www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Vivo | De biologie van je leven - 2 vmbo-bk deel b, hs 9

Page 1

Vi·vo - ik leef; levend Bij biologie leer je over alles wat leeft. Over hoe planten, dieren en mensen in elkaar zitten én hoe zij met elkaar samenleven. Ook jij leeft. Dus biologie gaat ook over jou. Met Vivo kom je alles te weten over het leven in jou en om jou heen.

De biologie van je leven

BIOLOGIE 2 VMBO-BK NAAM KLAS



BIOLOGIE 2 VMBO-BK

Beste leerling, Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving. Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dan kun je er volgend jaar nog iets in opzoeken, bijvoorbeeld bij het leren voor een toets. Veel succes en plezier met biologie! Team Vivo


COLOFON Auteurs Lisette van Engelen, Barend de Graaf, Marlies van den Hurk-Bakker, Martine Kalisvaart, Corrie Leemburg, Rob Melchers, Jorinde Post, Annemarel Reiber-Elhorst, Martine Sloot-van der Wiel, Rik Smale, Willy Stein, Bram Winkelman Eindredactie Ilse Gmelig, Ramon Verwijst Taalredactie Maurice Breugelmans, Marcella Spithoven Illustraties Gemma Stekelenburg, Rogier Trompert, Marjolein Luiken Ontwerp Omslag: Carlo Polman - OudZuid Ontwerp Binnenwerk: Tom Lamers - Reclamers Opmaak Crius Group, Hulshout

Omslagbeeld Shutterstock / ASCHW

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde. We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

� ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2


INHOUD ZO WERK JE MET VIVO

Deel A

Deel B

Hoofdstuk 6 Leefomgeving en ­duurzaamheid 6.1 Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 6.2 Voedselketens en kringlopen 6.3 Populaties 6.4 Verspreiding van planten en dieren 6.5 Leefomgeving in gevaar 6.6 Duurzaam leven 6.7 Extra: Natuur in Nederland 6.8 Hoofdstukafsluiting

Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden 9.1 Waarom adem je? 9.2 Ademhalen 9.3 Gaswisseling 9.4 Gezonde longen 9.5 Verbranding en energie 9.6 Lichaamstemperatuur 9.7 Extra: Ademhaling bij dieren 9.8 Hoofdstukafsluiting

Hoofdstuk 7 Voeding en vertering 7.1 Wat is gezond eten? 7.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 7.3 Van mond tot maag 7.4 Verteren, opnemen en uitscheiden 7,5 Gezond en ongezond voedsel 7.6 Voedsel bereiden en bewaren 7.7 Extra: Eten en verteren bij dieren 7.8 Hoofdstukafsluiting Hoofdstuk 8 Hart en bloedsomloop 8.1 Hoe krijgt elk deel van je lichaam wat nodig is? 8.2 Bloedsomloop 8.3 Hart 8.4 Bloed 8.5 Vervoer van stoffen 8.6 Afweersysteem 8.7 Extra: Eerste hulp 8.8 Hoofdstukafsluiting

3

Hoofdstuk 4 Voortplanten en seksualiteit 10.1 Hoe denk jij over seksualiteit? 10.2 Uitwendige geslachtsorganen 10.3 Inwendige geslachtsorganen 10.4 Omgaan met seksualiteit en seks 10.5 Voortplanten en zwangerschap 10.6 Soa’s en voorbehoedsmiddelen 10.7 Extra: Voorplanting bij dieren 10.8 Hoofdstukafsluiting Hoofdstuk 11 Erfelijkheid en evolutie 11.1 Waar stam jij vanaf? 11.2 Erfelijke eigenschappen 11.3 Familiestambomen 11.4 Leven in het verleden 11.5 Evolutie 11.6 Wil je het weten? 11.7 Extra: Bedreigde diersoorten 11.8 Hoofdstukafsluiting Actief leren Register


ZO WERK JE MET VIVO – De biologie van je leven Je gaat aan de slag met Vivo. Bij Vivo ontdek je waarom het vak biologie belangrijk is voor jou, voor onze samenleving en onze planeet. Hieronder zie je alles wat je in Vivo tegenkomt.

Hoofdstuk 3 Bewegen

Hoe blijf je fit?

