www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

TeleScoop 1 - Leerwerkboek (ed. 2024)

Page 1

scoop tele 1

Proefversie©VANIN

Voorlopige versie lesmateriaal

Dit is een voorlopige versie van lesmateriaal van Uitgeverij VAN IN, bestemd voor promotionele doeleinden.

Doordat de minimumdoelen voor de eerste graad in een latere fase worden gecommuniceerd, zijn alle inhouden in deze bundel 'onder voorbehoud' Onze auteurs kijken alles nog grondig na en passen aan waar nodig. Zo kun je er zeker van zijn dat ze volledig in lijn liggen met de nieuwe minimumdoelen.

Op onze website vullen we steeds het laatste nieuwe materiaal aan. Bovendien vind je daar ook alle informatie over de methode, de verschijningsplanning, contactinformatie van je educatief adviseur...

Zo kan jij steeds al de laatste info en het meest recente materiaal bekijken!

Blijf op de hoogte van het laatste nieuws en materiaal via vanin.be/secundair

Proefversie©VANIN

))

Proefversie©VANIN

Vaardig in aardrijkskunde 1 Nooit meer verloren lopen 2 2 A an het werk met kaarten 7 3 Geen vuiltje aan de lucht tele Proefversie©VANIN

1 NOOIT MEER VERLOREN LOPEN

KERNVRAAG

HOE KUN JE JEZELF ORIËNTEREN EN LOKALISEREN MET BEHULP VAN

EEN KAART OF HET LANDSCHAP?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Wie is al eens op citytrip geweest of naar een pretpark en moest zich daar oriënteren aan de hand van een (digitale) kaart of plattegrond? Vond je dat moeilijk? Wat kun je daar nog over vertellen?

Het avontuur van oriënteren met kaart en kompas laat je de wereld om je heen verkennen en leert je om je weg te vinden. Dus, avonturiers, grijp je kompas en kaart, en ga op ontdekkingstocht!

2 OP ONDERZOEK

Een (digitale) kaart of plattegrond kan je zeker helpen om je te oriënteren. Je gebruikt ze best vaak zonder er nog echt bij stil te staan. Het is echter heel belangrijk om een kaart op de juiste manier te gebruiken. De verschillende vaardigheden die je daarbij nodig hebt, worden op de volgende pagina stap voor stap uitgelegd.

Bekijk ook de bijhorende kennisclips over de vaardigheden op iDiddit.

2 THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE
Fig. 1.1 Oriënteren aan de hand van een kaart

1 Leg je kompas horizontaal. Blijf uit de buurt van metaal en magneten.

2 De kompasnaald (rode pijlpunt) wijst het noorden aan.

3 Draai je kompas zo dat de letter N (noorden op het kompas) samenvalt met de rode pijlpunt van de kompasnaald.

4 Draai de kaart zo dat de noordpijl van de kaart samenvalt (evenwijdig ligt) met de kompasnaald.

5 Als er geen windroos op een kaart staat, is de bovenkant van de kaart het noorden. Kijk naar de tekst op de kaart om te bepalen wat de bovenkant is.

Proefversie©VANIN

VAARDIGHEID 2: Hoe oriënteer je een kaart zonder kompas

1 Zoek minstens twee herkenningspunten in het landschap.

2 Zoek die herkenningspunten op de kaart.

3 Draai nu de kaart zodat de herkenningspunten in dezelfde richting liggen als jij ze ziet.

Vaardigheid 3: Hoe lokaliseer je jezelf op een kaart?

1 Oriënteer eerst je kaart (zie vaardigheid 2).

2 Trek daarna door elk herkenningspunt een lijn volgens je kijkrichting.

3 Waar deze lijnen elkaar snijden, is jouw standplaats S (zie figuur 1.3).

Vaardigheid 4: Hoe situeer je een plaats (of jezelf) ten opzichte van een andere plaats?

1 Leg een denkbeeldige windroos op je standplaats.

2 Bepaal de windrichting van de gezochte plaats ten opzichte van jouw standplaats.

Bv. Antwerpen ligt ten noorden van Mechelen.

3 Als je een plaats situeert in een gebied, bepaal je de standplaats binnen dat gebied.

Bv. Antwerpen ligt in het westen van de provincie Antwerpen.

Een kaart is een belangrijk hulpmiddel om je te oriënteren en je standplaats te lokaliseren in een landschap.

Je kunt een kaart oriënteren met behulp van een windroos en een kompas.

De (tussen)windrichtingen gebruik je om jezelf of een plaats te situeren ten opzichte van een andere plaats.

Door verschillende herkenningspunten te gebruiken, slaag je erin om jezelf op de kaart en in het landschap te lokaliseren.

Test jezelf: oefeningen 1-2-3

NOORDEN
VAARDIGHEID 1: HOE BEPAAL JE HET
MET EEN KOMPAS?
Fig. 1.2 kompas of stand van de zon? Fig. 1.3 Een kaart oriënteren
3 HOOFDSTUK 1 NOOIT MEER VERLOREN LOPEN
S georiënteerd S = standplaats niet georiënteerd

1 Jezelf lokaliseren op een kaart

Je bent samen met enkele vrienden in Bobbejaanland. In de drukte verlies je de groep uit het oog.

Met een aantal herkenningspunten laten je vrienden je weten waar ze zich bevinden. Om een kaart of plattegrond zo goed mogelijk te oriënteren, bepaal je eerst waar het noorden ligt.

a Vervolledig de windroos op de plattegrond van Bobbejaanland (fig. 1.4).

Gebruik de Engelse symbolen N, E, S, W.

Proefversie©VANIN

b Noteer ook de afkortingen van de tussenwindrichtingen op de windroos.

THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE
3 A AN DE SLAG
Fig. 1.4 Plattegrond Bobbejaanland
4

2 Je standplaats bepalen op een kaart

a Om een kaart te gebruiken om je weg te vinden, moet je eerst je eigen standplaats kunnen bepalen op

Proefversie©VANIN

HOOFDSTUK 1 NOOIT MEER VERLOREN LOPEN
b 1 3 2 4 5

3 Een plaats situeren ten opzichte van een andere plaats

Situeer de volgende plaatsen aan de hand van een windrichting. Gebruik de plattegrond van Bobbejaanland en je oplossingen uit de vorige opdracht. Let op de oriëntatie van de plattegrond.

- Je bevindt je in het van Bobbejaanland.

- Vriend 1 bevindt zich ten van jouw standplaats.

- Vriend 4 bevindt zich ten van jouw standplaats.

Proefversie©VANIN

4 Jezelf situeren ten opzichte van een andere plaats

Situeer je vrienden ten opzichte van elkaar. Gebruik nu de tussenwindrichtingen. Schrijf de tussenwindrichtingen zowel voluit als met de Engelstalige afkorting.

- Vriend 2 bevindt zich ten / van jouw standplaats.

- Vriend 3 bevindt zich ten / van jouw standplaats.

4 TEST JEZELF

 1 Oriënteren met een kompas

 2 Je standplaats bepalen

 3 Plaatsen situeren ten opzichte van andere plaatsen

THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE
6

2 AAN HET WERK MET KAARTEN

KERNVRAAG

WELKE ELEMENTEN HELPEN JE BIJ HET LEZEN VAN EEN KAART?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Heb je ooit nagedacht over hoe je de wereld om je heen kunt weergeven op een kaart? Dat lijkt niet eenvoudig, maar gelukkig beschik je over een grote waaier aan kleuren, symbolen en letters om alle landschapselementen om te zetten in een overzichtelijke plattegrond. Zin om het uit te proberen? Waar wacht je nog op?

2 OP ONDERZOEK

Met behulp van een windroos en een aantal herkenningspunten in het landschap en op een kaart, kun je jezelf oriënteren in een landschap. Een kaart kan je bovendien nog veel meer vertellen over de omgeving.

1 Zelf een kaart tekenen

Een klasgenoot blijft vanavond bij je slapen. Hij wil na school onmiddellijk naar je huis fietsen. Om hem de weg te tonen, teken je op een blad papier de route van school naar je huis.

1 Wat moet je allemaal weten om je route zo nauwkeurig mogelijk te tekenen?

2 Welke online hulpmiddelen komen volgens jou van pas om de route zo duidelijk mogelijk voor te stellen?

3 Teken met behulp van alle gegevens die je nu verzameld hebt een zo duidelijk mogelijke kaart op een A4-blad.

Fig. 1.5 Zelf een kaart tekenen
7 HOOFDSTUK 2 AAN HET WERK MET KAARTEN

4 Toon je kaart aan je buur. Kan hij/zij je route op een echte kaart terugvinden? Laat hem/haar in het kader aankruisen wat goed is en wat je best nog verbetert.

Ik begrijp alle symbolen op de kaart.

Ik herken alle straten op de kaart.

De lengte van de straten is volgens mij juist weergegeven.

Ik kan de route gemakkelijk terugvinden op een echte kaart.

