www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

9789006240894 Libre Service 3/4 vmbo GT deel A

Page 1

JUNIOR LIBRE SERVICE

TEXTES & ACTIVITÉS

3/4 VMBO GT | A

Naam:

Klas:

Frans voor bovenbouw vmbo

Auteurs u Karin van der Kant u Bert Nap

Eindredactie u Sheila Faessen

Beste leerling,

Dit boek van Libre Service kun je samen met de digitale leeromgeving gebruiken in de les. Dit boek is van jou persoonlijk, dus je mag er aantekeningen in maken. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dat is makkelijk als je volgend jaar iets wilt opzoeken, of iets moet leren voor een toets.

Wij wensen je veel succes en plezier met het vak Frans.

Team Libre Service

TEXTES & ACTIVITÉS 3/4 VMBO GT A
Junior

METHODEOVERZICHT LIBRE SERVICE JUNIOR

Digitaal leerplatform eDition

Alle boeken worden geleverd met een totaallicentie die bestaat uit de theorie en alle opdrachten voorzien van uitgebreide feedback.

Docenttotaallicentie Toegang tot alle docentmaterialen zoals: docentenhandleiding, antwoorden, lesplanner, audio en video, toetsen, de digibordapplicatie Schooltas, VensterFrans, Panorama’s. Daarnaast toegang tot eDition: het digitale leerlingmateriaal en leerlingvolgsysteem voor docenten.

COLOFON

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 24089 4

Tweede druk, twaalfde oplage, 2023

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2021

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2
havo/vwo vwo vmbo gt/h Textes & Activités 1 hv A 1 vwo A 1 vmbo gt/h A 1 hv B 1 vwo B 1 vmbo gt/h B 2 havo A 2 vwo A 2 vmbo gt A 2 havo B 2 vwo B 2 vmbo gt B 3 havo A 3 vwo A 3/4 vmbo gt A 3 havo B 3 vwo B 3/4 vmbo gt B
LIBRE SERVICE JUNIOR • METHODEOVERZICHT / COLOFON

WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR

Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om goed Frans te leren!

NIEUW IN LEERJAAR 3 EN 4

Het Textes & Activités voor leerjaar 3/4 vmbo bestaat uit twee delen: A en B. Deel A heeft 4 unités die op dezelfde manier zijn opgebouwd als de hoofdstukken in leerjaar 1 en 2. Deel B bestaat naast 2 unités uit 4 examenmodules die je goed voorbereiden op je eindexamen. De examenmodules zijn er voor Lire, Écouter & Regarder, Parler en Écrire.

Om in leerjaar 3 alvast een idee te krijgen van het eindexamen, maak je bij Lire Extra II kennis met examenteksten en examenvragen. Je zult zien dat het meevalt!

Nieuw in leerjaar 3 zijn de formulieren voor formatief evalueren die je bij Parler en Écrire op de website vindt. Deze formulieren helpen je om te zien wat je al goed kunt en waarmee je nog moet verder oefenen. Ook nieuw zijn de tekstballonnen met Pourquoi ? en Comment ? Deze helpen om te begrijpen waarom je iets moet leren en hoe je iets moet leren. Bon courage !

HANDIG OM TE WETEN

u QR-CODE

De audiofragmenten kun je via de site of met een QR-code beluisteren. Ook de vlog kun je met een QR-code bekijken. Voor de QR-code moet je een gratis app installeren. Schrijf niet op de QR-code, want dan doet hij het niet meer.

u NIEUWE FRANSE SPELLING

In Libre Service Junior wordt de nieuwe Franse spelling toegepast, net zoals de meeste Franse educatieve uitgeverijen vanaf 2016 doen. De nieuwe spelling is bedoeld om het Frans makkelijker en moderner te maken. Meer informatie: www.orthographe-recommandee.info

PICTOGRAMMEN

In dit boek worden de volgende pictogrammen gebruikt:

Kijken / Regarder

Lezen / Lire

Grammatica / Grammaire

Luisteren / Écouter

Spreken / Parler

Schrijven / Écrire

Apprendre

Opdracht in tweetallen

Groepsopdracht

u MENU AU CHOIX

Aan het eind van elk onderdeel vind je een menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus: het herhalingsniveau; het basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets; het niveau met een uitdagende opdracht.

In het boek vind je een korte beschrijving van de keuze-opdrachten, die verder staan uitgelegd op de website. Als je het (online) formulier Formatief evalueren invult, zie je welke opdracht uit het menu au choix het best bij jou past. Uiteraard kan ook je docent aangeven welke opdracht je het best kunt maken. Je kunt altijd naar de website gaan om extra te oefenen.

u DIGITALE LEEROMGEVING

Bij Libre Service Junior hoort de digitale leeromgeving eDition: leren.libreservice-online.nl

eDition bestaat uit:

• alle opdrachten uit het boek in digitale vorm;

• uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met rubrics bij Écrire en Parler;

• alle opdrachten uit het menu au choix;

• alle bronnen (audio, video, leesteksten);

• alle theorie (het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie).

Website

Herhalings- of reproductieve opdracht

Opdracht op toetsniveau

Uitdagende opdracht

Woordenboek

Creatieve opdracht waarbij je verschillende eigentijdse vaardigheden gebruikt

Op de website vind je een formulier voor formatieve evaluatie. Dit helpt je ook om de juiste keuze te maken in het menu au choix

Je maakt kennis met een tekst en vragen die je op je eindexamen kunt krijgen.

3
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
EVALUEREN FORMATIEF L’EXAMEN

BOEK A – TABLE DES MATIÈRES – 3/4 VMBO

UNITÉ THÈMES REGARDER LIRE GRAMMAIRE I + II

1 Raconte tes vacances

A2

Je kunt de vlog begrijpen over la Martinique.

2

Civilisation : Le sud de la France

Differentiatie

Le français partout

A2

Civilisation : La francophonie

Differentiatie

3 C’est la fête A2

Civilisation : L’ouest de la France

Differentiatie

4 Adrénaline A2

Civilisation : L’est de la France

Je kunt de vlog begrijpen over het belang van Frans kunnen spreken.

Je kunt beschrijvingen van vakantiebestemmingen en korte vakantieverslagen begrijpen.

• I herhalen: avoir, être, regelmatige werkwoorden op -er

• II herhalen: passé composé met avoir en être

• persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel of met nadruk

• herhalen: aanwijzend voornaamwoord

Je kunt de vlog begrijpen over Franse feesten.

Menu au choix

Je kunt een tekst begrijpen over het gebruik van de Franse taal in Frankrijk en in de rest van de wereld.

Menu au choix

• I devoir

• I herhalen: faire en aller

• II persoonlijk voornaamwoord (le, la, les) als lijdend voorwerp

• II herhalen: bezittelijk voornaamwoord

Je kunt de vlog begrijpen over spannende bergsporten.

Menu au choix

Je kunt een tekst over Franse feesten begrijpen.

Menu au choix

• I mettre

• I herhalen: pouvoir en vouloir

• II bijwoord

• II herhalen: bijvoeglijk naamwoord

Menu au choix

Je kunt een tekst over extreme sporten begrijpen.

Differentiatie Menu au choix

Menu au choix

• I herhalen: onregelmatige werkwoorden

• II ontkenningen

• II herhalen: ontkenning met ne pas

Menu au choix

MENU AU CHOIX Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler en Écrire zijn differentiatie-opdrachten op drie niveaus:

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES 4

ÉCOUTER PARLER ÉCRIRE VOCABULAIRE

• Je kunt begrijpen wat iemand in een openbare gelegenheid zoals een restaurant of een receptie zegt.

• Je kunt een rondleiding van een gids begrijpen.

• uitspraak r

Je kunt informatie vragen bij een receptie en een maaltijd bestellen in een restaurant.

Je kunt beschrijven wat je tijdens de vakantie gedaan hebt.

vakantieactiviteiten

Menu au choix

• Je kunt iemand begrijpen die de weg vraagt of om uitleg vraagt.

• Je kunt verschil horen in de diverse accenten in het Frans.

• uitspraak oi

Menu au choix

• Je kunt begrijpen over welk feest iemand praat en een gesprek over de organisatie van een feest begrijpen.

• Je kunt radiofragmenten met informatie over evenementen begrijpen.

• uitspraak g en j

Menu au choix

• Je kunt een interview met een stuntvrouw en instructies van een sportinstructeur begrijpen.

• Je kunt radiofragmenten met korte nieuwsberichten begrijpen.

• intonatie bij leestekens

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt informatie geven, de weg wijzen en iets beschrijven.

Menu au choix

Je kunt op een vacature reageren en een eenvoudig sollicitatieformulier invullen.

talenkennis en conversatie

Menu au choix

Je kunt een feest beschrijven en overleggen over de taakverdeling als je een feest organiseert.

Menu au choix

Je kunt een uitnodiging schrijven en een uitnodiging accepteren of afslaan.

feestdagen en feesten

Menu au choix

Je kunt overleggen over welke activiteit je gaat doen.

Menu au choix

Je kunt uitleggen welke activiteiten je wel en niet leuk vindt en waarom.

sport en actie

Menu au choix

Menu au choix

Grammaire 163

Vocabulaire F-N 181

Vocabulaire N-F 195

Franse instructies 209

Tips en strategieën 210

La France 213

La francophonie 214

Plan de Paris 215

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES 5

BOEK B – TABLE DES MATIÈRES – 3/4 VMBO

UNITÉ THÈMES REGARDER LIRE GRAMMAIRE I + II

5

Héros A2

Civilisation : Le nord de la France

Differentiatie

6

Ambition A2

Civilisation : La France d’Outre-Mer (les DROM-COM)

EXAMENMODULES

Je kunt de vlog begrijpen over helden.

Je kunt een tekst over verschillende helden begrijpen.

• I connaitre

• I herhalen: werkwoorden op -ir en -re

• II vergrotende en overtreffende trap

• herhalen: bijvoeglijk naamwoord

Menu au choix

Je kunt de vlog begrijpen over talent. Je kunt een tekst over personen met een bijzonder talent begrijpen.

Menu au choix

• I herhalen: alle geleerde werkwoorden

• II futur

leerdoelen en strategieën

LIRE

1 voorspellen, voorkennis aanspreken, titels, bekende woorden en afbeeldingen gebruiken

2 skimmen en scannen

3 tekststructuur en logische zinsverbanden herkennen

4 gedetailleerd lezen: verwijswoorden en structuurwoorden herkennen

5 woordbetekenissen afleiden of raden; gebruik van een woordenboek

6 langere teksten lezen en begrijpen, tekstopbouw

ÉCOUTER & REGARDER

1 luisterhouding; tips als je gaat luisteren naar een tekst.

2 gebruik maken van voorkennis en context

3 de hoofdgedachte van een luisterfragment begrijpen

4 de betekenis van belangrijke elementen aangeven

5 het luisterdoel bepalen en zoeken naar bepaalde informatie

6 aangeven welke informatie een audiovisuele tekst bevat

MENU AU CHOIX Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler en Écrire zijn differentiatie-opdrachten op drie niveaus:

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES 6
Differentiatie Menu au choix Menu au choix

ÉCOUTER PARLER ÉCRIRE VOCABULAIRE

• Je kunt een interview met een held en een gesprek over heldendaden begrijpen.

• Je kunt radiofragmenten over helden begrijpen.

Je kunt uitleggen wie jij een held vindt en waarom.

Je kunt je eigen held beschrijven. helden en heldendaden

Menu au choix Menu au choix Menu au choix

• Je kunt gesprekken over iemands talenten en toekomstplannen begrijpen.

Je kunt uitleggen wat jouw talent is en wat je ermee doet.

