www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

De Geo LRN-line Wonen in Nederland (bovenbouw havo)

Page 1

DE GEO

HAVO CE

LEEFOMGEVING WONEN IN NEDERLAND

HAVO LEEFOMGEVING WONEN IN NEDERLAND

DIT KATERN BEREIDT VOOR OP

DIT KATERN BEREIDT VOOR OP

CE 2025

CE 2025

EN DAARNA

RELEASE 7.0.X

860764_OMSL.indd 1

EN DAARNA

www.thiememeulenhoff.nl/degeo

26/01/2024 12:26


860764_BOEK.indb 184

26/01/2024 12:22


HAVO CE

LEEFOMGEVING WONEN IN NEDERLAND

Auteurs Honne-Marij van den Bunder en Katie Oost Eindredactie Daphne Ariaens De Geo voor de bovenbouw havo en vwo wordt geschreven door een auteursteam: Daphne Ariaens, Honne-Marij van den Bunder, Ingrid Hendriks, Freek Jutte, Katie Oost en Alice Peters

860764_BOEK.indb 1

26/01/2024 12:20


6

1

Nederland waterland

Start

1

Nederland waterland

860764_BOEK.indb 6

26/01/2024 12:20


7

Start

CE SE

FIGUUR

860764_BOEK.indb 7

1.1

De Maeslantkering in Madurodam.

26/01/2024 12:20


8

1

Start Opdrachten

Nederland

Nederland waterland

Opdracht

Sinds het hoogwater in het rivierengebied in 1993 en 1995, en de wateroverlast in Zuid-Limburg in 2021, is Nederland zich weer meer bewust van overstromingsgevaar. De toenemende periodes van droogte zijn ook een zorg voor natuur, scheepvaart, boeren, waterleidingbedrijven en industrie. Deze weersextremen hangen samen met klimaatverandering. In dit hoofdstuk leer je in paragraaf 1.1 eerst wat de kenmerken zijn van de Rijn en de Maas. In paragraaf 1.2 staat het menselijke handelen wat betreft het omgaan met water centraal. Tot slot onderzoek je de stand van zaken ten aanzien van klimaatverandering en de verwachte gevolgen daarvan voor Nederland.

Meest aansprekend

Lees de hoofdvraag en de deelvragen. a Blader door dit hoofdstuk en noteer het figuurnummer of W-nummer van een foto die je het meeste aanspreekt. Waarom heb je deze foto gekozen? b Bij welke deelvraag past de foto die je in vraag 1a hebt gekozen het beste? Leg je antwoord uit. c Bespreek je antwoorden van vraag 1a en 1b met een klasgenoot. Opdracht

Inleiding

1

2

Topografie

Bekijk figuur 1.1. Gebruik de atlaskaart Nederland - Provincies (Nederland - Provincies en COROP-gebieden, Provincies en hoofdinfrastructuur). a Vul in de topografielijst van W1 de Nederlandse rivieren en wateren in. b In welk water ligt het origineel van het waterwerk dat je in figuur 1.1 ziet? c Geef in W1 de ligging van dit waterwerk aan met een rode stip. d Waarom heeft dit waterwerk een plek gekregen in Madurodam? W1

De Nederlandse rivieren en wateren. 15

Hoofdvraag 22

Hoe heeft het menselijk handelen het stroomgebied van de Rijn en de Maas beïnvloed en wat zijn de verwachte gevolgen van klimaatverandering voor Nederland?

16

20 6

19

Deelvragen 1 Wat zijn kenmerken van de stroomgebieden van de Rijn en de Maas? 2 Welke natuurlijke factoren hebben invloed op het regiem van een rivier? 3 Wat zijn kenmerken van een dwarsprofiel van een rivier in Nederland? 4 Hoe heeft het menselijk handelen invloed op het regiem van een rivier? 5 Hoe heeft het menselijk handelen invloed op water in het landschap en op waterkwaliteit? 6 Welke toekomstscenario’s heeft het KNMI voor Nederland ontwikkeld op basis van de toekomstscenario’s van het IPCC? 7 Wat zijn de verwachte gevolgen van klimaatverandering voor Nederland wat betreft water en waterkwaliteit?

860764_BOEK.indb 8

8 18 17 10 12 11

3

7 2

9 21 5

13 1

14

4

0

25

50 km

26/01/2024 12:20


9

Instaptoets

Instaptoets

Rivieren en wateren 1 2 3 4 5 6

Vraag

1

Hoeveel neerslag valt er jaarlijks gemiddeld in Nederland? A 362 mm B 851 mm C 1.446 mm D 2.303 mm

7 Vraag

8 9 10

2

Zet - de cijfers van de volgende begrippen in de juiste volgorde, zoals ze van laag naar hoog in het landschap liggen;

11 12 13

- de woorden veel erosie en veel sedimentatie achter het juiste begrip. 1 middenloop

14

2 bron

15

3 benedenloop

16

4 monding

17

5 bovenloop

18 19

Vraag

20 21 22

3

Hoe noem je - het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren?

-

de grens tussen twee van dergelijke gebieden?

Vraag

4

Hoe noem je schommelingen in de waterafvoer van een rivier per jaar? A debiet B regiem C evaporatie D verval Vraag

5

Noteer de definitie van infiltratie.

860764_BOEK.indb 9

26/01/2024 12:20


10

1

6

Vraag

Lees W2. Reken met behulp van W2 het verhang van de Amazone uit. A 36 m3/km2 B 1,08 km/m C 0,9 m/km D 1.231 m2/km 7

Vraag

Gebruik W2. Hoeveel is het debiet van de Amazone? W2

De Amazone.

De Amazone is de op een na langste rivier ter wereld met een totale lengte van 5.616 km. Hij ontspringt op 5.200 m hoogte in het Andesgebergte in Peru en stroomt voor het grootste deel door het Amazonebekken en het Amazonewoud. De rivier ontvangt van 1.100 zijrivieren water uit een gebied dat bijna 7 miljoen km2 groot is. Hij mondt uit in de Atlantische Oceaan. Per seconde vervoert de rivier 190.000 m3 water.

W3

Nederland waterland

Vraag

8

I Een gletsjerrivier is ook altijd een gemengde rivier. II Een gletsjerrivier is helemaal afhankelijk van smeltwater. Welke stelling is juist? A I en II zijn beide juist. B I en II zijn beide onjuist. C I is juist en II is onjuist. D I is onjuist en II is juist. Vraag

9

Bekijk W3. Hoe noem je de structuur die zichtbaar is bij de monding van de Amazone?

De monding van de Amazone in de Atlantische Oceaan, 2021.

860764_BOEK.indb 10

26/01/2024 12:20


1.1

FIGUUR

1.2

Stroomgebied van Rijn en Maas

11

De Rheinschlucht in Zwitserland.

1.1 Stroomgebied van Rijn en Maas Rheinschlucht In Zwitserland is de Rijn nog een wilde bergrivier. Hoeveel kracht deze rivier kan hebben, zie je in de Rheinschlucht. Hier stortte zo’n 10.000 jaar geleden meer dan 100.000 miljoen m3 rots het dal in, vlakbij waar nu het dorpje Flims ligt. De Vorderrhein (Voor-Rijn) lag toen bedolven onder wel 100 m puin. Dit blokkeerde de rivier, waardoor stroomopwaarts een 25 km lang meer ontstond. Langzamerhand werkte de rivier zich door de massa puin heen, waardoor het stuwmeer leegliep en de Rheinschlucht ontstond.

De Rijn: bovenloop, middenloop en benedenloop  Vanuit negen landen stroomt het water via beekjes, kanalen

en zijrivieren de Rijn in, om uiteindelijk na 1.320 km uit te monden in de Noordzee. Van het stroomgebied van de Rijn ligt bijna 15%, 25.000 km2, in Nederland (figuur 1.4). In Zwitserland ligt de waterscheiding tussen de stroomgebieden van de Donau, de Po, de Rhône en de Rijn hoog in de bergen, maar in Duitsland kun je de waterscheiding ook lager vinden (figuur 1.3).

Vier rivieren  Door Nederland stromen vier grotere rivieren: de Rijn, de

Maas, de Schelde en de Eems (figuur 1.4). De Rijn en de Maas zijn de grootste en de Schelde en de Eems zijn wat kleiner. De Schelde stroomt door België en mondt uit in de Nederlandse Westerschelde. De Eems is een grotendeels Duitse rivier die uitmondt in de Dollard, ten noorden van Groningen, en daar deels over Nederlands grondgebied stroomt. De Rijn en de Maas stromen respectievelijk vanuit de Alpen in Zwitserland en het Plateau van Langres in Frankrijk naar Nederland.  Het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren, heet een stroomgebied. De grens tussen twee stroomgebieden noem je een waterscheiding. Een waterscheiding wordt gevormd door hogere delen in het landschap, zoals een heuvelrug of een bergketen. Een rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied, heet een stroomstelsel.

FIGUUR

860764_BOEK.indb 11

1.3

De waterscheiding tussen Donau en Rijn bij Ellwangen: ten noorden van Aalen.

26/01/2024 12:20


12

1

Nederland waterland

stroomgebied

oppervlak

Rijn

180.000 km2

Le rd z

ee

da

oo

VERENIGD KONINKRIJK

NEDERLAND

Sc

Leie e d l BELGIË he

Dalke

Lippe

Maas

36.000 km2

Schelde

21.860 km2

Eems

17.934 km2

waterscheiding

Ruhr

Ma as

IJssel

Rij n

ms Ee

N

Hase

Vecht

Sieg

Mo

bre Sam

el ez

LUX.

DUITSLAND

Lahn

he Na

TSJECHIË

Rijn

Neckar

Maas

Saar

Main

rthe eu M

au

Inn

Ill

FRANKRIJK

Don

OOSTENRIJK

Rijn

Mur

e Aar ZWITSERLAND

Drava

Rhône

Sava SLOVENIË

Po A

ndse Zee della Mid

FIGUUR

1.4

0

50

100 km

Stroomgebied en stroomstelsel van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

 De Rijn ontstaat waar de Vorderrhein en de Hinterrhein (Achter-Rijn) samenkomen. De Vorderrhein en de Hinterrhein zijn bergrivieren in de Zwitserse Alpen die allebei hun water van de gletsjer op het Gotthardmassief ontvangen. Bij het stadje Chur komen de rivieren samen als Alpenrhein. De Alpenrhein stroomt via de Bodensee naar de watervallen bij Schaffhausen op de grens van Zwitserland en Duitsland (figuur 1.5) en dan verder Duitsland in. Het deel van de rivier waar beken en kleine

860764_BOEK.indb 12

Zee he isc iat dr

ITALIË

rivieren samenstromen tot een grote rivier, heet de bovenloop (figuur 1.6). Het is vanaf de bron gezien het eerste deel van een rivier. Hier is de hellingshoek van de rivier groot en stroomt de rivier snel. Daardoor vindt er veel erosie plaats en neemt de rivier veel sediment mee.

FIGUUR

1.5

De Rheinfall bij Schaffhausen is 150 m breed en 23 m hoog.

26/01/2024 12:20


1.1

 Stroomafwaarts neemt de hellingshoek steeds verder af: de rivier komt in de middenloop (figuur 1.6). De middenloop van een rivier is het middelste gedeelte van de rivier waar er een evenwicht is tussen erosie en sedimentatie. Bij Basel is de Rijn bevaarbaar voor grotere schepen. Hier is de stroomsnelheid gemiddeld zo’n 2,2 m/s. Naarmate de rivier dichter bij de zee komt, wordt het gebied steeds vlakker en gaat de rivier minder snel stromen. In Nederland is de stroomsnelheid gemiddeld zo’n 1 m/s.  De benedenloop van een rivier is vanaf de bron gezien het laatste gedeelte van een rivier (figuur 1.6). Kenmerkend voor de benedenloop zijn een (zeer) kleine hellingshoek, veel sedimentatie en de monding in zee. De rivier heeft weinig kracht om zich in de ondergrond te graven. Om zijn water toch kwijt te raken, splitst een rivier zich in de benedenloop vaak in meerdere

13

Stroomgebied van Rijn en Maas

takken en vormt een delta. Het Nederlandse deel van de Rijn ligt volledig in de benedenloop van de rivier. In het verleden splitste de Rijn zich uit in verschillende Rijntakken, zoals de Waal en de Neder-Rijn/Lek. Tegenwoordig zijn deze rivieren volledig bedijkt, waardoor hun stroming in het landschap gereguleerd wordt.  De Rijn is een gemengde rivier. Dat wil zeggen dat de rivier zijn water zowel van smeltwater als van regenwater krijgt. ’s Zomers is ruim 70% van het Rijnwater dat Nederland bereikt smeltwater. Uit de rest van het stroomgebied komt dan weinig water in de Rijn, omdat er al veel water is verdampt, voordat het in de rivier komt. In de winter is de waterafvoer van de Rijn het hoogst. De verdamping is dan zeer gering en er wordt vooral regenwater afgevoerd.

gletsjers/sneeuw

erosie

bove

nloo

p

groot verval

stuwdam, energie

midde

bewoning

nloop

cultuurgronden

be

d ne

e

o nl

op

klein verval sedimentatie

zee

FIGUUR

860764_BOEK.indb 13

1.6

delta met sedimentatie

De bovenloop, middenloop en benedenloop van een rivier.

26/01/2024 12:20


14

1

De Rijn in Nederland  De Rijn vertakt zich zodra hij in Nederland komt (figuur 1.7).