Hoofdstuk 3 Bewegen

3.1

Spieren

© Shutterstock / 2xSamara.com

© Shutterstock / Hassel Stock

3.1 Hoe blijf je fit?

3.2 Spieren

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen hoe je ervoor zorgt dat je fit blijft. • uitleggen dat botten, gewrichten en spieren zorgen voor beweging.

Welke verbanden zijn er?

3.2

• benoemen welke functies je spieren hebben. • benoemen hoe spieren botten in beweging brengen. • benoemen hoe spieren zijn opgebouwd.

Wat leer je in dit hoofdstuk?

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Spierweefsel Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

H2 • Inzoomen en uitzoomen Cellen

H3

1

Hoe blijf je fit?

Je spieren spannen Hoe dik zijn jouw spieren? Ben je sterker als je dikke spieren hebt? Dit heb je nodig: meetlint

• Bewegen is gezond voor lichaam en geest

Dit ga je doen: 1 Werk in tweetallen. 2 Laat je arm ontspannen naast je lichaam hangen. 3 Je klasgenoot doet het meetlint om je bovenarm. 4 Meet de dikte (in millimeter). Noteer dit in de tabel. 5 Buig je arm. Maak een spierbal. Je spieren zijn nu gespannen. 6 Meet de dikte van je bovenarm nog een keer. Noteer dit in de tabel. 7 Draai nu de rollen om. Vul de tabel verder in. 8 Ga armpje drukken met elkaar. Wie wint?

Botten en spieren zorgen voor beweging

H9 • Ademhalen en verbranden Zuurstof

Botten en kraakbeen bevatten cellen

Wat beweegt kan stuk

Figuur 1 Het grote plaatje 8

15

STARTEN MET HET HOOFDSTUK

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• Het hoofdstuk start met de grote vraag. Deze vraag ga je aan de hand van het hoofdstuk beantwoorden. • De hoofdstukvraag staat in een overzichtstekening: het grote plaatje. Daarin zie je de samenhang met andere hoofdstukken en de belangrijkste zaken van dit hoofdstuk om te onthouden. • Online vind je de Uitdaging. Dit is een grotere opdracht waarbij je de stof van één of twee paragrafen van het hoofdstuk gebruikt. • In de eerste paragraaf ontdek je waarom het onderwerp van het hoofdstuk belangrijk is, en welke rol het onderwerp speelt in jouw leven. Ook ontdek je hoe het onderwerp samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.

• Bij de paragraaftitel zie je welke iconen uit het grote plaatje bij deze paragraaf horen. • In de leerdoelen zie je wat je in deze paragraaf gaat leren. • Bij de practica ga je zelf iets onderzoeken: je docent bepaalt welke practica je gaat doen. Je vindt deze online. • De paragraaf begint met een startopdracht. In deze opdracht ga je meteen actief aan de slag met het onderwerp van de paragraaf. Zo ontdek je wat je al weet en begrijp je de stof sneller en beter.

4


WERKEN IN HET BOEK OF ONLINE Je kunt aan de slag in je leerwerkboek of online. In je boek vind je alles wat je nodig hebt: theorie en opdrachten. Deze staan natuurlijk ook online, plus handige extra’s. Boek • Theorie • Opdrachten

Online • Theorie • Opdrachten • De Uitdaging

Hoofdstuk 3 Bewegen

6

Skelet

• Verder oefenen op maat • Practica • Proeftoets Hoofdstuk 3 Bewegen

3.3

Botgroepen en botten

Wat heb je over elk hoofdpunt geleerd? Noteer je antwoorden in de vakjes.

a Welke twee botgroepen hebben geen platte botten?

Kijk terug naar paragraaf 6. Noteer wat je hier nu over weet.

☐ bekkengordel ☐ borstkas ☐ ledematen ☐ schedel ☐ schoudergordel ☐ wervelkolom

Bewegen is gezond voor lichaam en geest

b Koppel de botten aan de juiste botgroepen.

Kijk terug naar paragraaf 2, 3 en 5. Noteer wat je hier nu over weet.

schedel

heupbeenderen, heiligbeen en staartbeen

schoudergordel

middenhandsbeentjes en dijbeen

wervelkolom

• • •

ribben en borstbeen

ledematen

• • •

bekkengordel

wervels

Botten en spieren zorgen voor beweging

Kijk terug naar paragraaf 5 en 6. Noteer wat je hier nu over weet.

schedelbeenderen schouderbladen en sleutelbeenderen

Wat beweegt kan stuk

schedel schoudergordel wervelkolom

7

3.8

b Je ziet hieronder de vier hoofdpunten van dit hoofdstuk.