Proefversie©VANIN

2 Een legende maken

Je hebt in je tekening verschillende symbolen gebruikt om landschapselementen weer te geven. De betekenis van die symbolen vind je in een legende. Neem er een topografische kaart van je eigen leefomgeving bij.

1 Vergelijk de symbolen en kleuren die jij gebruikte met die van de topografische kaart.

landschapselement eigen symbool kaartsymbool

8 THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE

3 We verdelen die symbolen in drie groepen: punt-, lijn- en vlaksymbolen. In de tabel krijg je twee voorbeelden per soort symbool. Schrijf de betekenis erbij.

puntsymbolen lijnsymbolen vlaksymbolen

4 Schreef je ook woorden voluit op de kaart? JA / NEE (schrap wat niet past) Waarvoor heb je woorden gebruikt? Geef enkele voorbeelden.

Proefversie©VANIN

3 De SCHAAL gebruiken

Om je route voor te stellen op een A4-blad heb je de werkelijke afstanden moeten verkleinen. De mate waarin de werkelijke afstanden verkleind worden, wordt weergegeven door de schaal. Hoe een schaal precies werkt, ontdek je in de volgende oefening.

1 Meet de hoogte van dit legofiguurtje en noteer ze ernaast op het bovenste lijntje.

2 Noteer je eigen lengte op het onderste lijntje naast het legofiguurtje. Je hebt nu zelf een lijnschaal gemaakt.

3 Hoeveel keer is het legofiguurtje kleiner dan jij?

4 Geef die verhouding weer in een breuk. Die breukschaal geeft dus weer hoeveel keer de werkelijkheid werd verkleind.

Fig. 1.6 Legofiguurtje op ware grootte

Op een kaart moet de werkelijkheid dus ook verkleind weergegeven worden. Bekijk op iDiddit de kennisclip van vaardigheid 6. Zo leer je werken met de breukschaal en de lijnschaal.

2
verschillen merk je op tussen
en die van de
Welke
jouw symbolen
topografische kaart?
=
9 HOOFDSTUK 2 AAN HET WERK MET KAARTEN

VAARDIGHEID 6: HOE GEBRUIK JE EEN SCHAAL OM AFSTANDEN TE BEPALEN?

De schaal geeft aan hoeveel keer de werkelijke afstanden op deze kaart zijn verkleind. We maken het onderscheid tussen een lijnschaal en een breukschaal.

Lijnschaal

Op een lijnstuk staan de werkelijke afstanden aangeduid die voorgesteld worden op de kaart.

Voorbeeld: De lijnschaal gebruiken: je wilt de werkelijke afstand (in vogelvlucht of ‘hemelsbreed’) kennen tussen twee steden, bijvoorbeeld Antwerpen en Mechelen.

1 Neem een strookje papier.

2 Leg dat onder de twee steden.

3 Teken de beide steden af op het strookje en leg dat dan naast de lijnschaal. Je komt uit op een afstand tussen ongeveer 20 en 25 kilometer. Deze methode is niet zeer nauwkeurig.

Breukschaal

De noemer van de breuk geeft aan hoeveel keer de afstanden op deze kaart zijn verkleind. De breukschaal van de administratieve kaart van België is bijvoorbeeld 1/800 000. Dat betekent dat alle afstanden op de kaart in werkelijkheid 800 000 keer groter zijn. Je meet de afstand tussen Antwerpen en Mechelen, die is 2,8 centimeter.

In werkelijkheid bedraagt deze afstand dus: 2,8 cm x 800 000 = 2 240 000 cm of 22 400 m of 22,4 km.

Opgelet!

Op kleinschalige kaarten (grote landen en werelddelen bijvoorbeeld) moet je opletten met het gebruik van de schaal om afstanden te berekenen. Door de projectie van een bol op een plat vlak zijn de afstanden áltijd vervormd. De resultaten van die oefeningen zijn niet correct.

Ook op atlaskaarten vind je een schaal en legende terug. Aangezien we in het vak aardrijkskunde vaak met een atlas werken, leren we je eerst hoe je die gebruikt. Bekijk de kennisclip van vaardigheid 7 op iDiddit.

VAARDIGHEID 7: HOE ZOEK JE SNEL OP IN JE ATLAS?

1 Zoek je een plaats die je totaal niet weet liggen? Gebruik dan het register of de index achteraan in je atlas.

2 Zoek je een kaart van een plaats die je ongeveer weet liggen?

Gebruik dan de blad-of kaartwijzer voor- of achteraan in je atlas.

3 Zoek je een kaart met een bepaald thema van een gebied?

Gebruik dan de (algemene) inhoud vooraan in je atlas.w

Proefversie©VANIN

Naast de windroos heeft een kaart nog twee andere belangrijke elementen die niet mogen ontbreken: de legende en de schaal. De legende geeft de verklaring van de gebruikte kaartsymbolen, kleuren en het kaartschrift weer. We kunnen de symbolen in drie groepen verdelen: puntsymbolen, lijnsymbolen en vlaksymbolen.

De schaal geeft aan hoeveel keer de afstanden uit de werkelijkheid verkleind werden op de kaart. Je geeft de schaal weer met een breuk of een lijn.

Test jezelf: oefeningen 5-6

10 THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE

1 Werken met de schaal in Google Maps

Je wil graag weten hoe groot de afstand is tussen je school en Bobbejaanland. Zo kun je beter inschatten hoe lang je met je vrienden onderweg zal zijn.

a Open Google Maps.

b Typ ‘Bobbejaanland’ in de zoekbalk. Een rode markering verschijnt op de juiste locatie.

c Maak gebruik van de zoomknoppen rechts onderaan en zoom uit tot ook je schoolgemeente zichtbaar is op het scherm. Schrap wat niet past.

-Wanneer je uitzoomt (klikken op het minteken) zie je een groter / kleiner oppervlak met minder / meer details. De afstand die wordt weergegeven in de lijnschaal wordt groter / kleiner.

-Wanneer je inzoomt (klikken op het plusteken) zie je een groter / kleiner oppervlak met minder / meer details. De afstand die wordt weergegeven in de lijnschaal wordt groter / kleiner

-Een kaart met een grote schaal geeft een groot / klein oppervlak met weinig / veel details weer.

-Een kaart met een kleine schaal (bv. 1/100 000) geeft een groot / klein oppervlak met weinig / veel details weer.

d Zoom uit tot de route van je school tot Bobbejaanland volledig zichtbaar is.

e Klik met de rechtermuisknop op je school. Klik dan op ‘afstand meten’. Klik met de rechtermuisknop op Bobbejaanland en dan op ‘afstand tot hier’. Noteer hier de totale afstand: km.

2 Werken met de schaal op de topografische kaart

Pas je kennis nu toe op de topografische kaarten en vul de zinnen onder elke tekst aan.

schaal: 1/10 000 0 200m

Proefversie©VANIN

-1 cm op deze kaart is in werkelijkheid cm of m.

-Bepaal de werkelijke afstand tussen punt A en B met behulp van de lijnschaal.

De werkelijke afstand tussen beide punten is m.

-Weergegeven oppervlakte: groot / klein

-Zichtbare details van Bobbejaanland: veel / weinig

HOOFDSTUK 2 AAN HET WERK MET KAARTEN
A AN DE SLAG
3
A B 11
Fig. 1.7 Topografische kaart Bobbejaanland met schaal 1/10 000

A B

Proefversie©VANIN

schaal: 1/50 000 0 1 km

-1 cm op deze kaart is in werkelijkheid cm of m.

-Bepaal de werkelijke afstand tussen punt A en B met behulp van de lijnschaal.

De werkelijke afstand tussen beide punten is m.

-Weergegeven oppervlakte: groot / klein

-Zichtbare details van Bobbejaanland: veel / weinig

3 Werken met de legende van een kaart

Bekijk opnieuw de topografische kaart op schaal 1/50 000 van Bobbejaanland (fig. 1.8).

a Vul de tabel aan met telkens twee puntsymbolen, lijnsymbolen en vlaksymbolen die je op de kaart vindt. Teken ze er ook bij.

puntsymbolen lijnsymbolen vlaksymbolen

THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE
12
Fig. 1.8 Topografische kaart omgeving Bobbejaanland met schaal 1/50 000

b Welke landschapselementen kunnen onmogelijk worden weergegeven op een kaart?

Geef twee voorbeelden.

c Op de plattegrond van Bobbejaanland staat geen legende. Hoe komt het dat je daar toch alles makkelijk kunt terugvinden?

Proefversie©VANIN

d Vul de tabel hieronder aan.

-Noteer in de eerste kolom drie woorden die op de topografische kaart staan.

-Noteer in de tweede kolom de kleur die men daarvoor gebruikt.

-Noteer in de derde kolom waarvoor die kleuren gebruikt worden.

kaartschrift kleur gebruikt voor …

4 Werken met de schaal en legende van je atlas

Neem de kaart van België administratief in je atlas.

a Welke schaal staat er bij die kaart?

b Waar vind je de legende terug?

c Leg je atlas gesloten voor je. Probeer om ter snelst de oplossing te vinden in je atlas.