Je kunt beschrijven wat je ambitie is. talent en ambitie

Menu au choix Menu au choix Menu au choix

EXAMENMODULES

leerdoelen en strategieën

PARLER

1 vertellen over jezelf

2 iets of iemand beschrijven

3 bestellen en afrekenen

4 je mening formuleren

5 vertellen wat je gedaan hebt of van plan bent te gaan doen

6 informatie vragen en geven

ÉCRIRE

1 persoonlijke brief/e-mail: kennismaken

2 persoonlijke brief/e-mail: schrijven over jezelf en je voorkeuren

3 persoonlijke brief/e-mail: een bedankje, groet of goede wensen schriftelijk overbrengen

4 persoonlijke brief/e-mail: een uitnodiging sturen en aannemen of afwijzen

5 formele brief/e-mail: informatie vragen of geven, reserveren

Grammaire 163

Vocabulaire F-N 181

Vocabulaire N-F 195

Franse instructies 209

Tips en strategieën 210

La France 213

La francophonie 214

Plan de Paris 215

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES 7

RACONTE TES VACANCES

Le sud Het zuiden van Frankrijk wordt vaak le Midi genoemd. Le Midi ligt in het zuiden van Frankrijk, tussen de Atlantische Oceaan in het westen en de Italiaanse grens in het oosten. In het zuidwesten van de Midi ligt het berggebied les Pyrénées. Aan de andere kant, in het zuidoosten ligt een ander hooggebergte: les Alpes (de Alpen). Aan de Méditerrannée (de Middellandse Zee) vind je de beroemde stranden van de Côte d’Azur

Le Midi ligt in het zuiden van Frankrijk, tussen de Atlantische Oceaan in het westen en de Italiaanse grens in het oosten. In het zuidwesten van de Midi ligt het gebergte les Pyrénées en aan de andere kant, in het zuidoosten, les Alpes. Aan de Méditerrannée (de Middellandse Zee) vind je de beroemde stranden van de Côte d’Azur. Veel toeristen brengen hun vakantie in deze streek door.

Villes, villages et régions

In het westen van le Midi ligt de stad Bordeaux, beroemd om de wijn die in de streek wordt geproduceerd. Aan de zuidkust ligt de stad Marseille. Dat is de belangrijkste havenstad aan de Méditerranée. La Provence is de streek die bekend staat om de geurende paarse lavande (lavendel) en goudgele tournesols (zonnebloemen).

In het oosten ligt la Provence, een heuvelachtige streek met geurende paarse champs de lavande (lavendelvelden) en gele tournesols, zonnebloemen. Het kustgebied in het zuiden, de Côte d’Azur, staat bekend om een zonnig klimaat met temperaturen die in de zomer gemiddeld rond de dertig graden liggen. In de lage bergen is het vaak aangenaam wandelweer, maar in het haute montagne, het hooggebergte van les Pyrénées en les Alpes heerst een kouder klimaat. Daar kun je in de winter skiën. Berucht in de Midi is le Mistral, een koude en harde noorderwind die dagenlang kan aanhouden.

Visites touristiques

Wie in Zuid-Frankrijk mooie plekken wil bezoeken heeft veel keus. Zoals de Pont du Gard, een oud Romeins aquaduct. Een modernere brug is het viaduc de Millau, de hoogste brug ter wereld die in 2004 werd geopend. Er zijn in le Midi veel oude dorpen en steden, zoals Carcassonne, Avignon en Nîmes.

In het zuiden liggen veel bekende steden. In het westen ligt de stad Bordeaux, beroemd om de wijn die in de streek wordt geproduceerd. Aan de zuidkust ligt de stad Marseille, de belangrijkste havenstad aan de Méditerranée en na Parijs de Franse stad met de meeste inwoners. Aan de kust liggen ook plaatsen die bij rijke mensen geliefd zijn, zoals Cannes, Nice en Saint-Tropez met hun grote jachthavens. De stad Toulouse, die verder naar het oosten ligt, is bekend vanwege de vliegtuig- en ruimtevaartindustrie.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES 8 1
ATLANT I Q U E Provence-AlpesCôte-d’Azur Occitanie NouvelleAquitaine ESPAGNE ITALIE AuvergneRhône-Alpes La Provence Les Alpes Côte d'Azur L e s
rénées NouvelleAquitaine Marseille Saint-Tropez Cannes Nice Toulouse Carcassonne Bordeaux Montpellier Nîmes Avignon 100 km 50 0 FRANCE
MER MÉDITERRANÉE OCÉAN
Py

Le glamour de la Côte d’Azur

Voor glitter en glamour moet je aan de Côte d’Azur zijn. In le port de Saint-Tropez liggen de miljoenenjachten van de allerrijksten op aarde. Zien en gezien worden is er heel belangrijk en het wemelt er dan ook van de Ferrari’s, Porches en andere luxe voitures. Niet ver van Saint-Tropez ligt de stad Cannes, waar filmsterren van over de hele wereld elk jaar het filmfestival bezoeken. Als ze geen film kijken, dansen ze in chique nachtclubs of zonnen ze op een van de vele plages privées aan de kust.

UNITÉ 1

REGARDER A2

Vacances

Een vlog over een exotische vakantiebestemming.

LIRE A2

Destinations Sud de la France Beschrijvingen van vakantiebestemmingen in Zuid-Frankrijk en korte vakantieverslagen.

GRAMMAIRE I

Herhalen: de onregelmatige werkwoorden avoir en être en de regelmatige werkwoorden op -er.

ÉCOUTER A2

À l’accueil du camping ; Vous avez choisi ? ; Où se trouve le guide ?

Een gesprek bij de receptie en in een restaurant en rondleidingen van een gids.

GRAMMAIRE II

Herhalen: de passé composé met avoir en être

PARLER A2

À l’accueil du camping; Vous avez choisi ? Informatie vragen bij de receptie en een maaltijd bestellen in een restaurant.

ÉCRIRE A2

Activités

De bergen van de Midi zijn zeer in trek bij randonneurs (wandelaars), cyclistes (fietsers), VVTistes (moutainbikers) en alpinistes (bergbeklimmers). In het voorjaar, zodra de sneeuw smelt, zijn er geweldige mogelijkheden voor raften en wildwatervaren. Voor wie dat allemaal teveel vindt, is er natuurlijk la vie de plage. Bruin worden in de zon, surfen op de Atlantische Oceaan of dobberen op de blauwe golven van de Middellandse Zee.

RÉPONDS AUX QUESTIONS

Mes vacances dans le Midi … ou ailleurs Beschrijven wat je tijdens de vakantie hebt gedaan.

APPRENDRE

Overzicht van de leerwoorden, zinnen en grammatica.

NA DEZE UNITÉ KUN JE …

• een vlog begrijpen over een exotische vakantiebestemming.

• beschrijvingen van vakantiebestemmingen en vakantieverslagen begrijpen.

RÉPONDS AUX QUESTIONS

1 Hoe heet de beroemde ‘kale berg’ in ZuidFrankrijk die ieder jaar door duizenden fietsers wordt beklommen?

1 Hoe heet de beroemde ‘kale berg’ in ZuidFrankrijk die ieder jaar door duizenden fietsers wordt beklommen?

2 Waar wordt de lavendel uit de Provence voor gebruikt?

2 Waar wordt de lavendel uit de Provence voor gebruikt?

• gesprekken bij een receptie en in een restaurant begrijpen en een rondleiding van een gids volgen.

• informatie vragen bij een receptie en een maaltijd bestellen in een restaurant.

• beschrijven wat je tijdens de vakantie gedaan hebt.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES 9 SAVAIS TU QUE …

A2 DOEL: je kunt een vlog over Martinique begrijpen.

EXERCICE 1 – COMPRÉHENSION GLOBALE

Deze unité gaat over vakantie. Fransen brengen graag hun vakantie door op een van de verre exotische eilanden die ook bij Frankrijk horen, zoals la Réunion, NouvelleCalédonie of Martinique. Regarde le vlog et réponds aux questions.

1 Hoe heet de vlogger?

2 Hoe komt het dat hij een beetje Nederlands spreekt?

£ A Hij is geboren in Rotterdam.

£ B Hij woont in Rotterdam.

£ C Zijn vader is Nederlands.

EXERCICE 2 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

Regarde encore une fois et réponds aux questions.

1 Waar ligt Martinique?

£ A aan de Franse Riviera

£ B voor de kust van Afrika

£ C voor de kust van Zuid-Amerika

2 Kruis aan of de volgende beweringen over Martinique vrai of faux zijn. vrai faux

a Het is een eiland. £ £

b Het hoort bij Frankrijk. £ £

c Het regent er nooit. £ £

3 Welke taal wordt er op Martinique gesproken?

4 Wat is het antwoord op de quizvraag?

£ A vruchtenijs £ B bananen £ C kokosnoten

5 Je kunt veel doen op Martinique. Noem vijf activiteiten die je in de vlog hebt gezien.

diepzeeduiken

Leer de woorden FN en NF van Apprendre 1: pagina 36. MENU AU CHOIX

Bekijk een ander filmpje over vakantie en beantwoord de vragen.

REGARDER UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • REGARDER 10

A2 DOEL: je kunt beschrijvingen van vakantiebestemmingen en vakantieverslagen begrijpen.

EXERCICE 3 – ON COMMENCE

Combine les photos et les descriptions. Combineer de foto’s met de beschrijvingen van bezienswaardigheden in Zuid-Frankrijk.

Zet de vetgedrukte naam steeds bij de goede foto.

Noteer daarna twee kenmerken uit de beschrijving bij de foto.

1 Elk jaar vindt in mei het filmfestival van Cannes plaats. Filmsterren uit de hele wereld lopen in de Franse badplaats over de rode loper.

Als je een vakantieverslag leest, kun je aan positieve en negatieve woorden (zoals fantastique en horrible) zien of het leuk of juist niet leuk was.

2 Het eiland Corsica ligt in de Middellandse zee, voor de kust van Italië. Napoleon is er geboren. Je kunt er in de bergen wandelen met uitzicht op de zee.

3 De Gorges du Verdon is een kloof die door de rivier is uitgesleten. Door de hoge rotswanden wordt deze kloof wel de Grand Canyon van Frankrijk

4 Monaco is een zelfstandig vorstendom in Frankrijk maar het hoort niet bij Frankrijk. De stad verandert eens per jaar in een racecircuit.

5 De Pont du Gard is een oud Romeins aquaduct. Het werd gebouwd om water naar de stad Nîmes te brengen.

6 Het oude havenstadje Saint-Tropez is een trefpunt van kunstenaars en beroemdheden. De kleine haven ligt vol met grote jachten van miljonairs.

LIRE UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE 11
Monaco geen Frankrijk racecircuit
POU R Q UOI ?
genoemd. a c b d f e

Midi : idée visite

Destinations Sud de la France

1 Les plages

Les plages de sable de la Méditerranée (Sud-Est) et de l’océan Atlantique (Sud-Ouest) sont célèbres. En été, des milliers de vacanciers viennent pour se faire bronzer sur la plage, se baigner dans la mer ou pratiquer des sports de plage.

Marie : Cette année nous avons passé les vacances à la mer, près de Nice. On était dans un joli mobil-home pas loin de la plage. J’adore bronzer au soleil. Cette année, je suis tombée follement amoureuse d’un super beau garçon. Il s’appelle Corentin et on a fait plein de choses ensemble comme du parachute ascensionnel et du ski nautique. Malheureusement, Corentin habite très loin de chez moi et ça me rend triste.

2 La montagne

Le Pic du Midi (altitude 2877 mètres) est la plus haute montagne des Pyrénées en France. Pour aller au sommet, il y a deux possibilités : à pied pour les très sportifs ou en téléphérique pour les moins sportifs. Au sommet se trouve un grand observatoire. Les visiteurs courageux peuvent marcher sur le « ponton dans le ciel ». C’est un balcon de 12 mètres de long au-dessus du vide !

Théo : Nous sommes montés en téléphérique au Pic du Midi. J’ai eu très peur, parce que j’ai le vertige ! C’est pourquoi je ne suis pas allé sur le ponton dans le ciel. Mais la vue était fantastique.

3 Les sites historiques

Pendant la saison touristique, il y a énormément de visiteurs dans les villes et les villages historiques du sud de la France. La visite de la ville de Carcassonne est un « must ». Il faut vraiment découvrir cette magnifique ville du Moyen Âge.

