. Hij heeft kosten noch moeite gespaard om Zich dit volk te verwerven.

• Het gaat werkelijk om een nauwe, persoonlijke band, waar niemand anders tussen mag komen. God draagt dit volk onder Zijn kloppende Vaderhart, dicht tegen Zijn ingewanden, die rommelen van barmhartigheid.

• Door deze verbondenheid met de HEERE kan het volk aan zijn doel beantwoorden, namelijk er te zijn tot een naam en tot lof en tot luister. Het zou bestaan tot eer van God en daardoor zelf ook schitteren en blinken. Het zou een priesterlijk en heilig volk zijn (Ex. 19:6).

• Maar het volk heeft niet naar Gods stem willen luisteren. Zo is er verwijdering gekomen. In hoogmoed en grote trots keren Juda en Jeruzalem zich van de levende God af en weigeren ze naar Gods woorden te luisteren. In plaats daarvan volgen ze de ingevingen van hun verharde hart en gaan de afgoden achterna. Hun voorkeur geldt de goden van de Eufraat, van Assyrië en Babel, in plaats van trouw te blijven aan de God van Israël! De verzen 9 en 10 drukken precies uit wat de zonde van Juda is: hoogmoed,

koppigheid, ongehoorzaamheid, ontrouw.

• Met de vreemde goden heeft het volk de heidense cultuur ingedronken als water. Terwijl Gods volk juist apart moet blijven staan als een gehoorzaam en toegewijd volk, is het doortrokken van het heidendom en brengt het zelfs gruwelijke kinderoffers.

• Gevolg hiervan is dat het volk van Juda net als die bedorven gordel nergens meer toe deugt en als waardeloos weggeworpen moet worden. Dat is de consequentie van de zonde als verwijdering van God: we missen onze bestemming en worden nutteloos. Wat zo mooi had kunnen zijn, loopt op een mislukking uit.

• Toch wordt de linnen riem weer opgegraven: God laat het er niet bij zitten, en zoekt Israël ondanks alles weer op!

Op deze wijze heeft Jeremia zijn kernboodschap opnieuw onder de aandacht gebracht, en wel zo helder dat een kind het kan begrijpen. Niemand hoeft te beweren dat hij of zij de boodschap niet heeft kunnen vatten. Maar helaas, Jeruzalem wil er niet aan en blijft zich verharden.

Onze situatie

Hoe luisteren we persoonlijk naar deze boodschap?

Wat er ook verschillend is tussen onze situatie en die van Juda in Jeremia’s tijd, ook met ons heeft de HEERE een innig verbond gesloten. Het doopformulier spreekt ervan dat we geroepen zijn de Heere aan te hangen, op Hem te vertrouwen en Hem lief te hebben met hart en ziel. Het gaat niet om een formeel contract, maar om een innig contact, een liefdevolle relatie. Het komt aan op geloof, hoop en liefde. Doen alsof, een schone schijn ophouden, heeft geen enkele zin. Je kunt niet als een gordel rond de lenden van de Heere zijn en tegelijkertijd afstand houden zodat er van alles tussen Hem en ons in blijft staan. De Heere Jezus gebruikt het prachtige beeld van de Wijnstok en de ranken (Joh. 15). Wanneer we door geloof in Hem blijven en Hij in ons, dragen we veel vrucht en zijn we als een sieraad voor de hemelse Landman. Laat ons gebed zijn: ’Laat me in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland Die de Wijnstok zijt’. Zo niet, dan zijn we ‘een wis verderf gewijd’. H. Veldkamp schrijft terecht: ’De verlossingsdaad was er niet om ons later veilig in de hemel te zetten, maar om ons leven op aarde op te eisen voor Zijn Naam en Zijn lof’.

Bijbelstudie 4

Gevulde wijnkruiken

Het tweede beeld sluit waarschijnlijk aan bij een in de tijd van Jeremia bekend spreekwoord: ’Elke kruik wordt gevuld met wijn’. Moeten we dit zien als een staaltje dronkemanstaal, in de trant van: ‘we nemen er nog één en we gaan nog niet naar huis’? Dat zou zeker kunnen en het zou onderstrepen dat Jeremia geen middel onbeproefd laat om de aandacht te trekken voor zijn boodschap. Het lijkt even alsof hij zich mengt onder de populaire broeders, die voorzangers zijn in het koor dat zingt: ’Jeruzalem gaat nooit verloren!’ De reactie op de woorden van de profeet is in eerste instantie: ’Dat weten we ook wel, dat alle flessen vol moeten zijn met wijn zodat we onbeperkt kunnen drinken’. Zo zijn we het goed met je eens, Jeremia, eindelijk praat je eens verstandige taal, waarmee we uit de voeten kunnen! Maar al gauw komen de toehoorders erachter dat de strekking van Jeremia’s woorden heel anders is. In naam van de HEERE zegt de profeet dat alle inwoners van het land, inclusief koningen, priesters en profeten, boordevol met wijn gevuld zullen worden. Vervolgens zal God die vaten stukslaan, zodat er niets dan brokstukken over blijven. Eerst is er de dronkemansroes en vervolgens is er de totale ondergang.

We zien hier dat Jeremia’s boodschap gaandeweg radicaler wordt. Eerst mag hij bij alle waarschuwing uit naam van zijn Zender toch steeds nog de deur van de genade op een kier zetten. Maar de woorden worden bij uitblijvende bekering van het volk steeds dreigender en de gebruikte beelden al drastischer. Vergelijk hiermee bijvoorbeeld het breken van een pottenbakkerskruik in Jeremia 19:10.

Ten slotte is het van betekenis om ook hier de lijnen door te trekken naar Christus. Hij Die als de geliefde Zoon de Vader altijd heeft aangekleefd als een sierlijke gordel, is om onze zonde van de gemeenschap met Zijn Vader uitgesloten en overgegeven aan de golven van de ongerechtigheid. Hij is tot een bedorven gordel gemaakt, opdat wij, verloren zondaars, door het geloof in Hem weer met God herenigd zouden worden en zo opnieuw als sieraden kunnen schitteren tot Gods eer. Christus is als een kruik gevuld met de wijn van Gods toorn en op Golgotha in stukken gebroken, opdat we in verwondering het gebroken brood mogen eten en de vergoten wijn drinken, die in het geloof voor ons tekenen zijn van Gods liefde en barmhartigheid.

22 Bijbelstudie 4

?

Vragen

1. Jeremia krijgt de opdracht een linnen gordel te kopen en te dragen (vs. 1).

a) Wat wil de Heere het volk hiermee duidelijk maken?

b) Noem Bijbelteksten die de betekenis van de linnen gordel onderstrepen.

2. Welk verband ziet u tussen de linnen gordel en uw doop?

3. Toen Jeremia de gordel na verloop van tijd ging halen, was hij bedorven (vs. 7).

a) Wat betekende dat voor het volk Israël? (vs. 9 en 10)

b) ‘Christus is tot een bedorven gordel gemaakt.’ Wat roept dat bij u op?

4. Beseffen we dat het God er bij onze verlossing om te doen is dat we leven tot Zijn eer (vs. 11)?

Of staat bij ons voorop dat we in de hemel willen komen?

Zo ja, hoe zou dat kunnen veranderen?

5. Gevulde kruiken worden door God in stukken geslagen (vs. 14).

a) Moeten deze oordeelswoorden ook in onze tijd gesproken worden?

b) Is er nog hoop?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 4

Jeremia’s klacht en aanvechting

Lezen

Jeremia 20:7-18

Zingen

Psalm 130:1

Psalm 88:1, 2, 11

Psalm 42:2 ,4 Psalm 119:85, 88

Jeremia’s optreden naar buiten toe wordt gekenmerkt door onverzettelijkheid. Als ‘Gods megafoon’ communiceert hij zonder mensenvrees de hem opgedragen boodschap. Maar wanneer we achter de schermen kijken, ontmoeten we een diep aangevochten mens.

Iemand vroeg aan een rabbijn waarom God in het Oude Testament ‘de God van Abraham, Izak en Jakob’ wordt genoemd. De rabbijn antwoordde: ’Omdat God ons als Abraham uit onze zekerheden wegroept, omdat Hij ons als Izak uit de dood redt en omdat Hij met ons worstelt, zoals met Jakob bij de Jabbok’. Over dit leven met God weet Jeremia mee te praten. Ook hij is uit de zekerheid weggeroepen, keer op keer bevindt hij zich in benarde situaties en herhaaldelijk worstelt hij heftig met God.

Er is geen profeet die zich zo diep in zijn hart laat kijken als Jeremia. Niets menselijks blijkt hem vreemd te zijn. Op niet minder dan vijf plaatsen in zijn boek treffen we zijn persoonlijke klachten en aanvechtingen aan (deze worden wel de

belijdenissen of confessiones van Jeremia genoemd, namelijk 11:18-12:6; 15:10-21; 17:12-18; 18:18-23 en 20:7-18). Hij schildert zichzelf daarin als ‘een argeloos lam dat ter slachting wordt geleid, want ik wist niet dat zij tegen mij plannen bedachten’ (11:19). Hij komt tot heftige uitspraken waarbij hij lijkt te twijfelen aan de zin van zijn leven: ’Wee mij, mijn moeder, dat u mij gebaard hebt, een man van onenigheid en een man van ruzie voor heel het land’ (15:10).