Je kunt de botten van het skelet indelen in verschillende botgroepen.

borstkas

Hoofdstukafsluiting

Kijk terug naar paragraaf 4. Noteer wat je hier nu over weet.

borstkas

Wervelkolom

ledematen bekkengordel

Bekijk de wervelkolom in figuur 6 en figuur 8.

Botten en kraakbeen bevatten cellen

a Wat valt je op aan de grootte van de wervels? b Leg uit waarom dat zo is.

c Je hebt in paragraaf 1 antwoord gegeven op de grote vraag van dit hoofdstuk 'Hoe blijf je fit?'. Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. En kijk ook naar je antwoorden bij opdracht 1a en 1b. Wat is nu je antwoord op de grote vraag 'Hoe blijf je fit?'

c Welke twee onderdelen van de wervelkolom zijn botten die niet op wervels lijken?

d Wat voor advies geef je aan leerlingen die hele dagen in de schoolbanken zitten?

PROEFTOETS Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk.

71

31

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

EXTRA PARAGRAAF

• In de theorie zie je blauwgedrukte woorden. Dat zijn de belangrijkste begrippen. • In groene kaders staan weetjes. Je ziet hoe het onderwerp van de paragraaf terugkomt in het dagelijks leven. • Iedere paragraaf heeft zes basisopdrachten. Daarna is er altijd een herhaalopdracht, een plusopdracht en een samenvattingsopdracht. • Online krijg je na de zes basisopdrachten een advies op maat om verder te oefenen: Herhaling of Plus. • Bij de opdrachten staat soms een icoon.

• Nieuwsgierig? Ga aan de slag met de extra paragraaf. Hierin ga je dieper in op de stof en je legt verbinding met onderwerpen die niet in dit hoofdstuk staan.

Staat bij opdrachten waar je samenwerkt met klasgenoten. Staat bij opdrachten waar je iets moet doen. Leren door te doen! Staat bij opdrachten waar je kritisch nadenkt. • Op het eind van de paragraaf kijk je terug op de leerdoelen. Wat gaat goed en waar moet je nog aan werken? 5

HOOFDSTUKAFSLUITING • Je kijkt terug op het grote plaatje. Begrijp je de verbanden en kun je de hoofdstukvraag beantwoorden met wat je hebt geleerd? • Met de online proeftoets controleer je of je de theorie goed hebt geleerd. • In Actief leren vind je werkvormen om de theorie te onthouden en begrijpen.


9 Ademhalen Titel en verbranden

INHOUD Basis 9.1 Waarom adem je? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.2 Ademhalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.3 Gaswisseling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.4 Gezonde longen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.5 Verbranding en energie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.6 Lichaamstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Extra 9.7 Ademhaling bij dieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afsluiting 9.8 Hoofdstukafsluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

© Shutterstock / Photobac


UITDAGING Bij elk hoofdstuk hoort een Uitdaging. Deze kun je maken als vervanging van één of twee paragrafen. Gebruik de leerstof om het probleem op te lossen!


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Waarom adem je?

9.1

© Getty Images / Edwin Tan

9.1 Waarom adem je? Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen waarom je ademhaalt. • uitleggen dat planten de zuurstof maken die je inademt.

Welke verbanden zijn er?

Wat leer je in dit hoofdstuk?

H9 H5 • Planten Zuurstof en koolstofdioxide

Waarom adem je?

Zuurstof komt via je longen in je bloed

Gezonde longen zijn van levensbelang

Je regelt je eigen lichaamstemperatuur

Verbranding geeft je energie

H8 • Hart en bloedvaten Bloedsomloop

Figuur 1 Het grote plaatje 8


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Waarom adem je?

9.1

Ademen is van levensbelang Ademen gaat helemaal vanzelf. Dag en nacht. Je hoeft er niet bij na te denken. En dat is maar goed ook, want zonder ademhaling kun je niet leven. Je kunt zelfs niet langer dan een paar minuten zonder zuurstof. Je lichaam heeft dus zuurstof nodig. Die krijg je binnen door adem te halen (figuur 2). Zuurstof haal je uit de lucht die je inademt. Zuurstof ontstaat niet vanzelf in de lucht, maar wordt gemaakt door planten.