Léna : Mes parents ont visité Carcassonne. Une vieille ville ! Je trouve cela horrible et vraiment ennuyeux ! Il y a seulement des vieilles maisons et trop de touristes. Heureusement, moi, j’ai fait aussi une promenade à cheval et ça c’était super sympa ! Ça a sauvé mes vacances.

le ponton dans le ciel

Visitez le Pic du Midi !

Du haut du Pic du Midi vous pouvez observer le panorama exceptionnel des Pyrénées avec plus de 300 sommets !

Infos Pratiques

Adresse

Rue Lamy-de-la-Chapelle, 65200 La Mongie

Prix Aller-retour en télépherique et accès au ponton dans le ciel : 40 € (-12 ans 24,50 €)

Périodes d’ouverture de début juin à début novembre UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE 12

EXERCICE 4 – VOCABULAIRE

Lis et traduis. Lees de zinnen en schrijf de vertaling van de vetgedrukte woorden op. De woorden staan in de tekst Destinations Sud de la France.

Kies uit: beroemd | bruin worden | de top | het uitzicht | hoogtevrees | verschrikkelijk | vervelend | zwemmen

1 J’adore bronzer au soleil sur la plage.

2 Le sommet du Mont Blanc est à 4810 mètres.

3 Je n’aime pas la montagne parce que j’ai le vertige.

4 Regarde ! La vue est magnifique d’ici.

5 Visiter des vieilles villes est ennuyeux, je trouve.

6 Tu connais cette actrice ? Elle est célèbre au Canada.

7 L’eau est bonne ! Viens, on va se baigner

8 Il a fait trop chaud ! J’ai eu des vacances horribles !

EXERCICE 5 – COMPRÉHENSION GLOBALE

Écoute et lis les textes. Réponds aux questions. Luister naar de teksten en lees mee. Beantwoord de vragen.

1 Welke drie soorten vakantiebestemmingen worden er in de tekst beschreven?

2 Bij elke vakantiebestemming staan steeds twee tekstjes. Wat is het verschil tussen die tekstjes?

EXERCICE 6 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

Lis les textes et réponds aux questions. Lees de teksten en beantwoord de vragen.

1 De tekst Les plages gaat over de stranden

£ A aan de Atlantische oceaan in het zuidwesten.

£ B aan de Middellandse zee in het zuidoosten.

£ C aan de Atlantische oceaan en aan de Middellandse zee.

2 Welke drie strandactiviteiten worden er in het eerste deel van Les plages genoemd?

3 Wat maakte de vakantie voor Marie dit jaar heel speciaal?

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE 13

4 Wat wordt er in de tekst La montagne bedoeld met altitude 2877 mètres?

5 Maak de zin af. Heel sportieve mensen gaan lopend naar boven, maar andere mensen

6 Waarom moet je dapper zijn om op le ponton dans le ciel te lopen?

£ A Alleen vanaf het balkon kun je de sterrenwacht zien.

£ B Het balkon hangt boven een diepe afgrond.

£ C Het balkon is 12 meter hoog.

7 Waarom is een bezoek aan Carcassonne de moeite waard?

£ A Omdat het een middeleeuwse stad is.

£ B Omdat er veel toeristen zijn.

£ C Omdat het er altijd mooi weer is.

8 Léna houdt er niet van om tijdens de vakantie oude steden te bezoeken. Maar wat vindt ze wel leuk?

TIP

Je kunt vaak de toon van een tekst herkennen door deze te scannen op positieve en negatieve woorden.

9 Marie, Théo en Léna vinden sommige dingen wel leuk, maar andere niet. Dat kun je zien aan de positieve of negatieve woorden die ze gebruiken. Bijvoorbeeld: mooi, leuk, saai of stom. Zoek dat soort woorden in de tekst. Omcirkel de positieve woorden met groen en de negatieve woorden met rood.

J Bij elke vakantiebestemming worden activiteiten genoemd. Welke activiteit uit de tekst vind jij ook leuk en welke bestemming zou jij dus uitkiezen?

Activiteit die in de tekst staat:

Ik zou dus kiezen voor een vakantie naar

K Lees de Visitez le Pic du Midi ! Waarvoor moet een volwassene 40 euro en een kind 24,50 euro betalen?

£ A Dat is de toegangsprijs voor le ponton dans le ciel

£ B Dat is de toegangsprijs voor een retourtje met de kabelbaan naar le Pic du Midi.

£ C Dat is de toegangsprijs voor een retourtje met de kabelbaan naar le Pic du Midi en toegang tot le ponton dans le ciel

L In dit hoofdstuk herhaal je de onregelmatige werkwoorden avoir en être. Zoek de volgende zinnen in de tekst en vul de ontbrekende woorden in.

a De zandstranden van de Middellandse zee en de Atlantische oceaan zijn beroemd. Les plages de sable de la Méditerranée et de l’océan Atlantique célèbres.

b Dit jaar hebben we onze vakantie doorgebracht aan zee.

Cette année, nous passé les vacances à la mer.

c We zijn met de kabelbaan naar de Pic du Midi gegaan.

Nous montés en téléphérique au Pic du Midi.

d Mijn ouders hebben Carcassonne bezocht.

Mes parents visité Carcassonne.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE 14

EXERCICE 7 – AU BOULOT !

Maak digitaal of op papier een poster over een vakantiebestemming in Zuid-Frankrijk die jou leuk lijkt. Op internet is veel informatie te vinden over de Provence en de Côte d’Azur.

• Bedenk een goede titel voor je poster. Denk bijvoorbeeld aan: La belle plage, La haute montagne, enzovoort.

• Schrijf in ongeveer 30 woorden waar jouw vakantiebestemming is en wat je er kunt zien en doen.

• Zoek foto’s waarop je kunt zien wat voor een geweldige vakantiebestemming het is.

• Schrijf in het Frans een bijschrift bij elke foto.

• Gebruik op de poster zoveel mogelijk (positieve) Franse woorden die aangeven hoe fantastisch jouw vakantiebestemming is.

QUIZ

Hoe heet de drukke snelweg die van Parijs naar Marseille loopt?

£ A l’autoroute d’Azur

£ B l’autoroute du Midi

£ C l’autoroute du Soleil

Leer de woorden FN van Apprendre 2 op pagina 36.

MENU AU CHOIX

Je hebt vakantieverslagen gelezen en je hebt geleerd dat je aan positieve en negatieve woorden kunt zien of het wel of niet leuk was.

Je kunt verder oefenen met twee verschillende soorten teksten.

Als je verder wilt oefenen met een zelfde soort tekst als bij Lire, kies je Lire Extra I.

Als je alvast wilt oefenen met eindexamenteksten, kies je Lire Extra II.

• Lire Extra 1 Lees de tekst À voir ! Excursions pendant vos vacances op pagina 40 en maak de *, ** en *** opdrachten.

• Lire Extra 2 Lees de tekst Le Puy du Fou : un voyage dans le passé op pagina 43 en oefen met examenopgaven.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE 15
vue magnifique la plongée est géniale

GRAMMAIRE I

HERHALEN: AVOIR, ÊTRE EN DE REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER

EXERCICE 8A

1 Vul de rijtjes van avoir en être aan. Probeer het uit je hoofd te doen. Lukt het niet, zoek de werkwoorden dan op in Grammaire 9.4.2 en 9.4.5 op p. 173, 174.

POU R Q UOI ? De werkwoorden avoir en être en de regelmatige werkwoorden op -er (zoals regarder) komen heel vaak voor. Oefen ermee zodat je ze zelf goed kunt gebruiken.

avoir hebben être zijn j’ai ik heb je suis ik ben tu il elle on nous vous ils elles

2 Kijk nog eens naar de werkwoordsvormen die je hebt opgeschreven bij 1. Luister goed, zeg de woorden na.

EXERCICE 8B

Vul de juiste vorm van avoir of être in.

1 We zijn op vakantie aan de Côte d’Azur. Nous sommes en vacances sur la Côte d’Azur.

2 Heeft u een kano voor twee personen? un canoë pour deux personnes ?

3 Mijn ouders hebben een huisje aan zee. une petite maison près de la mer.

4 Zijn jullie broer en zus? frère et sœur ?

5 Heb je hoogtevrees? le vertige ?

6 Anna kan niet komen omdat ze ziek is.

Anna ne peut pas venir parce qu’ malade.

7 Nathan en Raphaël hebben over le ponton dans le ciel gelopen. marché sur le ponton dans le ciel.

8 Hallo? Margaux? Waar ben je?

Allo ? Margaux ? où ?

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE I 16
Antwoord op de quizvraag:
C.

EXERCICE 8C

1 Geef antwoord op de vragen. Gebruik in je antwoord avoir of être en maak steeds een hele zin.

Soms gebruik je in het Frans avoir, waar je in het Nederlands zijn gebruikt. Tu as quel âge ? Hoe oud ben je? J’ai quinze ans. Ik ben 15 jaar. Vous avez peur ? Zijn jullie bang?

a Tu es content(e) de tes vacances ? oui, très

b Vous êtes combien à la maison ? quatre personnes

c Vous avez pris l’avion, madame Lambert ? non, pris le train

d Tu as un chien à la maison ? non, peur des chiens

2 Bedenk de vraag bij het antwoord. Gebruik in de vraag steeds avoir of être

a Non, je ne suis pas le frère de Pauline.

b Ils sont au camping près de Cannes.

c Oui, j’ai le vertige !

d Oui, nous avons une Renault rouge.

e Non, ce n’est pas la bonne adresse.

EXERCICE 8D

COM M ENT ?

De volgende exercices gaan over de regelmatige werkwoorden op -er. Weet je nog hoe je deze werkwoorden moet vervoegen? Je kunt ze nakijken in Grammaire 9.1 op p. 171.

1 Bekijk de video. Vul de rijtjes van regarder en habiter aan en vertaal ze. regarder kijken habiter wonen

£ je regarde ik kijk £ j’habite ik woon

£ tu £

£ il £ £ elle £ £ on £ £ nous £ £ vous £

ils £

elles £

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE I 17
TIP
£
£

2 Luister naar de zinnen. Welke vorm van het werkwoord hoor je? Let goed op het onderwerp van elke zin (tu, vous, ma mère, enzovoort). Onderstreep de juiste vorm.

a regarde / regardes

b habites / habitez

c parle / parles

EXERCICE 8E

1 Vul de juiste vorm van de werkwoorden in.

d adore / adorent

e joues / jouons

f cherche / cherches

a Célia à pied au Pic du Midi. monter

b Mes amis à la maison en été. rester

c Nous dans le restaurant. entrer

d Tu au basket ? jouer

e Vous vos vacances où ? passer

2 Je kent al veel werkwoorden op -er. Schrijf de vertaling erachter. Doe het uit je hoofd.

Als je het niet weet, kun je het woord opzoeken in de woordenlijst op p. 181.

a acheter f fermer

b chanter g gagner

c commencer h rester

d crier i tomber

e chercher j travailler

3 Vertaal. Gebruik de werkwoorden bij 2. Let op: ze staan in een andere volgorde.

a jij begint f zij sluiten

b ik blijf g zij valt

c jullie zoeken h u werkt

d wij kopen i wij winnen

e hij schreeuwt j zij zingen

EXERCICE 8F – AU BOULOT !

Maak Franse zinnen. Gebruik de gegeven werkwoorden. aimer | chanter | habiter | porter | regarder

1 Ik woon in …

2 Wij houden van …

3 Jullie kijken naar …

4 … zingt heel goed.

5 Zij dragen een …

Leer Apprendre 3: Grammaire I op pagina 37.

MENU AU CHOIX

Ik ken de vormen van avoir, être en de werkwoorden op -er

nee gaat wel ja

Bekijk de video en maak exercices 8G en 8J op pagina 45 of op de site.

Maak exercices 8H en 8K op pagina 45-46 of op de site.

Maak exercices 8I en 8L op pagina 45-46 of op de site.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE I 18
Doe de quiz op Socrative om te testen of je de werkwoorden goed kent.