Als niemand naar je boodschap luistert en je ondanks al je goede bedoelingen voor een oproerkraaier en twistzoeker wordt uitgemaakt – een dwarsligger die altijd maar tegendraads is -, kun je zover komen dat je alle moed verliest, ook al weet je nog zo goed dat

Delen in geloof
24 Bijbelstudie
5

je een geroepen profeet bent. Het doet Jeremia diepe pijn wanneer hem voor de voeten wordt geworpen dat zijn profetieën toch niet uitkomen. Hij kondigt wel telkens oordelen van God aan, maar er lijkt nog steeds geen vuiltje aan de lucht (17:15). Jeremia roept Gods wraak in tegen zijn verbitterde vijanden (18:22). Het lezen van zulke bittere woorden stelt ons voor de vraag of Jeremia hier helemaal de weg kwijt is. Hoe moeten we de roep om wraak zien? Is daar plaats voor in het hart van de oprechte gelovige of is dit bij Jeremia een overblijfsel van ‘de oude mens’? In elk geval staat Jeremia niet als modelgelovige mijlenver boven ons, maar als broeder in alle nood en aanvechting vlak naast ons.

In de kerker

Op een dag, als Jeremia weer op het tempelplein staat om het definitieve oordeel over Jeruzalem uit te spreken, is voor Pashur, het hoofd van de tempelwacht, de maat vol. Deze functionaris is er helemaal klaar mee dat die Jeremia zich steeds weer zo negatief uitlaat over wat hij zelf als een heilige zaak beschouwt. Zijn maatregelen liegen er dan ook niet om. Pashur laat Jeremia in elkaar slaan, en na hem gegeseld te hebben in de gevangenis gooien.

Daar zit Jeremia in een uiterst pijnlijke houding: de voeten in het blok, zodat hij zich nauwelijks bewegen kan, met bebloede rug, in een cel in ‘de bovenste Benjaminpoort’ vlak bij het tempelplein. Hij die zo intens van zijn volk houdt, wordt behandeld als een gevaarlijke crimineel en landverrader. Zo gaat het nog steeds in deze wereld: waar het Woord van God zuiver gebracht wordt, volgt veelal geen applaus, maar verzet en tegenstand, zodat zelfs de gevangenisdeuren sluiten achter Gods trouwe getuigen. Wellicht heeft de profeet in die donkere nacht de woorden gesproken die we vinden in 20:7-18. Op die woorden gaan we nu wat dieper in. Het zijn bepaald geen lofliederen die Jeremia zingt in de nacht, zoals Paulus en Silas dat later deden in een kerker in Filippi (Hand. 16:25). Eerder bittere klaagpsalmen zoals Psalm 88, een roepen uit diepten van aanvechting en wanhoop. We moeten hierbij voorop stellen dat Jeremia leed door zijn oprechte trouw aan de HEERE én zijn hartelijke verbondenheid met zijn volk. In dat lijden gaat hij echter heen over de grenzen van wat verantwoord en gepast is tegenover God. Zo werpt hij in vers 7 God voor de voeten dat Deze hem overgehaald heeft en Zich zelfs aan hem vergrepen heeft om de ondankbare taak van profeet op zich te nemen (het Hebreeuws heeft zelfs de

bijklank van verkrachting, Ex. 22:16). Zo is hij voor iedereen een lachertje geworden, mikpunt van hoon en agressie. Zijn leven staat in het teken van geweld en verwoesting (vs. 8).

Hij heeft zich meer dan eens voorgenomen te stoppen met zijn bediening en te stoppen met profeteren. Maar dat lukte hem niet. In vers 9 tekent hij de kracht van het Woord van God dat brandt als een vuur in het binnenste van wie het ontvangt. Het is dan niet langer eigen keus om te spreken of te zwijgen. De nood is opgelegd om de boodschap van God door te geven, anders zou het vuur van binnenuit verteren! Maar de mensen reageren negatief. Ze hebben zelfs de dreigende woorden die Jeremia aan het adres van Pashur had uitgesproken (vs. 3) op hem zelf toegepast: Magor-Missabib, Angst van alle Kant, een angsthaas die iedereen angst wil aanjagen, een prediker van hel en verdoemenis. In de verzen 11 tot en met 13 is de profeet als een drenkeling die midden in de stormvloed houvast vindt en het hoofd boven water houdt door zich vast te klampen aan een reddingboei. Er valt een baan van licht in de donkere kerker. Ineens weet hij weer dat de HEERE bij hem is (dat is immers de betekenis van Zijn Naam: Ik ben er bij!). Als een machtige Held zal God het voor hem opnemen tegen zijn bestrijders. Ze zullen voor eeuwig te schande worden. Er komt licht voor de worstelende Jeremia zodra hij boven alle omstandigheden uit weer op God leert zien. Dan ziet hij de HEERE van de hemelse legermachten voor zich, Die de Alwetende is. God proeft de nieren en het hart, de diepste intenties van de vijanden zijn voor Hem als een open boek. De profeet mag op dat moment zijn rechtszaak in Gods handen overgeven. Er komt rust in zijn hart, zodat hij toch een lofpsalm kan gaan zingen alsof hij, terwijl er aan de uiterlijke omstandigheden niets veranderd is, nu al is gered uit de hand van de kwaaddoeners.

En toch gaat God door

Maar helaas, zo blijft het niet. De lichtbaan in de donkere kerker verdwijnt en vervolgens is het duister dichter dan ooit. Van de bergtoppen van het geloof stort Jeremia neer in afgronddiepe verbijstering. In zijn strijd loopt hij met zijn hartverscheurende waaroms stuk op God. Voor hem hoeft het allemaal niet meer, God kan Zijn opdracht en roeping terug krijgen. In de verzen 14 tot en met 19 zien we hoe een gelovig mens alles soms helemaal kwijt kan zijn en op zwart zaad kan zitten. Hij vervloekt de dag waarop hij geboren is, de dag waarop zijn moeder

Bijbelstudie 5

hem gebaard heeft. Hij vervloekt de man die aan zijn vader indertijd de blijde boodschap bracht dat hem een zoontje was geboren. Ja, die boodschapper moet het maar vergaan als Sodom en Gomorra, steden die door God ondersteboven zijn gekeerd. Was mijn moeder maar mijn graf geworden en was haar baarmoeder maar eeuwig zwanger geweest (vs. 18). Daar stopt het en stokt het wat Jeremia betreft. Hij gaat hier echt te ver en spreekt zondige taal. Er is kennelijk geen licht en geen uitzicht meer. Het heeft ons veel te zeggen dat dit hoofdstuk zo abrupt en onbevredigend ophoudt. Er zijn kennelijk tijden in het geloofsleven dat het bij klagen en vragen blijft, zonder dat een antwoord wordt gevonden. We moeten soms met vragen blijven leven en met schrijnende littekens. Misschien herkent u dit in uw eigen leven. Er kunnen bijvoorbeeld spanningen zijn in huwelijk en gezin wanneer je als man en vrouw geestelijk niet op één lijn zit of grote zorgen hebt om kinderen die andere wegen gaan. Je hebt zoveel gebeden, maar je voelt je nu machteloos en dreigt alle hoop te verliezen. Soms ben je net als Jeremia helemaal vastgelopen. En toch gaat God door…

In de hof

De Heere Jezus is meer dan Jeremia, al dachten sommige tijdgenoten dat Hij de teruggekeerde Jeremia was (Matth. 16:14). Op enkele honderden meters afstand van de kerker in de Benjaminspoort ligt de hof Gethsemané. Eeuwen later zal Jezus daar in vurig gebed worstelen met Zijn hemelse Vader (Matth. 26:36-46). We kunnen parallellen trekken met Jeremia, maar er is ook en vooral groot verschil. Jeremia vloekt zijn bestaan, Jezus komt tot volstrekte overgave. Christus heeft nooit de dag van Zijn geboorte, de nacht van Bethlehem vervloekt. Jeremia verliest, Jezus overwint. Als het aan Jeremia had gelegen, was de duisternis van de wanhoop het laatste gebleven. Dankzij Jezus komt er na de nacht een dageraad. Daarom is de vertwijfelde Jeremia gevallen in Gods genadige Vaderarmen. ‘De nacht van Gethsemané heef de nacht van Benjaminspoort gedragen’ (H. Jonker). Daarom ook accepteert God het ontslag van Jeremia niet en geeft Hij hem kracht en genade om toch weer door te gaan in Zijn dienst. God zendt Zijn opstandige dienaar niet weg. Hij laat hem uitrazen en gaat vervolgens gewoon met hem verder.

26 Bijbelstudie 5

?

Vragen

1. In de verzen 7-10 doet Jeremia heftige uitspraken.

a) Welke verwijten spreekt hij uit?

b) Reageer op de volgende stelling: ‘Tegen God mag je alles zeggen wat er in je hart leeft’.

2. De worsteling van de profeet heeft iets unieks en tegelijkertijd iets herkenbaars.

a) Bij welke Bijbelse personen herken je deze worsteling?

b) Wij zijn geen Jeremia’s, zijn situatie is de onze niet. Toch kunnen we zijn aanvechtingen herkennen. Noem eens enkele voorbeelden.

3. Jeremia wordt boven zijn aanvechting uitgetild (vs. 11-13).

a) Op welke wijze gebeurt dit?

b) Deel eens met elkaar hoe de psalmen van betekenis zijn (geweest) in moeilijke situaties in uw/jouw leven.

4. Jeremia vervloekt de dag van zijn geboorte (vs. 14-18).

a) Lees dit gedeelte en deel welke gevoelens deze verzen bij u oproepen.

b) Wat zou u zeggen tegen een jongere die laat merken dat hij niet verder meer wil leven?

c) Welke troost biedt de dag van de geboorte van Jezus?