Noteer twee grondstoffen die je ten noorden van de Grote Meren in de Verenigde Staten kunt vinden.

d Maak de volgende opdrachten individueel met behulp van je atlas.

-Zoek in je atlas naar de plaats Monopoli.

In welk land ligt deze stad?

Dat vond ik op p.

Dit is atlaskaart

- Zoek in je atlas naar een kaart over het toerisme in Marokko.

Ik vond er een op p.

Dit is atlaskaart

- Zoek in je atlas naar de kaart van Duitsland.

Ik vond die op p.

Dit isatlaskaart

HOOFDSTUK 2 AAN HET WERK MET KAARTEN
13

5 De referentiekaart van België

Neem de referentiekaart van België achteraan in je leerwerkboek.

a Kun je de hoofdstad van België situeren? Welke belangrijke herkenningspunten zou elke Belg nog op een kaart van België moeten kunnen aanduiden?

b Benoem de herkenningspunten uit vraag a die je zelf al weet liggen op de referentiekaart van België.

c Neem de atlaskaart ‘België administratief’: dat is atlaskaart

-Kleur de provincie van je school geel. Duid je school aan met een zwarte stip.

-Noteer de naam van je provinciehoofdstad op de juiste plaats.

-Situeer je school in je provincie.

Mijn school ligt in het van de provincie

d Welke andere steden moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

Proefversie©VANIN

Duid ze aan op de kaart door een zwarte stip te plaatsen en de naam erbij te noteren.

e Welke andere rivieren moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

Duid ze aan op de kaart door ze met blauw te overtrekken en hun namen erbij te noteren.

f Welke andere autowegen moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

Duid ze aan op de kaart door ze met rood te overtrekken en de vakjes in te vullen.

4 TEST JEZELF

 1 Werken met de schaal

 2 Een legende gebruiken

 3 Referentiekaart België

THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE
14

op een kaart

met een kaart

windroos oriënteren richten volgens de windrichtingen

schaal lokaliseren legende situeren

lijnschaal - breukschaal

Proefversie©VANIN

punt-, lijn- en vlaksymbolen

je plaats bepalen

je plaats aanduiden in een gebied of ten opzichte van een andere plaats

THEMA 1 SyNTHESE
Sy NTHESE
50 km
1.9
15
0
Fig.
Referentiekaart van België

VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE

hoofdstuk begrip definitie

2 de index alfabetische lijst achteraan in je atlas (ook: het register)

Proefversie©VANIN

1 de kaart verkleinde, getekende weergave van het landschap

2 de kaartwijzer overzichtskaart in je atlas met een verwijzing naar deelkaarten

2 het landschapselement onderdeel van het landschap dat op natuurlijke wijze of door inbreng van de mens ontstaan is

2 de legende overzicht van de gebruikte symbolen op een kaart en hun betekenis

1 lokaliseren jezelf of een plaats bepalen op een kaart

1 oriënteren jezelf of een kaart juist richten ten opzichte van de windrichtingen

2 de referentiekaart kaart met de belangrijkste herkenningspunten van een bepaald gebied

2 de schaal breuk of lijn die aangeeft hoeveel keer de werkelijkheid verkleind wordt op een kaart

1 situeren met een windrichting de ligging van een plaats ten opzichte van een andere plaats aanduiden

2 de topografische kaart detailkaart waarop alle belangrijke landschapselementen aangeduid worden

BEGRIPPENLIJST
16 THEMA 1 VAARDIG IN AARDRIJKSKUNDE

Proefversie©VANIN

De weg van water

De kringloop van het water xx
Nat of droog? xx
Neerslag op de kaart xx
De weg van water naar zee xx
Hoeveel water verbruik jij? tele
1
2
3
4
5

ONDERZOEKSVRAAG

WELKE REIS LEGT EEN WATERDRUPPEL AF?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Water is overal om ons heen! Het zit in de oceanen, stroomt door rivieren en valt als regen uit de lucht. Maar wist je dat water ook een langere reis maakt? Dat noemen we de watercyclus. Daar weet je vast al heel wat over. Maak de oefening op iDiddit en ontdek zo hoe water zich gedraagt in deze kringloop.

2 OP ONDERZOEK

1 DE KRINGLOOP
WATER
VAN HET
Fig. 3.1 De waterkringloop
VERDAMPING CONDENSATIE NEERSLAG REGEN SNEEUW GLETSJER RIVIEREN EN MEREN TRANSPIRATIE RIVIER OCEAAN GRONDWATER 2 THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Bekijk op iDiddit het filmpje en beantwoord de vragen. Gebruik ook de begrippen die op de figuur staan.

1 Op welke twee manieren komt water in de atmosfeer terecht?

2 Wat gebeurt er met water dat op het aardoppervlak valt?

Proefversie©VANIN

3 Op welke drie manieren komt water in rivieren terecht?

Na een lange natte periode vraag je je misschien af van waar al dat water blijft komen. Het water circuleert in een gesloten kring tussen de aarde en de atmosfeer of dampkring. We spreken over de waterkringloop

1 Wanneer de zon schijnt, warmt het water in rivieren, meren en oceanen op en verandert het in waterdamp. Dat proces heet verdamping. Ook planten geven via hun bladeren water af, dat noemen we transpiratie

2 De waterdamp stijgt op. In de hogere luchtlagen, waar het koeler is, verandert de damp weer in kleine waterdruppeltjes, dat is condensatie. Die druppeltjes vormen samen wolken.

3 Wanneer de waterdruppeltjes in de wolken te zwaar worden, vallen ze terug naar de aarde als regen, sneeuw of hagel. Dat zijn verschillende vormen van neerslag

4 Eenmaal op de grond, sijpelt een deel van het water in de grond (infiltratie) en wordt het grondwater Het andere deel stroomt over het land (afvloeiing). Al dat water komt uiteindelijk weer in rivieren, meren en oceanen terecht. En dan begint de cyclus opnieuw.

Test jezelf: oefeningen 1-2-3-4

3 1 DE KRINGLOOP VAN HET WATER

3 A AN DE SLAG

1 De watercyclus

Je komt elke dag in contact met de watercyclus. Beantwoord de vragen op basis van je ervaringen.

a Wat is de energiebron van de watercyclus?

b In welke vormen komt water in de natuur voor?

c Welke vormen van neerslag zijn er?

d Waarom is de watercyclus voor mensen belangrijk?

Proefversie©VANIN

e Waar komt het water uit flessen (bronwater) vandaan?

2 Waterdruppels overal

Waar komen waterdruppels terecht? Lees de uitspraken. Geen enkele is correct, kun jij ze verbeteren?

a Water verdampt enkel uit de oceaan of uit meren.

b Wanneer water verdampt, wordt het lucht.

c Wolken bestaan uit waterdamp.

d Wanneer water in de grond dringt, is het voor altijd weg.

e Er valt regen als de wolken te zwaar worden.

3 De waterkringloop in taboewoorden

Leg de waterkringloop uit zonder de taboewoorden te gebruiken. Werk in duo’s.

Jullie krijgen elk drie kaartjes. Jij geeft aanwijzingen om het vetgedrukte woord te vinden, maar je mag de schuingedrukte taboewoorden niet noemen. Ook het woord ‘water’ is taboe. Je medeleerling probeert het begrip zo snel mogelijk te raden. Daarna keren de rollen om. Oefen eerst met de voorbeelden hieronder.

REGEN water druppels vallen RIVIER stroom/stromen water vloeien

4 TEST JEZELF

 1 Ken je begrippen!

 2 De waterkringloop

 3 Waterdruppels overal

 4 Water in rivieren

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
4

2 NAT OF DROOG?

ONDERZOEKSVRAAG

HOEVEEL NEERSLAG VALT ER GEMIDDELD IN JE GEMEENTE?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Stel, je hebt een regenmeter in je tuin en elke keer als het regent, vangt die regenmeter de druppels op. Jij meet hoeveel regen er is gevallen. Dat is belangrijk, want zo weten we hoeveel water er op aarde valt. Misschien ontdek jij zo wel een nieuw record?

In het vorige thema leerde je al heel wat over het weer. Ga naar iDiddit en los de vragen op.

2 OP ONDERZOEK

1 N EER SLAG METEN

1 Waar zal het water het hoogst staan na een regenbui?

In het zwembadje of in de emmer?

2 In een weerstation meet een regenmeter de hoeveelheid gevallen neerslag. Ken je daar de wetenschappelijke naam nog van?

3 Bereken hoeveel water er in het zwembadje zit als je over volgende gegevens beschikt. Het zwembadje heeft een oppervlakte van 1 m² en de hoogte van het neerslagwater is 10 mm.