A2 DOEL: je kunt begrijpen wat iemand bijvoorbeeld bij een receptie of in een restaurant zegt en een rondleiding van een gids volgen.

EXERCICE 9 – ON COMMENCE

A Écoute et combine. Luister naar de vragen en schrijf het nummer van de vraag onder de afbeelding die erbij past.

B Travaillez à deux. Combinez et parlez. Welk antwoord past bij de vragen van A? Luister nog een keer en schrijf het nummer van de vraag voor het goede antwoord. Stel daarna om de beurt een vraag en geef antwoord.

a Non merci. Juste un café, s’il vous plait.

b Oui, j’ai réservé une chambre double.

c Non merci ! Au revoir !

EXERCICE 10 – VOCABULAIRE

Entrée, plat ou dessert ? Note le plat dans la bonne catégorie. Voorgerecht, hoofdgerecht of dessert? Schrijf de vetgedrukte gerechten in de juiste kolom.

• En entrée, je prends du pâté

• Moi, je prends une mousse au chocolat

• Une entrecôte, c’est de la viande de bœuf.

• Vous prenez une glace, les enfants ?

• Enzo prend souvent une salade en entrée. Il adore ça !

• Il faut manger beaucoup de légumes.

• Tu aimes les fruits, comme les ananas ?

• Je suis végétarienne – pas de viande pour moi.

• Nous allons prendre la soupe de champignons.

ÉCOUTER UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCOUTER 19
entrée le pâté la la plat l’ les la dessert la la les a c b

EXERCICE 11 – PRONONCIATION

A Écoute les mots et répète. Let op de uitspraak van de -r.

1 grand 3 le théâtre 5 la guitare

2 le supermarché 4 le tournoi 6 la personne

B Prononce les mots. Let op de uitspraak van de -r. Controleer met het luisterfragment.

1 prix 4 verre 7 grand-mère 10 bonjour

2 train 5 sœur 8 prénom 11 merci

3 vrai 6 Pierre 9 travail 12 au revoir

C Zit er een -r in je voor- of achternaam? Spreek die naam eens zo Frans mogelijk uit. Doe dat ook met de namen van je klasgenoten en je docent.

EXERCICE 12 – COMPRÉHENSION GLOBALE

Lis, écoute et choisis. Lees de vragen en antwoorden. Luister naar de gesprekken en kies het juiste antwoord.

1 Gesprek 1 speelt zich af bij

£ A een camping.

£ B een discotheek.

£ C een restaurant.

2 Lukas

£ A schrijft zich in voor een activiteit.

£ B vraagt om informatie.

£ C schrijft zich in en vraagt informatie.

EXERCICE 13 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

3 Gesprek 2 speelt zich af in £ A een café. £ B een museum. £ C een restaurant.

4 Milan en zijn vader willen £ A alleen iets drinken. £ B alleen iets eten. £ C iets eten en drinken.

Écoute encore une fois et réponds aux questions. Luister nog een keer naar de gesprekken en beantwoord de vragen.

A Luister naar gesprek 1 en onderstreep de juiste woorden.

1 Lukas schrijft zich in voor een tafeltennistoernooi / een wandeltocht

2 Lukas vraagt wanneer de discotheek / de campingwinkel open is.

3 Deze is open op vrijdag / zaterdag / zondag.

4 Lukas vraagt hoe laat het is / wat minuit betekent.

B Luister naar gesprek 2 en onderstreep de juiste woorden.

1 De serveerster vraagt of Milan en zijn vader iets willen drinken / gereserveerd hebben

2 Milan en zijn vader nemen allebei een / geen voorgerecht.

3 Wat drinkt de vader van Milan bij het hoofdgerecht? bier / rode wijn

4 Als dessert neemt Milan chocolademousse / twee smaken ijs.

QUIZ

Deze velden kom je in Zuid-Frankrijk veel tegen. Wat zijn het voor velden?

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCOUTER 20
DIALOGUE 1 DIALOGUE 2
1
2
DIALOGUE
DIALOGUE

EXERCICE 14 – COMPRÉHENSION SEMI-AUTHENTIQUE

A Où se trouve le guide ? Écoute les fragments et note. Luister naar drie fragmenten. Waar is de gids? Luister en schrijf het nummer van elk luisterfragment onder de juiste afbeelding.

B Écoute encore une fois et coche. Luister nog een keer en kruis aan.

1 Fragment 1. Wat krijgen de deelnemers tijdens de rondleiding te zien?

£ de kleedkamer £ de spelerstunnel £ de prijzenkast £ het voetbalveld

2 Fragment 2. Waarover vertelt de gids?

£ A beroemde schilderijen in Nîmes

£ B moderne gebouwen in Nîmes

£ C de stad Nîmes in de Romeinse tijd

3 Fragment 3. Wat is er bijzonder aan het bezoek van deze grot?

£ A Het is er behoorlijk warm.

£ B Je hebt er klimspullen voor nodig.

£ C Je vaart met een bootje door de grot.

EXERCICE 15 – AU BOULOT !

A Réponds aux questions. Beantwoord de vragen. Schrijf de antwoorden op en maak hele zinnen. Je kunt de gegeven woorden gebruiken.

Kies uit: de 9h à 19h | une glace | je prends | j’ai perdu mon / ma / mes … | je voudrais | m’inscrire à la randonnée | l’entrecôte et …

À l’accueil Au restaurant

1 Je peux vous aider, madame ? 3 Vous avez choisi ?

2 La piscine est ouverte demain ? 4 Vous désirez un dessert, monsieur ?

B Posez les questions et répondez. Stel elkaar de vragen van A en geef antwoord.

Leer de woorden FN van Apprendre 4 op pagina 37.

MENU AU CHOIX

Stel je komt nu bij een receptie of in een restaurant waar Frans wordt gesproken. Begrijp je dan wat er wordt gezegd, denk je?

nee een beetje ja

Luister naar twee gesprekken en vul de ontbrekende woorden in.

Luister naar twee gesprekken en beantwoord de vragen.

Bekijk een vlog over restaurant-ergernissen en beantwoord de vragen.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCOUTER 21
a c b

GRAMMAIRE II

EXERCICE 16A – ON COMMENCE

De volgende exercices gaan over de passé composé. Weet je nog hoe je de passé composé maakt? Je kunt het nakijken in Grammaire 8.1 op pagina 169. Luister naar de zinnen met de passé composé.

Omcirkel het juiste hulpwerkwoord.

1 Tu as / es sorti avec Juliette ?

2 Oui, nous avons / sommes allés en discothèque ensemble.

3 Tu as /es visité un site historique ?

4 Oui, j’ai / je suis visité la ville de Carcassonne !

5 Qu’est-ce que vous avez / êtes mangé ?

6 Nous avons / sommes mangé des glaces.

7 Louise et Lina ont / sont allées à la plage ?

8 Non, elles ont / sont restées à la maison.

9 Paul as / est déjà arrivé à son hôtel ?

10 Non, il a / est raté le bus.

EXERCICE 16B

De passé composé maak je meestal met het hulpwerkwoord avoir.

Bekijk de video en lees Grammaire 8.1 op p. 169 nog eens goed door.

1 Vul in. Kies uit de gegeven woorden.

a bronzé | ai joué | a loué | avons passé

POU R Q UOI ?

Om te vertellen wat je hebt gedaan, gebruik je in het Frans meestal de passé composé (voltooide tijd) met het hulpwerkwoord avoir of être.

a Nous les vacances sur la Côte d’Azur.

b On un mobil-home près de la plage.

c Ma sœur sur la plage.

d Mais moi, j’ au beach volley.

2 Vul het voltooid deelwoord in van het regelmatige werkwoord op -er dat achter de zin staat.

a Qu’est-ce que tu as ? acheter

b Notre équipe a le match ! gagner

c Pendant les vacances, j’ai une grotte. visiter

d Vous avez en avion ? voyager

3 Vul het voltooid deelwoord in van het onregelmatige werkwoord dat achter de zin

staat. Kijk in Grammaire 9.4 op p. 172-178.

a Cette année, on a trois semaines de vacances. avoir

b J’ai du ski nautique. faire

c Ça a fantastique ! être

d Au restaurant, j’ai deux desserts ! prendre

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II 22
Antwoord op de quizvraag: lavendelvelden. HERHALEN: DE PASSÉ COMPOSÉ MET AVOIR EN ÊTRE

EXERCICE 16C

Vul de passé composé in. Noteer in elke zin de juiste vorm van het hulpwerkwoord avoir en een voltooid deelwoord.

1 Ik heb mijn zonnebril gebroken!

J’ai cassé mes lunettes de soleil ! casser

2 Adrien heeft een hotel gezocht via internet.

3 Paula heeft een boot getekend.

4 Heb je in Cannes gewoond?

un hôtel par Internet. chercher

un bateau. dessiner

à Cannes ? habiter

5 We hebben de hele dag op het strand doorgebracht

toute la journée sur la plage. passer

6 Heeft u een hoofdgerecht uitgekozen?

7 We hebben prachtig weer gehad!

un plat principal ? choisir

un temps superbe ! avoir

8 Mijn broer is ziek geweest tijdens de vakantie. malade pendant les vacances. être

EXERCICE 16D

Maak logische zinnen in de passé composé met het hulpwerkwoord avoir. Gebruik de gegeven woorden.

commencer au rugby avec mon chargeur. fermer son portable et demie. jouer un film quatre fromages. partager à huit heures parce que j’avais froid. recharger la fenêtre quand il était jeune. regarder une pizza sur Netflix.

1 J’ ai fermé la fenêtre parce que j’avais froid.

2 Mon père

3 Nathan

4 Emma et Chloé

5 Le film

6 Nous

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II 23

EXERCICE 16E

1 De meeste Franse werkwoorden worden met het hulpwerkwoord avoir vervoegd. Maar er zijn ook werkwoorden die met het hulpwerkwoord être vervoegd worden. Je ziet ze hieronder. Schrijf de Nederlandse vertaling erachter. Bekijk de video en lees Grammaire 8.1.4 op p. 169 nog eens goed door. aankomen | blijven | gaan | komen | naar beneden gaan | naar binnen gaan | naar boven gaan | naar buiten gaan | naar huis gaan | teruggaan | vallen | vertrekken

aller *

venir * arriver partir entrer sortir *

monter *

descendre *

rester

rentrer

retourner

tomber *

2 Zet de Franse werkwoorden waar bij exercice 1 een * bij staat op de juiste plaats in het ‘être-huis’.

retourner

entrer rentrer

arriver

3 Lees Grammaire 8.1.3 op p. 169 over de uitgangen van het voltooid deelwoord bij vrouwelijk of meervoud. Geef in de tabel aan of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud is. Onderstreep het voltooid deelwoord dat in de zin past.

Exemple Charlotte est monté / montée au sommet. x x

a Martin est descendu / descendue dans la grotte.

b Nina est resté / restée à la maison.

c Mes copines sont arrivés / arrivées à destination.

d Mes parents sont rentrés / rentrées à minuit.

EXERCICE 16F

1 Lees Grammaire 8.1 op p. 169 over de passé composé met être nog eens goed door. Vul de juiste vorm van het hulpwerkwoord être in en de uitgang van het voltooid deelwoord (-e, -s of -es) als dat nodig is.

a Simon is met zijn vrienden naar het strand gegaan. Simon allé à la plage avec ses copains.

b Eva en Agathe zijn naar de top van le Pic du Midi geklommen.

Eva et Agathe monté au sommet le Pic du Midi

c Mevrouw Girard is vijf minuten de klas uitgegaan.

Madame Girard sorti de la classe pour cinq minutes.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II 24
m v ev mv
rester partir

d Mijn broer en ik zijn deze zomer thuis gebleven. Mon frère et moi, nous resté à la maison cet été.