5. In vers 12 bidt Jeremia of God Zijn wraak wil laten zien.

a) Vergelijk dit eens met Mattheüs 5 vers 44.

b) Is Jeremia’s roep om wraak een zondige uiting van zijn ‘oude mens’?

c) Kan er volgens u ook op een goede, gelovige manier om wraak worden geroepen? (vgl. Openb. 6:10).

Antwoorden

!
Bijbelstudie 5

De rechtvaardige Telg en de valse profeten

Lezen

Jeremia 23:1-8; 21-24

Zingen

Psalm 72:7, 8, 9

Psalm 132:10, 11, 12

Psalm 138:4

Psalm 45:1

Psalm 145:2

In dit hoofdstuk zien we grote contrasten voor ons, zwart-wit tegenstellingen. Met felle woorden klaagt Jeremia aan en tegelijkertijd juicht hij vol vreugde over Gods beloften voor de toekomst.

Slechte koningen en de komende Messias

In de verzen 1-8 horen we de jubel over de komende Zoon van David. Deze belofte licht op als een parel tegen de zwarte achtergrond van het radicale oordeel dat de profeet in naam van God velt over de koningen van Juda in zijn tijd. In hoofdstuk 21 lezen we dat koning Zedekia (de laatste koning van Juda voor de grote ramp van de verwoesting van Jeruzalem in 586 voor Christus) graag uit Jeremia’s mond een troostvolle boodschap wilde horen, juist wanneer Nebukadnezar de stad belegert en de toestand voor Juda steeds nijpender wordt. Gaat er een wonder gebeuren in het voordeel van Jeruzalem? Het antwoord van de profeet is ondubbelzinnig: Nee! Geen reddend wonder, maar vernietigende oordelen zullen over koningshuis en

volk komen. ‘Want Ik heb Mijn aangezicht tegen deze stad gericht, ten kwade en niet ten goede, spreekt de HEERE. Zij zal overgegeven worden in de hand van de koning van Babel, en hij zal haar met vuur verbranden’ (21:10). Hierop volgen zeer negatief geladen profetieën over het koningshuis van Juda vanwege de ongehoorzaamheid aan de HEERE, die onder meer tot uiting komt in de onderdrukking en uitbuiting van de armen en ellendigen. De profeet roept het ‘Wee’ uit over de koningen die als slechte herders op geen enkele manier zorg dragen voor hun schapen. Ze hebben de schapen niet bijeengehouden, maar ze alle kanten uitgedreven en vervolgens nooit meer naar hen omgekeken. Wie dit alles leest, denkt: nu is het definitief afgelopen met

Delen in geloof
6 28 Bijbelstudie

Davids huis en met het volk van Israël. Maar juist dan, op het dieptepunt, klinkt een geweldige heilsbelofte. Niet op de goedkope en vrijblijvende manier waarop koning Zedekia het verlangde, maar ‘nochtans’, door de diepte van het oordeel heen. God zal de valse herders oordelen, maar Zich ontfermen over het overblijfsel van Zijn schapen. Hij brengt ze bijeen uit de diaspora, de verstrooiing. Ze zullen weer talrijk zijn in saamhorigheid en vrede, onder leiding van goede herders. En vooral, er komt een nieuwe Koning, een rechtvaardige ‘Spruit’ of ‘Telg’, Die ontspringt aan de afgehouwen stamboom van David (vgl. Jes. 11:1). We zien het voor ons. Op de stronk van de omgehakte boom wordt een takje zichtbaar. Het zoekt een weg naar buiten. De boom die voorgoed geveld leek, bot weer uit. Als iedereen denkt dat het voorbij is, doet God wat Hij heeft beloofd. En zo zal de op de grond gesmeten en vertrapte kroon van David weer gaan bloeien op het hoofd van Davids grote Zoon. De geslachtsregisters in Mattheüs 1 en Lukas 2 laten zien hoe God deze belofte heeft vervuld. De naam van de nieuwe Koning (Jahwe Sidkenu, de HEERE onze gerechtigheid) lijkt veel op de naam van Zedekia (‘de HEERE is rechtvaardig’). Terwijl echter het leven van koning Zedekia in overduidelijke tegenspraak is met zijn naam, zal de nieuwe Koning Zijn naam volledig waarmaken. In Hem zal de straffende, maar vooral ook de reddende, heilbrengende gerechtigheid van God vlees en bloed worden. Hij is de belichaming van Gods gerechtigheid en brengt sjaloom op aarde, voor Israël en de volkeren. Psalm 72 zal in Hem helemaal in vervulling gaan. Wat Jeremia heeft gezien als een visioen in de verte, daarvan zijn we als nieuwtestamentische gelovigen getuigen geworden. Jezus is gekomen als onze gerechtigheid (vgl. 1 Kor. 1:30, 31). In Hem is de vergeving van onze schuld en de vernieuwing van ons leven. Deze Telg is de Herder Die voor Zijn schapen de dood inging en uit de doden is teruggebracht om eeuwig bij hen te zijn (Joh. 10:118; Hebr. 13:20, 21). Hij zorgt niet alleen voor de verzoening met God, maar ook voor de eenheid van Israël en de volken als Zijn ene kudde. En Hij zorgt voor sociale gerechtigheid door verdrukten te redden en verdrukkers te oordelen. De beloften van vers 5 tot en met 8 zijn overigens nog niet geheel vervuld. Denk bijvoorbeeld aan de terugkeer van heel Israël (nadrukkelijk de twaalf stammen volgens vers 6) om weer onbezorgd te wonen in het eigen land – een wonder dat in grootheid de uittocht uit Egypte nog overtreffen zal.

Valse profetie en het rechte beeld van God

Jeremia richt zich niet alleen scherp tegen de koningen van Juda, maar net zozeer tegen de valse profeten. We kwamen ze al eerder tegen in Jeremia

7. Met deze mensen, waarschijnlijk beroepsprofeten die verbonden waren aan het hof van de koning van Juda, heeft het vaak gebotst. Zij brachten een verleidelijke prediking. Ze spiegelden het volk voor dat het kleine staatje Juda niets te vrezen had van de grootmachten van die tijd, zoals Egypte of vooral Babel. Juda zou vrij en blij mogen leven en alle dreiging zou worden afgewend. God was immers aan de zijde van Juda? Het Joodse volk is toch het verbondsvolk? Een boodschap naar het hart van de mensen! Godsdienst als garantie voor een gelukkig leven en gebed als succesformule. Dit lijkt op wat vandaag het ‘welvaarts-evangelie’ wordt genoemd: investeer in God en je kostje is gekocht. Vertrouw op de goede Herder en je hebt binnenkort je schaapjes op het droge.

Jeremia zegt: die valse profeten roepen maar ‘vrede, vrede!’, terwijl er geen vrede is. Ze zijn als slechte dokters die tegen doodzieke mensen zeggen: ’U bent kerngezond, hoor, niets aan de hand, u kunt wel honderd jaar worden’. Een eerlijke dokter zegt waar het op staat: ’U bent ernstig ziek, menselijkerwijs is er geen hoop meer voor u’. Maar de mensen horen veel liever die optimistische kwakzalvers, dan de eerlijke en kundige arts. Hoe is dat bij ons? Welke prediking verlangen wij? Horen wij het liefst woorden van bemoediging en vertroosting? Buigen wij ervoor als de zonde eerlijk aangewezen wordt?

Oprechte predikers van Gods Woord kunnen niet anders dan een boodschap brengen die er niet om liegt. Gods Woord is als een vuur, als een hamer die de rots verplettert (vs. 29). Wanneer we met onze eigen dromen en verzinsels aankomen in plaats van naar God te hebben geluisterd (vs. 22 noemt dat ‘in Zijn raad gestaan hebben’) maken we het zwaard van de Geest stomp. In vers 23 vinden we de indringende vraag: Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet van verre? De alleen maar nabije god is een afgod. Hij kijkt niet verder dan de buitenkant van ons godsdienstige bestaan. Hij is dan ook tevreden met een religieus laagje, terwijl hij niet ziet dat het hout daaronder door en door verrot is. Wat is de levende God geheel anders. Hij vervult hemel en aarde, niets is voor Hem verborgen. God is niet alleen nabij, maar ook ver. Niet dat Hij afstandelijk of ongeïnteresseerd zou zijn of dat Hij zich niet of nauwelijks zou bemoeien met wat er op aarde

Bijbelstudie 6

gebeurt. Juist het tegenovergestelde wordt hier door Jeremia gepredikt. God is alwetend. Zijn ogen doorlopen de gehele aarde, niets is bedekt voor Zijn gezicht. In vers 24 staat dat heel duidelijk. Je kunt proberen voor Hem weg te schuilen in één of andere duistere spelonk, maar de HEERE weet toch precies waar we zitten en wie we zijn. We kunnen Hem nooit door schijn bedriegen. Hij kijkt dwars door al onze vermommingen heen. In het tekstverband moeten vooral de leugenprofeten zich dat aantrekken. Ze kunnen de mensen wat op de mouw spelden, maar de HEERE weet heel goed dat ze hun zogenaamde profetische boodschappen uit hun eigen duim hebben gezogen. Het gaat dus om de majesteit, de heiligheid en de heerlijkheid van God. Met God valt niet te spotten en Hem kun je nooit om de tuin leiden. Welk beeld van God houden wij erop na? Toch niet alleen een ’god van nabij’, maar toch ook de God van

verre? Hebben we diep ontzag voor onze grote God?

Belijden we Hem als de Heilige Die we nooit kunnen narekenen of begrijpen, maar in Wie geen onrecht te vinden is?