- Hoogte:

- Oppervlakte:

- Inhoud:

- Conclusie: 10 mm neerslag =

1 m³ = 1000 dm³ of 1000 l

4 Hoeveel liter regenwater kan jouw dak (met de volgende gegevens) gemiddeld per jaar opvangen? Bereken.

- Gemiddelde hoeveelheid neerslag per jaar: 800 mm

- Oppervlakte dak: 100 m2

Bewerking:

Conclusie: Je dak vangt jaarlijks gemiddeld water op.

De gemiddelde Vlaming gebruikt dagelijks ongeveer 100 liter drinkwater. Als je al dat regenwater opvangt in een regenput, heb je heel wat gratis water om je te wassen of het toilet mee door te spoelen.

Fig. 3.2 Regenmeter
5 2 NAT OF DROOG?

2 Neerslag op het internet

1 Een andere manier om de neerslaghoeveelheid te kennen, is aan de hand van de website van het KMI. Zoek op wat deze letters betekenen.

KMI =

2 Heeft het vandaag geregend in je gemeente? Bekijk de animatie over gevallen neerslag op iDiddit. Welk toestel neemt de neerslag over een groot gebied waar?

3 Het KMI beschikt elk uur over meteorologische waarnemingen van een twintigtal weerstations in België. Kies op de kaart het weerstation dat het dichtst bij jouw woonplaats ligt en klik op ‘Neerslag’.

Proefversie©VANIN

Op welke manier wordt de neerslag van vandaag weergegeven?

De som van de neerslag over 24 uur is de dagelijkse neerslag.

4 Voor de maandelijkse hoeveelheid neerslag maak je de som van die waarden. Op de figuur hieronder zie je hoe je de maandelijkse hoeveelheid neerslag kunt voorstellen.

mm 0 20 40 60 80 100 120 140 J voor de maand juni Ukkel 0,4 mm = 129 mm 0,4 mm + 8,1 mm + ... 10 20 30 40 50 Ukkel FMAMJJASOND 38 78 102 22 81 129124 823089 106 27 Neerslagdiagram Ukkel
Fig. 3.4 Dagelijkse, maandelijkse en jaarlijkse neerslag in Ukkel (België)
6 THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Fig. 3.3 Het weerbericht

3 NEERSLAGGEGEVENS IN EEN GRAFIEK

1 Je hebt in thema 2 de temperatuur al in een grafiek weergegeven. Neerslagwaarden duiden we aan met blauwe balkjes. Volg de aanwijzingen stap voor stap.

a Bekijk de maandelijkse neerslag van het jaar 2023. Surf daarvoor naar: www.meteo.be/nl/brussel > Klimaat > Klimaat van België > Klimatologisch overzicht. Kies bovenaan het jaar 2023.

b Noteer de maandelijkse neerslag van elke maand in de tabel.

c Noteer de totale jaarlijkse hoeveelheid neerslag in het laatste vakje.

jan.feb.maa.apr.meijun.jul.aug.sep.okt.nov.dec.jaar neerslag in mm

d Teken de neerslaghoeveelheid met blauwe balkjes in de grafiek.

Proefversie©VANIN

Een pluviometer of regenmeter vangt de hoeveelheid gevallen regenwater op. 1 millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter: 1 mm neerslag = 1 l/m2

De maandelijkse neerslag is de som van de dagelijkse neerslag over één maand. Je kunt de maandelijkse neerslaghoeveelheden inkleuren op een neerslaggrafiek met blauwe balkjes. Zo krijg je een overzicht van de jaarlijkse neerslag van een bepaald jaar.

Test jezelf: oefeningen 1-2

T°C 30 25 20 15 10 5 0 -5 -10 0 temperatuur neerslag 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Nmm
Plaats:
J
FMAMJJASOND
Het KMI of Koninklijk Meteorologisch Instituut in
Ukkel (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) meet continu verschillende weerelementen, waaronder de neerslag. Dat gebeurt in een twintigtal stations in België.
7 2 NAT OF DROOG?

1 Valt er in ons land nu veel of weinig regen?

Gebruik de maandelijkse neerslaggegevens van 2023 uit de vorige oefening.

a Hoeveel neerslag viel er in de maand juli?

b Noteer de jaarlijkse hoeveelheid neerslag van dat jaar.

2 Om onze neerslag te kunnen vergelijken met die van andere jaren en op andere plaatsen, maken we gebruik van een klimatogram. Dat is een grafiek waarin zowel de gemiddelde maandtemperatuur als de maandelijkse neerslaghoeveelheid van een bepaalde plaats over een periode van 30 jaar samengebracht worden.

Proefversie©VANIN

a Over welke periode kun je de gemiddelde neerslaghoeveelheid aflezen?

b Hoeveel neerslag viel er gemiddeld in de maand juli in die periode

c Hoeveel bedraagt de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid neerslag in die periode?

4
KLIMATOGRAM LEZEN
EEN
Bekijk de kennisclip ‘Hoe teken je een klimatogram?’ op iDiddit. °C 20 15 10 5 0 -5 J Temperatuurcurve van een bepaald jaar Ukkel Neerslagdiagram van een bepaald jaar Ukkel Gemiddelden van minstens 30 jaar Gemiddelden van minstens 30 jaar FMAMJJASOND -3231211141717161164 mm 0 20 40 60 80 100 120 140 JFMAMJJASOND 38 78 102228112912482308910627 -20 -10 0 10 20 30 40 50 T°C T°C 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 766559476071778665687687 3,7 4,2 7,1 10,4 13,9 16,718,7 18,4 15,211,3 7,2 4,3 Jaar 837 11,0 Ukkel (België) 51° N, 4° E 1991-2020 T°C Nmm
teken
8 THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Fig. 3.5 Hoe
je een klimatogram?

Temperatuur en neerslag kunnen van dag tot dag en zelfs van uur tot uur veranderen. We spreken dan over het weer. Dat is de toestand van de atmosfeer of dampkring op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. Het weer is dus veranderlijk en moeilijk te voorspellen op lange termijn.

Het klimaat geeft de gemiddelde weersomstandigheden op een bepaalde plaats over een langere periode, meestal over een periode van 30 jaar. Het klimaat is ook veranderlijk, maar over een langere periode.

Test jezelf: oefeningen 3-4

Proefversie©VANIN

5 NATTE EN DROGE MAANDEN

1 De temperatuur speelt ook een rol om te bepalen of we een maand nat of droog noemen.

a Kijk goed naar de temperatuurwaarden (linkse as op het klimatogram) en de neerslagwaarden (rechtse as). Welke neerslagwaarde staat tegenover de volgende temperatuurwaarden?

10 °C neerslag

25 °C neerslag

b Wat is de verhouding dus tussen beide waarden?

Bij een droge maand is N < 2T en dan ligt het blauwe balkje van de neerslag onder de rode temperatuurcurve.

Bij een natte maand is N ≥ 2T en dan ligt het blauwe balkje juist op of boven de rode temperatuurcurve.

Test jezelf: oefeningen 5-6

2 Is het in Ukkel gemiddeld nat of droog?

a Bestudeer het klimatogram.

- Hoeveel bedraagt de gemiddelde temperatuur in april in Ukkel?

- Hoeveel bedraagt de neerslag in april?

b Is april droog of nat?

- Noteer je bewerking:

- Conclusie:

- Hoeveel droge maanden heeft Ukkel?

9 2 NAT OF DROOG?

1 Natter of droger dan het dertigjarig gemiddelde

a Vergelijk de neerslag van de maanden van het laatste volledige kalenderjaar met die van het dertigjarig gemiddelde (1991-2020). Gebruik daarvoor het lesmateriaal op iDiddit.

- Vul in de middelste kolom de neerslagwaarden van het laatste volledige jaar in.

- In de kolom rechts zie je de gemiddelde waarden (over een periode van 30 jaar) uit het klimatogram.

Proefversie©VANIN

jaar

b Vergelijk in de tabel de neerslag de maanden die je hebt opgezocht met het dertigjarig gemiddelde. Markeer telkens het correcte antwoord.

- Juli en augustus waren droger / even droog / natter dan het dertigjarige gemiddelde.

- Februari was een droge / normale / natte maand.

- Het laatste jaar was een droog / normaal / nat in vergelijking met het dertigjarig gemiddelde.

2 Een klimatogram lezen

a Vul de ontbrekende info op het klimatogram van Ukkel aan:

- de temperatuureenheid bij de juiste as;

- de eenheid voor neerslag bij de juiste as;

- de ontbrekende getallen op de as van de neerslag.

b Welke maand is gemiddeld …?

- het warmst:

- het koudst:

- het natst:

- het droogst:

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
A AN
3
DE SLAG
klimaat = dertigjarig gemiddelde januari 76 mm februari 65 mm maart 59 mm april 47 mm mei 60 mm juni 71 mm juli 77 mm augustus 86 mm september 65 mm oktober 68 mm november 76 mm december 87 mm jaar 837 mm
maand laatste volledige
Ukkel (België)
-20 -10 0 0 10 20 20 40 30 60 40 80 50 T°C T°C 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 76 65 59 47 60 71 77 866568 76 87 3,7 4,2 7,1 10,4 13,9 16,7 18,7 18,4 15,211,3 7,2 4,3 Jaar 837 11,0 10
51° N, 4° E 1991 - 2020

c Kloppen de uitspraken? Kruis juist of fout aan.