De rivier splitst zich 10 km na de grens in het Pannerdens Kanaal en de Waal. De Waal is de breedste stroom (gemiddeld zo’n 150 m breed) en leidt twee derde van het Rijnwater uiteindelijk naar de Noordzee. De Waal is bovendien de belangrijkste vaarroute tussen de haven van Rotterdam en het Duitse achterland. Een derde deel van het Rijnwater stroomt via het Pannerdens Kanaal. Dit water wordt bij Arnhem verdeeld over de IJssel en de Neder-Rijn/Lek. De Waal en de Lek komen stroomafwaarts weer bij elkaar en worden samen met de Maas, via de Nieuwe Waterweg, naar zee geleid. De IJssel mondt via het Ketelmeer uit in het IJsselmeer.  In de Neder-Rijn zijn drie stuwen gebouwd. Een stuw is een beweegbare dam in een rivier waarmee het waterniveau bovenstrooms wordt geregeld. De stuw bij Driel is aangelegd om de watervoorziening van de IJssel veilig te stellen. De volgende twee stuwen, bij Amerongen en bij Hagestein, maken de scheepvaart op de Neder-Rijn mogelijk. Vanaf Hagestein staat de Lek onder invloed van eb en vloed. Dit kan wel 1,5 m in waterhoogte schelen. 0

5

10 km

 De drie stuwen staan volledig open als de Rijn veel water vervoert (figuur 1.8). Bij de stuw bij Driel gebeurt dat bij een waterstand van 10,00 m boven NAP bij Lobith (figuur 1.7). Dat is een afvoer van ongeveer 2.600 m3/s. De twee andere stuwen gaan geleidelijk open, totdat een waterstand van 11,40 m boven NAP en een afvoer van 3.600 m3/s bij Lobith is bereikt. Ook deze stuwen staan dan helemaal open en er is op dat moment sprake van een vrij afstromende rivier. Schepen hoeven dan geen gebruik te maken van sluizen en kunnen door de stuwen varen. Als de afvoer vermindert, worden als eerste de stuwen bij Amerongen en Hagestein geleidelijk gesloten. Bij een nog lagere afvoer wordt de stuw bij Driel geleidelijk gesloten. Daardoor wordt de scheepvaart op de IJssel en de Neder-Rijn zo lang mogelijk gegarandeerd (figuur 1.9). De stuw bij Driel (‘de kraan van Nederland’) regelt ook de watertoevoer naar het IJsselmeer, zodat het meer altijd voldoende zoet water ontvangt voor de landbouw en de drinkwatervoorziening in Noord-Nederland. Driel moet minimaal 30 m³/s doorlaten, ook bij zeer lage afvoeren en geheel gesloten stuwen.  De afgelopen tientallen jaren stroomde er gemiddeld drie maanden per jaar onvoldoende water via de Rijn Nederland binnen om de waterverdeling, zoals in figuur 1.7, te handhaven. Als dit gebeurt, wordt er gekeken wat de hoogste prioriteit heeft, bijvoorbeeld de beschikbare hoeveelheid zoet water of de scheepvaart, en hoe het water moet worden verdeeld.

l

IJsse

Nederland waterland

N ed

Rijn er-

Arnhem

NEDERLAND

P

1/3

an

2/3

ne

rd

en

s

Ka

na al

Wa a

l

1/3 Lobith

2/3

R ijn

Nijmegen DUITSLAND

FIGUUR

1.7

Verdeling van de waterafvoer van de Rijn.

FIGUUR

1.8

Open stuw in de Neder-Rijn bij Driel. FIGUUR

860764_BOEK.indb 14

1.9

Gesloten stuw in de Neder-Rijn bij Driel.

26/01/2024 12:20


1.1

15

Stroomgebied van Rijn en Maas

De Maas

de Maas valt, heeft in totaal 935 km afgelegd voordat hij in het Haringvliet stroomt. De rivier heeft dan 250 km door Nederland afgelegd.  De Maas is grotendeels onbedijkt. De bovenloop van de Maas, ook wel de Franse Maas genoemd, stroomt onbedijkt van de bron tot de Frans-Belgische grens. De middenloop van de Maas ligt in de Belgische Ardennen. Ter hoogte van de Belgisch-Nederlandse grens gaat de middenloop geleidelijk over in de benedenloop. Het eerste deel van de benedenloop stroomt in Limburg door een dal, dat de Maas in dit deel van Limburg al tienduizenden jaren lang uitslijt (figuur 1.10).

 Het stroomgebied van de Maas is vergeleken met dat van

de Rijn een stuk kleiner (figuur 1.4). De Maas is een regenrivier. Als het na een droge periode een paar dagen hard regent, kan de waterstand in de rivier op bepaalde plekken soms wel met 7 m stijgen. De Maas kan heel verraderlijk zijn: de rivier is berucht vanwege de vele overstromingen. De Maas ontspringt 200 km ten noordoosten van Dijon op het Plateau de Langres (Frankrijk), op een hoogte van 409 m om van daaruit via België naar Nederland te stromen. Een waterdruppel die bij de bron in

Waal

Benedenmaas en Getijdenmaas

Rijn

NIJMEGEN

HEEREWAARDEN

Ma as

LITH

GRAVE se Maas Berg

Noordelijke Maas

M aa s

‘S-HERTOGENBOSCH

beekuitmonding

rivier

SAMBEEK

klei

zandige oever

afgesneden meander

zand

klei zand NEDERLAND VENLO Plassenmaas

BELFELD

terrasrand klei

Lateraalkanaal

beekuitmonding

DUITSLAND ROERMOND

grind

LINNE MAASBRACHT

Lateraalkanaal

Gren sm aa s Julian aka naa l

Grensmaas grindplas

BELGIË

Grensmaas

grindbank

Julianakanaal

SITTARD klei grind

Sint-Pietersberg

BORGHAREN MAASTRICHT

Bovenmaas

EIJSDEN HEUGEM kalksteen

löss grind

Maas

0

10

FIGUUR 1.10

860764_BOEK.indb 15

20 km

Ma

as

3D-modellen van de verschillende Maastrajecten.

26/01/2024 12:20


16

1

FIGUUR 1.11

De Maas bij Meers in Limburg.

 Het tweede deel van de benedenloop in Nederland is bedijkt en dat heeft verschillende redenen. De rivier moet hier vrijwel al het water uit het volledige stroomgebied verwerken. Bovendien is men de afgelopen decennia de gebieden langs de Maas steeds intensiever gaan gebruiken, bijvoorbeeld voor woningbouw en industrie, waardoor het overstromingsrisico bij hoogwater groter is geworden.  Vanaf Maastricht tot Maasbracht wordt de rivier de Grensmaas genoemd, omdat hij de grens vormt tussen Nederland en België. De Grensmaas is te ondiep voor scheepvaart, die daarom gebruikmaakt van het Julianakanaal. De benedenloop van de rivier zocht in het verleden zijn weg naar zee via Rotterdam. Tegenwoordig mondt de Maas als de Bergse Maas uit in het Hollands Diep, dat zijn water via het Haringvliet naar zee brengt. In de Maas zijn zeven stuwen gebouwd om de Maas bevaarbaar te houden.

Verval en verhang  Een doorsnede van een rivier over een bepaald traject

noem je het lengteprofiel van een rivier. Vaak is dit een doorsnede langs de hele rivier, zoals figuur 1.12 laat zien van de Rijn. Een lengteprofiel geeft je informatie over een rivier. 500

Nederland waterland

 Je kunt bijvoorbeeld het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier aflezen. Dit heet het verval. Het verval van de Rijn is van de bron van de Vorderrhein (Voor-Rijn) tot de monding in de Noordzee ongeveer 2.340 m. Vanaf de Nederlandse grens tot Hoek van Holland is het verval slechts 12 m.  Het verhang, het verval per kilometer, is nog interessanter. Dit bepaalt namelijk de stroomsnelheid op een bepaalde plek. Als je in de bovenloop het verval afleest tussen twee plaatsen die op 100 km afstand van elkaar langs een rivier liggen, dan is het verval misschien wel 800 m en het verhang is dan 8 m/km. In de benedenloop is het verval tussen twee plaatsen die op 100 km afstand van elkaar liggen vaak minder dan 15 m en het verhang dus maximaal maar 0,15 m/km. Het verhang is in de bovenloop, in de middenloop en in de benedenloop van een rivier dus verschillend. Het verhang van de Rijn is in het hooggebergte in Zwitserland soms wel 35 m/km, tegenover 0,08 m/km (slechts 8 cm/km) in het vlakke Nederland. In de bovenloop stroomt de rivier dan ook sneller dan in de benedenloop. De enorme hoogteverschillen die in de bovenloop overbrugd moeten worden, zorgen voor veel erosie. In de benedenloop, zoals in het vlakke Nederland, stroomt de rivier trager waardoor er materiaal afgezet kan worden (sedimentatie).

in m boven NAP 2.340 m Vorderrhein

400

Aare Bodensee

300

stu

we

n

0

Vorderrhein/ Hinterrhein

Alpenrhein

200

300 Hochrhein

400

500

600

Oberrhein

700

en z

Maas

Ko

bl

nz M

Ba

100

FIGUUR 1.12

860764_BOEK.indb 16

ai

se l

ic he Re 0

1.320 km monding

Moezel

na u

100

Main

bi th

Neckar

800 Mittelrhein

Lo

200

900

1.000 Niederrhein

1.100

1.200

1.300 km Haringvliet

Het lengteprofiel van de Rijn van bron tot monding.

26/01/2024 12:20


1.1

Debiet  Rijkswaterstaat doet voortdurend metingen langs de grote

 Het debiet van de Maas bij de grensplaats Eijsden is gemiddeld 200 m3/s met een spreiding van 20 tot 3.500 m3/s. Deze waterafvoer is lager dan die van de Rijn. Dat komt doordat het stroomgebied kleiner is dan dat van de Rijn. Ook is de Maas een regenrivier en voor zijn water uitsluitend afhankelijk van neerslag. In de zomer kan de afvoer beduidend lager zijn dan in de winter, door periodes met hoge verdamping en geringere neerslag. Om de rivier dan ook bevaarbaar te houden, zijn er stuwen en sluizen gebouwd.

12.000

afvoer (m

10.000 Lippe Ruhr

8.000

Sieg Lahn

6.000

Moezel 4.000

Nahe Main

2.000

Neckar Oberrhein

0 20

n

ja

22

24

n

ja

n

ja

n

ja

1

b

fe

3

b

fe

5

b

fe

datum

Andernach

30

Ruhrort

28

15

Lobith

26

10 n

ja

Maxau

860764_BOEK.indb 17

5

n

ja

FIGUUR 1.13

FIGUUR 1.14

/s)

3

Mainz

rivieren om vast te stellen hoeveel water (in m3) er op een bepaald moment per seconde door een rivier stroomt. Deze waterafvoer heet ook wel het debiet. De gegevens van de waterafvoer van de rivieren worden gebruikt voor de scheepvaart, het vaststellen van de overstromingskans, het bepalen van de beschikbare hoeveelheid koelwater voor bedrijven en de hoeveelheid water die kan worden afgetapt voor drinkwaterbereiding en de landbouw. Als de Rijn bij Lobith Nederland binnenstroomt, heeft hij een gemiddelde waterafvoer van ongeveer 2.200 m3/s. De waterafvoer kan echter variëren van 600 tot 16.000 m3/s. Een tijdelijke (extra) hoge waterafvoer (hoogwater) van een rivier noem je piekafvoer.  Begin januari 1995 viel er dagenlang veel sneeuw in het stroomgebied van de Rijn. Toen de dooi plotseling inviel, smolt de sneeuw en raakte de dunne, ontdooide bovengrond verzadigd met water. Dat verergerde toen het tot eind januari dagen achterelkaar regende. Er viel in tien dagen ongeveer tweemaal zo veel neerslag als normaal voor de tijd van het jaar. Alle zijrivieren van de Rijn stroomden vol met water. De piekafvoer van de zijrivieren van de Rijn viel tussen 20 januari en 5 februari 1995 samen met de piekafvoer van de Rijn zelf (figuur 1.13). Dat veroorzaakte in Nederland extreem hoogwater (figuur 1.14). Het debiet van een of meer zijrivieren heeft dus grote invloed op het debiet van de hoofdrivier.  De waterstand van de Rijn bij Lobith was in 1995 16,68 m boven NAP, terwijl de gemiddelde waterstand 9,8 m boven NAP is. Dat is echter niet de hoogste waterstand ooit sinds we dit meten: op 6 januari 1926 was de waterstand 16,93 m boven NAP.

17

Stroomgebied van Rijn en Maas

caties

meetlo

Een stapeldiagram van de afvoer van de Rijn, 20 januari - 5 februari 1995. De afvoer van de achtereenvolgende zijrivieren wordt daarin bij elkaar opgeteld.

De Waal bij Kekerdom, 2 februari 1995.

26/01/2024 12:20


Nederland waterland

Regiem: invloed van natuurlijke factoren

14.000 13.000

gemiddelde 1901 - 2015

 De waterstand in een rivier is nooit het hele jaar door

12.000

dagmaximum 1901 - 2015

hetzelfde. De verdeling van het debiet over een jaar heet het regiem van een rivier. Het regiem wordt beïnvloed door drie natuurlijke factoren: het klimaat, het type water dat een rivier ontvangt en natuurlijke kenmerken van het stroomgebied van de rivier.  Het klimaat bepaalt hoeveel en welke neerslag er in een stroomgebied valt, en in welke periode. Hierdoor kan de hoeveelheid water die een rivier afvoert door het jaar heen variëren. Als er sneeuw valt, kan het even duren voordat deze als smeltwater in de rivier terechtkomt. Valt er regen, dan wordt een deel van het water opgenomen door planten, een deel van het water verdampt rechtstreeks en een deel stroomt via het grondwater en via de oppervlakte naar rivieren of meren. Het klimaat bepaalt ook de gemiddelde temperatuur in de maanden over het jaar. De temperatuur is van invloed op de verdamping, waardoor een rivier meer of minder water zal afvoeren afhankelijk van het seizoen.  Het type water dat een rivier ontvangt, heeft invloed op hoe regelmatig het regiem van een rivier is. Een gemengde rivier, zoals de Rijn, ontvangt zijn water zowel van gletsjers als uit neerslag. Een regenrivier, zoals de Maas, ontvang zijn water alleen uit neerslag. Het regiem van de Rijn (figuur 1.15) is gemiddeld over een lange tijd regelmatiger, dan dat van de Maas (figuur 1.16).  Belangrijke natuurlijke kenmerken van het stroomgebied van een rivier zijn het soort bodem, het gesteente daaronder en het reliëf. Deze kenmerken bepalen het waterbergende vermogen in het gebied. Als de ondergrond rotsachtig is, is hier geen tot weinig infiltratie van water mogelijk. Een dunne of een bevroren bodemlaag heeft hetzelfde effect. In dikke lagen zand kan neerslag wel infiltreren, omdat er ruimte is tussen de zandkorrels. Zand heeft daardoor een groot waterbergend vermogen. Van steile hellingen stroomt neerslag of smeltwater sneller af dan van heel flauwe hellingen.  In de Ardennen stromen de Maas en de zijrivieren als de Lesse, de Sambre en de Ourthe door een rotsachtig gebied. Het water kan niet in de bodem infiltreren en zal snel de helling afstromen, doordat er redelijk wat hoogteverschil is. De neerslag die in dit deel van de Maas valt, wordt dan ook heel snel naar Nederland afgevoerd. In extreme gevallen bereikt de neerslag die in de Ardennen valt, zes tot twaalf uur later al de Nederlandse grens.