© Shutterstock / phBodrova

Figuur 2 Door te ademen krijg je zuurstof binnen.

Welke verbanden zijn er? Bekijk het ‘grote plaatje’ in figuur 1.

• Planten halen koolstofdioxide uit de lucht. Dat gebruiken ze bij fotosynthese. Tijdens •

fotosynthese maken planten glucose en zuurstof. Zuurstof geven ze af aan de lucht. Jij ademt die zuurstof in. Glucose krijg je binnen via je voedsel en komt vrij na vertering van zetmeel en suikers. Glucose dient als brandstof voor je lichaam. Daarbij komt koolstofdioxide vrij. Die adem je vervolgens uit (hoofdstuk 5). Je bloed neemt zuurstof op uit de longen. Glucose wordt vanuit je darmen opgenomen in je bloed. Je hart pompt je bloed rond en vervoert de zuurstof en glucose naar al je cellen (hoofdstuk 8). Afvalstoffen zoals water en koolstofdioxide gaan vanuit je cellen je bloed in.

Wat leer je in dit hoofdstuk? Bekijk het ‘grote plaatje’ in figuur 1.

• Zuurstof komt via je longen in je bloed.

De lucht die je inademt komt via je ademhalingsstelsel in je longen terecht. Daar wordt de zuurstof uit de lucht opgenomen in je bloed. Dat kan omdat de wand van je longen en je bloedvaten heel dun is.

• Gezonde longen zijn van levensbelang.

Als je gezonde longen hebt, kun je veel zuurstof in je bloed opnemen. Zieke longen kunnen dit minder goed. Het is daarom belangrijk om je longen gezond te houden. Dit doe je bijvoorbeeld door te sporten en door schone lucht in te ademen.

• Verbranding geeft je energie.

In alle cellen van je lichaam vindt verbranding plaats. Daarvoor heb je zuurstof en glucose nodig. Bij verbranding ontstaan energie, koolstofdioxide en water. Energie zet je om in beweging en warmte. Ook gebruik je energie voor het regelen van processen in je lichaam.

• Je regelt je eigen lichaamstemperatuur.

Je lichaamstemperatuur is altijd ongeveer 37 °C. Als je lichaam koud is, maak je automatisch warmte aan. En andersom. Ondertussen controleert je lichaam steeds de temperatuur. Het afkoelen of opwarmen stopt wanneer je lichaam weer op zijn normale temperatuur is. Je hersenen spelen een belangrijke rol bij het regelen van je lichaamstemperatuur. 9


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Waarom adem je?

OPDRACHTEN

1

Hoe vaak adem je? Hoe vaak haal jij per minuut adem? En je klasgenoot? Gebruik een stopwatch en tel hoe vaak je ademhaalt per minuut.

a Hoeveel keer adem jij per minuut? b Reken uit hoe vaak jij per uur ademhaalt. Tip: In een uur zitten 60 minuten.

c Reken uit hoe vaak per dag je ademhaalt. Tip: In een dag zitten 24 uren.

d Vergelijk je aantal ademhalingen met dat van je klasgenoot. Is dit aantal ongeveer hetzelfde?

2

Warm blijven Wat hebben het warm houden van je lichaam en je ademhaling met elkaar te maken?

3

Door je ademhaling neemt je lichaam koolstofdioxide | zuurstof op voor je lichaamscellen.

Die verbruik je bij de fotosynthese | verbranding.

Daarbij komt warmte | zuurstof vrij.

Zieke luchtwegen Bij mensen met een luchtwegaandoening werkt het ademhalingsstelsel vaak niet goed.

a Wat gebeurt er met de hoeveelheid zuurstof in je bloed als je ademhalingsstelsel niet goed werkt?

b Wat betekent dat voor de verbranding in je cellen?

10

9.1


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

4

Waarom adem je?

Zuurstof in huis Als er te weinig zuurstof in huis is, kun je moe worden en hoofdpijn krijgen. Welke twee dingen kun je doen om het zuurstofgehalte in huis te verhogen?