2 Vul de juiste vorm van het hulpwerkwoord être en het voltooid deelwoord in.

a Marius en Valentin zijn vanavond naar de bioscoop gegaan aller Marius et Valentin au cinéma ce soir.

b Léonie is gekomen om samen met mij Netflix te kijken. venir Léonie pour regarder Netflix avec moi.

c Margot zegt: ‘Ik ben om twee uur teruggegaan naar het strand.’ retourner Margot dit : « Je à la plage à deux heures. »

EXERCICE 16G – AU BOULOT !

Victoria heeft in haar dagboek geschreven wat ze in de vakantie heeft meegemaakt. Vul de Franse zinnen van haar dagboek aan. Gebruik de gegeven woorden.

à l’hôpital à la maison avec un pied dans le plâtre à Nice au camping à la plage de vélo

Het dagboek van Victoria

Ik heb mijn vakantie doorgebracht aan de Côte d’Azur.

Op 13 juli zijn we aangekomen in Nice.

Op 14 juli is mijn broer Lyam gevallen met de fiets.

Mijn vader en Lyam zijn naar het ziekenhuis gegaan.

Mijn moeder, mijn zus en ik; wij zijn op het strand gebleven.

Lyam is naar de camping teruggekomen met een voet in het gips.

Na twee weken zijn we naar huis teruggegaan.

Leer Apprendre 5: Grammaire II op pagina 38.

MENU AU CHOIX

De opdrachten met de passé composé vond ik

Le journal de Victoria

J’ai passé mes vacances sur la côte d’Azur.

Le 13 juillet,

Le 14 juillet,

Mon père et

Ma mère, ma sœur et moi ; nous

Lyam

Après quinze jours, nous

moeilijk ging wel makkelijk

Bekijk de video’s en maak exercices 16H en 16K op pagina 46-47 of op de site.

Maak exercices 16I en 16L op pagina 46-47 of op de site.

Maak exercices 16J en 16M op pagina 47 of op de site.

Doe de quiz op Socrative om te testen of je dit onderwerp goed begrijpt.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II 25

PARLER

A2 DOEL: je kunt informatie vragen bij een receptie en een maaltijd bestellen in een

restaurant.

EXERCICE 17 – ON COMMENCE

Travaillez à deux. Que disent les personnes ? Voer het gesprek in de strip. Kies uit de menukaart. Speel om de beurt de serveerster.

La carte

carte midi boissons

 Croque-monsieur

 Salade César

 Sandwich au thon / au fromage / au jambon

1 Bonjour ! Vous avez choisi ? 2 Et madame?

Oui. (Voor mij …) s’il vous plait.

 Jus d’orange

 Coca / Orangina / Ice tea

 Sirops ananas / mangue / citron

 thé / café

Très bien.

Moi, (ik neem …).

D’accord.

EXERCICE 18 – GRAMMAIRE : RÉVISION

3 Et comme boisson?

(Ik wil graag …), s’il vous plait.

(Ik ook.) La même chose, s’il vous plait.

Je voudrais

Moi aussi

Je prends Pour moi

4 Et vous, madame ?

A Complète les phrases. In deze unité heb je de passé composé (voltooide tijd) herhaald. Vul de passé composé in. Let goed op of je avoir of être moet gebruiken.

aller | choisir | commander | demander | oublier | regarder | régler | sortir

1 , messieurs-dames ? heeft u gekozen

2 Monsieur ! une boisson il y a vingt minutes. ik heb besteld

3 du poulet, pas du poisson. wij hebben gevraagd

4 Sophie pour téléphoner. is naar buiten gegaan

5 Madame ! le pain. u hebt vergeten

6 la note ? Il y a une erreur. heb je bekeken

7 Fred au restaurant avec des amis. is gegaan

8 ? Alors on y va. Il est déjà tard. heb je afgerekend

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 26

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD NA EEN VOORZETSEL OF MET NADRUK

In gesprek 2 heb je gehoord: Pour moi une glace, s’il vous plait.

Tu payes, Milan ? − Moi ?!

Een persoonlijk voornaamwoord met nadruk gebruik je

– na een voorzetsel

– als je extra nadruk wilt geven

– na c’est

moi mij, ik Moi, je prends le poulet avec des frites. toi jou, jij Et toi, qu’est-ce que tu prends ?

lui hem, hij La salade de tomates est pour lui. elle haar, zij Ma copine ? Je vais au restaurant avec elle nous ons, wij Pierre est parti sans nous !

vous jullie, u L’entrecôte est pour vous, monsieur ?

eux hen, zij (m) Max et Yann ? Je vais au cinéma avec eux elles hen, zij (v) Les salades sont pour elles

B Complète les phrases. Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.

1 Pour une salade verte, s’il vous plait. mij

2 J’ai envie de partir en voyage avec jullie

3 Marc est fâché. Julie est partie au collège sans hem

4 Qui a organisé le voyage à Paris ? C’est  ? jij

5 , nous n’allons jamais manger au restaurant. C’est cher ! wij

6 Alex et Lisa ? Les boissons sont pour . zij

EXERCICE 19 – ÉCOUTER

Ecoute, lis et complète. Luister naar het eerste gesprek, lees mee en vul de ontbrekende woorden in.

1 À L’ACCUEIL DU CAMPING

Réceptionniste Bonjour ! Tu t’amuses bien au camping ?

Lukas Oui, très bien, merci. Euh … je voudrais … m’inscrire à euh … le tournoi de ping-pong. Et mon copain .

Réceptionniste D’accord. Quel est ton , s’il te plait ?

Lukas Je m’appelle Lukas de Graaf. Et mon , c’est Mees Jansen. Réceptionniste De Graaf, Lukas et Jansen, Mees … d’accord, c’est noté.

Lukas Merci. Euh, j’ai une autre question. La discothèque … elle est ouverte ce soir ?

Réceptionniste Non, elle n’est pas ouverte.

Elle est ouverte les vendredis et samedis soir de 21 heures à minuit.

Lukas Euh … Je ne pas. Vous pouvez parler plus lentement ?

Réceptionniste Bien sûr. La discothèque est fermée aujourd’hui.

Elle est le vendredi soir et le samedi soir.

Lukas Ah, et samedi seulement, d’accord. À quelle heure ?

Réceptionniste À 21 heures, et jusqu’à minuit.

Lukas Minuit ? Qu’est-ce que c’est ?

Réceptionniste C’est 24 heures, si tu veux.

Lukas Ah, d’accord ! Merci.

Réceptionniste Je t’en prie. Bonne journée !

Lukas Au revoir.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 27
DIALOGUE 1

EXERCICE 20 – PHRASES PRATIQUES

Cherche les phrases. Zoek de Franse zinnen op in gesprek 1 en schrijf ze op.

1 Ik wil me graag inschrijven.

2 Ik heb een andere vraag.

3 Kunt u langzamer praten?

4 Wat is dat?

EXERCICE 21 – PHRASES PRATIQUES

A Écoute et lis. Luister naar gesprek 2 en lees mee.

2

VOUS AVEZ CHOISI ?

Serveuse Bonjour messieurs, installez-vous. Je vous apporte le menu. Vous prenez un apéritif ?

Père Oui, une bière pression, s’il vous plait. Et toi, Milan ?

Milan Un Orangina, s’il vous plait.

Serveuse Voilà, une bière et un Orangina. Vous avez choisi ?

Père Merci. Oui, on va prendre le menu à 22 euros.

Serveuse Alors, en entrée, vous prenez quoi ?

Père Je prends les gambas flambées.

Milan Et moi, je vais prendre la salade.

Serveuse Très bien. Et comme plat principal, vous avez choisi … ?

Père Pour moi, l’entrecôte avec des légumes, s’il vous plait.

Serveuse La cuisson pour la viande : saignante, à point ou bien cuite ?

Père À point, s’il vous plait.

Milan Moi, je prends le poulet de Bresse. Avec des frites, s’il vous plait.

Serveuse Parfait. Et comme boisson ?

Père Un pichet de vin rouge et une carafe d’eau, s’il vous plait.

Serveuse Très bien. Je vous apporte le pain.

Serveuse Ça a été ?

Père C’était délicieux !

Serveuse Pour les desserts, nous avons : crème brulée, mousse au chocolat ou une coupe de glace. Les parfums : chocolat, vanille, fraise, framboise et citron vert.

Milan Pour moi une glace, s’il vous plait. Eh … vous pouvez répéter ?

Serveuse Nous avons chocolat, vanille, fraise, framboise et citron vert.

Milan Alors … chocolat et fraise, s’il vous plait.

Père Moi, juste un café et l’addition, s’il vous plait. Tu payes, Milan ? Je n’ai pas d’argent.

Milan Moi ?!

Père Mais non, je rigole. J’ai ma carte bancaire, bien sûr.

B Cherche et souligne. Zoek de Franse zinnen in de tekst Vous avez choisi ? en onderstreep.

1 We gaan het menu van 22 euro nemen.

2 Het was heerlijk!

3 Kunt u dat herhalen?

4 Voor mij alleen een koffie, en de rekening alstublieft.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 28
DIALOGUE 2

EXERCICE 22 – VOCABULAIRE

Complète. Vul het ontbrekende woord in. Je vindt de woorden in gesprek 2.

1 Vous avez déjà commandé les ? drankjes

2 Regarde le . Il y a beaucoup de choix ! menukaart

3 David, tu prends une  ? voorgerecht

4 Je prends les lasagnes. C’est mon préféré ! hoofdgerecht

5 Ma sœur mange souvent de la . Moi, je n’aime pas. vlees

6 Aline, tu prends un dessert ? Oui, je voudrais une ijsje

7 Vous avez une d’eau, s’il vous plait ? (water)kan

8 Tu as terminé ? Alors je vais demander l’ rekening

EXERCICE 23 – DEMANDER DES RENSEIGNEMENTS

Travaillez à deux et faites la conversation. Voer het gesprek bij de campingreceptie. Vraag telkens om herhaling of verduidelijking zoals in de tip. Wissel ook van rol.

un tournoi il y a répéter

à quelle heure qu’est-ce que c’est

réceptionniste

Bonjour ! Qu’est-ce que je peux faire pour toi ?

Oui, il y a un tournoi de foot vendredi matin.

Bien sûr. Oui, il y a un tournoi de foot. Tu as de la chance ! C’est vendredi matin.

Le tournoi commence à 10 heures et on joue jusqu’à midi.

C’est 12 heures

le début de l’après-midi.

Je t’en prie ! Bonne journée !

TIP

Als je iets niet begrijpt, vraag dan of de ander het wil herhalen of langzamer wil praten.

Vous pouvez répéter, s’il vous plait ?

Kunt u het herhalen alstublieft?

Vous pouvez parler plus lentement, s’il vous plait ?

Kunt u alstublieft langzamer praten?

client / cliente

Ik heb een vraag. Is er een voetbaltoernooi op de camping?

J’ai une question. Il y a un tournoi de foot au camping ?

Euh kunt u het herhalen, alstublieft ?

Et ça commence hoe laat ?

Midi ? Wat is dat ?

Ah, d’accord ! Bedankt.

Tot ziens.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 29

EXERCICE 24 – AU BOULOT !

A Lis le menu et choisis. Lees de menukaart en kies voor elke gang wat je gaat bestellen. Denk ook aan een bijgerecht (onder aan de menukaart) en aan een drankje.

MENU à 23€

ENTRÉES

Salade verte

Gambas flambées

Assiette de charcuterie

PLATS

Poisson : Filet de daurade

Viande : Entrecôte grillée

Volaille : Poulet de Bresse

Végétarien : Lasagnes d’aubergines

DESSERTS

Crème brulée

Mousse au chocolat

Coupe de glace (chocolat, vanille, fraise, framboise, citron vert)

BOISSONS SANS ALCOOL

Orangina Coca

Thé glacé

Jus de pomme

ALCOOLISEES

Vin rouge

Vin blanc

Vin rosé

Bière Nos plats sont accompagnés de légumes ou de frites.

B Passe ta commande. Plaats je bestelling. Maak hele zinnen. Wissel ook van rol. Exemple Je prends la salade verte en entrée.

l’addition délicieux

serveur / serveuse

Bonjour. Vous désirez un apéritif ?

répéter

D’accord. Je vous apporte la carte.

client / cliente

Bestel een drankje.