11.000

860764_BOEK.indb 18

in m3 per seconde

dagminimum 1901 - 2015

10.000 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000

c

v

de 1

no 1

t ok 1

p

g

se 1

l

au

ju

n

1

2

ju

ei m 2

1

ap 1

maand

FIGUUR 1.15

3.250

r

rt m

n 2

ja 31

1

ja

n

0

Regiem van de Rijn bij Lobith, 1901 - 2015.

in m3 per seconde gemiddelde 1911 - 2015

3.000

dagmaximum 1911 - 2015

2.750

dagminimum 1911 - 2015

2.500 2.250 2.000 1.750 1.500 1.250 1.000 750 500 250

se p

ok t

no

1

1

1

v

au

g

ju

l 1

2

ju n

m 2

ei

ap 1

1

r

rt m

n ja

2

31

1

ja

n

0

de c

1

1

18

maand

FIGUUR 1.16

Regiem van de Maas bij Borgharen, 1911 - 2015.

26/01/2024 12:20


1.1

19

Stroomgebied van Rijn en Maas

1.1 Opdrachten Deelvragen 1 Wat zijn kenmerken van de stroomgebieden van de Rijn en de Maas? 2 Welke natuurlijke factoren hebben invloed op het regiem van een rivier?

e Beredeneer waarom sedimentatie overheerst in de benedenloop van een natuurlijk stromende rivier. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. f Welk verband is er tussen de stroomsnelheid en de mate van sedimentatie? W4

De Rijn. Rijn

3

Het stroomgebied van de Rijn

Lees De Rijn: bovenloop, middenloop en benedenloop. Bekijk figuur 1.3 t/m 1.6. a Geef in de kaart van W4 de Vorderrhein (A) en Hinterrhein (B) aan. Gebruik eventueel internet of de atlas. b Gebruik figuur 1.4. Schrijf in W4 de juiste namen bij de volledig Duitse zijrivieren van de Rijn. c Gebruik de atlas. Teken in W4 volgens de legenda de waterscheiding tussen de Rhône, de Po en de Rijn in Zwitserland. d Gebruik figuur 1.6. Erosie vindt in de hele rivierbedding van de Rijn plaats, maar in het ene deel van de rivier veel meer dan in het andere deel. Geef aan - in welk deel de rivier zich vooral insnijdt; - waarom het juist in dat deel van de rivier gebeurt.

860764_BOEK.indb 19

ee o

NEDERLAND

BELGIË

DUITSLAND

II

Badeend Nadia

Lees Vier rivieren en De Rijn: bovenloop, middenloop en benedenloop. Lees vaardigheid 2 Geografische vragen stellen en beantwoorden in het overzicht Vaardigheden en werkwijzen. a Lees W4. Zet in de kaart van W4 in de Bodensee een kruis. Gebruik eventueel de atlas. b Hoe noem je een rivier met zijrivieren zoals je die in W4 ziet? c Noteer de Romeinse cijfers I en II uit W4 en zet er de bijbehorende kenmerken van de Rijn achter. Kies uit: rustig stromend – snelstromend – veel scheepvaart – veel water – watervallen – weinig water. d Leg uit waarom de reis over de Bodensee Nadia zo veel tijd zou kosten. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. e Hoeveel dagen doet het water van de Rijn erover om van de bron in Zwitserland naar de Noordzee te stromen? Opdracht

N

Rijn

2

waterscheiding

or dz

Lees Rheinschlucht en bekijk figuur 1.2. Bekijk het filmpje online. a Hoeveel keer groter is de aardverschuiving van de Rheinschlucht dan die uit het filmpje? b Welke rol spelen zwaartekracht en water bij aardverschuivingen? c Bij welk deel van een rivier past figuur 1.2? Kies uit: bron – middenloop – bovenloop. d Leg je antwoord bij vraag 1c uit. Opdracht

meer

Enorme aardverschuiving

FRANKRIJK

ZWITSERLAND

OOSTENRIJK

I

Po

e

1

Rhôn

Opdracht

ITALIË

ndse Zee della Mid

0

50

100 km

Hoog in de Alpen zette een Duitse televisieploeg een gele badeend die ze Nadia noemden, in een beek. Ze wilden weten hoelang het water van de Rijn erover doet om van de bron in Zwitserland naar de monding in de Noordzee te stromen. De cameraploeg volgde Nadia in een boot, terwijl ze tussen al het scheepvaartverkeer door dobberde. Nadia deed er 10 dagen over om uiteindelijk via de Rotterdamse haven in de Noordzee terecht te komen. Maar over de Bodensee mocht Nadia met een boot, omdat die oversteek anders 21 dagen zou hebben gekost.

26/01/2024 12:20


20

W5 0

1

Nederland waterland

De Neder-Rijn. 5

10 km

Utrecht Kr o

k Le

V

ijn eR m m

Am

al le ika

ster dam -Ri jnk ana al

Ne der r

al

schutsluiscomplex (met spuivoorziening)

gemaal waterkrachtcentrale

stuwcomplex na

ij n

vispassage

inlaat/spui

al

l

IJsse

Arnhem

+6,0 m NAP Linge

NAP

l

Waa l

Linge

en

sc

h

Merwede

na ka

keersluis

rd ne Pa n na a ka

+3,0 m

streefpeil

Rijn

Ma as

Nijmegen

DUITSLAND

we

W6

Bij de stuw van Driel.

Opdracht

4

al na Ma ka a s - Wa a l

Nie u

Waal

De Nederlandse Rijn

Lees De Rijn in Nederland en bekijk figuur 1.7 t/m 1.9. Bekijk het filmpje online. a Gebruik de atlas. Schrijf in W5 op de juiste plek de namen Amerongen, Driel en Hagestein. b Gebruik figuur 1.9, W5 en W6. Geef - aan bij welke legenda-eenheid van W5 de foto van W6 past; - aan waar je deze legenda-eenheid ziet in figuur 1.9; - uitleg waarom deze structuur bij elke stuw is aangelegd. c Gebruik figuur 1.9 en W5. Geef - aan waar in figuur 1.9 je de vispassage ziet; - uitleg waarom bij elke stuw een vispassage is aangelegd. d Gebruik figuur 1.7. Geef twee redenen waarom het water van de Rijn wordt verdeeld op de manier zoals je in figuur 1.7 ziet. e Gebruik figuur 1.9. Zijn de stuwen bij Hagestein en bij Amerongen op het moment dat de foto werd genomen open of dicht? Leg je antwoord uit. f Gebruik figuur 1.8. Geef aan waar het in de situatie van figuur 1.8 van afhangt of de stuwen bij Hagestein en Amerongen op dat moment helemaal open zijn. Opdracht

5

De Maas

Lees De Maas en bekijk figuur 1.4, 1.10 en 1.11. Gebruik ook de atlas. a Gebruik figuur 1.10. Waarom zijn de Bovenmaas, de Grensmaas en de Plassenmaas niet bedijkt? b Gebruik figuur 1.10, 1.11 en de atlas. Geef - aan in welk deel van de Maas uit figuur 1.10 de plek ligt waar de foto van figuur 1.11 is gemaakt; - twee kenmerken van de Maas in figuur 1.11 waaraan je kunt zien dat dit deel van de rivier niet is gestuwd en ongeschikt is voor scheepvaart.

860764_BOEK.indb 20

26/01/2024 12:20


1.1

W7

21

Stroomgebied van Rijn en Maas

Het stuwencomplex van Borgharen is gebouwd in 1928 en is een rijksmonument. Achter deze stuw is de Maas ongeveer 45 km onbevaarbaar. Vlak bij de stuw start het Julianakanaal waar de scheepvaart gebruik van maakt.

c Gebruik figuur 1.10 en bekijk W7. In welke richting kijk je in de foto van W7? Kies uit: noordoosten – noordwesten – zuidoosten – zuidwesten. d Gebruik figuur 1.10 en W7. Waarom is er bij de stuw van Borgharen geen sluizencomplex? e Bekijk figuur 1.4 en gebruik de atlas. Het Plateau de Langres vormt de waterscheiding tussen de Maas en twee andere rivieren. Welke rivieren zijn dat? Opdracht

6

Lengteprofiel en verhang

Lees Verval en verhang en bekijk figuur 1.6 en 1.12. a Gebruik figuur 1.12. - Wat is het verval tussen de bron van de Vorderrhein en de Bodensee? Schrijf ook de berekening op. - Wat is het verhang tussen de bron van de Vorderrhein en de Bodensee? Schrijf ook de berekening op. b Gebruik figuur 1.6 en 1.12. Hoe noem je het deel van de Rijn tussen Reichenau en de Bodensee? c Gebruik figuur 1.12. Hoe kun je met het lengteprofiel de middenloop van de Rijn onderscheiden van de benedenloop? d Gebruik figuur 1.12 en de atlas.. Leg uit waarom er in de Rijn stroomopwaarts van Karlsruhe zo veel stuwen zijn gebouwd. e Bij iedere stuw ligt een sluis. Wat is een nadeel van al deze sluizen voor de scheepvaart?

860764_BOEK.indb 21

Opdracht

7

Eems

Lees W8. a Wat is het verval van de Eems? b Wat is het verhang van de Eems? Schrijf ook de berekening op. c Het verhang van de Maas in Nederland is ongeveer 18 cm/km. Vergelijk het verhang van de Eems en de Maas. Leg uit welke van de twee rivieren de hoogste stroomsnelheid heeft. W8

De Eems.

De Eems (Duits: Ems) is een rivier die op 314 m hoogte in het Teutoburger Wald ontspringt en vervolgens door de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen stroomt. De Eems is 371 km lang, waarvan 238 km bevaarbaar is. Hij mondt via de Dollard uit in de Waddenzee.

26/01/2024 12:20


22

1

W9

Nederland waterland

Invloed van natuurlijke factoren op het regiem van een rivier.

Natuurlijke factoren

Kenmerken

Voorbeeld

verdamping klimaat

het type water dat een rivier ontvangt

kenmerken van het stroomgebied

Opdracht

8

het rotsachtige gebied in de Ardennen in het stroomgebied van de Maas

Piekafvoer

Opdracht

Lees Debiet en bekijk figuur 1.13 en 1.14. a Wat is het gemiddelde debiet van de Rijn bij Lobith? b Gebruik figuur 1.13. Geef aan - wat het debiet van de Rijn bij Lobith was op 30 januari 1995; - hoe je zo’n tijdelijk extra hoog debiet van een rivier noemt. c Bekijk W10. Beschrijf hoe bij hoogwater de samenstelling van het Rijnwater bij Lobith naar herkomst verandert ten opzichte van de gemiddelde situatie. d Bekijk figuur 1.13. Welke zijrivier had tussen 20 januari en 5 februari 1995 de meeste invloed op de piekafvoer van de Rijn? e Gebruik de atlaskaart Duitsland (Duitsland - Overzicht). Welke Duitse stad kreeg door de zijrivier uit vraag 8d als eerste wateroverlast? f Beredeneer in vijf stappen hoe de piekafvoer van eind januari 1995 kon ontstaan. W10

9

Regiem van een natuurlijke rivier

Lees Regiem: invloed van natuurlijke factoren en bekijk figuur 1.15 en 1.16. a Wat is het verschil tussen het debiet en het regiem van een rivier? b Gebruik figuur 1.15 en 1.16. Kijk goed naar de y-as in beide figuren. Verklaar het verschil in het gemiddelde regiem tussen de Rijn en de Maas. c Gebruik figuur 1.15 en 1.16. In beide grafieken is een groot verschil te zien in het verloop van de lijn van de maximumafvoer en de minimumafvoer. Geef hiervoor een verklaring. d De Rijn heeft een verhoudingsgewijs hogere minimumafvoer dan de Maas. Geef hiervoor een verklaring. e Vul W9 aan.

De herkomst van het Rijnwater bij Lobith bij hoogwater en gemiddeld over het jaar. hoogwater

gemiddeld

Zwitserland en Zuid-Duitsland

benedenstrooms van de Moezel

overig bovenstrooms van de Moezel

overig

Moezel

860764_BOEK.indb 22

onthouden

2b

begrijpen

1b, 1d, 3e, 4d, 5a, 6b, 6c, 7c, 8f, 9a

toepassen

1a, 2a, 2c, 2e, 3a, 3b, 3c, 3d, 4a, 4b, 4c, 5b, 5e, 6a, 7a, 7b, 8a, 8b, 8c, 8d, 8e, 9e

analyseren

2d, 3f, 4e, 4f, 5c, 5d, 6d, 6e, 9b, 9c, 9d

evalueren

1c

creëren

-

26/01/2024 12:20


1.2

FIGUUR 1.17

De mens in het landschap

23

In augustus 2022 stond de Waal bij Nijmegen lager dan normaal door aanhoudende droogte.

1.2 De mens in het landschap Hoog- en laagwater

De mens grijpt in

De Waal is een belangrijke vervoersader voor de handel met Duitsland. Vanuit Rotterdam worden goederen en grondstoffen stroomopwaarts getransporteerd, zoals kolen voor de staalindustrie en elektriciteitscentrales. Het bevaarbaar houden van de rivier is daarbij belangrijk, zowel bij (extreem) hoog- als bij (extreem) laagwater, zoals hier bij Nijmegen in 2022. In augustus van dat jaar stond het water in de rivier zo laag dat er maar 50% van het normale aantal schepen kon varen.