5

Niet nadenken Over ademen hoef je niet na te denken.

a Waarom is het goed dat je ademhaling vanzelf gaat? b Je kunt wel nadenken over manieren om je longen gezond te houden. Geef twee voorbeelden om je longen gezond te houden.

6

Leven zonder planten? Lees de stelling: “Zonder planten gaan planteneters dood, maar vleeseters blijven leven.”

a Leg uit of deze stelling juist of onjuist is.

b Vergelijk je antwoord met het antwoord van een klasgenoot. Zijn jullie het eens of oneens?

11

9.1


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

7

Waarom adem je?

Samenvatten a Wat gebeurt er in je longen met zuurstof? b Waarom zijn gezonde longen belangrijk? c Dankzij welk proces ontstaat er energie in je lichaam? d Welke organismen maken zuurstof? e Welk orgaan regelt je lichaamstemperatuur? ◯ ◯ ◯ ◯

darmen hart hersenen longen

f De grote vraag van dit hoofdstuk is: ‘Waarom adem je?’. Wat is jouw antwoord op deze vraag? Gebruik in je antwoord de informatie van deze paragraaf.

12

9.1


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

9.2

© Shutterstock / Jacob Lund

9.2 Ademhalen Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen hoe je ademhaalt. • de delen van het ademhalingsstelsel benoemen.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Ademhaling en inspanning Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1

Je adem inhouden Ademhalen doe je altijd, maar je ademt niet altijd even snel. Zo haal je tijdens sporten sneller en dieper adem dan wanneer je zit. Hoelang kun jij je adem inhouden? Dit heb je nodig: een klasgenoot waarmee je samenwerkt een stopwatch

• •

Dit ga je doen: 1 Houd je adem zo lang mogelijk in. 2 Je klasgenoot meet met de stopwatch hoelang je dit volhoudt en noteert de tijd. 3 Wissel van taak. Je klasgenoot houdt zolang mogelijk de adem in en jij noteert de tijd.

a Hoelang kun jij je adem inhouden?

13


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

b Vergelijk jouw resultaat met de resultaten van je klasgenoten. Kan iedereen even lang z’n adem inhouden?

c Wat gebeurt er als je je adem niet langer kunt inhouden? Adem je eerst in of uit?

Inademen door je neus of door je mond? Als je ademhaalt, bepalen je hersenen hoe vaak je dat doet. Zintuigen in je halsslagaders meten hoeveel koolstofdioxide je bloed bevat (figuur 1). Je hersenen ontvangen deze informatie en koppelen terug aan je ademhalingsspieren wat ze moeten doen. Je ademhalingsspieren zorgen vervolgens dat je meer of minder ademhaalt.

hersenen

zintuigen

halsslagaders

ademhalingsspieren

Figuur 1 Je hersenen regelen de ademhaling.

Lucht die je inademt bevat verschillende gassen, zoals zuurstof en koolstofdioxide. Lucht bevat ook stofdeeltjes. Het is daarom beter om in te ademen via je neus in plaats van door je mond. Dat heeft een aantal voordelen.

• Lucht komt langs de neushaartjes en het neusslijmvlies. In het neusslijmvlies zitten

trilharen en slijmcellen (figuur 2). Stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven aan het slijm plakken. Daardoor wordt de lucht die je inademt schoner. De trilharen maken een golvende beweging. Zo verplaatsen ze het slijm met alle vuildeeltjes naar je keelholte. Je slikt het slijm door en het komt in je maag. Je maagzuur maakt de ziekteverwekkers onschadelijk. 14

9.2


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

9.2

• Met je neus kun je ruiken. Daardoor waarschuwt je neus je voor gevaar, bijvoorbeeld bij een brandlucht. • De lucht die je door je neus inademt, legt een langere weg af dan de lucht die je door je mond inademt. Daardoor wordt de lucht warmer en vochtiger. Hierdoor blijft je lichaam op temperatuur en droog je minder uit. slijmcel slijm met vuiltjes

neusholte

trilharen

mondholte keelholte

luchtpijp

Figuur 2 Het neusslijmvlies zorgt ervoor dat je schonere lucht inademt.

Vanuit je neus of je mond gaat de lucht naar de luchtpijp (figuur 2).