Wat is het dan een wonder dat deze God van verre zo nabij komt in Immanuël, God met ons, in de gebrokenheid en de verlorenheid van ons bestaan. De verre God is niet een onberekenbare almacht en nog minder een ondoorgrondelijke verborgenheid. Hij is de God Die in majesteit Zijn weg gaat, vaak een donkere – voor ons onbegrepen – weg. Tegelijkertijd leidt Hij ons als een kudde in het spoor van de goede Herder. Hij is die God Die ons troost. Die ons als de liefdevolle Vader de schuld niet toerekent, Die onze wonden geneest, Die onze littekens heelt. Hij is onze Vader, Die in de hemelen is. Aan Hem mogen we ons vasthouden in geloof en Hem willen wij dienen in oprechtheid. Dankzij koning Jezus!

30 Bijbelstudie 6

?

Vragen

1. In vers 1-4 gaat het over herders. Lees ook Ezechiël 34 en Johannes 10:11-16.

a) Noem enkele kenmerken van slechte herders.

b) Wat is de reactie van de Heere God?

c) Welke belofte(n) ontvangen de schapen?

2. In vers 5 en 6 lezen we een Messiaanse profetie, een aankondiging van de komende Spruit of Telg uit het huis van David.

a) In hoeverre is deze belofte vervuld in Christus? Betrek Psalm 72 hierbij.

b) Wat zegt de naam ‘de HEERE onze Gerechtigheid’ over Persoon en werk van de Heere Jezus?

3. Valse profeten (vs. 21 en 22) brachten een verleidelijke prediking.

a) Wat hield hun boodschap in en waarom was deze zo populair?

b) Welke valse profetieën klinken in onze tijd?

c) Hoe maken we onderscheid tussen ware en valse profetie?

4. Gods Woord is als een vuur, als een hamer die de rots verplettert (vs. 29).

a) Hoe is het voor een predikant om dit Woord te verkondigen?

b) Hoe reageren wij op zo’n prediking?

5. Soms bidt iemand: ’Wees ons een God van nabij en niet van verre’.

a) Wat zou de bidder van dit gebed hiermee bedoelen?

b) Wat is de betekenis van vers 23?

c) Hoe kunnen we bovenstaand gebed beter verwoorden?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 6

Brief aan ballingen in Babel

Lezen

Jeremia 29:1-23

Zingen

Psalm 119:10

Psalm 121:1, 2

Psalm 137:1, 3

Psalm 146:4, 5, 7

Avondzang:4, 5, 6, 7

De profeet Jeremia brengt zijn boodschap op allerlei manieren. Dat doet hij ook door middel van een bewogen brief aan ballingen in Babel. Een brief met een voor ons zeer actuele inhoud!

In het jaar 594 voor Christus’ geboorte ziet het er naargeestig uit in de stad Jeruzalem. Veel huizen staan leeg, veel mensen zijn verdwenen, weggevoerd naar een plek 600 kilometer verderop in het immense rijk van Babel (vs. 2). De bloem van de natie is in ballingschap, alleen het gewone volk is achtergebleven, onder de zwakke leiding van ‘koning’ Zedekia. Deze laat zich in feite helemaal leiden door Nebukadnezar, de machtige vorst van het Babylonische rijk. Wanneer Zedekia op een dag gezanten naar Babel stuurt, maakt Jeremia van de gelegenheid gebruik om een brief mee te geven gericht aan zijn weggevoerde volksgenoten. Een pastorale handreiking voor mensen die als vreemdelingen verblijven in een vreemd land.

Teleurstellende brief?

Eerst letten we op de Afzender van de brief. ‘Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël’. Het is ten diepste niet een brief van de mens Jeremia, maar van God Zelf. Hij maakt Zich opnieuw bekend in Zijn grootheid en majesteit als Heer van de hemelse legermachten. Laten de ballingen zich niet blindstaren op het machtsvertoon van Babel. De afgoden van Babylon stellen niets voor tegenover de HEERE, Die Zich aan het volk Israël heeft verbonden. Ook de adressering is veelzeggend: ‘aan alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd’. De HEERE weet van hen af en Zijn leiding gaat over hun leven. Uiteindelijk is het niet Nebukadnezar die hen heeft weggevoerd, maar het is de HEERE Die hen in de hand van de

Delen in geloof
7 32 Bijbelstudie

koning van Babel heeft gegeven. Dit zijn pijnlijke woorden, er steekt een angel in. De ballingen moeten hun verblijf in Babel leren zien als een welverdiend oordeel van God, waaronder ze hebben te bukken. Het is heel moeilijk voor ons om te buigen onder Gods slaande hand, maar toch is het veel beter in Zijn handen te vallen dan in die van mensen. De ballingen mogen weten dat zelfs Nebukadnezar geen stap verder kan zetten dan de HEERE hem toelaat te doen. Na de adressering lezen we in de verzen 5 tot en met 7 de kern van de boodschap. De ballingen krijgen de opdracht zich in te stellen op een langdurig verblijf in Babel. Het zal zeventig jaren duren (vs. 10), dat wil zeggen een mensenleeftijd, een periode die drie generaties raakt: niet alleen hun kinderen, maar ook hun kleinkinderen zullen er geboren worden. De ballingen moeten niet denken dat ze hun koffers niet hoeven uit te pakken. Integendeel, ze zullen huizen moeten bouwen om er langdurig in te wonen en tuinen aanleggen om zo in hun levensonderhoud te voorzien. Ze moeten hun kinderen huwelijken laten sluiten om gezinnen te vormen. Er zal immers op Gods tijd een nieuwe toekomst gloren, want na die zeventig jaren zullen ze terugkeren naar Jeruzalem en dan dient het volk talrijk en levenskrachtig te zijn. Merk op dat het hier niet gaat om huwelijken met heidenen, ze mogen zich immers niet mengen met het heidendom. Ze zijn geroepen om in Babel oppassende en hardwerkende leden van de gemeenschap te zijn, hun verantwoordelijkheid te nemen voor het welzijn van de stad en ervoor te zorgen dat men niet kwaad, maar goed van hen spreekt.

Deze oproep zal de ballingen zeker verbaasd hebben. De vrede zoeken voor de stad? Er echt voor gáán om bij te dragen aan het welzijn van Babel? En bovendien bidden, nota bene voor de vijand die je in je hart verwenst en voor een stad die je liever vandaag dan morgen voorgoed de rug toekeert? Velen hebben deze brief als zeer teleurstellend ervaren. Ze hoorden liever de boodschap van de valse profeten, zoals Hananja in Jeruzalem en Achab en Zedekia in Babel (vs. 21). Die hielden het volk voor dat binnen twee jaar alle narigheid voorbij en de goede oude tijd weer teruggekeerd zou zijn, en dat heel Israël weer vredig zou wonen in Jeruzalem. Jeremia waarschuwt ernstig tegen deze leugenleer. Deze ‘mooi-weerprofeten’ geven hun eigen dromen uit voor het Woord van God. De HEERE heeft hen niet gezonden en wie op hen vertrouwen, komen beschaamd uit. Er is geen goedkope vrede, geen toekomst zonder echte

bekering tot God, waarbij we onze schuld onder ogen zien en Gods rechtvaardig oordeel erkennen. Gods Woord vaagt alle valse hoop weg, opdat we alleen op Gods genade leren vertrouwen en niet langer op zandgrond bouwen.

Bemoedigende brief!

De brief aan de ballingen is in feite zeer bemoedigend. In de verzen 10 tot en met 14 laat de HEERE Zich in het hart kijken. God zal Zijn volk weer genadig zijn. Hij toornt en straft, maar uiteindelijk wint Zijn barmhartigheid het van Zijn toorn. De Heere zegt: Ik heb voor jullie een positief toekomstplan, dat vaststaat. Daar hoeven jullie niet aan te twijfelen. Ik ben niet op jullie ondergang uit, maar Ik geef na de donkere nacht van de ballingschap weer een hoopvolle toekomst. Hoe zal dat in zijn werk gaan? Wel, de ballingen zullen in hun nood tot God om hulp gaan roepen. Ze zullen beseffen dat ze het nergens kunnen zoeken dan bij Hem alleen. Ze zullen Hem aanroepen en Hij zal hen horen. Dan zal de HEERE Zijn volk samenbrengen uit alle volken en plaatsen waar Hij hen verbannen heeft en hen doen terugkeren naar Jeruzalem.

Gods Woord is geen zoetsappige boodschap van een lievige God Die over Zich heen laat lopen. De Heilige laat niet met Zich spotten en straft de zondaar. We hebben het niet verdiend dat God ons zegent en dat we bij Hem mogen horen. De Israëlieten moesten als verdiende straf zeventig jaar in ballingschap. Als God ons geeft wat wij verdienen, weten we niet waar we blijven moeten. Maar nu heeft de HEERE een plan gemaakt van verlossing. Hij heeft inderdaad ons ware geluk voor ogen. Wat een wonder dat de Heere ons toekomst en hoop wil geven. Ligt dat ten diepste niet in Zijn Zoon, de Zaligmaker, Die Zijn leven gegeven heeft voor mensen die het niet verdienen? Wie Hem zoeken en naar Hem vragen met heel hun hart, zullen Hem zeker vinden.

De brief eindigt met de aankondiging van het oordeel van God over de hardnekkige ongelovigen die nog in Jeruzalem zijn achtergebleven. Ook wordt de valse profeten in Babel, Achab en Zedekia, de wacht aangezegd. Ze hebben Gods Naam misbruikt door leugens te verkondigen alsof het door God gegeven woorden waren, en zich bovendien aan seksuele uitspattingen schuldig gemaakt. God is getuige geweest van hun wangedrag en geeft hen over in de handen van de koning van Babel die hen roosteren zal in het vuur (vs. 23).