Vous avez choisi ?

Très bien. Alors en entrée, vous prenez quoi ?

Ja, ik neem het menu.

Bestel een voorgerecht.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 30

Très bien. Et comme plat principal, vous avez choisi ?

(als er een entrecote besteld wordt) La cuisson pour la viande : saignante, à point ou bien cuite ?

Très bien. Je vous apporte le pain.

Bestel een hoofdgerecht en een bijgerecht.

(als je een entrecote besteld hebt) Zeg hoe gaar je het vlees wilt hebben.

Ça a été ?

Vous désirez un dessert ?

Alors les parfums pour la glace : chocolat, vanille, fraise, framboise et citron vert.

Bien sûr. Il y a chocolat, vanille, fraise, framboise et citron vert.

Het was heerlijk!

Ja, ik wil graag een ijsje.

Eh… kunt u dat herhalen?

Bestel twee bolletjes ijs.

En vraag om de rekening.

QUIZ

Bouillabaisse is een bekend Zuid-Frans gerecht. Wat is het?

£ A groentebouillon

£ B hartige taart

£ C vissoep

Leer de woorden en zinnen FN en NF van Apprendre 6 en 7 op pagina 38-39.

Vul het evaluatieformulier in en kijk welke opdracht uit het menu au choix het best bij jou past.

MENU AU CHOIX

Stel je moet binnenkort in het Frans informatie vragen bij een receptie of bestellen in een restaurant. Zou het lukken?

Plaats een bestelling in een restaurant.

Vraag informatie bij de receptie van een hotel.

Plaats een bestelling in een restaurant.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • PARLER 31
nee, ik denk het niet waarschijnlijk wel ja, zeker
EVALUEREN FORMATIEF

ÉCRIRE

A2 DOEL: je kunt kort beschrijven wat je tijdens je vakantie hebt gedaan.

EXERCICE 25 – ON COMMENCE

Faites des phrases. Maak Franse zinnen. Beschrijf de vakantie volgens de afbeeldingen. Wissel bij elke vraag van rol. Gebruik de voltooide tijd.

1 Tu as passé les vacances en France ? – Oui / Non, je/j’ …

2 Tu es allé en vacances avec qui ? – Je suis parti(e) avec …

3 Vous avez voyagé comment ? – Nous …

4 Qu’est-ce que tu as fait ? – J’ai …

5 Vous avez mangé où ? – Nous …

EXERCICE 26 – GRAMMAIRE : RÉVISION

6 Il a fait beau ? – Oui, il …

POU R Q UOI ?

Deze exercice gaat over het aanwijzend voornaamwoord. Weet je nog wat de aanwijzende voornaamwoorden zijn? Je kunt het teruglezen in Grammaire 4.1 op pagina 165. Complète les phrases. Vul de zinnen aan.

l’avion (m) | le bâtiment | le garçon | l’hôtel (m) | la plage | la terrasse

Met het aanwijzend voornaamwoord kun je met nadruk naar iets of iemand verwijzen. Dat voorkomt misverstanden als je bijvoorbeeld iets wilt kopen in een winkel.

1 Regarde à droite. Ce bâtiment , c’est un hôtel. dat gebouw

2 On a dormi dans , mes parents et moi. dat hotel

3 Regarde, se trouve tout près de l’hôtel. dit terras

4 Et tu vois  ? Ce n’est pas très loin. dit strand

5 Regarde . On est allés à la plage avec eux. die jongens

6 énorme, c’est notre avion. dat vliegtuig

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCRIRE 32
Antwoord op de quizvraag: C.

Mes vacances dans le Midi … ou ailleurs

Saint-Tropez, Brest, les Alpes … Trois jeunes Français racontent où ils ont passé leurs grandes vacances.

Paul, 14 ans, Annecy Cet été, je suis allé sur la Côte d’Azur, près de SaintTropez pour la deuxième fois, et dans le même camping. Mes parents ont loué un mobil-home dans ce camping. Il y a une piscine, un bar et même une discothèque –c’est génial ! On a visité la ville de Saint-Tropez, bien sûr. Il y a des grands bateaux de luxe dans le port. Moi je n’aime pas me promener en ville. Je préfère aller à la plage. J’adore me baigner. Cette année, j’ai loué un scooter des mers. C’est vraiment cool ! Et j’adore me faire bronzer au soleil. Nous sommes restés quinze jours. Les vacances sont passées trop vite !

Dorian, 15 ans, Brest Moi, je suis resté à la maison. Mes parents ont un magasin. Ils ne peuvent donc pas prendre de vacances en été. Moi, ça ne m’embête pas. J’habite à Brest et c’est près de la mer, je suis allé à la plage presque tous les jours, avec des copains. On a fait du surf, on a joué au beach volley et on a participé au tournoi de foot – c’était rigolo. Je suis aussi allé au Festival du Bout du Monde. C’est un festival de musique à Brest et mon frère adore ça. Mais la musique, ce n’est pas vraiment mon truc. J’ai bien aimé les vacances, c’est pourquoi l’année prochaine, je veux encore rester à Brest !

EXERCICE 27 – VOCABULAIRE

Margaux, 15 ans, Beaune Nous sommes allés dans les Alpes, car mes parents adorent faire des randonnées. On est partis en voiture et on a fait du camping. Moi, j’aime les Alpes. La montagne est très belle ! Un grand avantage : il n’a pas fait trop chaud, comme sur la plage. J’ai fait des randonnées et du VTT avec mes parents. On a aussi fait du canyoning. Moi, j’ai adoré, mais mon père a trouvé ça horrible, parce qu’il a le vertige. La prochaine fois, je veux aller à l’étranger. Je voudrais aller dans les Montagnes Rocheuses, aux États-Unis !

Cherche la traduction et complète. Zoek de vertaling van de vetgedrukte woorden op in de tekst Mes vacances dans le Midi … ou ailleurs en vul ze in.

1 Nous avons un gite dans le Midi. gehuurd

2 Dans le de Marseille, il y a beaucoup de bateaux. haven

3 Oscar est resté à Béziers. Il adore le Midi ! twee weken

4 Nils et Luuk ont une semaine sur la Côte d’Azur. doorgebracht

5 J’aime aller dans le Midi, il fait chaud là-bas. want

6 Raphaël et Lisa ont fait une tous les jours. wandeltocht

7 Vous avez en Provence cette année ? gekampeerd

8 Je suis allé déjà trois en France ! keer

EXERCICE 28 – DICTIONNAIRE

Bedenk wat het hele werkwoord is, zoek de vertaling op en maak het voltooid deelwoord.

TIP

Als je de vertaling van een voltooid deelwoord wilt opzoeken, moet je eerst bedenken wat het hele werkwoord in het Nederlands is.

1 Ik heb een ijsje gegeten

2 Ik heb op een camping gewerkt

3 Ik heb veel foto’s gemaakt.

4 Ik heb veel gefilmd

5 Ik heb mijn telefoon verloren.

hele werkwoord vertaling voltooid deelwoord eten manger mangé

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCRIRE 33

EXERCICE 29 – PHRASES PRATIQUES

Cherche les phrases et note. Zoek de Franse zinnen op in Mes vacances dans le Midi … ou ailleurs en schrijf ze op.

1 Paul: Deze zomer ben ik naar de Côte d’Azur geweest.

2 Dorian: Ik ben thuisgebleven.

3 Margaux: We zijn met de auto gegaan en we hebben gekampeerd.

4 Margaux: Maar de volgende keer wil ik naar het buitenland gaan.

EXERCICE 30 – FAIRE DES PHRASES

Complète la conversation. Vul het gesprek aan. Ambre is op vakantie en appt daarover met Lola.

Coucou Ambre, je suis rentrée à l’hôtel. Je suis dans mon lit, car je suis crevée. Et toi, qu’est-ce que tu as fait aujourd’hui ?

1 Salut, Lola ! Moi, . ik ben naar het L’hôtel est bien ? strand gegaan

Oui, les chambres sont grandes et propres. Et l’hôtel est près de la gare.

2 , alors ? zijn jullie met de trein gekomen?

Non, on a pris la voiture.

3 Vous avez  ? de stad bezocht

Oui, c’est pas mal ! Il y a plein de choses à faire.

Ah bon, qu’est-ce que tu as fait, alors ? Du shopping encore ?

4 Bien sûr ! Et ik ben ook gegaan au Musée de la mode.

Tu vas rester à l’hôtel combien de temps ?

Juste trois nuits. Après, on va à la mer !

5 Mes parents hebben een appartement gehuurd

Oh ! Tu as vraiment de la chance. Bonnes vacances !

Merci !

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCRIRE 34

EXERCICE 31 – AU BOULOT !

Raconte tes vacances. Een Franse vriend(in) wil graag weten of je op vakantie geweest bent en wat je gedaan hebt. Kies het rijtje dat op jou van toepassing is en beantwoord de vragen. Schrijf je antwoorden op een apart blaadje of maak de opdracht digitaal.

Tu es parti(e) en vacances :

Tu es parti(e) en vacances ?

Tu es parti(e) avec qui ?

Tu es allé(e) où pendant les vacances ?

Comment vous êtes partis ? En voiture ?

En avion ? En … ?

Vous êtes restés combien de temps ?

Qu’est-ce que tu as fait pendant les vacances ?

Tu as aimé tes vacances ?

Qu’est-ce que tu veux faire l’année prochaine pendant les vacances ?

Tu es resté(e) à la maison :

Tu es resté(e) à la maison ?

Tu es resté(e) à la maison avec qui ?

Tu as fait des activités ou des sorties pendant les vacances ?

 Oui ? Tu as fait quelles activités/sorties ? Et avec qui ?

 Non ? Qu’est-ce que tu as fait à la maison ?

Tu as aimé tes vacances ?

Qu’est-ce que tu veux faire l’année prochaine pendant les vacances?

QUIZ

Hoe komt de Côte d’Azur aan haar naam?

£ A vanwege de azuurblauwe zee

£ B vanwege de blauwe bloemen die er groeien

£ C vanwege de blauwe vis die op de vlag van deze streek staat

Leer de woorden en zinnen FN en NF van Apprendre 8 en 9 op pagina 39.

Vul het evaluatieformulier in en kijk welke opdracht uit het menu au choix het best bij jou past.

MENU AU CHOIX

Kun je nu zelf een vakantieverslag schrijven, denk je?

Vul een vakantieverslag aan over een vakantie in Fréjus.

Schrijf een kort verslag over een vakantie thuis of in Argelès-sur-Mer.

Schrijf een kort verslag over een vakantie in Saint-Ambroix.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • ÉCRIRE 35
nee, ik denk het niet waarschijnlijk wel ja, zeker
EVALUEREN FORMATIEF

APPRENDRE

A2 NA DEZE UNITÉ Wat kun je na deze unité? Wat moet je leren voor de toets?

Ik kan: ja vaak wel nee

• een vlog over la Martinique begrijpen. £ £ £

• beschrijvingen van vakantiebestemmingen en £ £ £ vakantieverslagen begrijpen.

• begrijpen wat iemand in een openbare gelegenheid zoals £ £ £ bij een receptie of in een restaurant zegt en een rondleiding van een gids begrijpen.

• informatie vragen bij een receptie en een maaltijd £ £ £ bestellen in een restaurant.