 Al vanaf de vroege middeleeuwen is de loop van de rivieren

door menselijk handelen beïnvloed. Rond het jaar 1000 deed de mens pogingen om rivieren in toom te houden door de eerste dijken te bouwen. Ze werden door de eeuwen heen verhoogd en verbreed, tot in onze tijd aan toe. Dit noem je ook wel dijkverzwaring. Het gebied tussen de rivier en de dijk ligt buitendijks en noem je uiterwaarden. Boeren wilden dat gebied in de zomer graag droog houden om daar vee te laten grazen of akkergewassen te verbouwen. Daarom werd er vlakbij de rivier meestal ook nog een lagere kade aangelegd die wij zomerdijk zijn gaan noemen. Het gevolg hiervan is dat het dwarsprofiel (doorsnede) van een rivier in Nederland lange tijd op veel plaatsen bestond uit een zomerdijk, een uiterwaard en een hoge winterdijk (figuur 1.18).

zomersituatie buitendijks

binnendijks

binnendijks

zomerbed uiterwaarden

winterdijk

vaargeul

zomerdijk

uiterwaarden

zomerdijk

winterdijk

wintersituatie winterbed

FIGUUR 1.18

860764_BOEK.indb 23

Dwarsprofiel van een rivier.

26/01/2024 12:20


24

1

 In de zomer en in het najaar blijven de Rijn en zijn zijtakken meestal wel in hun zomerbed (figuur 1.18). Dat is het gebied tussen de zomerdijken. Bij hoge afvoeren in de winter en in het voorjaar stroomt het water over de zomerdijken in de uiterwaarden. Het is de bedoeling dat het water dan tussen de winterdijken blijft. Als dat niet lukt, overstroomt de rivier. Het gebied tussen de beide winterdijken heet het winterbed dat buitendijks ligt. Binnendijks ligt het ‘veilige land’ dat dus wordt beschermd tegen het rivierwater door de winterdijken.  In de rivieren werden ook kribben aangelegd. Dit zijn korte dwarsdammen loodrecht op de rivieroever bedoeld om de stroomsnelheid in de riviergeul te vergroten (figuur 1.19). Hiermee voorkom je dat de riviergeul te snel dichtslibt. Net als de stuwen in de Waal en de Rijn, zijn kribben aangelegd om scheepvaart ook bij laagwater mogelijk te maken.

Nederland waterland

 In het verleden overstroomden de Rijn en de Maas tijdens periodes van hoogwater grote delen van Nederland. Het sediment (zand, klei, grind) dat de rivier vervoerde, werd dan afgezet over een groot gebied rondom de rivier. Sinds de bedijkingen kan de rivier zijn sediment alleen nog binnen de winterdijken in de uiterwaarden neerleggen. Daardoor zijn deze steeds hoger komen te liggen ten opzichte van de rest van het landschap (figuur 1.18). Dit betekent dat bij hoogwater het rivierwater steeds sneller de bovenkant van de winterdijk bereikt. Om te zorgen dat een winterbed meer water kan bevatten voordat het over de dijk heen stroomt, zijn de afgelopen jaren op veel plekken uiterwaarden afgegraven en zomerdijken en kribben verlaagd of weggehaald. Hier kwam vaak ook ruimte voor nieuwe natuur (figuur 1.20).

FIGUUR 1.19

Kribben in de Waal bij Zuilichem in de Bommelerwaard, 2017.

FIGUUR 1.20

De Lek bij Lexmond, 2015.

860764_BOEK.indb 24

26/01/2024 12:20


1.2

Regiem: invloed van menselijk handelen  De mens heeft sinds de Middeleeuwen steeds meer en

ingrijpender veranderingen aangebracht in veel stroomgebieden van rivieren en in rivieren zelf. Dit heeft tot gevolg gehad dat het regiem van deze rivieren onregelmatiger is geworden.  Vóór het grootschalige ingrijpen van de mens was het regiem van rivieren veel regelmatiger. De stroomgebieden van de Rijn en de Maas waren bijvoorbeeld minder bebouwd en veel meer bebost. Loofbos met een rijke ondergroei van struiken en kruiden en een dikke strooisellaag op de bodem is de gunstigste vegetatie om de waterafvoer te vertragen. Het vergroot de sponswerking van de bodem. In het hele stroomgebied kon het water destijds langzaam in de bodem zakken en vervolgens in de rivier stromen. Als er ergens in West-Europa veel neerslag gevallen was, kon het water zich verspreiden over een groot oppervlak. Bijvoorbeeld in de vele stroomgeulen, in een groot aantal zijriviertjes en beken en in lagergelegen gebied langs de stroomgeulen, de zogenoemde overstromingsvlakte.  De afgelopen paar honderd jaar is er veel bos gekapt. Dan ontbreekt het bladerdak dat bij regenbuien als een soort paraplu dient. De druppels die voorheen via de bladeren zachtjes op de aarde vielen, vallen nu regelrecht op de bodem. De neerslag komt zo dus sneller op de bodem. Het water stroomt over de grond af en neemt op hellingen daarbij los materiaal mee (bodemerosie), doordat de bodem niet meer wordt vastgehouden door de wortels van bomen. Door de ontbossing stroomt er dus meer water rechtstreeks over het oppervlak af en komt sneller in de rivier terecht. Ook in gebieden met veel bebouwing stroomt neerslag via dakgoten, straten en rioleringen snel de rivier in. Dit noem je ook wel het effect van verstening.

100

25

De mens in het landschap

 Er zijn maatregelen genomen om rivieren goed bevaarbaar te maken. Voorbeelden daarvan zijn het plaatsen van kribben en kanalisatie. Dit is een combinatie van het afsnijden van grote bochten (het rechttrekken van de rivier), bedijkingen en het plaatsen van stuwen met sluizen (figuur 1.9). Door deze maatregelen zijn de stroomstelsels van de Rijn en de Maas sterk verkleind en kan het water zich niet meer over een groot oppervlak verspreiden. Daardoor stroomt het water in een rivier veel sneller in één keer stroomafwaarts.  Het gevolg van al dit menselijke handelen is dat de tijd tussen het moment dat ergens in het stroomgebied neerslag valt en het moment van de afvoerpiek van de rivier, korter wordt: de vertragingstijd is afgenomen. Hoe het zit met die vertragingstijd kun je goed zien in figuur 1.21. De blauwe balken geven de neerslag weer die in een aantal uren in een stroomgebied van een rivier valt. De neerslag heeft een neerslagpiek. De rode lijn geeft de waterafvoer weer van een stroomgebied waarin de mens veel heeft ingegrepen (bijvoorbeeld door ontbossing, kanalisatie en verstening). De oranje lijn geeft de waterafvoer weer van een rivier met een meer natuurlijk stroomgebied, waarin de mens weinig heeft ingegrepen. Je ziet dat de afvoerpiek van de rivier met ingrepen eerder komt dan die van de natuurlijk stromende rivier. Dit betekent dat de vertragingstijd van de rivier met ingrepen korter is dan die van de natuurlijke rivier. Ook zie je dat de afvoerpiek in de rivier met ingrepen hoger is, en dat de hele afvoer over een kortere periode is verspreid, dan die van de natuurlijk stromende rivier. Je zegt dan ook wel dat een rivier met ingrepen een verhoogde en versnelde piekafvoer heeft.  Je ziet in figuur 1.21 dat de rivier altijd een beetje water blijft afvoeren, ook als het niet regent. Dit noem je de basisafvoer en die bestaat uit grondwater dat via de ondergrond in de rivier stroomt.

waterafvoer, in m3/s

neerslag, in mm

100

afvoerpiek

vertragingstijd

80

80 neerslagpiek 60

afvoerpiek

60

40

40 vertragingstijd

20

20

0 0

10

20

30

0 40 tijd, in uren

afvoer van door mensen beïnvloede rivier natuurlijke rivier

FIGUUR 1.21

860764_BOEK.indb 25

Een hydrogram van de rivierafvoer na een periode met neerslag.

26/01/2024 12:20


26

FIGUUR 1.22

1

De Oosterscheldekering is dicht tijdens storm Corrie, 31 januari 2022.

De Deltawerken  We hebben in Nederland niet alleen veel veranderd in het

stroomgebied van de Rijn en de Maas, maar ook langs de kust. Dat had ermee te maken dat ons land vaak is getroffen door overstromingen. Na iedere overstroming werden er dijken, dammen of duinen aangelegd, verhoogd of verbreed. Zo is de huidige vorm van Nederland ontstaan. De Watersnoodramp van 1953 was de laatste grote overstroming vanuit zee die ons land trof.  De regering stelde direct een commissie van deskundigen in: de Deltacommissie. Deze commissie adviseerde de dijken te verhogen en de Deltawerken aan te leggen om het zuidwesten van ons land te beschermen tegen overstromingen vanuit zee (figuur 1.22). Eerder was al de Afsluitdijk aangelegd die het water uit de Waddenzee tegenhoudt en waardoor het IJsselmeer ontstond. Alle structuren om water tegen te houden noem je waterkeringen.

Bodemdaling  Een ander effect van menselijk handelen is het dalen van

de bodem in delen van Nederland. Deze bodemdaling ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP), vindt vooral in West- en Noord-Nederland plaats. Het dalen van de Nederlandse bodem heeft verschillende oorzaken.

860764_BOEK.indb 26

Nederland waterland

 Een daarvan ben je al tegengekomen. Dat heeft met de dijken te maken. Doordat er vrijwel overal dijken zijn aangelegd, kunnen de rivieren niet meer overstromen. Tijdens de overstromingen die vroeger regelmatig plaatsvonden, werden zand en klei afgezet in een groot gebied rondom de rivier. Deze sedimentatie compenseerde de bodemdaling gedeeltelijk. Tegenwoordig vindt alleen nog sedimentatie plaats in de uiterwaarden.  De grondsoorten veen en zeeklei in West- en NoordNederland bevatten van nature veel water. Dit water in de ondergrond is afkomstig van neerslag, maar bestaat ook uit kwelwater. Dat is water dat via de ondergrond stroomt en in een laaggelegen gebied omhoog en naar buiten komt. Om gebieden met veen en zeeklei te kunnen gebruiken voor de landbouw en de verstedelijking, wordt het grondwater in de overal aangelegde polders al honderden jaren weggepompt (figuur 1.23). Dit heet ontwatering. Als de waterstand wordt verlaagd, komen de bodemdeeltjes dichter bij elkaar te liggen, waardoor de bodem van het klei- en veengebied inzakt (inklinkt). Daarnaast droogt het veen ook uit, waardoor het krimpt. Als veen wordt ontwaterd en uitdroogt, dan verteert het door blootstelling aan zuurstof in de lucht. Dit heet veenoxidatie (zuurstof = O2, de O staat voor oxide). Aangezien grote delen van West-Nederland uit veen bestaan, levert dit proces een belangrijke bijdrage aan de bodemdaling. Als de bodem daalt, moet het grondwater tot een nog dieper peil onder NAP worden weggepompt. Zo is vooral in veengebieden dit proces een vicieuze cirkel.  Ook door aardgaswinning dalen delen van Nederland, vooral in Noord-Groningen.

26/01/2024 12:20


1.2

27

De mens in het landschap

boezemgemaal poldergemaal

rivie boe r ze pold m er

zoet water

FIGUUR 1.23

Het principe van een polder in het westen van Nederland.

Verzilting  Kwelwater kan zoet zijn, maar ook zout. Zout kwelwater

vanuit de Noordzee zorgt in kustgebieden voor verzilting van laaggelegen polders achter de duinen (figuur 1.24).  Door het steeds maar bemalen van de polders is het zoute water in de ondergrond de laatste decennia steeds ondieper komen te zitten. Verzilting ontstaat ook doordat de zee waterwegen binnendringt, bijvoorbeeld bij de Nieuwe Waterweg bij Rotterdam. Verzilting heeft nadelige effecten voor de landbouw en de drinkwaterwinning.

Dit grondwater wordt uit de ondergrond opgepompt. Dit heet grondwateronttrekking. Hierdoor daalt de grondwaterspiegel, waardoor verdroging optreedt.

ontwatering en drainage voor de landbouw

10%

waterwinning voor drink- en industriewater en beregening overige oorzaken, zoals verstening en bebossing*

30% 60%

duinen * meer bos zorgt voor meer verdamping regen

zee

zout water

zoet water

boezem

diep gelegen polder

veen klei

zand

FIGUUR 1.24

Zout kwelwater zorgt voor verzilting in polders die ver onder NAP liggen.

Watergebruik en verdroging  Door menselijk handelen worden sommige delen van

Nederland steeds droger en soms zelfs te droog. Dit komt vooral door het toenemende watergebruik door landbouw, industrie en huishoudens en door drainage en ontwatering voor de landbouw (figuur 1.25). Het water voor huishoudens en landbouw is in een groot deel van Nederland grondwater.

860764_BOEK.indb 27

FIGUUR 1.25

Oorzaken van verdroging.

 Het meeste zoete water wordt gebruikt als drinkwater. Ondanks de groei van de Nederlandse bevolking en de economie steeg het gebruik van leidingwater tot ongeveer 2014 niet. In 1995 gebruikten we nog 137 liter drinkwater per persoon per dag, in 2014 was dat zo’n 127 liter. De daling kwam door maatregelen zoals waterbesparing bij toiletspoeling en zuinigere wasmachines en vaatwassers. Ook gingen we minder vaak in bad. Maar sinds een aantal jaren gaat het gebruik weer omhoog. In 2019 werd ongeveer 130 liter per persoon per dag gebruikt en in 2022 ruim 134 liter per dag. De toename van het drinkwatergebruik in 2020 had te maken met het eerste coronajaar, waarin mensen meer thuis waren. Zij spoelden thuis bijvoorbeeld vaker het toilet door dan op het werk of op school. Ook waren het voorjaar en de zomer van 2020 relatief warm en droog, waardoor mensen meer drinkwater gebruikten voor het sproeien van de tuin of het vullen van een zwembadje.