OPDRACHTEN

2

Ademen door je neus en mond Je kunt inademen door je neus en door je mond. In de figuur zie je een doorsnede van de neusholte en de mondholte.

a Teken in de figuur welke weg de lucht aflegt als je inademt door je neus.

b Teken in de figuur met een andere kleur welke weg de lucht aflegt als je inademt door je mond.

c Legt de lucht een langere weg af bij neusademhaling of bij mondademhaling?

d Welk voordeel heeft het als de lucht een grotere afstand aflegt naar de longen? slokdarm luchtpijp

15


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

3

Ademhalen

In- en uitademen Tijdens het inademen neemt je bloed gassen op uit de lucht. En tijdens het uitademen geeft je bloed gassen af aan de lucht.

a Welk gas neemt je bloed op? koolstofdioxide | zuurstof

b Welk gas geeft je bloed af? koolstofdioxide | zuurstof

c Vul het juiste woord in. Je ademhaling wordt geregeld door

.

d Vul de juiste woorden in op de open plekken in de tekst. Kies uit: ademhalingsspieren | hersenen | koolstofdioxide | zintuigen | zuurstof Je hoeft niet elk woord te gebruiken. in de halsslagaders meten hoeveel Ze geven een signaal aan de

je bloed bevat.

. Die sturen een signaal naar de

. Hierdoor adem je langzamer of sneller.

Van keelholte naar longen De luchtpijp loopt vanaf je keelholte door je borstholte. De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën, één naar elke long. De luchtpijp en de bronchiën zien eruit als een stofzuigerslang. Stevige ringen van kraakbeen houden de buis open (figuur 3).

luchtpijp

kraakbeenringen

bronchiën

Figuur 3 De wand van de luchtpijp bevat stevige kraakbeenringen.

16

9.2


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

De bronchiën vertakken zich steeds verder. Aan het eind van de bronchiën zitten de longblaasjes. Dit zijn de kleinste vertakkingen van de longen (figuur 4). Als je inademt, stroomt lucht de longblaasjes in. Vanuit de longblaasjes gaat de ingeademde zuurstof naar je bloed. Koolstofdioxide gaat vanuit je bloed je longblaasjes in.

slokdarm luchtpijp

long borstbeen

ribben middenrif

longblaasjes bronchie

longblaasje haarvaten

Figuur 4 Het ademhalingsstelsel

Tegen de onderkant van de longen ligt het middenrif (figuur 4). Dit is een stevige platte pees die met spieren aan de borstkas vastzit. Het middenrif is belangrijk bij de inen uitademing. Tip: Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'Welke weg legt de ingeademde lucht in je longen af'.

17

9.2


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

9.2

WIST JE DAT? Help: een hik die niet stopt Heb je weleens de hik? Meestal gaat dat snel weer over, maar niet altijd. De recordhouder hikken was de Amerikaan Charles Osborne. Hij hikte 68 jaar lang. Als hij wakker was, hikte hij wel 20 keer per minuut. Tijdens zijn leven heeft hij ongeveer 420 miljoen keer gehikt. Artsen vermoedden dat er in zijn hersenen een bloedvat was geknapt, waardoor de hik niet meer stopte. Tijdens elke hik adem je heel even snel in. Dat voel je als ‘de hik’. Meestal gebeurt dit na te snel eten of het drinken van frisdrank met veel koolstofdioxide.

© ANP / lex van Lieshout

Door te snel eten kun je de hik krijgen.

OPDRACHTEN

4

Het ademhalingsstelsel Je ziet een schematische tekening van het ademhalingsstelsel. Welke onderdelen horen bij de nummers?

3 4 1 2

5

6

1

4

2

5

3

6

18


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

5

Ademhalen

De luchtpijp De wand van de luchtpijp bevat kraakbeenringen.

slokdarm luchtpijp

De luchtpijp met kraakbeenringen

Wat is de functie van de kraakbeenringen?

6

Verslikken Achter je luchtpijp ligt je slokdarm. Als je slikt, wordt je luchtpijp afgesloten, zodat er geen eten of drinken in kan komen. Soms gaat dat mis. Tijdens het slikken komt er toch iets in je luchtpijp. Je verslikt je. Vaak begin je dan hard te hoesten. Leg uit waarom je hard gaat hoesten.