• beschrijven wat ik tijdens de vakantie gedaan heb. £ £ £

Maak

APPRENDRE 1 – BASISVOCABULAIRE (FN – NF)

£ de vakantie les vacances (v mv)

£ de zomervakantie les grandes vacances (v mv)

£ fijne vakantie bonnes vacances

£ de zomer l’été (m)

£ de zon le soleil

£ reizen voyager

£ Frankrijk la France

£ het land le pays

£ de bestemming la destination

£ de excursie l’excursion (v)

£ de stad la ville

£ het dorp le village

£ het zuiden van le Midi Frankrijk

£ het strand la plage

£ de zee la mer

£ de berg, de bergen la montagne

£ het museum le musée

£ het hotel l’hôtel (m)

£ reserveren réserver

£ de gids le guide

£ bronzer bruin worden (van de zon)

£ se baigner baden, zwemmen

£ le vertige de hoogtevrees

£ la vue het uitzicht

£ le sud het zuiden

£ plein de een heleboel

£ comme zoals

£ haut hoog

£ le sommet de top

£ au-dessus erop, erboven

£ le vide de leegte

£ courageux, dapper courageuse

£ sauver redden Antwoord op de quizvraag:

£ la saison het seizoen

£ horrible verschrikkelijk

£ ennuyeux, vervelend, saai ennuyeuse

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • APPRENDRE 36
Grammaire:
onregelmatige werkwoorden avoir en être en de regelmatige werkwoorden op -er 3 £ de passé composé met avoir en être 5 £ het persoonlijk voornaamwoord na een voorzetsel of met nadruk 6 £ exercices 8, 16,
Vocabulaire: £ basisvocabulaire NF-FN 1 £ lire FN 2 £ écouter FN 4 £ parler + phrases NF-FN 6 + 7 £ écrire + phrases NF-FN 8 + 9 £ exercices 4, 10, 20, 21, 22, 27
Ik ken:
£ de
18, 26
de diagnostische toets.
APPRENDRE 2 – LIRE (FN)
A.

APPRENDRE 3 – GRAMMAIRE I ~ DE WERKWOORDEN AVOIR EN ÊTRE EN DE REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER

1.1 de onregelmatige werkwoorden avoir (hebben) en être (zijn)

Zie Grammaire 9.4.2 en 9.4.5 achter in je boek voor alle vormen van avoir en être avoir hebben être zijn

j’ ai ik heb je suis ik ben

tu as jij hebt tu es jij bent

il / elle / on a hij / zij / men heeft il / elle / on est hij / zij / men is nous avons wij hebben nous sommes wij zijn

vous avez jullie hebben, u heeft vous êtes jullie zijn, u bent

ils / elles ont zij hebben ils / elles sont zij zijn

passé composé passé composé

j’ai eu ik heb gehad j’ai été ik ben geweest

imparfait

imparfait

j’avais ik had j’étais ik was

De vormen c’est (het is, dat is) en ce sont (het zijn, dat zijn) worden veel gebruikt:

C’est une bonne idée. Dat is een goed idee.

Ce n’est pas une bonne idée. Dat is geen goed idee.

Ce sont des footballeurs professionnels. Het zijn profvoetballers.

1.2 de regelmatige werkwoorden op -er

Zie Grammaire 9.1 achter in je boek voor alle vormen van de regelmatige werkwoorden op -er

danser dansen passé composé

je danse ik dans j’ai dansé ik heb gedanst

tu danses jij danst

il / elle / on danse hij / zij / men danst

nous dansons wij dansen imparfait

vous dansez jullie dansen, u danst je dansais ik danste

ils / elles dansent zij dansen

APPRENDRE 4 – ÉCOUTER (FN)

£ s’amuser plezier hebben

£ s’inscrire zich inschrijven

£ lentement langzaam

£ ouvert open

£ ce soir vanavond

£ minuit middernacht

£ je t’en prie graag gedaan

£ installez-vous neemt u plaats, gaat u zitten

£ vous avez choisi ? heeft u een keuze gemaakt?

£ la cuisson de kooktijd, de baktijd

£ la coupe de glace de ijscoupe

£ ça a été ? heeft het gesmaakt?

£ délicieux, heerlijk délicieuse

£ régler afrekenen

£ apporter brengen

£ l’argent (m) het geld

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • APPRENDRE 37

APPRENDRE 5 – GRAMMAIRE II ~ DE PASSÉ COMPOSÉ MET AVOIR EN ÊTRE

1.1 Om te vertellen wat er in het verleden is gebeurd, gebruik je in het Frans meestal de passé composé (voltooide tijd).

De passé composé bestaat uit:

– een hulpwerkwoord: avoir of être;

– en een voltooid deelwoord.

Nous avons regardé la télé. Wij hebben naar de tv gekeken. Nous sommes allés à la plage. Wij zijn naar het strand gegaan

1.2 Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -er eindigt altijd op -é acheter  acheté kopen  gekocht

Van onregelmatige werkwoorden moet je het voltooid deelwoord leren:

être j’ai été pouvoir j’ai pu avoir j’ai eu vouloir j’ai voulu prendre j’ai pris finir j’ai fini faire j’ai fait choisir j’ai choisi

1.3 Als het hulpwerkwoord être is, krijgt het voltooid deelwoord in de volgende gevallen een extra -e, -s of -es: vrouwelijk + enkelvoud Julie est partie en vacances. mannelijk + meervoud Mes copains sont partis en vacances. vrouwelijk + meervoud Mes sœurs sont parties en vacances.

1.4 Werkwoorden die met être worden vervoegd zijn: aller gaan monter naar boven gaan, instappen venir komen descendre naar beneden gaan, uitstappen arriver aankomen rester blijven partir vertrekken rentrer naar huis gaan entrer naar binnen gaan retourner teruggaan sortir uitgaan, naar buiten gaan tomber vallen

APPRENDRE 6 – PARLER (FN – NF)

£ het menu, le menu de menukaart

£ het voorgerecht l’entrée (v)

£ het (hoofd)gerecht le plat

£ het toetje, le dessert het nagerecht

£ het brood le pain

£ het drankje la boisson

£ de karaf la carafe

£ het tapbiertje la bière pression

£ het vlees la viande

£ de entrecote l’entrecôte (v)

£ de groentes les légumes (m mv)

£ het ijsje la glace

£ sluiten fermer

£ alleen maar juste

£ de rekening l’addition (v)

£ ik maak een grapje je rigole

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD NA EEN VOORZETSEL OF MET NADRUK

Een persoonlijk voornaamwoord met nadruk gebruik je

– na een voorzetsel

– als je extra nadruk wilt geven

– na c’est

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • APPRENDRE 38

moi mij, ik Moi, je prends le poulet avec des frites. toi jou, jij Et toi, qu’est-ce que tu prends ?

lui hem, hij La salade de tomates est pour lui. elle haar, zij Ma copine ? Je vais au restaurant avec elle nous ons, wij Pierre est parti sans nous ! vous jullie, u L’entrecôte est pour vous, monsieur ?

eux hen, zij (m) Max et Yann ? Je vais au cinéma avec eux elles hen, zij (v) Les salades sont pour elles.

APPRENDRE 7 – PARLER ~ PHRASES (FN – NF)

£ 1 Ik heb nog een vraag. J’ai encore une question.

£ 3 Wat is dat? Qu’est-ce que c’est ?

£ 5 Ja, het was heerlijk! Oui, c’était délicieux !

£ 7 Kunt u langzamer praten? Vous pouvez parler plus lentement ?

APPRENDRE 8 – ÉCRIRE (FN – NF)

£ huren louer

£ de stacaravan le mobil-home

£ kamperen faire du camping

£ het buitenland l’étranger (m)

£ doorbrengen passer

£ de keer la fois

£ bijna presque

£ twee weken quinze jours (vijftien dagen)

£ 2 Ik wil me graag inschrijven. Je voudrais m’inscrire.

£ 4 Ik neem de salade. Je prends la salade.

£ 6 De rekening alstublieft. L’addition s’il vous plait.

£ 8 Kunt u het herhalen? Vous pouvez répéter ?

£ de haven le port

£ wandelen se promener

£ de wandeltocht la randonnée

£ surfen faire du surf

£ zelfs même

£ het voordeel l’avantage (m)

£ hinderen, embêter lastig vallen

£ want car

APPRENDRE 9 – ÉCRIRE ~ PHRASES (FN – NF)

£ 1 Ik ben naar Toulouse gegaan met mijn ouders.

Je suis allé(e) à Toulouse avec mes parents.

£ 3 We hebben vlak bij zee gekampeerd. Nous avons fait du camping près de la mer.

£ 5 Ik heb een wandeltocht in de bergen gemaakt.

J’ai fait une randonnée en montagne.

£ 7 Ik ben thuisgebleven.

Je suis resté(e) à la maison.

£ 2 We zijn een week in Cannes gebleven.

Nous sommes restés une semaine à Cannes.

£ 4 Zij hebben een huisje gehuurd. Ils ont loué un gite.

£ 6 Het was de hele tijd mooi weer. Il a fait beau tout le temps.

£ 8 Het volgend jaar wil ik naar het buitenland gaan. L’année prochaine, je veux aller à l’étranger.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • APPRENDRE 39

Excursions pendant vos vacances

Pendant les vacances, on se relaxe sur la plage ou à la piscine. Mais on peut aussi aller visiter la région.

Quelles excursions pouvez-vous nous proposer ?

Nicolas : J’ai vu des squelettes ! Nous sommes allés à Paris pour le weekend. Il a plu tout le temps. Ma sœur et ma mère étaient très contentes. Pour elles la pluie n’est jamais un problème, parce qu’elles adorent faire du shopping.

Mais moi, je n’aime pas faire les magasins et mon père non plus, donc on a cherché une excursion intéressante. Et on a trouvé !

Nous avons visité les catacombes de Paris. C’était vraiment … bizarre et un peu lugubre. Dans les couloirs souterrains il y a des milliers de squelettes ! Ça fait un peu peur, mais c’était vraiment sensationnel. Pour voir les catacombes, cliquez ici : www.360cities.net.

Maeva : On a visité une grotte Pendant nos vacances en Ardèche il a fait très chaud. J’ai beaucoup aimé nager dans la rivière, mais après une semaine, j’ai commencé à m’ennuyer.

À la réception du camping, j’ai vu une affiche pour une grotte qu’on appelle l’Aven Marzal. Je suis allée visiter la grotte avec mes parents et ça a été fan-tas-tique ! Heureusement, dans la grotte je n’ai pas eu chaud.

À côté de la grotte, il y a aussi un musée et un parc à dinosaures.

Si vous êtes intéressés, vous pouvez faire une visite virtuelle sur le site Internet : www.aven-marzal.com

Alice : Un aquarium super beau Chaque année mes parents louent un appartement à Cavalairesur-Mer. C’est vraiment beau et j’adore aller à la plage. Mais parfois on a envie de voir autre chose. Cette année nous avons fait une excursion à Monaco. Nous avons visité un musée exceptionnel : le Musée océanographique avec des salles d’exposition superbes et un magnifique aquarium. Une visite virtuelle est également possible : enterview.fr/musee/ oceanographique.html

Cliquez sur Plan pour naviguer dans le musée.

Informations supplémentaires

Voici quelques informations pratiques bonnes à savoir Température de la grotte : 10°.

La grotte comprend 380 marches pour la descente et 360 marches pour la remontée.

bambins (3 à 5 ans) gratuit 4,80 € 4,80 € enfants (6 à 12 ans) 6,90 € 6,90 € 10,90 €

adulte 9,90 € 8,90 € 15,90 €

L’entrée du musée est gratuite.

Profondeur total de la grotte : 125 mètres.

Audioguides disponibles en 3 langues : anglais, allemand, néerlandais.

Chiens autorisés dans le zoo, mais pas dans la grotte.

Tarifs Grotte Zoo des dinos Billet couplé (Grotte + Zoo)
LIRE EXTRA
UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE EXTRA I 40 À VOIR !!!
I

EXCURSIONS PENDANT VOS VACANCES

Lis le texte et réponds aux questions. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

1 Als je de titel van de tekst leest, weet je al waar die over gaat.

De tekst gaat over

2 Lees de inleiding. Wat wordt daarin gezegd? Je mag het in je eigen woorden

Tijdens de vakantie

Maar je kunt ook

3 Met de links naar de websites kun je

£ A direct online kaartjes kopen voor de bezienswaardigheden.

£ B de complete vakantieverslagen van Nicolas, Maeva en Alice lezen.

£ C de bezienswaardigheden online bekijken.

4 Bij welke bezienswaardigheid horen de Informations supplémentaires ?

£ A les catacombes

£ B l’Aven Marzal

£ C le musée océanographique

opschrijven.