Bijbelstudie 7

Actuele brief

Het Woord van God is altijd actueel. Dat geldt zeker van deze brief, die duidelijk maakt dat het mogelijk is God te dienen in een heidense omgeving. Niet de omstandigheden zijn beslissend, maar de houding van het hart. Christenen zijn in deze wereld ‘vreemdelingen’ en ‘bijwoners’ (1 Petr. 1:10; 2:11) én ze zijn ‘priesters’ (1 Petr. 2:9). Men kan erover discussiëren of we als gelovigen in de Heere Jezus ook ‘ballingen’ zijn. Deze aarde is ons immers door God ter woning gegeven. In die zin zijn we ‘wereldburgers’. Toch, we zijn in de wereld, maar niet van de wereld. We zijn burgers van twee werelden. Ons vaderland is bezet gebied. De machten die de wereld beheersen dienen de levende God evenmin als Nebukadnezar dat deed. De gemeente van Christus is marginaal, een randverschijnsel, in Nederland en op vele andere plaatsen in de

wereld. Maar zij mag leven uit de hoop op de grote bevrijding, Gods nieuwe wereld die komt als Jezus verschijnt in heerlijkheid. Onder de hoede van deze hoop houdt zij het uit om waakzaam én werkzaam te zijn. In de praktijk van het leven komt dit tot uiting in eenvoudige dingen. We hoeven de wereld niet te verbeteren en dat kunnen we ook niet. We kunnen wel omzien naar mensen die eenzaam zijn of om andere redenen hulp nodig hebben. Daarbij maken we geen onderscheid tussen kerkelijk meelevende of onkerkelijke mensen. We doen voorbede voor de ‘stad’, voor alle inwoners van onze woonplaats, voor heel Nederland en voor heel de wereld. Denk hierbij aan wat we lezen in 1 Timotheüs 2:1, 2. Hoe goddelozer Babel is, hoe vuriger de gemeente bidt dat God heil zal schenken aan een wereld verloren in schuld. Hoe meer we ‘Jeruzalem’ in het hart hebben, hoe meer we voor ‘Babel’ kunnen betekenen.

34 Bijbelstudie 7

?

Vragen

1. In vers 4 lezen we de adressering van de brief.

a) Waarom zit daar een angel in? Wat is het pijnlijke ervan?

b) Waarom is deze adressering tegelijkertijd ook vol troost?

c) Herkent u in eigen leven iets van Gods leiding en wilt u dat met elkaar delen?

2. God geeft aan de ballingen concrete opdrachten (vs. 5 en 6).

a) Wat was het doel van deze opdrachten?

b) In hoeverre gelden de opdrachten ook voor onze tijd?

c) Deze verzen doen denken aan Matth. 24:37-39. Wat is het grote verschil?

3. In vers 7 lezen we een oproep om te bidden voor het vijandige Babel.

a) Hoe zou die oproep overgekomen zijn bij de ballingen?

b) Bidden wij voor mensen die ons gekwetst hebben of met wie we grote moeite hebben?

c) Wat leren we uit Lukas 23:24 en Handelingen 7:60?

4. Bidden wij – als gemeente of persoonlijk –ook voor de stad of het dorp waarin we wonen?

Welke zegen belooft God (zie vers 7b en 1 Tim. 2:1 en 2)?

5. Er wordt wel gezegd dat we als christenen leven in een ‘Babelcultuur’.

a) In welke opzichten lijkt de cultuur waarin wij leven op die van Babel in Jeremia’s tijd?

b) Hoe kunnen wij in deze tijd leven als ‘vreemdelingen en priesters’ (zie 1 Petr. 1:1 en 2:9)?

c) Welke betekenis heeft de hoop op de toekomst van Christus voor ons dagelijks leven?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 7

8 Bijbelstudie

Lezen

Jeremia 31:27-40

Zingen

Psalm 111:1, 5 Psalm 81:9, 13, 12 Psalm 25:5, 6, 7 Psalm 116:9, 10, 11 Psalm 115:7

Het valt Jeremia zwaar om als prediker van oordeel en gericht zo scherp te moeten zijn. Daarom is hij extra blij als hij op Gods tijd een ander geluid mag laten horen: de belofte van een vernieuwd verbond!

In vers 28 komt terug wat in het roepingsvisioen van Jeremia al naar voren kwam: dat God na het oordeel (wegrukken en afbreken) een nieuwe toekomst geeft (bouwen en planten). In het ‘troostboekje’ van Jeremia, zoals de hoofdstukken 30-33 genoemd worden, komt deze heilsprediking sterk naar voren. Daar blijkt de diepe verbondenheid van de HEERE met Israël als Hij zegt: ‘want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm – Mijn eerstgeborene is hij’ (31:9b). Gods liefde zorgt voor een nieuw begin. Het gaat om de vernieuwing van het verbond met Abraham, nu het verbond van de Sinaï verzand en vernietigd is door de ongehoorzaamheid en ontrouw van het volk.

Nieuw en nieuw is twee

Het woordje ‘nieuw’ gebruiken we op verschillende

manieren. Denk aan een vrouw die blij en dankbaar is met haar ‘nieuwe’ man. Zij heeft een slecht huwelijk achter de rug. Haar eerste man was liefdeloos tegenover haar, altijd vond hij wel een reden om kritiek op haar te hebben. Nadat dit huwelijk zich een aantal jaren had voortgesleept, ging die man er met iemand anders vandoor. De vrouw kwam tot een tweede huwelijk en mag nu ervaren hoe goed een huwelijk vol liefde is. Elke dag verwondert zij zich over het geluk van dit nieuwe huwelijk met haar nieuwe man. Anders is het met een stel dat aangeeft: ‘Ons huwelijk is helemaal nieuw geworden’. Na een diepe crisis en een ingrijpende huwelijkstherapie hebben ze elkaar op een nieuwe manier teruggekregen en nu gaat het in hun relatie beter dan ooit tevoren. In dit laatste geval betreft het

Delen in geloof
Belofte van een nieuw verbond 36

niet een ander, een tweede huwelijk. Maar hetzelfde huwelijk dat helemaal anders en daardoor nieuw geworden is.

God heeft met het volk van Israël bij de Sinaï een huwelijksverbond gesloten. Jeremia noemt in vers 32 het verbond dat God ‘met de vaderen gesloten heeft op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden’. God nam het volk bij de hand omdat het zelf niet in staat was om te lopen. Hij leidde het uit in de vrijheid, met als doel dat dit volk Hem van harte zou dienen. Maar wat gebeurt er? Het huwelijk gaat kapot door de houding van Israël. ‘Zij hebben Mijn verbond verbroken, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE.’ Ik ben de Bruidegom, maar de bruid wil niet van Mij weten. Er is een diepe crisis en de relatie lijkt onherstelbaar beschadigd.

Dan klinkt echter de boodschap: Ik, de HEERE, ga dit huwelijk helemaal nieuw maken. Nee, Ik neem geen andere vrouw, Ik zal het volk van de Joden niet voorgoed verstoten. Ondanks alles houd Ik vast aan het verbond dat Ik eens met Abraham gesloten heb. Ik maak in Mijn ontferming een heel nieuw begin met diezelfde bruid, die Mij zo vaak door ontrouw en liefdeloosheid op het hart heeft getrapt. Dit is het wonder van het nieuwe verbond dat de profeet Jeremia aankondigt. De ontroerende boodschap dat de HEERE, voor de zoveelste keer sinds het bij Adam en Eva mis ging in het paradijs, een nieuwe start maakt. Wat een geduld en beschamende trouw!

Rijker dan ooit

In het nieuwe verbond openbaart de HEERE Zijn genade rijker dan ooit. Hij zal er Zelf voor zorgen dat dit verbond geen schipbreuk lijdt en dat dit nieuwe huwelijk werkelijk gelukkig is. De HEERE heeft volgens Exodus 31:18 met Zijn eigen vinger de Tien Geboden op twee stenen tafels (plaquettes) geschreven. Gods Thora was een rijk geschenk aan het verbondsvolk. Dit schrijven van God in stenen tafelen bleek echter niet voldoende (zie Ps. 81:13 berijmd). Daarom wil de HEERE opnieuw gaan schrijven, maar nu in de harten! We kunnen hier spreken van een Pinksterbelofte (vergelijk Ezechiël 36:26, 27). Het is de Heilige Geest Die stenen harten zacht en teer maakt. De Geest is als het ware de griffel, de pen die God hanteert om Zijn geboden in te schrijven in de harten. Waar dat gebeurt, is het nieuwe verbond gerealiseerd. Innerlijk gegrepen door het Woord gehoorzamen we niet vanuit een uiterlijke dwang, omdat het nu

eenmaal moet, of om de hel te ontgaan en de hemel te verdienen. We doen Gods wil vanuit een innerlijke drang. Zijn geboden zijn geen juk waaraan we ons al zuchtend onderwerpen, maar een landschap waarin we zingend wandelen. Dat bedoelt de apostel Johannes met de woorden: ’Zijn geboden zijn niet zwaar’ (1 Joh. 5:3). God dienen is niet te werk gesteld zijn in een strafkamp, maar wandelen in een park. Elkaar liefhebben in een goed huwelijk is geen zwaar corvee, maar een wederkerig geschenk. Zo is het nu ook in het nieuwe verbond met de HEERE. God heeft Zijn mens terug en de mens is met zijn God verenigd. In vers 34 wordt deze omgang met God ‘kennen’ genoemd. De HEERE kennen, dat is: verborgen omgang, kinderlijk respect, hechte vriendschap. In alles rekening met Hem houden, zodat in de praktijk van ons leven Gods wil voor ons de doorslag geeft bij elke beslissing.