1 In januari ligt de gemiddelde temperatuur onder het vriespunt.

2 De lente is droger dan de zomer.

3 Maart en november zijn ongeveer even warm.

4 Augustus en december zijn gemiddeld even nat.

3 Het klimaat vroeger en nu

JUISTFOUT

Proefversie©VANIN

Het weer kan in een paar uur tijd helemaal omslaan, maar verandert het klimaat ook of juist niet?

a Markeer de dertigjarige periode bij elk klimatogram.

b Noteer het juiste antwoord.

- De voorbije eeuw werd de temperatuur steeds

- Het verschil in jaartemperatuur bedraagt °C.

- Er valt nu jaarlijks gemiddeld neerslag.

- Het verschil in jaarneerslag tussen het begin van vorige eeuw en nu bedraagt mm. c Wat tonen deze grafieken? Kies het juiste antwoord.

- Er zijn nu kleinere / grotere verschillen in neerslag tussen de maanden dan 90 jaar geleden.

- Het weer / klimaat wordt steeds warmer.

4 Weer of klimaat?

Lees de tekst in het kenniskader (p. XX) aandachtig. Kruis aan of de situaties hieronder over het weer of over het klimaat gaan.

1 Elk jaar gaan er duizenden Belgen skiën in de Alpen.

2 Het is zonnig met een beetje bewolking. Het blijft de hele dag droog.

3 Op 5 november 2023 zijn door de neerslag sommige velden onbespeelbaar geworden en werden er heel wat voetbalmatchen afgelast.

4 In Ukkel valt er gemiddeld 837 mm per jaar.

5 In Blankenberge zijn er gemiddeld minder dan 40 vorstdagen per jaar. In de Hoge Venen zijn het er bijna 100.

WEERKLIMAAT

2 NAT OF DROOG?
-20 -10 0 0 10 20 20 40 30 60 40 80 50 T°C T°C 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 6650 59 6161 63 87 72 64 74 76 80 2,2 2,7 5,4 8,312,915,2 17,1 16,614,3 10,1 4,92,8 Jaar 812 9,4 -20 -10 0 0 10 20 20 40 30 60 40 80 50 T°C T°C 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 76 65 59 47 60 71 77 866568 76 87 3,7 4,2 7,1 10,4 13,9 16,7 18,7 18,4 15,211,3 7,2 4,3 Jaar 837 11,0 Ukkel (België) 51° N, 4° E 1901 - 1930 Ukkel (België) 51° N, 4° E 1991 - 2020 11

5 Vergelijking tussen klimaat in Ukkel en Lissabon

Aan de hand van klimatogrammen kunnen we de verschillen in klimaat tussen twee plaatsen onderzoeken.

Vergelijk het klimaat van Lissabon met dat van Ukkel.

Ukkel (België) 51° N, 4° E 1991 - 2020

Lissabon (Portugal) 39° N, 10° W 1990 - 2019

Proefversie©VANIN

a Onderzoek de jaartemperatuur en jaarneerslag. Noteer het juiste antwoord.

- Hoeveel bedraagt de gemiddelde jaartemperatuur in Ukkel? °C

- En in Lissabon? °C

- Hoeveel bedraagt de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Ukkel? mm

- En in Lissabon? mm

b Onderzoek het aantal droge en natte maanden.

- Hoe herken je een droge maand op het klimatogram?

- Markeer op beide klimatogrammen de neerslagwaarden van de droge maanden oranje.

- Hoeveel droge maanden zijn er in Ukkel? droge maanden.

- Hoeveel droge maanden zijn er in Lissabon? droge maanden.

4 TEST JEZELF

 1 Meten is weten

 2 Hoeveel water?

 3 Klimatogram lezen

 4 Weer of klimaat?

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
-20 -10 0 0 10 20 20 40 30 60 40 80 50 T°C T°C 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 76 65 59 47 60 71 77 866568 76 87 3,7 4,2 7,1 10,4 13,9 16,7 18,7 18,4 15,211,3 7,2 4,3 Jaar 837 11,0
12

NEERSLAG OP DE KAART

KERNVRAAG

WAAR IN ONS LAND EN IN EUROPA IS HET NAT?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Een neerslagkaart is een hulpmiddel dat ons helpt begrijpen hoeveel regen er op verschillende plaatsen valt. Het is een kaart die je precies laat zien waar het regent en hoeveel. In deze les ontdekken we hoe neerslagkaarten worden gemaakt en hoe ze ons kunnen helpen het weer beter te begrijpen.

2 OP ONDERZOEK

Tot nu hebben we enkel de gegevens van Ukkel onderzocht. Nu zoomen we uit naar heel België.

1 DE NEER SLAGKAART VAN BELGIË

Bekijk de neerslagkaart van België voor de maand juli 2023 en beantwoord de vragen.

1 Hoeveel neerslag viel er alweer in Ukkel in juli 2023?

2 Op de neerslagkaart is Ukkel rood aangeduid. Komt dat overeen met de gevonden waarde?

3 Duid nauwkeurig de gemeente van je school aan.

a Hoeveel neerslag viel daar in de maand juli?

b Markeer: Dat is even veel als / meer dan / minder dan in Ukkel.

4 Overtrek de grenslijn van 140 mm neerslag. Alle punten op die lijn hebben precies dezelfde maandelijkse neerslaghoeveelheid. We noemen die lijn een neerslaglijn of isohyeet. De lijn die je overtrokken hebt, is de julineerslaglijn van 2023.

5 Omschrijf wat een neerslaglijn precies is.

6 Zijn de volgende stellingen juist of fout? Kruis aan.

1 Namen kreeg in juli 2023 het minste neerslag van alle provinciehoofdsteden.

2 In juli 2023 was het erg nat aan de Belgische kust.

3 Heel de grensstreek met Frankrijk was erg nat in juli 2023.

WEERKLIMAAT

3
13 3 NEERSLAG OP DE KAART
Fig. 3.6 De hoeveelheid neerslag voor juli 2023 in België (bron: KMI)

Een neerslagkaart geeft de hoeveelheid neerslag in een bepaald gebied weer. De lijnen op deze kaart die punten met dezelfde hoeveelheid neerslag verbinden, zijn neerslaglijnen of isohyeten.

Test jezelf: oefening 1

2 DE GE MIDDELDE JAARNEERSLAG IN BELGIË

De onderstaande neerslagkaart van België geeft de gemiddelde jaarneerslag in België over een langere periode weer. Beantwoord de vragen.

1 Bestudeer de neerslagkaart aandachtig.

a Over welke periode werd de gemiddelde jaarneerslag gemeten?

b Noteer de gemiddelde jaarneerslag in Ukkel:

c Ukkel staat rood aangeduid. Komt dat overeen met deze waarde?

d Vergelijk de neerslagkaart met de reliëfkaart van België (achteraan in je leerwerkboek).

2 Juist of fout? Slechts één uitspraak is correct. Markeer ze.

1 Hoe lager, hoe natter.

2 Hoe dichter bij de zee, hoe natter.

3 Hoe noordelijker, hoe natter.

4 Hoe hoger, hoe natter.

5 Hoe meer in het binnenland, hoe natter.

In Laag- en Midden-België meet men jaarlijks gemiddeld 800 mm neerslag. Hoog-België is duidelijk natter. In het hoogste gebied van ons land, de Hoge Venen, stijgt de jaarlijkse neerslaghoeveelheid tot 1 400 mm.

Test jezelf: oefening 2

Proefversie©VANIN

3 Neerslag in Europa

Nu je de neerslagkaart van België kunt lezen, kun je dat ongetwijfeld ook met de kaarten van Europa, de wereld en de andere continenten.

1 Hoe zoek je die kaarten op? Markeer het juiste antwoord.

Je gebruikt daarvoor de inhoudstafel / de bladwijzer / het register of de index

2 Zoek in je atlas de neerslagkaart van Europa. Welke kaart is dat?

3 De gele gebieden op de kaart zijn droog, de blauwe gebieden zijn nat. Welke isohyeet vormt de grens tussen de droge en de natte zones?

4 Ligt België in de natte of in de droge zone?

Fig. 3.7 De jaarlijkse gemiddelde neerslaghoeveelheid (1991-2020) in België (bron: KMI)
14 THEMA 3 DE WEG VAN WATER

5 Welke regio’s in Europa zijn droog?

In Europa wordt het droger van de kust naar het binnenland. De isohyeet van 400 mm vormt de scheiding tussen droog en nat Europa. In de gebergten valt de meeste neerslag. Op de volgende pagina leer je hoe dat komt.