5 Lees de tekst van Nicolas. Kruis aan of de volgende beweringen vrai of faux zijn. vrai faux

a Nicolas is een week naar Parijs geweest met zijn familie. £ £

b Het was mooi weer in Parijs. £ £

c De moeder en zus van Nicolas houden van shoppen. £ £

d De vader van Nicolas wilde niet naar de catacombes £ £

e In de catacombes kun je griezelige dingen zien. £ £

6 Lees de tekst van Maeva. Hoe kwam ze op het idee om de Aven Marzal te bezoeken?

7 Welke drie dingen kun je bezoeken bij de Aven Marzal?

Je kunt vaak de toon van een tekst herkennen door deze te scannen op positieve en negatieve woorden.

8 Nicolas, Maeva en Alice zijn enthousiast over de bezienswaardigheden die ze hebben bezocht. Zoek in de tekst ten minste zes woorden die aangeven dat de uitstapjes leuk waren.

d

e

f

9 Maeva schrijft: Heureusement, dans la grotte je n’ai pas eu chaud. Waarom was ze blij dat het niet warm was in de grot?

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE EXTRA I 41
a
c
b
TIP

J Lees het tekstje van Alice. Kruis aan of de volgende beweringen vrai of faux zijn. vrai faux

a Alice is voor het eerst in Cavalaire-sur-Mer op vakantie. £ £

b Alice gaat graag naar het strand. £ £

c Het museum heeft alleen een aquarium. £ £

d Je kunt een plattegrond van het museum zien op internet. £ £

K In de tekst staan tegenstellingen. Dat kun je zien aan het woord mais (maar). Zoek de tegenstellingen bij elkaar. Onderstreep waar de tegenstelling staat.

In de vakantie kun je uitrusten, maar C inleiding / Nicolas / Maeva / Alice

Mijn moeder en zus houden van winkelen, maar inleiding / Nicolas / Maeva / Alice

Ik hou van zwemmen in de rivier, maar inleiding / Nicolas / Maeva / Alice

Ik ga graag naar het strand, maar inleiding / Nicolas / Maeva / Alice

A na een week begon ik me te vervelen.

B soms wil je ook weleens wat anders zien.

C je kunt ook de streek gaan bezoeken.

D ik hou niet van winkelen en mijn vader ook niet.

L Lees de Informations supplémentaires. Schrijf kort in het Nederlands op welke informatie je in de tekst kunt vinden over a t/m h.

a entreeprijs kleuters

b 15,90 €

c toegangsprijs museum

d 380

e 360

f 125 meter

Op welk(e) niveaus had je 3 of meer vragen goed? Het hoogste niveau dat je hier aankruist, is je leesniveau van dit moment. Probeer elke unité (nog) beter te worden.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE EXTRA I 42
honden ÉVALUATION Hoeveel * vragen had je goed? 1 2 3 4 Hoeveel ** vragen had je goed? 1 2 3 4 Hoeveel *** vragen had je goed? 1 2 3 4
g audiogidsen h
* ** ***

LIRE EXTRA II

Le Puy du Fou

un voyage dans le passé

Vous aimez l’histoire ? Allez au Puy du Fou. Vous n’aimez pas l’histoire … Allez au Puy du Fou également ! Ce parc à thème historique à 90 kilomètres au sud de Nantes est pour tout le monde ! Des acteurs en costumes y présentent l’histoire de la France avec des spectacles. Une visite du parc est un « must » quand vous êtes en vacances dans la région de Nantes.

Le Puy du Fou reçoit 2,3 millions de visiteurs par an. Quand vous entrez dans le parc, vous allez oublier le présent. Vous commencez un grand voyage dans l’histoire.

Vous allez rencontrer des Gaulois, des soldats romains, des Vikings et des chevaliers du Moyen Âge. Sur plus de 50 hectares vous allez visiter un parc magnifique avec plus de 20 spectacles grandioses, 4 villages authentiques et plus de 1500 animaux. De spectacle en spectacle, d’aventure en aventure, vous allez traverser l’histoire. Il y a ______________ des jeux au cirque romain, des gladiateurs, des chevaliers et des spectacles

d’animaux. Le bal des oiseaux est vraiment impressionnant !

Le plus grand spectacle, la Cinéscenie est une production gigantesque avec plus de 4000 acteurs et figurants.

Le parc est tellement grand, qu’il est impossible de tout voir en une journée. C’est pourquoi 50 % des visiteurs restent deux à trois jours au Puy du Fou dans les hôtels à thème.

L’EXAMEN

STRATEGIE: HOOFDGEDACHTE

Bij Lire Extra II maak je kennis met een tekst en met vragen zoals je die op je eindexamen kunt krijgen. Omdat je met Libre Service Junior al veel hebt geoefend met Franse teksten, zal je merken dat je al best goed bent in het lezen van Franse teksten.

Om je te leren hoe je een Franse tekst aanpakt, krijg je steeds eerst een filmpje over een leesstrategie te zien. Met voorbeelden uit echte examenteksten.

De strategie helpt je om de vragen bij de leestekst beter te beantwoorden.

POU R Q UOI ?

De strategie in deze les helpt je om de hoofdgedachte, de kern, van de tekst te begrijpen.

5 10 15 20 25
30 35
Les gladiateurs dans le cirque romain Le bal des oiseaux
UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE EXTRA II 43

LE PUY DU FOU : UN VOYAGE DANS LE PASSÉ

1 Vous aimez l’histoire ? … la région de Nantes (lignes 1-6).

Qu’est-ce qu’on lit sur le Puy du Fou dans ces lignes ?

£ A L’attraction se trouve près de Paris.

£ B Les acteurs montrent la vie historique de la France.

£ C Le parc n’est pas intéressant pour les jeunes.

£ D Le public s’habille en costumes.

2 Voor wie is het park een bezoek waard volgens de tekst?

£ A Alleen voor mensen die veel van geschiedenis weten.

£ B Voor iedereen, ook als je niet van geschiedenis houdt.

£ C Voor mensen die mee willen spelen in historische gevechten.

£ D Vooral voor mensen die de geschiedenis nog niet kennen.

TIP

Zoek Franse woorden die je niet kent op en schrijf de vertaling erachter.

3 Wat past er op de open plek in regel 23?

£ A donc

£ B au contraire

£ C par exemple

£ D parce que

4 Waarvan is Le bal des oiseaux (regel 26) een voorbeeld?

£ A een gevecht in het Romeinse circus

£ B een voorstelling met dieren

£ C nagebouwde historische dorpen

£ D het grote spektakel met 4000 acteurs en figuranten

5 Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de laatste alinea.

1 De helft van de bezoekers blijft slapen in themahotels bij het park.

2 Alle attracties kunnen in een dag worden bezocht.

Omcirkel ‘wel’ of ‘niet’.

1 wel niet

2 wel niet

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • LIRE EXTRA II 44

GRAMMAIRE I EXTRA

HERHALEN: AVOIR, ÊTRE EN DE REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER

EXERCICE 8G

Verbind de vormen van hebben en zijn met de juiste vormen van avoir en être. Gebruik verschillende kleuren voor avoir en être.

ik heb ik ben nous sommes il est jij hebt jij bent elles sont vous êtes

zij heeft hij is tu as vous avez wij hebben wij zijn tu es elle a

u heeft jullie zijn nous avons je suis

zij hebben (m) zij zijn (v) j’ai nous avons

EXERCICE 8H

Vul de juiste vorm van avoir of être in.

1 Hebben jullie een huis in Zuid-Frankrijk?

une maison dans le Midi ?

2 Enzo en Léo zijn op vakantie in de Alpen. en vacances dans les Alpes.

3 Hij is 16 jaar.

EXERCICE 8I

16 ans.

1 Geef in het Frans antwoord op de vragen. Gebruik in je antwoord avoir of être

a Tu as quel âge ?

b Tu es Néerlandais ?

c Vous avez des animaux domestiques à la maison ?

2 Bedenk de vraag bij het antwoord.

(ik ben 16 jaar)

(nee, ik ben Frans)

(ja we hebben twee katten)

a ?

Oui, nous sommes malades.

b ?

Ma chambre est au troisième étage.

c  ?

Non, ce n’est pas une grande chambre.

EXERCICE 8J

Vul de juiste vorm van habiter in.

1 Tu où ?

2 Vous ici depuis quand ?

3 Mes grands-parents n’ pas à Nice, mais à Marseille.

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE I EXTRA 45

EXERCICE 8K

Vul de juiste vorm in van het werkwoord dat in de zin past. crier | fermer | jouer | rester

1 Je la fenêtre, car il fait froid.

2 Nous encore quinze jours à Cannes.

3 Mes copains au volley sur la plage.

4 Chut ! Du calme ! Tu trop fort !

EXERCICE 8L

Maak Franse zinnen. Gebruik de gegeven werkwoorden. aimer | écouter | regarder

1 Coralie kijkt naar …

2 Wij luisteren naar …

3 Ik hou van …

GRAMMAIRE II EXTRA

EXERCICE 16H

Vul het voltooid deelwoord in van het werkwoord dat achter de zin staat.

1 Vous avez une semaine à Saint-Tropez ? passer

2 Jean et Jérémy ont une glace. manger

3 Tu as du ski nautique ? faire

4 Ma sœur a un petit accident de vélo. avoir

EXERCICE 16I

Vul de passé composé in. Gebruik in elke zin avoir en een voltooid deelwoord.

1 Mijn ouders hebben naar de boten in de haven gekeken

les bateaux dans le port. regarder

2 Heb je een pizza besteld?

3 Hebben jullie in het water gespeeld?

4 Ik heb een luchtbed gekocht

une pizza ? commander

dans l’eau? jouer

un matelas gonflable. acheter

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II EXTRA 46
HERHALEN: DE PASSÉ COMPOSÉ MET AVOIR EN ÊTRE

EXERCICE 16J

Maak logische zinnen met avoir in de passé composé. Combineer de gegeven woorden en gebruik in elke zin een ander onderwerp (je, tu, il, enzovoort). fermer chanter envoyer rater gagner la porte le train un sms une semaine le match

1 Nous avons chanté une chanson française.

2 3 4 5

EXERCICE 16K

In de volgende zinnen is être het hulpwerkwoord. Kijk naar het onderwerp van de zin en onderstreep de juiste schrijfwijze van het voltooid deelwoord.

1 Myriam est tombé / tombée dans l’escalier.

2 Mes amis sont allés / allées au match du Paris Saint-Germain.

3 Vincent est parti / partie en vacances.

4 Andréa et Claire sont rentrée / rentrées après minuit.

EXERCICE 16L

Vul de juiste vorm van être en het voltooid deelwoord in. Gebruik de gegeven

1 Oscar is met de trein naar Marseille gegaan

werkwoorden.

Oscar à Marseille en train. aller

2 Audrey is na de film naar huis gegaan.

Audrey chez elle après le film. rentrer

3 Mijn vrienden zijn met de lift naar beneden gegaan

Mes copains par l’ascenseur. descendre

4 Lucille en Olivia zijn de hele middag gebleven

Lucille et Olivia tout l’après-midi. rester

5 Bent u gevallen mevrouw?

EXERCICE 16M

madame ? tomber

Geef in het Frans antwoord op de vragen. Gebruik werkwoorden uit het être-huis in de passé composé.

1 Hoe ben je naar school gegaan vandaag?

2 Hoe laat zijn jullie de klas binnengekomen voor deze les?

3 Wie is er deze les als laatste de klas binnengekomen?

4 Ben je naar boven gegaan, naar beneden gegaan of dezelfde etage gebleven voor deze les?

UNITÉ 1 • RACONTE TES VACANCES • GRAMMAIRE II EXTRA 47

leren.libreservice-online.nl

LIBRE SERVICE FRANS VOOR DE ONDERBOUW

Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!

AUTEURS

Karin van der Kant

Bert Nap

EINDREDACTIE

Sheila Faessen

9 789006 240894
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.