26/01/2024 12:20


28

1

Drinkwater wordt in Nederland gewonnen door het oppompen van grondwater en de inname van oppervlaktewater (figuur 1.26).  Een deel van het drinkwater wordt gebruikt in de industrie. Met dit proceswater worden bijvoorbeeld flessen en groenten gewassen. In de chemische industrie worden er stoffen in opgelost, zoals wasmiddelen en zuren. Ook de landbouw gebruikt leidingwater, vooral als drinkwater voor dieren en als reinigingswater.  Ongezuiverd of deels gezuiverd zoet water wordt gebruikt voor de irrigatie van de landbouw en als proceswater in de industrie, bijvoorbeeld om de klei van aardappelen of suikerbieten te wassen, of als koelwater. Zo werd in 2020 ongeveer 3,5 miljard m3 zoet water (naast ongeveer 5,5 miljard m3 zout water) gebruikt als koelwater in elektriciteitscentrales (figuur 1.27). Hierbij gaat een deel van het water verloren door verdamping.  Als in een natuurgebied gemiddeld in een jaar een te lage grondwaterstand voorkomt en verdroging optreedt, heeft dat negatieve gevolgen voor de natuur. Door verdroging verdwijnen karakteristieke planten en dieren die leven in natte en vochtige gebieden. Als oplossing voor verdroging wordt het watertekort soms aangevuld met water uit een ander gebied. Als dit water

FIGUUR 1.27

860764_BOEK.indb 28

Nederland waterland

veel meer meststoffen bevat, kan dat in een kwetsbaar natuurgebied voor nieuwe problemen zorgen. Het gebied wordt voedselrijker en de oorspronkelijke begroeiing verandert of verdwijnt. 1.400

x miljoen m³

1.200 1.000 800 600 400 200 0 1950

1960

1970

1980

1990

2000

2010

2020 jaar

oppervlaktewater

grondwater*

*inclusief natuurlijk duinwater en oevergrondwater

FIGUUR 1.26

Drinkwaterproductie in Nederland, 1950 - 2020.

De Amercentrale bij Geertruidenberg in 2022. Deze centrale wordt gestookt op steenkool en biomassa en gebruikt een koeltoren om het koelwater af te koelen.

26/01/2024 12:20


1.2

De mens in het landschap

29

1.2 Opdrachten Deelvragen

Opdracht

3 Wat zijn kenmerken van een dwarsprofiel van een rivier in Nederland? 4 Hoe heeft het menselijk handelen invloed op het regiem van een rivier? 5 Hoe heeft het menselijk handelen invloed op water in het landschap en op waterkwaliteit?

Opdracht

1

Droogte

Lees Hoog- en laagwater en bekijk figuur 1.17. Bekijk het filmpje online. a Wat is droogte volgens het filmpje? b Geef - drie sectoren die overlast ervaren bij extreme droogte; - aan op welke manier deze sectoren overlast ervaren. c Welke twee sectoren krijgen voorrang bij de verdringingsreeks bij droogte? d Waarom zouden juist die twee sectoren voorrang krijgen?

W11

2

De mens grijpt in

Lees De mens grijpt in en bekijk figuur 1.18 t/m 1.20. a Gebruik W11. Noteer de cijfers 1 t/m 6 op de juiste plek in W11. Eén cijfer gebruik je twee keer. Kies uit: 1 zomerdijk – 2 winterdijk – 3 uiterwaard – 4 zomerbed – 5 winterbed – 6 krib – 7 binnendijks. b Geef in W11 met een rode arcering de ligging van het buitendijkse gebied aan. c Bekijk figuur 1.19 en W11. Welke functie hebben kribben? d Gebruik figuur 1.18. Leg uit waarom de uiterwaarden hoger in het landschap liggen dan het binnendijkse gebied. e Noteer een maatregel die je in figuur 1.20 ziet die ervoor zorgt dat het winterbed meer water kan bevatten. Opdracht

3

Regiem: invloed van menselijk handelen

Lees Regiem: invloed van menselijk handelen. Bekijk het filmpje online. a Beschrijf hoe een natuurlijke rivier stroomt. b Welke drie ingrepen in het rivierenlandschap door de mens komen in het filmpje aan bod? c Noteer nog een andere menselijke ingreep in het stroomgebied van rivieren. d Leg uit waardoor het regiem van een rivier onregelmatiger wordt door de menselijke ingrepen. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Bovenaanzicht van een rivier.

860764_BOEK.indb 29

26/01/2024 12:20


30

1

W12

100

Nederland waterland

Hydrogram van twee rivieren.

A

1 , in mm

2 , in m3/s 100

B

1 , in mm

100

4

3 80

2 , in m3/s 100

80

80

80

60

60

60

40

40

40

40

20

20

20

20

0 40 tijd, in uren

0

5 60

0

10

20

4

30

0

10

1 ..........................................................................

2 ..........................................................................

4 ..........................................................................

5 ..........................................................................

Opdracht

4

Vertragingstijd

Gebruik figuur 1.21. a Schrijf de begrippen op de juiste plek in de legenda van W12. Kies uit: afvoerpiek – neerslag – neerslagpiek – vertragingstijd – waterafvoer. b Geef - aan welke grafiek van een natuurlijke rivier is, en welke van een rivier waarbij er veel menselijke ingrepen zijn; - uitleg bij je antwoord. Gebruik daarbij de begrippen verhoogde piekafvoer en versnelde piekafvoer. c Leg uit waardoor de meeste rivieren ook in droge tijden nog water afvoeren. Ga in op een gemengde rivier en een regenrivier. Opdracht

5

0

30

0 40 tijd, in uren

3 ..........................................................................

Deltawerken. 10

20 km

Deltawerken

Lees De Deltawerken en bekijk figuur 1.1 en 1.22. a Gebruik de atlas. Geef in W13 volgens de legenda de ligging aan van - figuur 1.22; - W14. b Kleur in W13 - met groen: de vroegere kust die door de Deltawerken geen verdediging meer tegen de zee is; - met rood: de kust die het land moet verdedigen tegen hoogwater. c Geef aan - met ongeveer hoeveel procent de kust van ZuidwestNederland korter is geworden door de Deltawerken; - waarom dit gunstig is voor de verdediging tegen hoogwater. d Gebruik de atlaskaart Nederland - Watermanagement, Samenhang Rijnkanalisatie, Zuiderzee- en Deltawerken (Nederland - Rivieren, Rivierengebied Verdeling Rijnwater). Leg uit hoe het zoute zeewater vroeger via de Nieuwe Waterweg zo ver landinwaarts kon stromen. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

860764_BOEK.indb 30

W13

20

No or dz ee

0

3

overstroomd gebied in 1953 Oosterscheldekering Maeslantkering beschermde kust na Deltawerken onbeschermde kust na Deltawerken

W14

Maeslantkering.

26/01/2024 12:20


1.2

e Gebruik de kaart uit vraag 5d en beredeneer in twee stappen hoe het binnendringende zoute water nu wordt teruggedrongen. f Welke functie heeft de waterkering in W14 daarbij? Opdracht

6

Bodemdaling

Lees Bodemdaling en bekijk figuur 1.23. a Noteer drie oorzaken voor bodemdaling. b Geef in W15 aan - met rood: de dijk rondom de polder De Belmermeer; - met cirkels: de gemalen. c Gebruik W15. Geef aan - op welk water De Belmermeer ontwatert; - hoeveel meter het gemaal het water uit De Belmermeer omhoog moet pompen. d Gebruik figuur 1.23 en W15. Leg in twee stappen uit hoe een polder wordt ontwaterd. e Leg uit waarom de polders in West- en Noord-Nederland continu moeten worden ontwaterd. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. f Sommige veenpolders in West-Nederland zijn de afgelopen zestig jaar wel 4 m gedaald. Leg uit waardoor dit komt. W15

Een polder.

gemaal

Opdracht

dijk

7

8.1

Opdracht

8

Watergebruik en verdroging

Lees Watergebruik en verdroging en bekijk figuur 1.25 t/m 1.27. a Welke twee vormen van drinkwaterwinning vinden plaats in Nederland? b Noteer drie factoren waardoor het gemeten zoetwatergebruik per huishouden per jaar in Nederland kan veranderen. c Leg met behulp van een atlaskaart op het kaartblad Nederland - Watermanagement (Nederland - Waterbeheer en -kwaliteit) uit waarom er in Zeeland, Noord-Holland en het noorden van Friesland en Groningen met uitzondering van het duingebied, vrijwel geen drinkwater uit grondwater wordt gewonnen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. d Lees W16. Geef - aan hoe je het proces noemt dat in W16 wordt beschreven en waardoor de grondwaterspiegel daalt en verdroging optreedt; - drie manieren waarop de natuur hieronder te lijden heeft. W16

Schade aan de natuur.

Het jaar 2020 was een zeer droog jaar. Het neerslagtekort was zo’n 180 mm. De verdroging kwam veel vroeger en sneller dan vorige jaren. Door de droogtes in 2018 en 2019 stond de grondwaterstand op sommige plekken op de hoge zandgronden al extreem laag. Daarnaast nam het watergebruik in 2020 enorm toe, onder andere door beregening van landbouwgewassen en het vullen van zwembadjes. Aan alle kanten werd getrokken aan het watersysteem. Dit leidde ertoe dat de natuur het nog moeilijker kreeg dan in de jaren ervoor. Voorbeelden hiervan zijn: het afsterven van soorten zoals heide en naald- en loofbomen, het droogvallen van vogeleilandjes waardoor roofdieren makkelijker bij de vogels kunnen, het gebrek aan voedsel in de uitgedroogde grond voor weidevogels en hun kuikens en het opdrogen van waterpoelen waardoor amfibieën (zoals de vroedmeesterpad en de kamsalamander) niet kunnen overleven.

hoogte t.o.v. NAP

Verzilting

Lees Verzilting en bekijk figuur 1.24. a Gebruik de atlaskaart Nederland - Watermanagement, Verzilting (Nederland - Waterbeheer en -kwaliteit, Verzilting grondwater). Geef een verklaring voor het patroon van verzilting in West- en Noord-Nederland. b Leg uit op welke momenten de zee de Nieuwe Waterweg bij Rotterdam binnendringt. c Geef twee redenen waarom de kans op verzilting door zeewater in de zomer het grootst is.

860764_BOEK.indb 31

31

De mens in het landschap

onthouden

6a, 8a, 8b

begrijpen

1d, 2c, 2d, 3a, 3c, 3d, 4c, 5f, 6d, 6e, 6f

toepassen

1a, 1b, 1c, 2a, 2b, 2e, 3b, 4a, 5a, 5b, 5c, 6b, 6c, 8d

analyseren

4b, 5d, 5e, 7a, 7b, 7c, 8c

evalueren

-

creëren

-

26/01/2024 12:20


32

1

FIGUUR 1.28

Nederland waterland

De zandhopperzuiger Freeway versterkt de kust bij Wassenaar door zandsuppletie, 2021.

1.3 Klimaatverandering Het water stijgt

De temperatuur stijgt snel

De zeespiegel stijgt al zo’n 10.000 jaar. Aan het einde van de laatste ijstijd zat veel water opgesloten in landijs en stond de Noordzee droog. Door het warmer worden, smolten de landijspakketten grotendeels. Alleen het landijs op Groenland en Antarctica bleef over. Door het smelten van het landijs steeg de zeespiegel 120 tot 140 m, eerst heel snel, maar de laatste 2000 jaar langzaam. Tussen 1850 en 2010 is het niveau van de Noordzee zo’n 20 tot 30 cm gestegen. De stranden en duinen in Zeeland, Zuiden Noord-Holland en op de Waddeneilanden verliezen hierdoor steeds meer zand. Dit zand wordt in Nederland al sinds 1990 aangevuld door zandsuppletie.

 De laatste 150 jaar stijgt de gemiddelde temperatuur op

FIGUUR 1.29

860764_BOEK.indb 32

In augustus 2022 zorgden aanhoudende stortregens en stormen in de buurt van Peshawar in Pakistan voor overstromingen. Er viel veel meer neerslag dan gemiddeld tijdens de moesson.

aarde veel sneller dan de afgelopen duizenden jaren. Door deze temperatuurstijging verandert in veel gebieden de hoeveelheid neerslag per jaar en de verdeling van de neerslag over het jaar. De oorzaak voor deze klimaatverandering is het versterkte broeikaseffect door de uitstoot van broeikasgassen door de mens. Gevolgen hiervan zijn onder andere de zeespiegelstijging en het veranderen van het regiem van rivieren.  De zeespiegelstijging wordt op dit moment voor een deel veroorzaakt door het uitzetten van het opwarmende zeewater. Daarnaast smelt het landijs op Groenland door de toenemende lucht- en watertemperaturen. Als de hele Groenlandse ijskap smelt, kan de zeespiegel wel 7 m stijgen. Elk kustgebied in de wereld zal dan door overstromingen worden bedreigd. De grote ijskap op Antarctica wordt door wetenschappers nauwkeurig in de gaten gehouden, omdat het afsmelten daarvan ook grote gevolgen zal hebben. Als deze ijskap helemaal zou smelten, leidt dat tot een zeespiegelstijging van 58 m.  De verandering van de temperatuur heeft invloed op neerslagpatronen. In sommige gebieden zal (veel) meer neerslag vallen en in andere gebieden (veel) minder. Daarnaast verandert de verdeling van de neerslag over het jaar: deze wordt variabeler en onregelmatiger. Dit noem je een onregelmatiger neerslagregiem. De regenbuien worden in sommige gebieden steeds heftiger, waardoor het risico op overstromingen toeneemt (figuur 1.29). Als de neerslag in een gebied afneemt, of er langere periodes met droogte zijn, kan verdroging optreden. Dit wordt nog versterkt als de verdamping door de temperatuurstijging toeneemt.