Wanneer is het zover?

Er komt een tijd dat de mensen elkaar niet meer hoeven op te wekken: ‘Ken de HEERE’. De één hoeft niet meer de ander te vermanen: ‘Leef niet langer met de rug naar Hem toe’. Vaders en moeders hoeven het hun kinderen niet meer op het hart te binden: ’Joh, denk toch aan je Schepper in je jeugd, laat de beste jaren van je leven niet voorbijgaan terwijl je met de rug naar God toe leeft’. Er zullen geen profeten meer nodig zijn, want al het volk, klein en groot, rijk en arm, eenvoudig en aanzienlijk, jong en oud, zal de HEERE kennen. Deze profetie is in beginsel vervuld. Paulus maakt in 2 Korinthe 3 duidelijk dat de christelijke gemeente leeft in de tijd van dit nieuwe verbond. Tegelijkertijd is de vervulling van deze Pinksterbelofte een doorgaande zaak. Pas op de nieuwe aarde zal het volkomen vervuld zijn dat elk mens echt en voluit de HEERE zal kennen. Dan zijn er geen kerkdiensten, catechisaties, christelijke scholen of evangelisatieacties meer nodig. God laat Israël niet los. Lees maar wat er staat in vers 35 en volgende. Zoals God de eeuwen door de zon, maan en sterren geeft in vaste ordeningen, zo houdt Hij vast aan Zijn verbond met Israël. Het verwoeste Jeruzalem wordt in volle omvang herbouwd en krijgt een blijvende plek op aarde (vs. 38-40). Dat geldt zelfs voor ‘heel het dal met de dode lichamen en as en al de velden tot aan de beek Kidron’ (vs. 40). Dit betreft waarschijnlijk het beruchte Hinnomdal (Gehenna), ook wel ‘moorddal’ genoemd vanwege de afschuwelijke afgodische praktijken die er hebben plaatsgevonden. Zelfs het

Bijbelstudie 8

meest onreine wordt geheiligd! We geloven op grond van deze beloften dat de HEERE onder het volk van Israël een geweldige geestelijke opwekking zal geven. Handelingen 2 is daarvan het begin geweest, maar daar blijft het niet bij. Wat zal het heerlijk zijn wanneer het Joodse volk tot de Messias komt en er dan een echte eenheid is in Christus tussen Israël en de volkeren.

Aan het slot van vers 34 lezen we hoe het mogelijk is dat de HEERE een nieuw begin maakt met Zijn verbondsvolk Israël. We kunnen de vraag meteen algemener stellen: ‘Hoe is het mogelijk dat God alles nieuw maakt in het leven van een verloren zondaar?’ De HEERE walgt immers van de zonde en waarom wil Hij dan te maken hebben met een zondaar? Wanneer Jeremia na al zijn oordeelsprediking een stralend nieuw begin aankondigt, is dat niet omdat het volk beterschap heeft beloofd of diep berouw heeft. De profeet zegt duidelijk in Gods Naam: ‘Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet

meer denken’. Dat is nu precies wat we zien gebeuren in Handelingen 2. Mensen die zich schuldig weten aan de kruisiging van Jezus ontvangen vergeving, laten zich dopen en weten zich herboren. Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden.

Zijn Naam wordt in Jeremia 31 niet genoemd, maar we mogen weten dat wat Jeremia vertelt over de heerlijkheid van het nieuwe verbond in Christus helemaal gerealiseerd is. De Heiland heeft Zelf de lijn doorgetrokken vanuit Jeremia 31 naar Hem Zelf.

Toen Hij het Heilig Avondmaal instelde, sprak Hij: ‘Deze drinkbeker is het nieuwe testament (verbond) in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt’ (Luk. 22:20).

Door Jezus’ overgave tot in de dood aan het kruis is het nieuwe verbond van kracht geworden. Christus heeft de levendmakende Geest voor al de Zijnen verworven. Hij geeft ons krachten ‘om Gods geboden te doen uit dankbaarheid’. In dankbare verwondering viert de gemeente van Christus dat aan de tafel van het nieuwe verbond.

38 Bijbelstudie 8

?

Vragen

1. In vers 31 wordt gesproken van ‘een nieuw verbond’.

a) Voor welk ‘oud’ verbond komt dit in de plaats?

b) Waarom is het van betekenis dat het geen ander verbond is dan Gods verbond met Abraham?

c) Wat wil dit zeggen voor de huidige positie van het volk Israël in Gods plan?

2. Als Gods verbond met ons voluit wederkerig wordt, ‘kennen’ we de HEERE (vs 34).

a) Kunt u met eigen woorden omschrijven wat dit ‘kennen’ inhoudt?

b) Hoe leidt de Heilige Geest ons tot deze kennis van God? (zie Dordtse Leerregels III/IV, 11).

c. Hoe kan het ‘kennen’ van de HEERE in ons leven verdiept en verrijkt worden?

3. Het verbreken van de huwelijksbeloften betekent veel verdriet. Wat kunt u betekenen voor mensen die gescheiden zijn? Persoonlijk en als gemeente?

4. Hoe ziet u de toekomstige vervulling van de beloften uit Jeremia 31 (vanaf vs. 35)?

a) Wat betekent dat voor het volk Israël?

b) Wat betekent dat voor de kerk?

5. Het Heilig Avondmaal is de maaltijd van het nieuwe verbond.

a) Wat wil dit zeggen?

b) Kunt u met elkaar delen wat dit voor u persoonlijk betekent?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 8

Beschamend voorbeeld van de Rechabieten

Zingen

Psalm 86:6

Psalm 119:30, 31, 32

Psalm 108:1

Psalm 89:7, 8

Psalm 25:6

In Jeremia’s dagen zijn de Rechabieten mensen voor wie de tijd lijkt te hebben stilgestaan. Ze vallen op door hun uiterlijk en gedrag tussen al die stadse Judeeërs en Jeruzalemmers. Wie zijn zij eigenlijk en waarom stelt Jeremia hen tot voorbeeld aan het volk?

In 2 Koningen 10 lezen we over een zekere Jonadab, de zoon van Rechab, een vurig voorvechter van de zuivere dienst van de HEERE tegenover de afgoderij van de vruchtbaarheidsgoden Baäl en Astarte. Bij die afgoderij horen misbruik van alcohol, seksuele uitspattingen, verloedering. Het gaat om de roes en de drift, om de kick. En dat dan met een religieus sausje overgoten. Jonadab stelt in die tijd voor zichzelf en al zijn nakomelingen leefregels op die hen zo ver mogelijk van de verleiding verwijderd moeten houden. Hij verbiedt alle gebruik van wijn en elke vorm van landbouw. Immers, was de afgoderij daar niet mee begonnen? Waren Baäl en Astarte niet vooral de goden van de vruchtbaarheid van de aarde? Nee, voor Jonadab hoeft de landbouw niet

meer. En zijn nakomelingen moeten ook maar niet in huizen gaan wonen. Want als huisbezitter ben je in die tijd gedwongen je toch met de landbouw bezig te houden. Jonadab en zijn verwanten kiezen voor het zwervende nomadenleven. Als wapensmeden trekken ze rond door het land. Zo vormen zij een levend protest tegen de afgodische houding van de rest van Israël. In onze tijd zouden sociologen hen een subcultuur noemen. Zoiets als de Amish in Amerika, die geen elektriciteit willen gebruiken en geen telefoon, radio, tv of internet, en die met paard en wagen rijden in plaats van met auto’s. De Rechabieten weten dat ze staan in een respectabele traditie. Blijven ze niet in de lijn van het oude Israël, dat jaren rondzwierf in de woestijn?

Delen in geloof
Lezen Jeremia 35
9 40 Bijbelstudie

Zijn ook de aartsvaders – Abraham, Izaäk en Jakob – geen rondtrekkende herdersvorsten geweest? In de tijd van Jeremia houden de nakomelingen van Jonadab zich al 250 jaar trouw aan de voorschriften van hun voorvader. Diens woorden zijn voor hen heilige, onschendbare wetten.

Ontdekkend onderwijs

Wanneer de legers van de koning van Babel, Nebukadnezar, het land onveilig maken, zoeken de Rechabieten noodgedwongen bescherming binnen de muren van Jeruzalem. De Geest van God geeft Jeremia in dat hij met behulp van deze opvallende mensen zijn boodschap voor heel het volk extra kan onderstrepen. Op een dag nodigt hij hen uit mee te gaan naar de tempel. Daar gaan ze op in, en zo trekt een merkwaardige stoet door de straten van Jeruzalem. Dit trekt de aandacht van het volk en ook van de koning en zijn hofhouding. In de tempel brengt Jeremia hen met hun leider naar een vertrek waar zich een collega van hem bevindt, de profeet Hanan, met een aantal theologische studenten. Jeremia brengt de Rechabieten als het ware in een collegezaal van de Theologische Universiteit van Jeruzalem. In die zaal lijkt alles klaar te staan voor een drinkfestijn. Op alle tafels staan karaffen en bekers met wijn. Het wachten is op de feestgangers. Wanneer de profeet de beker heft: ‘Lechajjim, Gezondheid!’, weigeren de Rechabieten even beleefd als beslist. Hun woordvoerder geeft een uitgebreide verantwoording in de lijn van wat voorvader Jonadab hun ooit geleerd heeft. Geen duizend profeten van de HEERE kunnen hen overhalen ook maar een druppel alcohol te drinken. Zo krijgen de studenten van Hanan een indrukwekkend college van gastdocent Jeremia en zijn Rechabieten. Maar niet alleen zij, álle inwoners van Jeruzalem kunnen hiervan leren, de koning voorop. De Rechabieten blijven trouw aan de woorden van hun voorvader. Maar Israël, Jeruzalem spot met de woorden van God. Dat is het aangrijpende contrast! Jonadab, een méns, heeft slechts één keer gesproken, en 250 jaar later houden zijn kinderen zich daar nog aan. De heilige God heeft telkens weer Zijn profeten gestuurd en opgeroepen tot omkeer – vroeg en laat, ernstig en bewogen. Maar naar Hem wordt niét geluisterd! Door deze schokkende tegenstelling wil Jeremia de spiegel voorhouden en tot bekering roepen.