7

Luchtkwaliteit In de stad is de kwaliteit van de lucht die je inademt anders dan op het strand. Ook in het bos of op het platteland is de luchtkwaliteit anders. Op de site van het Longfonds kun je zien hoe de luchtkwaliteit in jouw omgeving is.

a Zoek op wat de luchtkwaliteit rondom jouw woning is. b Vergelijk de luchtkwaliteit rondom jouw woning met die van een klasgenoot. Zijn ze gelijk of zijn ze verschillend? Waarom is dat zo?

19

9.2


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

c Zoek op wat jij kunt doen om de lucht gezonder te maken. Geef twee voorbeelden.

HERHALING & PLUS

H8

Terugkoppeling Waar vindt de terugkoppeling van het koolstofdioxidegehalte in je bloed plaats? ◯ in de halsslagaders ◯ in de hersenen ◯ in de longen ◯ in het middenrif

P8

Onder water zwemmen Als je onder water zwemt, moet je je adem inhouden. Na een tijdje is het handig om een beetje lucht uit te ademen. Je houdt het onder water zwemmen dan langer vol. Hoe kan dat? Kies de juiste woorden. De lucht die je uitblaast bevat meer | minder koolstofdioxide dan de lucht die je inademt. Als je die lucht uitademt, wordt de hoeveelheid zuurstof | koolstofdioxide in je bloed wat meer | minder. Er komen dan meer | minder impulsen vanuit de zintuigen in de halsslagaders bij je hersenen aan. De hersenen geven meer | minder impulsen af naar de ademhalingsspieren en je ademhaling gaat langzamer | sneller.

9

Samenvatten a Waar vindt terugkoppeling plaats zodat je je ademhaling kunt bijsturen? b Om welke drie redenen is inademen door je neus beter dan door je mond?

c Welk gas is de prikkel voor zintuigen in de halsslagaders? koolstofdioxide | zuurstof

20

9.2


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Ademhalen

9.2

d Kijk naar de figuur van het ademhalingsstelsel.

1

5

2 3 4

© Shutterstock / first vector trend

Geef de namen van de genummerde delen. 1 2 3 4 5

e Hoe heet de stevige platte pees onder de longen? f Wat is de functie van de trilharen? ◯ Trilharen verplaatsen slijm met alle vuildeeltjes naar de keelholte. ◯ Trilharen verplaatsen slijm met alle vuildeeltjes naar de longen. ◯ Trilharen verplaatsen slijm met alle vuildeeltjes naar de maag.

10

Terugkijken Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt... 1

uitleggen hoe je ademhaalt.

2 de delen van het ademhalingsstelsel benoemen.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

21


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

9.3

© ANP / Science Photo Library

9.3 Gaswisseling Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen dat gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt. • verschillen benoemen tussen ingeademde en uitgeademde lucht.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Koolstofdioxide in uitgeademde lucht Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1

Broccoli en druiven als model In de linker afbeelding zie je een doorsnede van broccoli. Die ziet eruit als een long met een bronchie die zich vertakt. In de rechter afbeelding zie je een deel van een druiventros. Dat ziet eruit als een verzameling longblaasjes.

© Shutterstock / stepper.studio

Doorsnede van broccoli en stukje van een druiventros

22

© Shutterstock / Tim UR


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

Dit ga je doen: 1 Teken de doorgesneden broccoli en de druiventros na. 2 Doe alsof je een long met onderdelen tekent. 3 Geef in de tekeningen de delen aan die lijken op een: bronchie luchtpijp longblaasje

• • •

a Maak de tekening zoals in de instructie.

b Waar wordt zuurstof in het bloed opgenomen en koolstofdioxide vanuit het bloed afgegeven? Bij de bronchiën of bij de longblaasjes?

Een kijkje in de longen Je ademhaling gaat dag en nacht door. Alle lichaamscellen hebben voortdurend zuurstof nodig. Vanuit de longblaasjes gaat de ingeademde zuurstof naar je bloed. Daarna brengt je bloed zuurstof naar alle delen van je lichaam. Zo kunnen alle lichaamscellen zuurstof opnemen. Om voldoende zuurstof uit de lucht op te nemen, heeft elke long ongeveer 150 miljoen longblaasjes. Longblaasjes lijken op kleine ballonnetjes die als een druiventrosje bij elkaar liggen (figuur 1). De kleine vertakkingen van de bronchiën lijken op de steeltjes van de druiven.