26/01/2024 12:20


1.3

IPCC  Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)

is een organisatie van de Verenigde Naties die rapporten schrijft op basis van het al bestaande en het meest recente wetenschappelijke onderzoek naar (de gevolgen van) klimaatverandering. Het IPCC kijkt daarbij ook naar mogelijkheden hoe de mens zich kan aanpassen aan de klimaatverandering en hoe de mens klimaatverandering kan voorkomen. Het IPCC doet dit, zodat regeringen en beleidsmakers wetenschappelijk onderbouwde keuzes kunnen maken. Hierbij zijn honderden deskundigen uit verschillende landen betrokken. Om de vijf tot zes jaar verschijnt er een uitgebreid rapport dat grote invloed kan hebben op het milieubeleid van de deelnemende landen. In die rapporten zijn verschillende scenario’s van klimaatveranderingen uitgewerkt: de toekomstscenario’s van het IPCC. 1,5

in °C onzekerheidsmarge gemeten verandering

1,0

model IPCC zonder menselijke invloed

0,5

0,0

33

Klimaatverandering

 In het laatste rapport uit 2023 concludeert het IPCC dat de aarde sinds het einde van de negentiende eeuw met 1,1 °C is opgewarmd (figuur 1.30). De organisatie stelt vast dat de mens verantwoordelijk is voor deze opwarming: het is de snelste temperatuurstijging van de afgelopen 2000 jaar. De maximaal wenselijke temperatuurstijging van 1,5 °C die in het klimaatakkoord van Parijs (2015) is afgesproken, wordt naar verwachting al in 2033 bereikt. Alleen als we snel en vergaand de uitstoot van broeikasgassen terugdringen en CO2 uit de atmosfeer verwijderen, kunnen we deze opwarming nog beperken. Maar sommige klimaateffecten, zoals het verder smelten van ijskappen en het stijgen van de zeespiegel, zijn al onomkeerbaar.  De zeespiegel is tussen 1901 en 2018 gemiddeld met ongeveer 20 cm gestegen. Deze stijging gaat steeds sneller, tussen 2006 en 2018 is 4,5 cm zeespiegelstijging gemeten. De wereldwijde versnelling van de afgelopen jaren is in Nederland nog niet te zien. Voor kleine gebieden zoals de Noordzee is een langere periode nodig om zo’n trend vast te stellen. Dit komt door lokale effecten, zoals wind en zeestromen.  Hoewel er nog onzekerheid is over hoe klimaatverandering precies werkt, zijn er wel al grote aantoonbare gevolgen van klimaatverandering voor de natuur en het systeem aarde vastgesteld. Deze gevolgen zullen impact hebben op een groot deel van de wereldbevolking. Daarom dringen wetenschappers erop aan om snel maatregelen te nemen en zijn steeds meer landen bereid om akkoorden te sluiten om klimaatverandering tegen te gaan.

– 0,5

– 1,0 1850

FIGUUR 1.30

1900

2000 2020 jaar

1950

Meetgegevens en modellering (zonder invloed van de mens) van de temperatuur op aarde, 1850 - 2020. geboren in 2020

70 jaar in 2090

geboren in 1980

70 jaar in 2050

geboren in 1950

70 jaar in 2020 zeer hoge uitstoot hoge uitstoot gemiddelde uitstoot lage uitstoot zeer lage uitstoot

1900

1920

1940

1960

1980

2000

2020

2040

2060

2080

2100

voorspelling verandering in temperatuur wereldwijd, ten opzichte van 1850 - 1900 in °C 0

0,5

FIGUUR 1.31

860764_BOEK.indb 33

1

1,5

2

2,5

3

3,5

4

Toekomstscenario’s voor temperatuurstijging bij de uitstoot van verschillende hoeveelheden broeikasgassen.

26/01/2024 12:20


34

1

Nederland waterland

Mondiale temperatuurstijging ten opzichte van 1850 - 1900 de wereld bij +1,5 °C

de wereld bij +2 °C

de wereld bij +4 °C

verandering van de temperatuur op de jaarlijks heetste dag verandering in °C 0

1

2

3

4

5

6

7

jaarlijkse gemiddelde verandering in bodemvochtigheid een kleine absolute verandering kan groot lijken in % of in een σ* verandering in droge regio's

verandering in σ* –1,5 –1 –0,5 0 0,5 1,0 1,5

verandering van de neerslag op de jaarlijks natste dag verandering in % –40 –30 –20 –10 0 10 20 30 40

* σ geeft aan hoe groot de kans is dat droogte zal optreden. Bij een negatieve σ neemt kans op droogte toe.

FIGUUR 1.32

Toekomstscenario’s voor de mogelijke verandering in hoogste dagtemperatuur, verdroging en neerslaghoeveelheid op de natste dag, bij 1,5 °C, 2 °C en 4 °C temperatuurstijging.

Toekomstscenario’s van het IPCC  De toekomstscenario’s van het IPCC zijn gebaseerd op

 Voor de verandering in de hoeveelheid neerslag op de natste dag geldt dat die boven land wereldwijd overal toeneemt, ook in gebieden waar verdroging toeneemt.

verschillende scenario’s voor de toekomstige uitstoot van broeikasgassen door de mens, waardoor de gemiddelde wereldtemperatuur meer of minder zal stijgen (figuur 1.31).  Op basis van een bepaalde temperatuurstijging (bijvoorbeeld 1,5 °C, 2 °C en 4 °C) zijn toekomstscenario’s in kaart te brengen voor veranderingen in de warmste dag, verdroging en de natste dag (figuur 1.32). De prognose van de verandering is niet in alle gebieden hetzelfde. Duidelijk is dat het noordpoolgebied de hoogste temperatuurstijging laat zien. Dit heeft onder andere te maken met de positieve terugkoppeling die het smelten van zee-ijs in gang zet. Zeewater reflecteert veel minder zonlicht dan zee-ijs en neemt dus meer zonne-energie op. Daardoor warmt het zeewater op en zorgt zo weer voor het smelten van meer zee-ijs.

860764_BOEK.indb 34

26/01/2024 12:20


1.3

verdrogend klimaat

35

Klimaatverandering

vernattend klimaat

hoge uitstoot, verdroging (Hd)

hoge uitstoot, vernatting (Hn)

zeer sterke toename van de gemiddelde temperatuur en van hitte nattere tot veel nattere winters

hoge CO2uitstoot

redelijk tot zeer sterke toename van extreme zomerbuien redelijk tot zeer sterke toename van droogte zeer sterke zeespiegelstijging

lage uitstoot, verdroging (Ld)

lage uitstoot, vernatting (Ln)

beperkte toename van de gemiddelde temperatuur en van hitte

lage CO2uitstoot

iets nattere winters beperkte toename van extreme zomerbuien beperkte toename van droogte redelijk sterke zeespiegelstijging

FIGUUR 1.33

De vier KNMI’23-klimaatscenario’s.

Inzoomen op Nederland  Het KNMI vertaalt sinds 2014 klimaatscenario’s en onder-

zoeksresultaten van het IPCC naar de situatie voor Nederland inclusief Caribisch Nederland. In 2023 zijn de meest recente klimaatscenario’s, ook wel toekomstscenario’s van het KNMI genoemd, verschenen. Er wordt onderscheid gemaakt in een scenario met een hoge (H) en een scenario met een lage (L) CO2-uitstoot. Daarnaast onderscheidt het KNMI een nat scenario (n) en een droog scenario (d). In het natte scenario worden de winters veel natter en verdrogen de zomers licht. In het droge scenario worden de winters een beetje natter en verdrogen de zomers sterk. Gecombineerd leveren de H/L- en de d/n-varianten vier KNMI’23-toekomstscenario’s op (figuur 1.33).

 Gekoppeld aan deze vier toekomstscenario’s geeft het KNMI berekeningen voor de mogelijke temperatuurverandering (figuur 1.34), voor de neerslagverandering (figuur 1.35) en voor de zeespiegelstijging (figuur 1.36). Afhankelijk van welk scenario werkelijkheid wordt, zal de zeespiegel in Nederland tot 2100 stijgen met waarden tussen de 26 en 124 cm. Maar bij de H-scenario’s sluit het KNMI 250 cm niet uit. 140

in cm

120 100 80 60

1991 - 2020: 10,5 °C

KNMI’23-klimaatscenario’s

40

Ld

Ln

Hd

Hn

rond 2050

+0,9

+0,9

+1,6

+1,5

rond 2100

+0,9

+0,9

+4,4

+4,1

FIGUUR 1.34

De gemiddelde temperatuurverandering in de scenario’s van het KNMI rond 2050 en 2100 ten opzichte van de langjarige gemiddelde temperatuur (1991 2020) voor De Bilt.

20 0 –20 1900

1950

2000

trend zeespiegelstijging

2050

2100 jaar

waargenomen zeespiegelstijging

1991 - 2020: 851 mm rond 2050 rond 2100 FIGUUR 1.35

860764_BOEK.indb 35

scenario met een hoge CO2-uitstoot

KNMI’23-klimaatscenario’s

scenario met een lage CO2-uitstoot

Ld

Ln

Hd

Hn

0%

+3%

-2%

+3%

0%

+3%

-3%

+8%

FIGUUR 1.36

Bij Nederland waargenomen en verwachte zeespiegelstijging, 1900 - 2100.

De procentuele verandering van de gemiddelde neerslag in de scenario’s van het KNMI rond 2050 en 2100 ten opzichte van de langjarige gemiddelde hoeveelheid neerslag (1991 - 2020) voor De Bilt.

26/01/2024 12:20


1

Gevolgen voor Nederland  De veranderingen in temperatuur, neerslag en zeespiegel-

stijging zullen verschillende gevolgen hebben voor Nederland (figuur 1.37).  Het neerslagregiem wordt onregelmatiger. Dat betekent meer extreme buien, maar ook vaker periodes met droogte. Bij een hogere neerslagintensiteit, zoals bij stortbuien, is er kans op wateroverlast, bijvoorbeeld doordat riolen overstromen en tunnels en wegen onder water komen te staan. In 2021 overstroomde het dal van de Geul door enorme stortbuien in Duitsland en België (figuur 1.38).  De toenemende droogte zal vooral in de zomer problemen veroorzaken in natuurgebieden en voor de landbouw. Een eerste oorzaak daarvoor is dat door de verwachte stijging van de gemiddelde zomertemperatuur de verdamping zal toenemen. Daardoor neemt gedurende het drogere zomerseizoen de nuttige neerslag af. Dat betekent dat er minder water in de bodem kan zakken om de grondwaterspiegel aan te vullen. Een tweede oorzaak is de snelle waterafvoer uit stroomgebieden van rivieren, bijvoorbeeld door verstening en kanalisatie. Daardoor wordt de grondwatervoorraad minder aangevuld en zal de grondwaterspiegel dalen. Ook droogt de bovenste laag van de bodem daardoor eerder uit.  Er zijn ook gevolgen voor de afvoer van de Nederlandse rivieren. Het regiem van de Rijn zal in de toekomst steeds onregelmatiger worden. In de winter zal er vaker een verhoogde piekafvoer optreden. De waterafvoer zal toenemen, doordat het aandeel van de regen ten opzichte van de sneeuw groter wordt. Maar ook periodes met zeer laag water zullen vaker en langer voorkomen. De verwachte zomerafvoer zal lager zijn dan nu, doordat de verdamping toeneemt als gevolg van de temperatuurstijging, terwijl er niet meer neerslag valt. De Maas zal als echte regenrivier, vooral in de winter te maken krijgen met meer neerslag in zijn stroomgebied. In de zomer zullen

FIGUUR 1.38

860764_BOEK.indb 36

Nederland waterland

de afvoeren door de hogere verdamping gemiddeld wat lager worden.  In kustgebieden moet rekening worden gehouden met verzilting van landbouwgrond en met de nadelige gevolgen voor de drinkwatervoorziening door de stijgende zeespiegel.

No or d

36

e ze

winterneerslag kleinste toename Ld +4%, grootste toename Hn +24% (doordat de wind vaker uit het westen waait)

zeespiegel Nederlandse kust +44 tot +124 cm

zomerneerslag grootste afname Hd –29% (doordat de wind vaker uit het oosten waait) tropische dagen L-scenario: toename van gemiddeld 5 naar 9 dagen per jaar H-scenario: toename naar 30 dagen per jaar; 40 °C komt bijna elk jaar voor jaarlijkse neerslag –3 tot +8%

jaargemiddelde temperatuur +0,9 tot +4,4 °C

0

25

FIGUUR 1.37

50 km

rivierafvoeren Rijn gemiddeld winter: +12 tot +27% Rijn gemiddeld zomer: –41 tot +1% Rijn extreem hoge afvoeren 4 tot 40 keer vaker

Mogelijke klimaatveranderingen tot 2100 ten opzichte van nu (1991 - 2020) volgens de KNMI-scenario’s uit 2023.

Wateroverlast in Valkenburg, 2021.

26/01/2024 12:21


1.3

37

Klimaatverandering

1.3 Opdrachten Deelvragen

Opdracht

6 Welke toekomstscenario’s heeft het KNMI voor Nederland ontwikkeld op basis van de toekomstscenario’s van het IPCC? 7 Wat zijn de verwachte gevolgen van klimaat verandering voor Nederland wat betreft water en waterkwaliteit?

Opdracht

1

Stijgend water

Lees Het water stijgt en bekijk figuur 1.28. Bekijk het filmpje online. a Waardoor is de zeespiegel de afgelopen 10.000 jaar het meeste gestegen? b Leg uit waardoor deze natuurlijke zeespiegelstijging ongeveer vanaf het jaar 0 tot 1850 veel langzamer ging dan tussen 10.000 en 5.000 jaar geleden. c Door welke oorzaak stijgt de zeespiegel nu weer steeds sneller? d Wat is het verschil tussen de zandsuppletie die al sinds 1990 plaatsvindt en de Zandmotor? e Waarom is zandsuppletie nodig? Opdracht

2

Klimaatverandering

Lees De temperatuur stijgt snel en bekijk figuur 1.29. Bekijk het filmpje online. a Welke twee oorzaken voor een verhoogde uitstoot van broeikasgassen worden in het filmpje genoemd? b Door welke twee oorzaken stijgt de zeespiegel? c Geef aan - welke continenten in het verleden het meeste hebben bijgedragen aan de uitstoot van broeikasgassen; - welk continent nu het meeste bijdraagt. d Leg het verband uit tussen de wereldwijde temperatuurstijging en het steeds heftiger worden van periodes met neerslag. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. e Leg uit waardoor een onregelmatig neerslagregiem kan leiden tot meer overstromingen. 3

IPCC

Lees IPCC en bekijk figuur 1.30. Bekijk het filmpje online. a Beschrijf wat het IPCC doet. b Op basis van dertig jaar onderzoek naar klimaatverandering heeft het IPCC conclusies getrokken. Welke conclusie die in het filmpje wordt genoemd, vind jij de belangrijkste? Leg je antwoord uit. c Bij welke twee conclusies sluit figuur 1.30 aan? d Wat zijn de vier aanbevelingen van het IPCC voor beleidsmakers?