Het gaat om gehoorzaamheid

God waardeert de trouw van de Rechabieten. Niet

dat iedereen zo zou moeten leven als zij. Niet dat alle inwoners van Jeruzalem geheelonthouders en tentbewoners moeten worden. Of dat iedereen afstand neemt van de landbouw. Het gaat er ook niet om dat menselijke tradities op zichzelf heilig zijn. Of dat je in geen enkel opzicht met je tijd mee mag gaan. Alsof je in 2019 krampachtig moet vasthouden aan taalgebruik en aan allerlei vormen die al lang uit de tijd zijn. Nergens zegt de Bijbel dat we geen wijn mogen drinken. Nergens zegt Christus dat we niet in huizen mogen wonen, maar dat het per se tenten moeten zijn. Of dat we geen akker mogen hebben, maar als nomaden moeten rondreizen. Of … noem allerlei menselijke tradities maar op die soms voor het kenmerk van het ware worden gehouden. Het is gevaarlijk om allerlei menselijke regels en tradities het gewicht te geven van goddelijke geboden.

Nogmaals: het gaat om gehoorzaamheid aan Gods boodschap. Zijn wij waakzaam? Beseffen we de heiligheid van God? Zetten we ons er voor in om de dienst aan de HEERE zuiver te houden? Leiden we een leven dat de toets van Zijn kritiek kan doorstaan? Mag geloven ons iets kosten? Wanneer wij bij bepaalde keuzes in ons leven beseffen dat we tegen Gods wil ingaan, wijzen we die dan af? Of volgen we de meerderheid in het kwaad? Denk bijvoorbeeld aan het materialisme: het leven alsof geld en goed, luxe en comfort het hoogste ideaal is. Alsof het bijvoorbeeld een must is zo lang, zo ver en zo luxe mogelijk met vakantie te gaan, terwijl we intussen onze naaste in nood niet zien staan. Wanneer we de naakte niet hebben gekleed, de hongerige niet gevoed, de dakloze niet geherbergd, zegt Christus: je hebt Míj niet gekleed, gevoed en geherbergd. Je hebt de mammon gediend in plaats van Mij. Ik heb jou niet gekend, jij bouwer op zandgrond. Uit Mijn ogen, in de buitenste duisternis! We hoeven ons niet wereldvreemd te gedragen. Draag maar gewone kleren. Spreek maar gewoon de taal van vandaag. Maar laat het stempel van Jezus op je leven staan. Laat het aan onze handel en wandel te zien zijn dat we elke dag luisteren naar Zijn stem.

Hoe komt het zo ver?

Hoe komt het zo ver? Die Rechabieten voelen zich verbonden met hun voorvader en met elkaar. Ze treden in dit gebeuren in Jeremia 35 echt als een groep op, ze steunen elkaar in hun levensstijl. Zo kunnen we alleen als christenen leven wanneer we in verbondenheid met Christus leven. Jonadab was al honderden jaren geleden gestorven. Maar Jezus

Bijbelstudie 9

Christus leeft! Het gaat erom dat we Hem ontmoeten in het Evangelie. Dat we Hem lief krijgen, voor Hem buigen en Hem dienen. Dat is toch ook het eerste wat we zoeken voor onze (klein)kinderen en de jongeren in de gemeente? Niet in de eerste plaats dat ze goede christelijke gewoonten en leefregels overnemen. Maar dat ze de Heere Jezus lief krijgen. Dan gaan ze vanzelf de goede keuzes maken. De eerbied voor de voorvader en de toewijding om diens voorschriften vast te houden, leefden de Rechabietische ouders aan hun kinderen voor en zo werd het erfgoed overgedragen van generatie op generatie. Laten we zo als christenouders aan onze kinderen vertellen wie de Heere voor ons is en waarom we Hem zo graag willen volgen in ons leven. Dan wil de Heilige Geest via woorden die wekken en voorbeelden die trekken ook jongere generaties aanraken en ze leren gaan in de weg van Christus. Daarbij mogen we elkaar ondersteunen in de gemeente om samen de goede weg te kiezen en op die weg te volharden. We hebben elkaar hard nodig, de jongeren hebben de ouderen nodig en de ouderen hebben de jongeren nodig. Je kunt niet in je eentje christen zijn. We moeten met vallen en opstaan leren wat trouw is.

Ook wanneer we te maken krijgen met verleidingen in de praktijk van ons leven. Nee zeggen tegen het kwade vanuit het ja tegen Jezus. Daar gaat het om in dagelijkse bekering.

We zien aan het einde van het hoofdstuk een geweldig contrast. Enerzijds zegt de profeet opnieuw het oordeel aan over Israël, dat ongehoorzaam is, ondanks alle roepstemmen van God. Al het kwaad dat de profeten hebben aangekondigd, zal over Juda en Jeruzalem komen. Kort hierna is de stad verwoest en het volk in ballingschap weggevoerd. Maar het huis van de Rechabieten is gezegend door de eeuwen heen. In de vorige eeuw is in Irak nog een groep nazaten van deze familie aangetroffen!

Gehoorzaamheid aan God heeft de toekomst. Navolging van Christus wordt gezegend. Jezus heeft gezegd: ‘waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn’ (Joh. 12:26). En: ‘Daarom, ieder die deze woorden van Mij hoort en ze doet, die zal Ik vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op de rots gebouwd heeft’ (Matt. 7:24). Het gaat stormen, daar kun je op rekenen. Maar door de stormen heen zal je huis behouden worden.

42 Bijbelstudie 9

?

Vragen

1. Volgens vers 5 voert Jeremia een gehoorzaamheidstest uit bij de Rechabieten.

a) Wat houdt die test in?

b) Waarom voert Jeremia de test uit?

c) Hoe kan zich zo’n test in ons eigen leven voordoen?

2. In de verzen 6-10 vertellen de Rechabieten over hun bijzondere levensstijl.

a) Waarom leefden de Rechabieten op deze manier?

b) Heeft de keuze van de Rechabieten voor deze levensstijl ook iets te zeggen voor uw/jouw leven als christenvrouw?

3. De Rechabieten hielden strikt vast aan wat hun voorvader Jonadab had voorgeschreven (vs. 8). In Nederland kennen we de zogenoemde ‘refo-cultuur’, die op een bepaalde manier te vergelijken is met de tradities van de Rechabieten.

a) Vindt u/vind jij tradities waardevol? Licht je antwoord toe.

b) In hoeverre helpen tradities om een leesbare brief van Christus te zijn (2 Kor. 3:3)?

c) Schuilt er een gevaar in het vasthouden aan tradities?

4. De Rechabietische ouders leefden hun manier van leven voor aan de volgende generatie(s).

a) Wat is ons verlangen voor onze (klein-) kinderen en/of de jongeren uit de gemeente?

b) Wat is daarin onze verantwoordelijkheid?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 9

De boekrol verbrand, Gods Woord houdt

stand

Zingen

Psalm 32:5

Psalm 119:7, 8, 9

Psalm 78:3, 4

Psalm 33:5, 6

Psalm 56:5

In de tijd van Maarten Luther was het motto van de protestantse vorsten in Duitsland: ‘Het Woord van God blijft tot in eeuwigheid’. Wat hebben we veel reden tot dankbaarheid vanwege het geweldige geschenk van de Schriften! De HEERE God heeft met bijzondere zorg dit geschenk aan de mensen gegeven.

De profeet Jeremia roept in benarde tijden steeds op tot onvoorwaardelijk vertrouwen op de HEERE, de God van het verbond. Niet van Babylon heil verwachten, niet met Egypte sympathiseren, maar alleen op Hem hopen. Vertrouwen op God betekent gehoorzamen, breken met de afgoden, luisteren naar Gods stem. Helaas, er wordt niet geluisterd. Jeruzalem is vol afgoderij en vol corruptie.

Het Woord vastgelegd

Op een dag krijgt Jeremia de opdracht om al de profetische boodschappen die hij in de voorbijgegane jaren heeft gebracht op te schrijven. Dan kan alles nog eens aan het volk en aan de overheid worden voorgelezen. Zo zullen ze opnieuw tot bekering

worden opgeroepen. Immers, nog steeds staat de deur van de genade open (zie vs. 3). De HEERE maakt duidelijk dat Hij met het oordeel dreigt in de hoop het niét te hoeven uitvoeren. Daarom laat Hij Zijn Woord prediken door trouwe dienaars en daartoe geeft Hij Zijn Woord op schrift, zwart op wit. Eén van de weinige getrouwen in Jeruzalem is Baruch, een aanzienlijk man, die wil optreden als secretaris van de profeet Jeremia. Hij schrijft zorgvuldig de woorden op die de profeet hem dicteert. Vervolgens gaat hij naar het tempelplein in Jeruzalem, waar op een vastendag veel mensen zijn samengekomen. Daar leest hij vanaf een balkon de inhoud van de boekrol voor. De profeet Jeremia kan dat zelf niet doen, waarschijnlijk omdat hem

10
Delen in geloof
Lezen Jeremia 36
44 Bijbelstudie

de toegang tot het tempelplein is ontzegd door de vijandige overheid (vs. 5).