Test jezelf: oefening 3

Proefversie©VANIN

4 Vergelijking reliëf en neerslag in Europa

Leg nu de referentiekaart van Europa (achteraan in je leerwerkboek) naast de neerslagkaart.

1 Wat valt er op als je die kaarten vergelijkt?

2 Welke gebieden zijn het natst in Europa?

3 Bekijk de figuur. Aan welke zijde van de berg valt de meeste neerslag?

LOEFZIJDE

zeebries buien

condenserende waterdamp droge, dalende lucht waterdamp

LIJZIJDE

V5
3.8
Fig.
Stijgingsregens
15 3 NEERSLAG OP DE KAART

5 Leg uit waarom er een relatie bestaat tussen die twee landschapsvormende lagen.

Proefversie©VANIN

6 Vul in de vakken op figuur 3.8 aan welke zijde van het gebergte droog is en welke zijde nat is.

7 Zie je nu ook een horizontale relatie in de laag van het klimaat?

Aan de ene kant van een berg, de loefzijde, komt de wind meestal van over zee en is ze dus vochtig. Wanneer die lucht tegen de berg opstijgt, koelt ze af. Het gevolg is dat ze minder waterdamp kan vasthouden: het vocht condenseert tot kleine waterdruppels en er vormen zich wolken. Van zodra die druppels groot genoeg worden, vallen ze als regen of sneeuw. Aan de loefzijde van een berg is het daarom vaak regenachtig of besneeuwd.

Dat gebeurt ook in Hoog-België, waar de lucht stijgt en er dus meer neerslag valt dan in Laag- en MiddenBelgië.

Aan de andere kant van de berg, de lijzijde, daalt de lucht weer, waardoor ze opwarmt. Doordat het meeste vocht al aan de loefzijde is gevallen, is de lucht hier droger. Bovendien kan warmere lucht meer waterdamp vasthouden, waardoor de kans op neerslag verder afneemt. Daarom is het aan de lijzijde van een berg vaak droger en zonniger.

Samengevat: aan de loefzijde van een berg valt veel neerslag doordat de lucht daar stijgt en afkoelt, terwijl er aan de lijzijde weinig neerslag valt doordat de lucht daar daalt en opwarmt.

Test jezelf: oefening 4

4 Tussen welke twee landschapsvormende lagen kun je een relatie ontdekken?
16 THEMA 3 DE WEG VAN WATER

3 A AN DE SLAG

1 Neerslag in België

a Vergelijk de neerslagkaarten van België (fig. 3.6 en 3.7). Kruis aan bij welke kaart elke uitspraak past.

Deze kaart is een weergave van: fig. 3.6fig. 3.7 geen van beide

1 de neerslag van mei 2023

2 de neerslag van juli 2023

3 de neerslag van het jaar 2023

4 de gemiddelde juliwaarden over een periode van dertig jaar

b Raadpleeg figuur 3.7 of zoek op in je atlas. Juist of fout? Verbeter de foute stellingen.

1 In Mont Rigi (Hoge Venen) valt er jaarlijks meer dan 1 400 mm neerslag.

JUISTFOUT

Proefversie©VANIN

2 In de Panne valt er minder dan 800 mm neerslag per jaar

3 In Ukkel valt er iets meer dan 1 000 mm neerslag per jaar.

4 Aan de kust is het natter dan in de Ardennen.

2 Neerslag in Europa

Onderzoek de neerslagkaarten van Europa in je atlas.

a Van welke twee maanden vind je ook de neerslagkaart?

b Welk seizoen is het natst? Markeer.

- in België: winter / zomer / weinig verschil

- rond de Middellandse Zee: winter / zomer / weinig verschil

- in Oost-Europa: winter / zomer / weinig verschil

- in IJsland: winter / zomer / weinig verschil

c Onderzoek de jaarneerslagkaart. Rangschik de volgende steden van droog naar nat: Berlijn (Duitsland), Londen (Verenigd Koninkrijk), Malaga (Spanje), Bergen (Noorwegen) en Glasgow (Verenigd Koninkrijk).

DROOG NAT

3 NEERSLAG OP DE KAART
17

d Zijn de stellingen juist of fout? Verklaar ook telkens je antwoord.

-Stelling 1: Van west naar oost wordt het steeds droger.

-Stelling 2: in de Alpen valt er meer neerslag dan in de rest van Frankrijk.

Proefversie©VANIN

4 TEST JEZELF

 1 De neerslaglijn

 2 Neerslag in België

 3 Neerslag in Europa

 4 Stijgingsregens

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
18

WATER NAAR DE ZEE

ONDERZOEKSVRAAG

HOE VERANDERT EEN RIVIER DE RELIËFVORMEN VAN BRON TOT MONDING?

Proefversie©VANIN

1 CHECK-IN

Overal op aarde vind je rivieren die slingerend naar de zee stromen. Maar waarom doen ze dat? Ze beginnen hun reis als sprankelende beekjes, hoog in de bergen. Onderweg ontmoeten ze rotsen, bossen, velden en stromen langs dorpen en steden. Weet je nog hoe je verschillende reliëfvormen kunt herkennen? Maak de oefeningen op iDiddit.

2 OP ONDERZOEK

In Op onderzoek volg je de Rijn en de Rhône en zie je hoe het landschap voortdurend verandert. Volg de kronkelende wegen van beide rivieren en leer hun riviergeheimen kennen.

1 DE L OOP VAN EEN RIVIER

4
19 4 WATER NAAR DE ZEE
Fig. 3.9 Verloop van een rivier van bron tot monding

1 Duid op de figuur met de letters B en M de plaatsen aan waar de bron (B) en monding (M) zich bevinden.

2 Verbind de drie foto’s met de overeenkomstige plaats op de figuur.

3 Het water stroomt niet overal even snel. Hoe zou dat verschil in snelheid veroorzaakt worden?

Proefversie©VANIN

4 Welke kracht doet het water stromen?

5 Hoe heet de geul tussen de twee oevers waarin het water van de rivier stroomt?

6 Welke relatie zie je tussen de rivier en het reliëf?

7 Noteer op de figuur de begrippen bovenloop middenloop en benedenloop

2 Veranderingen in het rivierlandschap

Heb je ooit al met een tuinslang of hogedrukreiniger het terras schoongemaakt? Door de kracht van het water spoelen zand en vuil gemakkelijk weg. Pas wel op voor een te harde straal, want die kan zelfs de stenen beschadigen. Met een zachtere straal gaat dat minder gemakkelijk en blijft het zand liggen.

Rivieren hebben ook het vermogen om harde rotsen uit te schuren, vooral als ze ook grind of zand met zich meedragen. We noemen dat erosie. Als zand of klei met de stroming wordt meegevoerd, wordt het water troebel: dat is transport. Wanneer een rivier erg traag stroomt, blijft al dat materiaal in of rondom de rivier liggen. Dat heet sedimentatie

Door die drie rivierprocessen verandert het landschap voortdurend: rivieren schuren hun bedding en diepe dalen uit en laten op andere plaatsen grind, zand en modderige grond of slib liggen. Hieronder zie je enkele foto’s van de Rhône op haar weg naar zee. Voer de opdrachten uit.

1 Overtrek de Rhône op de referentiekaart van Europa achteraan in je leerwerkboek.

2 Bekijk de onderstaande foto’s aandachtig en vul de tabel aan.

op
Je ziet
figuur 3.9 de loop van een rivier van de bron tot aan de monding. Voer de opdrachten uit.
Fig. 3.10 Rivierwerking in IJsland Fig. 3.11 De bron van de Rhône
20 THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Fig. 3.12 De Rhône in Zwitserland

Proefversie©VANIN

De loop van de rivier

Kies uit: bovenloop, middenloop of benedenloop

fig. 3.11

fig. 3.12

fig. 3.13

fig. 3.14

Stroomsnelheid

Kies uit: zeer traag, traag, matig, snel of zeer snel

Rivierprocessen

Kies uit: erosie, transport en/of sedimentatie

Reliëfvorm

Kies uit: vlakte, heuvels of gebergte

Dicht bij de bron, in de bovenloop van de rivier, zijn de hellingen steil en stroomt het water snel. Hoe sneller het water stroomt, hoe groter de kracht van het water. De rivier kan grote (grind) en fijne (zand en klei) korrels vervoeren. Die meegevoerde gesteenten in een rivier schuren de bedding uit: dat is erosie. Dat proces gaat erg langzaam en is in de tijd van een mensenleven nauwelijks merkbaar.

Het afgesleten gesteente wordt door het stromend water opgepikt en mee stroomafwaarts vervoerd. Zo wordt een dal of vallei uitgesleten. Dat meegevoerde gesteente wordt door de rivier achtergelaten als de snelheid van het stromend water vermindert: dat is sedimentatie en gebeurt vooral in de benedenloop. In de vlaktes nabij de rivier stapelt slib zich op en zorgt er vaak voor vruchtbare bodems.