860764_BOEK.indb 37

Toekomstscenario’s IPCC

Lees Toekomstscenario’s van het IPCC en bekijk figuur 1.31 en 1.32. a Waarop zijn de toekomstscenario’s van het IPCC gebaseerd? b Gebruik figuur 1.31. Geef aan - in welk jaar jij bent geboren; - in welk jaar jij 70 wordt; - met hoeveel graden de temperatuur dan is gestegen bij een scenario met een zeer lage uitstoot en bij een scenario met een zeer hoge uitstoot. c Gebruik figuur 1.32. Leg uit waarom in het noordpoolgebied bij alle scenario’s de verandering in temperatuur op de heetste dag in het jaar het grootste is. d Gebruik figuur 1.32. Bij alle scenario’s voor de mogelijke temperatuurstijging zie je dat in het Amazonegebied de verwachte verandering in temperatuur op de heetste dag groot is. Tegelijkertijd wordt het daar droger. Wat is een verklaring hiervoor? e Waarom neemt boven land bijna overal de hoeveelheid neerslag op de natste dag in het jaar toe? Opdracht

5

Toekomstscenario’s KNMI

Lees Inzoomen op Nederland en bekijk de figuren 1.33 t/m 1.37. a Gebruik figuur 1.34 t/m 1.36. Bereken het verschil tussen - de temperatuurstijging in 2050 en 2100 bij het meest gunstige en het meest ongunstige scenario van het KNMI; - de gemiddelde hoeveelheid neerslag in 2050 en in 2100 bij het meest gunstige en het meest ongunstige scenario; - de maximale en minimale verwachte zeespiegelstijging in 2100. b Onder welke twee omstandigheden hebben we in Nederland droog weer? 1 bij een lage luchtdruk 2 bij een hoge luchtdruk 3 bij westenwind 4 bij oostenwind c Gebruik figuur 1.37. Leg het verband uit tussen de in de figuur genoemde oostenwind en de verandering van de zomerneerslag bij scenario Hd. Opdracht

Opdracht

4

6

Gevolgen voor Nederland

Lees Gevolgen voor Nederland en bekijk figuur 1.33 en 1.37. Klimaatverandering leidt in Nederland deze eeuw tot veranderingen in de neerslag. a Hoe gaat de hoeveelheid neerslag in de zomer en in de winter veranderen? b Op welke manier verandert het neerslagregiem in de winter? c Op welke manier verandert het neerslagregiem in de zomer? d Waarom zal er in de toekomst in de zomers meer droogte voorkomen? e Leg uit waarom de stijging van de zeespiegel - ook gevolgen heeft voor de afvoer van de Rijn en de Maas; - kan leiden tot verzilting.

26/01/2024 12:21


38

1

7

Opdracht

Nederland waterland

Zuid-Limburg

Bekijk figuur 1.38. Bekijk het filmpje online. a Wat veroorzaakte de overstromingen in Zuid-Limburg, België en Duitsland in juli 2021? b Bekijk W17. Hoeveel cm hoger was het extreme hoogwater dan de normale afvoer van de Maas? c Hoe heet zo’n tijdelijke extreem hoge rivierafvoer? d Waardoor staat de Kleine Geul in Zuid-Limburg in de zomer vaak droog?

50

Hoogwater in Limburg, juli 2021. 100 km

A2

W17 0

BELGIË

BELGIË Brussel Charleroi Luik Namen

NEDERLAND Borgharen

A79

A2

Ma as

Lanaken

Ma as

NEDERLAND

NEDERLAND Maastricht DUITSLAND

LUX.

460

0

1

2 km

waterpeil Maas bij Borgharen in cm extreem hoogwater ( > 442,5 cm)

Maas

440 hoogwater ( > 432,5 cm) 420

FRANKRIJK

normaal ( > 375 cm)

400 380

li ju

li

16

ju 15

li ju 14

li ju 13

12

ju

li

360 stroomgebied Maas

onthouden

7c

begrijpen

1a, 1c, 2b, 2e, 3a, 4a, 6d

toepassen

1d, 1e, 2a, 2c, 3d, 4b, 5a, 6a, 6b, 6c, 7a, 7b

analyseren

1b, 2d, 4c, 4d, 4e, 5b, 5c, 6e, 7d

evalueren

3b, 3c

creëren

-

860764_BOEK.indb 38

26/01/2024 12:21


39

Keuzemenu

Keuzemenu A

Klimaatverandering

Het klimaat verandert, en dit heeft gevolgen. Als we deze gevolgen willen beperken, moeten we in actie komen. Welke maatregelen zouden we volgens jou moeten nemen? Wat kun je zelf doen als individu en welk effect heeft dat? Wil je minder of niet meer vliegen, online minder pakketjes bestellen of minder of geen vlees meer eten? Of maak je andere keuzes? Onderzoeksvragen 1 Beantwoord in ieder geval de vraag: Wat kun en wil je zelf doen om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken? 2 Bedenk zelf een onderzoeksvraag bij een van de figuren in paragraaf 1.3 of bij een W-nummer bij deze keuzeopdracht, bijvoorbeeld: - Wat zijn de gevolgen voor jullie eigen regio als de gemiddelde temperatuur meer dan 2 °C stijgt? - Welk klimaatscenario is nodig om het verbleken van koraal te stoppen? - Hoe kan de gemiddelde klimaatvoetafdruk van jullie klas worden verkleind? soort opdracht

onderzoeksopdracht

tijdsduur

2 lesuren

werkvorm

in tweetallen

benodigde bronnen en hulpmiddelen

computer, bronnen die je zelf zoekt

Vraag

1

Lees en bekijk W18. a Wat willen de mensen in W18 bereiken? b Heb je zelf weleens meegedaan met zo’n protest? c Speel individueel de quiz Hoe klimaatbewust ben jij? online. d Noteer de dingen die je opvallen en bespreek ze met een klasgenoot. W18

Klimaatprotest in Londen, 2019.

Steeds meer mensen laten hun stem horen over klimaatverandering. Zij willen dat regeringen wereldwijd meer en sneller maatregelen nemen om klimaatverandering tegen te gaan. Greta Thunberg is een van de bekendere klimaatactivisten. Zij kwam in het nieuws met haar actie skolstrejk för klimatet (schoolstaking voor het klimaat). Over de hele wereld volgden leerlingen haar voorbeeld.

Vraag

2

ekijk en lees W19 t/m W23. Bekijk ook nog eens de figuren B in paragraaf 1.3. Lees vaardigheid 3 Geografische hoofd- en deelvragen in het overzicht Vaardigheden en werkwijzen. a Welk W-nummer of welke figuur in paragraaf 1.3 spreekt jullie het meeste aan of maakt jullie nieuwsgierig? Waar zouden jullie meer over willen weten? b In de tabel Onderzoeksvragen staan voorbeelden van hoofdvragen die bij de figuren passen. Daar kun je er een van kiezen als die past bij het W-nummer of de figuur die jullie in vraag 2a gekozen hebben. Maar jullie mogen ook zelf een hoofdvraag bedenken. c Bedenk bij jullie hoofdvraag maximaal twee deelvragen, en neem in ieder geval ook onderzoeksvraag 1 daarbij op. d Bespreek deze hoofd- en deelvragen met je docent.

860764_BOEK.indb 39

26/01/2024 12:21


40

1

W20

3

Vraag

Lees vaardigheid 4 Stappenplan geografisch onderzoek in het overzicht Vaardigheden en werkwijzen. Gebruik bij het uitvoeren van je onderzoek het stappenplan voor geografisch onderzoek in figuur 3 in het overzicht Vaardigheden en werkwijzen. Je hebt voor punt 1 in dit stappenplan al een paar antwoorden gegeven in vraag 1 en 2. Tips bij het uitvoeren van het onderzoek: - Maak een goede planning, zodat je niet te weinig of te veel tijd besteedt. - Zoek betrouwbare bronnen. Overleg hierover met je docent als je twijfelt. Ook dit leeropdrachtenboek kan een bron zijn. - Je kunt bijvoorbeeld ook experts interviewen, of een enquête afnemen onder je klasgenoten. - Bedenk samen hoe jullie de onderzoeksresultaten willen presenteren. W19

De CO2-voetafdruk van een aantal soorten voedsel (per 1.000 kilocalorieën, in kg CO2-equivalenten).

rund (vleesveestapel) garnalen lams- en schapenvlees rund (melkveestapel) tomaten pure chocolade vis (kweek) kaas kippenvlees melk varkensvlees eieren kool bessen en druiven bananen cassave uien citrusvruchten rijst tofu wortelgroenten havermout rietsuiker appels palmolie aardappels olijfolie tarwe en rogge pinda’s bietsuiker bonen koolzaadolie zonnebloemolie mais erwten gerst noten 5

10

15 20 25 30 35 40 per 1.000 kcal, in kg CO2-equivalant

Dit kun jij zelf doen tegen klimaatverandering.

De opwarming van de aarde is misschien wel de grootste uitdaging van onze tijd. En veel mensen vragen zich af: wat kan ik zelf doen? Jaarlijks stoot een gemiddeld Nederlands huishouden ongeveer 8 ton CO2 direct uit. Dat gebeurt thuis of op reis. Daarbovenop komt nog eens 12,5 ton aan indirecte CO2-uitstoot voor de productie van ons eten en onze spullen. Je kunt dus binnen vier domeinen dingen aanpassen: wonen, reizen, spullen en eten. Een van de meest effectieve manieren om je impact op het klimaat te verminderen, is minder vlees eten. De veeteelt is namelijk verantwoordelijk voor zo’n 15% van de totale uitstoot van broeikasgassen. De helft tot driekwart van alle landbouwgrond wordt gebruikt voor de productie van veevoer en voor begrazing. Als de hele wereldbevolking zou overstappen op een vegetarisch dieet met een beperkte hoeveelheid melk, kaas en eieren, kan de wereldwijde broeikasgasuitstoot van voedsel tot 2050 met 45% dalen. Als iedereen overstapt op een volledig veganistisch dieet, zou dat 55% van die uitstoot schelen. Je kunt je natuurlijk afvragen: ‘Wat voor verschil maak ik nou als individu? Als ik die worst niet koop, doet iemand anders het wel.’ Onderschat dan niet wat voor een effect je in je eentje kunt hebben op bijvoorbeeld je vrienden, collega’s en familie. Menselijk gedrag is besmettelijk, en dat geldt ook voor minder of geen vlees eten.

W21

0

860764_BOEK.indb 40

Nederland waterland

Uitstootvermindering in de lucht.

Eet je vegetarisch? Eén retourtje Amsterdam-New York is net zo schadelijk als het eten van duizend Big Macs. Heb je alleen nog milieuvriendelijke ledlampen in je huis? De CO2-winst die je daar in vijf en een half jaar mee boekt, is met één retourtje Barcelona vervlogen. Een Boeing 747 verbrandt op een langeafstandsvlucht vier badkuipen kerosine per passagier. De luchtvaartsector probeert bij te dragen aan maatregelen tegen klimaatverandering door het ontwikkelen van vliegtuigen op biobrandstof en op elektriciteit. Zet dat voldoende zoden aan de dijk, of is minder vliegen toch een efficiëntere oplossing? Op de foto zie je een Fokker 70 die voor het eerst biobrandstof tankt en erop vliegt in 2011.

26/01/2024 12:21


41

Keuzemenu

W22

Great Barrier Reef: gezond koraal (A) en verbleekt koraal (B), 2018.

Taboewoorden

Deze opdracht over een aantal begrippen uit hoofdstuk 1 doe je met de hele klas. De klas wordt verdeeld in groepen van drie of vier leerlingen. Elke groep krijgt van de docent meerdere kaartjes met een begrip uit hoofdstuk 1. Elke groep noteert onder ieder begrip vier taboewoorden om de uitleg zo moeilijk mogelijk te maken. Taboewoorden zijn woorden die belangrijk zijn voor de uitleg. Taboewoorden om het woord Amsterdam uit te leggen zijn bijvoorbeeld: hoofdstad, Ajax, Mokum, Zuidas, Nederland, Rijksmuseum. Een lid van elke groep brengt de kaartjes met de taboewoorden na ongeveer 15 minuten naar een buurgroepje. Speel het taboewoordenspel: een van de leden van het buurgroepje probeert een omschrijving van het begrip te geven zonder de taboewoorden te gebruiken. De overige leden van de groep proberen het begrip te raden.

A

B

W23

8,2

B

Historische pH en voorspelde gemiddelde pH van het oppervlaktewater van oceanen in vier scenario’s, 1850 - 2100.

pH

8,1 8,0 7,9 historisch 7,8

RCP 2,6 RCP 4,5

7,7

RCP 6,0 RCP 8,5

7,6 1850

860764_BOEK.indb 41

1900

RCP = representative concentration pathway: scenario in de ontwikkeling van broeikasgassen

1950

2000

2050

2100 jaar

onthouden

-

begrijpen

B

toepassen

-

analyseren

-

evalueren

-

creëren

A

26/01/2024 12:21


42

1

Nederland waterland

Finish Leeroverzicht Hoofdvraag Hoe heeft het menselijk handelen het stroomgebied van de Rijn en de Maas beïnvloed en wat zijn verwachte gevolgen van klimaatverandering voor Nederland?

Deelvragen Wat zijn kenmerken van de stroomgebieden van 1 de Rijn en de Maas? Je kunt kenmerken van de bovenloop, de middenloop en de benedenloop van de Rijn en de Maas beschrijven. Je kunt uitleggen op welke manieren de Maas en de Rijn aan hun water komen. Je kunt uitleggen hoe en waarom de waterstand en waterafvoer van de Rijn en de Maas in Nederland met stuwen worden geregeld. Je kunt beschrijven wat de verdeling is van de waterafvoer van de Rijn over de IJssel, de Neder Rijn en de Waal. Je kunt de begrippen verval en verhang koppelen aan het lengteprofiel van een rivier en in een nieuwe context toepassen. Je kunt het debiet en het regiem van de Rijn en de Maas aan de hand van bronnen in hoofdlijnen beschrijven. Welke natuurlijke factoren hebben invloed op 2 het regiem van een rivier? Je kunt vier natuurlijke factoren die invloed hebben op het regiem van een rivier beschrijven. Je kunt de invloed van de vier natuurlijke factoren op het regiem van een rivier uitleggen. Wat zijn kenmerken van een dwarsprofiel van 3 een rivier in Nederland? Je kunt de kenmerken van een dwarsprofiel van een rivier in Nederland herkennen en benoemen. Je kunt de functie van kribben uitleggen. Hoe heeft het menselijk handelen invloed op 4 het regiem van een rivier? Je kunt drie soorten menselijk handelen beschrijven die invloed hebben op het regiem van een rivier. Je kunt de invloed van het menselijk handelen op het regiem van een rivier uitleggen. Je kunt in een grafiek van de rivierafvoer (hydrogram) een verhoogde en versnelde piek afvoer en de vertragingstijd herkennen en benoemen.