In Zijn trouw geeft de HEERE voor de zoveelste keer een herkansing aan het volk om de verdiende straf te ontgaan. Uit deze trouw van God is de Heilige Schrift voortgekomen. Laten we vanuit dit gezichtspunt eens naar onze Bijbel kijken. In artikel 3 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat: Daarna heeft God door een bijzondere zorg die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, Zijn knechten, de profeten en apostelen, geboden Zijn geopenbaarde Woord op schrift te stellen. Het is Gods bijzondere zorg voor ons behoud dat we de Bijbel hebben op de kansel in de kerk, maar ook tijdens de verenigingsavonden en bij ons thuis. Dat we het Woord bij ons kunnen dragen in onze binnenzak of tas. Wat is daar veel aan voorafgegaan: eeuwenlange prediking, het telkens weer opschrijven en overschrijven van het gepredikte Woord, de vertaling van de Bijbel in talloze talen, ook in onze Nederlandse taal. Bijbelvertaling en bijbelverspreiding gaan door tot op de huidige dag. Laten we de HEERE God prijzen om dit geweldige geschenk van het Woord.

Het Woord verbrand

Als Baruch de woorden van de boekrol voorleest, wordt dat in heel Jeruzalem bekend. Zo hoort ook koning Jojakim ervan. Hij zit in het ‘winterhuis’, de zuidelijke, meest beschutte vleugel van het koninklijk paleis, letterlijk dicht bij het vuur. Vlak voor hem staat de kachel, een bekken of schaal met vurige kolen. Verder zien we daar de ministerraad en een ambtenaar, een zekere Jehudi, met de boekrol van Jeremia in zijn handen. Op bevel van de koning leest deze Jehudi stukje voor stukje voor wat er in die boekrol is opgeschreven.

Schokkend wat nu gebeurt: de koning heeft een mesje in zijn handen en telkens wanneer Jehudi een gedeelte heeft gelezen en er dus weer een stuk van de boekrol is uitgerold, snijdt de koning dat gelezen stuk af en werpt het in het vuur. Enkele mannen in zijn buurt proberen hem daarvan af te houden. De koning luistert echter niet naar hen, maar gaat door totdat heel de boekrol in het vuur is vergaan en er alleen maar wat as is overgebleven.

Aangrijpend!

Ernstige woorden klinken in het paleis. Over de ondergang van de stad, de verwoesting van de tempel en de wegvoering in ballingschap. Er klinkt een alarmsignaal dat het één minuut voor twaalf is, maar nog altijd niet te laat om zich te bekeren tot

God, Die helpt in nood. De koning en zijn regering beseffen heel goed wat de betekenis van de gelezen woorden is. Maar ze sluiten zich er moedwillig voor af (zie vs. 24). De koning barst niet in woede uit. Uiterlijk blijft hij rustig, maar van binnen brandt het vuur van vijandschap tegen het Woord van God en de God van het Woord. Koning Jojakim wil niet buigen voor de Koning der koningen. Hij is zelf een god in het diepst van zijn gedachten. Daarin is hij een beeld van alle mensen, dus ook van ons. Deze vijandschap tegen het Woord van God is er niet alleen in de wereld, maar ook in de godsdienst. Vergeet niet dat uitgerekend de schriftgeleerden de Heere Jezus aan het kruis hebben gebracht, terwijl diezelfde mensen de boekrollen van de Thora zo heilig achtten dat ze deze niet eens met hun handen durfden aanraken. Saulus van Tarsen was uiterst godsdienstig en toch vervolgde hij de christenen te vuur en te zwaard. Er is niet alleen openlijke vijandschap van goddelozen, maar ook verkapte vijandschap van godsdienstige mensen. Het is bij allen hetzelfde vuur van bittere haat. Overal waar het Woord van God komt, zien we deze reactie van verzet naar voren komen: in de media, in de moderne literatuur, aan de universiteiten en, eerlijk gezegd, ook in ons eigen hart. Zijn we genezen van de vijandschap tegen Gods Woord? Hoeveel preken heb ik al in het vuur gegooid? Hoeveel teksten heb ik als het ware weggesneden uit het Woord van God? Wanneer ik het herken bij mijzelf, wanneer ik die Jojakim terugvind in mijn eigen hart, bid ik met Psalm 139: Beproef mij, o God, of er bij mij een schadelijke weg is, en leid mij op de eeuwige weg! Wanneer wandel ik op die eeuwige weg? Als het Woord overwint in mijn leven.

Het Woord overwint

God gunt de leugen niet het laatste woord, maar handhaaft Zijn eer en zet Zijn Woord door. Uiteindelijk is die boekverbranding van koning Jojakim een machteloos gebaar. Wat denkt hij daarmee nu eigenlijk te bereiken? Uit de as rijst het Woord toch weer op. Trouw aan Gods opdracht schrijven Jeremia en Baruch nog een keer een boekrol vol met zelfs nog meer profetieën. Het effect van de daad van de koning is dus uiteindelijk precies het tegenovergestelde van wat hij bedoelde. In plaats van het Woord weg te krijgen, wordt het nog breder vastgelegd. Aan Jojakim wordt het oordeel aangezegd. Hij brandt meer dan alleen zijn vingers aan het Woord van God. Datzelfde Woord dat hij in het vuur heeft geworpen, zal hem als een veroordelend en verzengend vuur treffen.

Bijbelstudie 10

Zo is het de eeuwen door gegaan. Tot op de dag van vandaag geldt: geen boek ter wereld is zo verguisd en gehaat, maar ook geen boek ter wereld zo vaak gedrukt, in zo veel talen vertaald en door zo velen gelezen als de Bijbel. We zien daarin dat God leeft. Dat Christus, de Gekruisigde, de Opgestane is. Dat de Heilige Geest krachtig doorwerkt in de wereld en in de geschiedenis. Het is een teken van God in deze wereld dat de Bijbel eenvoudig niet weg te krijgen is. Het Woord van God is voor ons allemaal te lezen en te onderzoeken. Waar het nu op aankomt, is dat dit Woord in de kracht van de Heilige Geest ook in ons hart en leven overwint, voor het eerst en telkens weer opnieuw. In de toewijding van Baruch en Jeremia zien we een beeld van de getrouwe gemeente, de oprechte gelovigen. Ze hadden kleine kracht, maar hebben Gods Woord bewaard. Daar komt het ook voor ons op aan. Dan nemen we tijd voor het lezen en overdenken van het Woord van God, ’s zondags en door de week. We houden vast

aan de goede gewoonte om in de gezinnen aan tafel uit de Bijbel te lezen. We geven onze kinderen al vroeg een eigen Bijbeltje, waar ze zelf uit kunnen lezen en dat ze ‘s zondags meenemen naar de kerk. We maken gebruik van de mogelijkheden om samen de Bijbel te bestuderen en met elkaar te spreken over de betekenis daarvan voor ons geloofsleven. Vooral: we gaan persoonlijk biddend de Bijbel lezen. Koning Jojakim wierp de boekrol in het vuur. Laten wij erom vragen dat het vuur van het Woord in ons zal oplaaien om al het onzuivere te verteren en ons warm te doen lopen voor het koninkrijk van God. Dan komt er meer en meer de vrucht van de bekering: als zondaars buigen voor God en al onze hoop en verwachting alleen op Gods genade in Christus stellen. Dan willen we ook van dat Woord getuigen, al wordt ons dat lang niet altijd in dank afgenomen en kan het ons op discriminatie en vervolging komen te staan.

Maar één ding is zeker: het Woord overwint!

46 Bijbelstudie 10

?

Vragen

1. In vers 3 en vers 7 lezen we het woordje ‘misschien’.

a) Bij vers 3 kunnen we de vraag stellen of de HEERE dan niet wist dat het fout zou gaan? Ja, Hij is de Alwetende. Maar waarom dan toch dit ‘misschien’? Wat zegt dit over onze menselijke verantwoordelijkheid?

b) In vers 7 neemt Jeremia dit woord ‘misschien’ over. Wat kunnen wij daarvan leren in situaties die hopeloos lijken te zijn?

2. In vers 16 lezen we dat ‘alle vorsten’, hoogwaardigheidsbekleders in Jeruzalem, angstig werden toen Baruch hun de woorden van God had voorgelezen.

a) Noem voorbeelden uit de Bijbel van mensen die door het Woord in hun geweten geraakt werden.

b) Er komt volgens vers 24 geen oprechte bekering. Bij velen die eerst angstig werden, was het niet meer dan een voorbijgaande emotie. Waaruit bestaat een echte bekering?

3. De koning verbrandt het Woord. Waar zien we in onze tijd verzet, vijandschap tegen het Woord?

4. Toch is het waar: ‘Gods Woord houdt stand in eeuwigheid’ (citaat Lutherlied).

a) Kunt u een voorbeeld geven uit de kerkgeschiedenis?

b) Kunt u een voorbeeld geven uit deze tijd?

c) Wat is de waarde van het Woord voor u persoonlijk?

5. Kunt u samenvatten wat u geleerd hebt van de Bijbelstudies over het boek Jeremia?

Antwoorden

!
Bijbelstudie 10
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.