Test jezelf: oefeningen 1-2

3 HET STROOMGEBIED VAN EEN RIVIER

Bestudeer de bergriviertjes op de figuur hiernaast. Voer de opdrachten uit.

1 Duid de bronnen van de riviertjes aan met blauwe bolletjes.

2 Duid met enkele pijltjes de stroomrichting van het water aan.

3 Het water stroomt weg van de hoogste kam: de waterscheidingskam. Overtrek die in het rood.

4 Arceer het gebied binnen deze kam: dat is het gebied waar de rivier haar water verzamelt of het stroombekken van de rivier. Fig. 3.15

De waterscheidingskam en het stroomgebied van een rivier

Fig. 3.13 De samenvloeiing van de Arve in de Rhône Fig. 3.14 De monding van de Rhône Figuur
21 4 WATER NAAR DE ZEE

De rivier ontspringt aan haar bron. Het hoogste gebied vanwaar de rivier weg stroomt, noem je de waterscheidingskam. Die kam bakent het gebied af waarbinnen al het water naar het laagste punt stroomt.

Dat is het stroomgebied van de rivier.

4 DE NATUURKUNDIGE KAART VAN BELGIË

4.1 HOOGTEZONES EN -LIJNEN OP DE KAART

Test jezelf: oefeningen 3-4

Proefversie©VANIN

1 Noteer op de reliëfkaart de hoofdstad en provinciehoofdsteden van België.

2 Overtrek volgende waterlopen met blauw op de kaart en noteer hun naam erbij: IJzer, Schelde, Maas, Samber, Leie, Albertkanaal, Kanaal Gent-Terneuzen.

3 Noteer de hoogtemeters van volgende hoogtepunten bij de juiste zwarte driehoeken: Kemmelberg, Kluisberg, Pottelberg, Baraque Fraiture, Baraque Michel, Signal de Botrange.

4 Markeer in vraag 3 het hoogste punt van België. Hoe hoog ligt het?

Signal de Botrange Baraque Fraiture Baraque Michel
Kluisberg Pottelberg
0 50 km
Kemmelberg Pellenberg
22 THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Fig. 3.16 De natuurkundige kaart van België

4.2 HOOGTEZONES IN BELGIË

Figuur 3.17 toont een reliëfdoorsnede doorheen België van de kust in Zeebrugge tot Aarlen. Het reliëf op aarde wordt volgens de hoogteligging ingedeeld in drie grote hoogtezones: laagland, middelland en hoogland

Proefversie©VANIN

3.17

1 Op de reliëfdoorsnede ga je van noordwest (links) naar zuidoost (rechts). Plaats de Engelstalige afkortingen op de figuur.

2 Trek een horizontale blauwe lijn op 200 meter hoogte.

3 Het gebied dat lager ligt is laagland. Noteer die term op de figuur.

a Welke gebieden in België zijn laagland?

b Welk gebied ligt hoger?

c In welke hoogtezone ligt dat gebied?

d Waarmee valt de hoogtelijn van 200 m ongeveer samen?

e Noteer de namen laagland en middelland op de reliëfkaart (fig. 3.16) en de reliëfdoorsnede (fig. 3.17).

5 DE NATUURKUNDIGE KAART VAN EUROPA

Hoe vertrouwd ben je al met het landschap van Europa?

Op de natuurkundige kaart van Europa kun je de loop van de rivieren en de ligging en de hoogtes van vlaktes, heuvels en plateaus verkennen.

Fig. De reliëfdoorsnede van België
m ▲ m ▲ m ▲ 23 4 WATER NAAR DE ZEE
Fig. 3.18 De natuurkundige kaart van Europa

Voer de volgende opdrachten uit op de natuurkundige kaart van Europa (fig. 3.18).

1 Noteer de namen van de volgende zeeën in de juiste vakken op de kaart: Atlantische Oceaan, Noordzee, Middellandse Zee, Zwarte Zee en Kaspische Zee.

2 Enkele belangrijke rivieren in Europa zijn de Rijn, Rhône, Seine, Donau, Wolga en Oeral. Overtrek die rivieren op de kaart en schrijf hun namen ernaast.

3 Situeer de volgende gebergtes met een letter op de kaart: de Pyreneeën (P), de Alpen (A), de Kaukasus (K) en de Oeral (O).

Proefversie©VANIN

4 In welke hoogtezone liggen deze gebergtes?

5 Noteer de hoogtemeters van de bekende bergtoppen hieronder. Situeer ze ook op de kaart.

a Elbroes:

b Mont Blanc:

c Etna:

6 Vul aan: De Rijn, Rhône en Po ontspringen allemaal in Hoe noemt men een hoger gelegen gebied van waaruit de rivieren vertrekken?

Hoogtezones in de wereld worden ingedeeld in:

-laagland (0 – 200 m)

-middelland (200 m – 2000 m)

-hoogland (hoger dan 2000 m)

België is verdeeld in drie zones:

-Laag-België ligt lager dan 50 m;

-Midden-België (ten noorden van Samber en Maas) ligt tussen 50 en 200 m;

-Hoog-België (ten zuiden van Samber en Maas) ligt hoger dan 200 m.

In België komt dus geen hoogland voor. Hoogland vinden we vooral in het zuiden van Europa.

Test jezelf: oefeningen 5-6

24 THEMA 3 DE WEG VAN WATER

1 Het bronlandschap van de Aare

We volgen de Rijn en starten onze reis hoog in de bergen. De Aare, de grootste rivier van Zwitserland, is een van de zijrivieren van de Rijn. Niet alleen de Aare verzamelt water dat via de Rijn naar zee vloeit, maar ook talrijke andere zijrivieren. Los de vragen op.

a Overtrek de Rijn op de reliëfkaart van Europa (achteraan in leerwerkboek) en noteer de naam erbij.

b De Aare ontspringt hoog in de bergen in Zwitserland. In welk gebergte is dat?

c Op figuur 3.19 zie je de bron van de Aare. Ze begint haar reis aan de voet van een ijsmassa die langzaam naar beneden glijdt. Hoe noemen we zo’n ijsmassa?

d Onderzoek figuur 3.20 en voer de opdrachten uit.

-Duid de geul waarin het water van de Aare stroomt aan met een dubbele groene pijl.

-Hoe noemen we die geul?

-Duid de hellingen aan beide zijden van de rivier aan met een blauwe lijn.

-Welke letter vormen de hellingen samen?

-De hellingen van het Aaredal zijn

e Markeer wat juist is.

-De Aare stroomt op dezelfde hoogte als het landschap / in een diep dal.

-Het water van de Aare stroomt hier traag / matig / snel.

-De rivier stroomt door een gebergte / plateau / heuvellandschap / vlakte.

-Dat deel van de rivier noemen we de bovenloop / middenloop / benedenloop.

-De rivier zal gesteente eroderen / transporteren / afzetten.

Proefversie©VANIN

4 WATER NAAR DE ZEE 3 A AN DE SLAG
Fig. 3.19 De bron van de Aare Fig. 3.20 De Aare in Zwitserland
25

2 De Aare op de kaart van Zwitserland

Bestudeer de loop van de Aare in Zwitserland op figuur 3.18 Los de vragen op.

Rijn

FRANKRIJK

DUITSLAND

Koblenz

Aare

Aarau

Zurich

Bielersee

Neuchâtel

Bern

Thun

0 50 km

Fig. 3.21 De loop van de Aare in Zwitserland

a In welke plaats mondt de Aare uit in de Rijn?

Luzern

Aare Aare Aare

Aarekloof

Aaregletsjer

Fiesch

Rijn Rijn

LICHTENSTEIN

OOSTENRIJK

Proefversie©VANIN

ZWITSERLAND

ITALIË

b Zoek de zijrivieren die in de Aare uitmonden en plaats een rood bolletje aan hun bron. De bron kan ook een meer of een gletsjer zijn. De bron van de Aare zelf staat al aangeduid met een blauwe stip.

c Kleur de bronnen van de rivieren die niet in de Aare uitmonden met een paars bolletje.

d Teken nauwkeurig een oranje lijn tussen de zijrivieren van de Aare en de rivieren die naar ergens anders stromen.

d De oranje lijn op de kaart is de waterscheidingskam. Arceer het gebied binnen die oranje lijn.

e Wat is juist? Duid aan.

-De zijrivieren van de Aare lopen naar de oranje lijn toe / van de oranje lijn weg.

-De oranje lijn ligt dus lager / hoger in het landschap.

De neerslag die in het gebied met de rode lijn valt en langs de oppervlakte wegvloeit, zal via de Aare uiteindelijk in de Rijn terechtkomen. Dat is het stroomgebied van de Aare.

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
26

3 Het landschap bij de Lorelei in Duitsland

1 Ken je de begrippen horizonlijn, helling en hoogteverschil nog? Een korte opfrissing.

a Vul de definities aan.

-De horizonlijn is:

-De helling is:

-Het hoogteverschil is:

b Kruis bij de volgende reliëfelementen en het begrip rivier de juiste kenmerken aan.