860764_BOEK.indb 42

Hoe heeft het menselijk handelen invloed op 5 water in het landschap en op waterkwaliteit? Je kunt uitleggen waarom de Deltawerken tot stand zijn gekomen en wat hun functie is. Je kunt vier gevolgen van menselijk handelen beschrijven op water in het landschap en op waterkwaliteit. Je kunt de samenhang beschrijven tussen ontwatering van (veen)polders en bodemdaling. Je kunt de samenhang beschrijven tussen ontwatering van polders in het kustgebied en verzilting. Je kunt beschrijven hoe in Nederland verdroging optreedt en wat hiervan de nadelen zijn. Je kunt beschrijven welke sectoren zoet (grond)water gebruiken. Welke toekomstscenario’s heeft het KNMI 6 voor Nederland ontwikkeld op basis van de toekomstscenario’s van het IPCC? Je kunt beschrijven wat klimaatverandering is en welke gevolgen de klimaatverandering heeft op wereldschaal. Je kunt uitleggen wat het IPCC is en doet en wat zijn toekomstscenario’s inhouden. Je kunt uitleggen wat de toekomstscenario’s van het KNMI inhouden en waarop deze zijn gebaseerd. Wat zijn de verwachte gevolgen van klimaat7 verandering voor Nederland wat betreft water en waterkwaliteit? Je kunt vier gevolgen van de klimaatverandering voor Nederland beschrijven en aan de hand van bronnen herkennen en benoemen.

Vaardigheden en werkwijzen Je hebt geoefend met: 2 Geografische vragen stellen en beantwoorden 3 Geografische hoofd- en deelvragen 4 Stappenplan geografisch onderzoek

Begrippen Je moet de begrippen uit de begrippenlijst kennen en kunnen gebruiken.

26/01/2024 12:21


43

Begrippen

Begrippen blauw begrip: begrip dat je moet kennen voor het examen zwart begrip: begrip (dat je kent uit de onderbouw) dat belangrijk is voor het begrijpen van de theorie

benedenloop 13 Deel van een rivier of beek vanaf de middenloop tot de monding, waar het verval en de stroomsnelheid over het algemeen gering zijn en waar de sedimentatie groot is. binnendijks land 24 Het gebied dat tegen overstromingen beschermd wordt door winterdijken. bovenloop 12 Deel van een rivier of beek vanaf de bron of oorsprong tot de middenloop, waar het verval, de stroomsnelheid en de uitschuring (erosie) over het algemeen groot zijn. buitendijks land 23 Het gebied tussen de rivier en de winterdijk dat niet beschermd wordt tegen overstromingen. debiet 17 De hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt. Het debiet wordt uitgedrukt in m3 per seconde. Heet ook waterafvoer. delta 13 Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen. Deltawerken 26 Waterbouwkundig project ter beveiliging van het zuidwestelijke gedeelte van Nederland tegen overstromingen. dijk 23 Kunstmatige constructie die dient om het achterliggende land tegen overstromingen te beschermen. dijkverzwaring 23 Het breder en hoger maken van bestaande dijken. dwarsprofiel 23 Dwarsdoorsnede van een rivier of beek op een bepaald punt. grondwateronttrekking 26 Het oppompen van grondwater uit de diepere ondergrond. infiltratie 18 Het in de bodem zakken van water. kanalisatie 25 Het nemen van drie maatregelen in een rivier of beek: afsnijden van grote bochten (rechttrekken), bedijken en aanleggen van stuwen. klimaatverandering 32 De verandering op lange termijn van de temperatuur, de neerslag en de wind op aarde.

860764_BOEK.indb 43

krib 24 Korte dwarsdam die loodrecht op de rivieroever is aangelegd. lengteprofiel 16 Grafische weergave van de hoogteligging van de loop van een rivier of beek over een bepaald traject, bijvoorbeeld vanaf de bron tot de monding. menselijk handelen 23 Het bewust en bedoeld ingrijpen van de mens (in dit geval in het landschap, zoals in de natuurlijke loop van rivieren en in kustgebieden). middenloop 13 Deel van een rivier of beek tussen de bovenloop en de benedenloop waar de helling niet zo groot is, waardoor de rivier gaat meanderen. Erosie en sedimentatie zijn hier ongeveer in evenwicht. onregelmatiger neerslagregiem 32 Toename van de schommelingen in de hoeveelheid neerslag over een jaar. ontbossing 25 Het kappen van bossen door de mens. ontwatering 26 Verlaging van de grondwaterstand door het aanleggen van greppels en/of afvoerbuizen in de grond. piekafvoer 17 Tijdelijke (extra) hoge waterafvoer van een rivier. polder 26 Stuk land omgeven door dijken waarbinnen de waterstand bijvoorbeeld geregeld wordt door gemalen en stuwen. regiem 18 Jaarlijkse schommelingen in de waterafvoer van een rivier of beek. Rijkswaterstaat 17 Overheidsdienst die het beleid uitvoert van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op het gebied van veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid in Nederland. stroomgebied 11 Het hele gebied dat afwatert op een bepaalde rivier. stroomstelsel 11 Rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied. stuw 14 Beweegbare dam in een rivier of beek om de waterafvoer te beïnvloeden. temperatuurstijging 32 Het hoger worden van de temperatuur door natuurlijke of menselijke factoren.

26/01/2024 12:21


44

1

Nederland waterland

toekomstscenario’s van het IPCC 33 Verschillende scenario’s voor een temperatuurstijging van 1,5 °C, 2 °C, 3 °C of 4 °C die op basis van de huidige kennis over het systeem aarde met behulp van computermodellen voorspellen welke wereldwijde effecten de genoemde temperatuurstijgingen zullen hebben. toekomstscenario’s van het KNMI 35 Verschillende scenario’s voor een temperatuurstijging van 1,5 °C, 2 °C, 3 °C of 4 °C die op basis van de huidige kennis over het systeem aarde met behulp van computermodellen voorspellen welke effecten de genoemde temperatuurstijgingen in Nederland zullen hebben. uiterwaard 23 Het gebied tussen de rivier/de zomerdijk en de winterdijk. verhang 16 Het verval per kilometer (eenheid: m/km). verhoogde piekafvoer 25 Het hoger worden van de gemiddelde piekafvoer, doordat er grotere hoeveelheden neerslag in kortere tijd vallen dan vroeger. versnelde piekafvoer 25 Het sneller optreden van de piekafvoer, doordat de neerslag die valt sneller in de rivier terechtkomt dan vroeger. verstening 25 Toename van het oppervlak aan bebouwing en infrastructuur. vertragingstijd 25 De tijd tussen het moment dat er in het stroomgebied neerslag valt en het moment van de grootste daardoor veroorzaakte waterafvoer van de rivier. verval 16 Hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier of beek. verzilting 26 Toename van het zoutgehalte van de bodem en/of van het grond- of oppervlaktewater. waterafvoer 17 Zie debiet. waterkering 26 Een structuur zoals een dam, dijk, duin, stormvloedkering of keermuur die (overtollig) water tegenhoudt. waterscheiding 11 De grens tussen twee stroomgebieden die wordt gevormd door hogere delen in het landschap. winterbed 24 Het gebied tussen de winterdijken. zeespiegelstijging 32 Het hoger worden van het zeeniveau. zomerbed 24 Het gebied tussen de zomerdijken.

860764_BOEK.indb 44

26/01/2024 12:21


45

860764_BOEK.indb 45

26/01/2024 12:21


46

1

Nederland waterland

Examentraining Opgave 1 Rivieren Bij deze opgave horen de bronnen 1 tot en met 3. Gebruik eventueel de atlas. Gebruik bron 1. 2p 1 Noteer A t/m D op je antwoordblad en schrijf er de juiste Nederlandse rivier achter. Gebruik bron 1. Rivier A heeft een veel grotere afvoer dan de rivieren B t/m D. 2p 2 Geef twee kenmerken van rivier A, die niet in bron 1 staan, die deze veel grotere afvoer verklaren. Gebruik bron 2 en 3. Het water van de Lek, de Waal en de Maas wordt afgevoerd via de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet. Bron 2 laat zien dat de verdeling van de waterafvoer zoals deze gemiddeld is, verschilt van de situatie zoals deze in 1995 was. 2p 3 Geef met een berekening aan - hoeveel m3 water er in de gemiddelde situatie in de Noordzee wordt geloosd via de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet samen; - hoeveel dat was tijdens het hoogwater in 1995. Gebruik bron 2 en 3. 2p 4 Geef - aan op welke manier de verdeling van de waterafvoer over de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet verandert bij een extreem hoge waterafvoer; - een verklaring voor deze verdeling van de waterafvoer bij hoogwater.

860764_BOEK.indb 46

26/01/2024 12:21


47

Examentraining

Bron 1 Kenmerken van vier rivieren in Nederland. lengte van de rivier (in km) 1.230 900 350 370 grootte van het stroomgebied (in km²)

185.000

32.000

gemiddelde afvoer (in m³/s) 2.200

230

A

112

22.000

13.600

aantal staten in het stroomgebied

78 C

B

D

Bron 2 Waterafvoer in het benedenrivierengebied. Nieuwe Waterweg

Haringvliet

Verhouding

(in m3)

(in m3)

Nieuwe Waterweg : Haringvliet

gemiddelde situatie

1.520

725

68 : 32

hoogwater 1995

4.200

9.500

31 : 69

Bron 3 Afvoerverdeling in de benedenrivieren: gemiddelde situatie (links) en hoogwater 1995 (rechts). 0

gemiddelde situatie

150

440

460

620 990

Waal 1.610

Maas

o N

1.000

500 500

1.000

330 880 5

20 km

2.700

3.700 9.500

10

Lek

4.200

or dz ee

or dz ee

600

750

0

hoogwater in 1995

310

770

o N

20 km

Lek

1.520

725

10

1.000

1.000 Waal 8.000 7.000 Maas 3.000

9.000 0

600 waterhoogte in mm

860764_BOEK.indb 47

26/01/2024 12:21


48

1

Nederland waterland

Antwoorden en hulp bij opgave 1 1 maximumscore 2 A = Rijn B = Maas C = Schelde D = Eems 4 goed: 2p; 3 of 2 goed: 1p; minder dan 2 goed: 0p Hoe pak je deze vraag aan? Als je iets moet noteren aan de hand van een bron, is het de bedoeling dat je iets uit de bron afleest. In dit geval kijk je naar welke rivier bij welke gegevens in bron 1 past. Als je je kennis over de rivieren in Nederland op orde hebt, dan ken je de ordegrootte van de stroomgebieden en de afvoer van deze rivieren. 2

maximumscore 2 Twee kenmerken gevraagd: 1) Rivier A heeft een groot aantal zijrivieren. 2) Rivier A is een gemengde rivier.

1 1

Hoe pak je deze vraag aan? In dit geval gaat het om een kennisvraag. Als je je kennis op orde hebt, dan ken je kenmerken van de Rijn en de Maas. 3

maximumscore 2 - gemiddelde situatie: 1.520 + 725 = 2.245 m³ - hoogwater in 1995: 4.200 + 9.500 = 13.700 m³

1 1

Hoe pak je deze vraag aan? Bij deze vraag is het de bedoeling dat je de waterafvoer van de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet afleest uit de bron en bij elkaar optelt voor de twee genoemde situaties. 4 maximumscore 2 - Bij hoogwater wordt er in verhouding minder water afgevoerd (via de Noord en de Oude Maas) naar de Nieuwe Waterweg en wordt er meer water (via Merwede en Spui) naar het Haringvliet afgevoerd. 1 - Dit doet men om wateroverlast in het stedelijke gebied tussen Dordrecht en Rotterdam (en omstreken) te voorkomen. 1 Hoe pak je deze vraag aan? Bij de eerste deelvraag lees je bron 3 af. In de tweede deelvraag wordt gevraagd naar een verklaring. Dan gaat het vaak om een oorzaak-gevolgrelatie. Soms is het nodig om een algemene regel te gebruiken. In dit geval gaat het erom dat er altijd geprobeerd wordt om gebieden waar veel mensen wonen en waar veel economische activiteiten zijn te beschermen.

860764_BOEK.indb 48

26/01/2024 12:21


Examentraining

49

Opgave 2 Water in Gouda

Bij deze opgave hoort bron 4. Gebruik ook de atlas. 1p

5

Geef de grondsoort waarop Gouda is gebouwd.

Gebruik bron 4. 2p 6 Geef twee oorzaken van de bodemdaling in en om Gouda. Door klimaatverandering neemt de verzilting in Gouda vooral tijdens de zomer toe. 2p 7 Leg uit op welke manier klimaatverandering vooral in de zomer leidt tot verzilting in West-Nederland. Je antwoord moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. 8 Leg uit dat de bodem in Gouda door bodemdaling minder water opneemt dan vroeger. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten. 2p

Bron 4 Langzaam zakken we weg in de blubber. Gemiddeld zakt het gebied rond Gouda 1 m per eeuw, maar er zijn ook gebieden waar de daling plaatselijk het dubbele is: 2 m per eeuw. Zo hebben we sinds de Middeleeuwen 4 tot 5 m grond verloren. In een stad als Gouda hebben ze door bodemdaling enorm hoge kosten voor het onderhoud van de infrastructuur. Niet alleen het wegdek moet steeds weer worden gerepareerd, vooral het onderhoud van de zogenoemde kleine infrastructuur (kabels en leidingen) kost enorm veel geld. Een leiding is nog niet gelegd of de straat moet alweer open, omdat er ergens iets is verzakt. Het grootste probleem van de bodemdaling in Nederland zijn echter niet de scheurende wegdekken en de gebroken rioolbuizen. Het probleem is de waterbeheersing: hoe houden we onze voeten droog?

860764_BOEK.indb 49

26/01/2024 12:21


DE GEO

HAVO CE

LEEFOMGEVING WONEN IN NEDERLAND

HAVO LEEFOMGEVING WONEN IN NEDERLAND

DIT KATERN BEREIDT VOOR OP

DIT KATERN BEREIDT VOOR OP

CE 2025

CE 2025

EN DAARNA

RELEASE 7.0.X

860764_OMSL.indd 1

EN DAARNA

www.thiememeulenhoff.nl/degeo

26/01/2024 12:26


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.