De horizonlijn is:

 (bijna) recht

 golvend

 getand

De helling is:

 geen

 zwak

Proefversie©VANIN

Het hoogteverschil is:

 klein: geen of bijna geen verschil

 matig: enkele meters

 groot: enkele tientallen meters

 zeer groot: honderden meters

De rivier stroomt:

 op dezelfde hoogte als het landschap

c Duid op de foto een helling aan met een blauwe pijl.

d Markeer de juiste kenmerken van het reliëf rond de Rijn in Duitsland.

-De Rijn stroomt op dezelfde hoogte als het landschap / in een diep dal.

-Het water van de Aare stroomt hier traag / matig / snel.

-De rivier stroomt door een gebergte / plateau / heuvellandschap / vlakte.

-Dat deel van de rivier noemen we de bovenloop / middenloop / benedenloop.

-De rivier zal gesteente eroderen / transporteren / afzetten.

4 WATER NAAR DE ZEE
2 a b
27

4 Het Rijnlandschap in Nederland

Bestudeer de rivier de Rijn in Nederland. Los de vragen op.

a De Rijn krijgt in Nederland een andere naam. Hoe heet de rivier daar?

b Wat past? Duid aan.

-De rivier stroomt op dezelfde hoogte als het landschap / in een diep dal.

-Het water van de Rijn stroomt hier traag / matig / snel.

-De rivier stroomt door een gebergte / plateau / heuvellandschap / vlakte.

-Dit deel van de rivier noemen we de bovenloop / middenloop / benedenloop.

-De rivier zal gesteente eroderen / transporteren / afzetten.

5 Rivierwerking in taboewoorden

Leg de werking van rivieren uit zonder de taboewoorden te gebruiken. Werk in duo’s.

Jullie krijgen elk drie kaartjes. Jij geeft aanwijzingen om het vetgedrukte woord te vinden, maar je mag de schuingedrukte taboewoorden niet noemen. Ook de woorden ‘rivier’ en ‘stroom’ zijn taboe. Je medeleerling probeert het begrip zo snel mogelijk te raden. Daarna keren de rollen om. Oefen eerst met de voorbeelden hieronder.

NEERSLAGLIJN regen water Kaart

Proefversie©VANIN

4 TEST JEZELF

 1 Erosie, transport en sedimentatie

 2 Rivierprocessen

 3 Stroomgebied van Rijn & Rhône

 4 Rivieren in Zwitserland

 5 Reliëf in België

 6 Reliëf in Europa

RELIËF landschap hoogtes uitsteken

THEMA 3 DE WEG VAN WATER
Fig. 3.23 De rivier de Rijn in Nijmegen
28

Proefversie©VANIN

de waterkringloop

Proefversie©VANIN

weer en klimaat

weer: dagelijkse toestand van verschillende weerelementen in een beperkt gebied

klimaat: gemiddelde toestand over een periode van dertig jaar over een groter gebied

THEMA 3 DE WEG VAN WATER SYNTHESE
VERDAMPING CONDENSATIE NEERSLAG REGEN SNEEUW GLETSJER RIVIEREN EN MEREN TRANSPIRATIE RIVIER OCEAAN GRONDWATER 30
SYNTHESE neerslag neerslag meten °C 20 15 10 5 0 -5 J Temperatuurcurve van een bepaald jaar Ukkel Gemiddelden van minstens 30 jaar Gemiddelden van minstens 30 jaar FMAMJJASOND mm 0 20 40 60 80 100 120 140 JFMAMJJASOND 38 78 102228112912482308910627 -20 -10 0 10 20 30 40 50 T°C T°C 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 260 280 300 Nmm Nmm JFMAMJJASOND 766559476071778665687687 3,7 4,2 7,1 10,4 13,9 16,718,7 18,4 15,211,3 7,2 4,3 Jaar 837 11,0 Ukkel (België) 51° N, 4° E 1991-2020 Nmm het klimatogram neerslag op een kaart °C 20 15 10 5 0 -5 J Temperatuurcurve van een bepaald jaar Ukkel Neerslagdiagram van een bepaald jaar Ukkel Gemiddelden van minstens Gemiddelden van minstens FMAMJJASOND -3231211141717161164 mm 0 20 40 60 80 100 120 140 JFMAMJJASOND 38 78 102228112912482308910627 -20 -10 0 10 20 30 40 50 T°C T°C Nmm JFMAMJJASOND 766559476071778665687687 3,7 4,2 7,1 10,4 Ukkel (België) T°C Nmm neerslag op een grafiek 31
Proefversie©VANIN

BEGRIPPENLIJST

DE WEG VAN WATER

hoofdstuk term definitie

1 het aardoppervlak grensvlak tussen de vaste aardkorst en het erop gelegen water en de atmosfeer

Proefversie©VANIN

1 de afvloeiing (regen)water dat niet in de grond insijpelt, maar over het land stroomt

1 de atmosfeer gasvormige laag rondom de aarde (synoniem: de dampkring)

4 de bedding geul waardoor de rivier stroomt tussen de twee oevers

4 de benedenloop deel van de rivier het dichtst bij de monding; laagste deel van de rivier

4 de bovenloop deel van de rivier het dichtst bij de bron; hoogste deel van de rivier

4 de bron plaats waar een rivier ontspringt (begint)

1 circuleren ronddraaien

1 condenseren overgaan van gas naar vloeistof (het omgekeerde van verdampen)

4 het dal lang, laaggelegen gebied in het landschap, in een plateau of tussen bergen en heuvels (ook wel: vallei)

2 de droge maand maand waarbij de totale maandelijkse neerslag kleiner is dan twee keer de temperatuur

D = N < 2T

4 de erosie het afbreken van gesteenten waardoor het aardoppervlak afslijt

1 het grondwater (regen)water dat na insijpeling onder het grondoppervlak in de ondergrond zit

4 het hoogland gebied dat hoger ligt dan 2 000 meter

4 de hoogtezone gebied tussen 2 hoogtelijnen; ingekleurd volgens vaste afspraken (van groen over geel en oranje tot rood en bruin)

1 de infiltratie insijpeling van (regen)water in de grond

2 het klimaat gemiddelde weerstoestand over een periode van dertig jaar gemeten en over een groter gebied

2 het klimatogram diagram dat per maand de gemiddelde maandelijkse temperatuur- en neerslagwaarden over de laatste dertig jaar weergeeft

4 het laagland gebied dat lager ligt dan 200 meter

3 de loefzijde kant van de berg die in de wind ligt en waar vochtige lucht omhooggestuwd wordt

3 de lijzijde kant van de berg die uit de wind ligt en waar droge lucht naar beneden waait

2 de meteorologie studie van het weer waarin de kenmerken van de atmosfeer onderzocht worden (temperatuur, neerslag, luchtdruk, wind …) (synoniem: de weerkunde)

4 het middelland gebied dat tussen 200 m en 2 000 m hoogte ligt

4 de middenloop middelste deel van de rivier, tussen bovenloop en benedenloop

4 de monding plaats waar een rivier in zee, in een meer of in een andere rivier uitmondt

32 THEMA 3 DE WEG VAN WATER

DE WEG VAN WATER

hoofdstuk term definitie

2 de natte maand maand waarbij de totale maandelijkse neerslag groter dan of gelijk is aan twee keer de temperatuur

Proefversie©VANIN

D = N ≥ 2T

1 de neerslag algemene term voor alle vormen van water die uit de atmosfeer op aarde aanvallen (bv. regen, sneeuw, hagel)

3 de neerslaglijn lijn op een kaart die punten met dezelfde hoeveelheid neerslag verbindt (ook wel: isohyeet)

2 de pluviometer instrument dat wordt gebruikt om de hoeveelheid neerslag gedurende een bepaalde periode op te vangen en te meten (synoniem: de regenmeter)

4 de reliëfdoorsnede verticale weergave van het landschap, waarbij de hoogteverschillen tussen de reliëfvormen duidelijk zichtbaar zijn

1 de rivier natuurlijke waterloop die het overtollige water in een bepaald gebied afvoert

4 de rivierprocessen de werking van stromend water waarbij gesteentes opgepikt, getransporteerd en weer afgezet worden

4 de sedimentatie het zinken van los gesteente zoals zand of klei als de snelheid van de rivier afneemt (ook wel: afzetting)

4 het slib modderige grond

4 het stroomgebied gebied waarin het water verzameld wordt dat via een rivier wordt afgevoerd

1 de transpiratie proces waarbij planten via hun bladeren water afgeven

4 het transport de verplaatsing van los gesteente, zoals zand of klei, door een rivier

1 verdampen overgaan van vloeistof naar gas (het omgekeerde van condenseren)

1 de waterkringloop kringloop waarbij water dankzij verdamping, condensatie en stromend water circuleert

2 de waterscheidingskam hoog gelegen kam die de scheiding tussen twee stroomgebieden vormt

33 BEGRIPPENLIJST

Proefversie©VANIN

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.