23

9.3


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

neusholte mondholte keelholte luchtpijp

bronchie

longblaasjes

Figuur 1 Longen en longblaasjes

Gaswisseling in de longblaasjes Rond elk longblaasje ligt een netje van haarvaten. Daar stroomt bloed doorheen. Het bloed dat langs een longblaasje stroomt, bevat weinig zuurstof en veel koolstofdioxide. De lucht in het longblaasje bevat juist veel zuurstof en weinig koolstofdioxide. Zuurstof gaat vanuit een longblaasje naar het bloed. Koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar het longblaasje. Het bloed dat van het longblaasje wegstroomt, bevat dus veel zuurstof en weinig koolstofdioxide. Er worden alleen gassen uitgewisseld tussen de longblaasjes en de haarvaten die langs de longblaasjes lopen. Deze uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide noem je gaswisseling (figuur 2). wand van het longblaasje

haarvat

lucht

rode bloedcel

zuurstof koolstofdioxide

Figuur 2 Gaswisseling in een longblaasje

Tip: Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'Hoe werken de longen: longblaasjes'.

24

9.3


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

9.3

OPDRACHTEN

2

Uitwisselen van gassen Vul de juiste woorden in. Kies uit: bloed | longblaasje In de longen worden zuurstof en koolstofdioxide uitgewisseld tussen het bloed en de longblaasjes.

3

Zuurstof gaat van het

naar het

.

Koolstofdioxide gaat van het

naar het

.

Haarvaten rond de longblaasjes In de figuur zie je een deel van een long. Het bloed bij bloedvat 1 bevat minder zuurstof dan het bloed bij bloedvat 2.

1

2

© Shutterstock

a Bevat het bloed bij bloedvat 1 meer of minder koolstofdioxide dan het bloed bij bloedvat 2? meer | minder

b Stroomt het bloed van 1 naar 2 of van 2 naar 1? Leg je antwoord uit.

4

Gaswisseling Koppel de omschrijvingen aan de juiste begrippen. Uitwisseling van koolstofdioxide en zuurstof in de longen: Hierin worden koolstofdioxide en zuurstof uitgewisseld: Hierdoor stroomt lucht van en naar je longen toe: Dit gas komt tijdens het ademhalen in je bloed terecht: Dit gas gaat uit je bloed tijdens het ademhalen:

25

• • • • •

• • • • •

gaswisseling koolstofdioxide longblaasjes luchtpijp zuurstof


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

9.3

Samenstelling van de lucht De lucht die je inademt bestaat uit meer dan alleen zuurstof. Lucht is een mengsel van verschillende gassen. Lucht bestaat uit stikstof, zuurstof, koolstofdioxide, edelgassen en waterdamp. De samenstelling van lucht is niet altijd hetzelfde. Zo bevat lucht op een regenachtige dag meer waterdamp dan op een droge dag. In tabel 1 zie je het verschil tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht. Ingeademde lucht en uitgeademde lucht verschillen ook in temperatuur. De temperatuur van uitgeademde lucht is hoger dan die van ingeademde lucht. ingeademde lucht

uitgeademde lucht

stikstof

78%

78%

zuurstof

21%

16%

koolstofdioxide

0,03%

4%

edelgassen (neon, argon, etc.) 0,9%

0,9%

waterdamp

veel

Tabel 1

weinig

De samenstelling van ingeademde en uitgeademde lucht

WIST JE DAT? Je uitgeademde lucht kan een leven redden Iemand die dreigt te verdrinken, ademt soms niet meer. Je kunt het slachtoffer dan proberen te redden met mondop-mondbeademing. Je zorgt ervoor dat er geen water of rommel in de mond van de drenkeling zit. Je legt het hoofd een beetje achterover en knijpt de neus dicht. Dan blaas je lucht in de mond van het slachtoffer. Die lucht stroomt dan door naar de longen. Dat doe je ongeveer 15 keer per minuut. Per keer blaas je maximaal een halve liter lucht uit. Ook al bevat uitgeademde lucht niet veel zuurstof, het is toch voldoende voor iemand die in ademnood is.

26

© Shutterstock / Krysja

Mond-op-mondbeademing


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

OPDRACHTEN

5

Samenstelling van de lucht De samenstelling van ingeademde lucht is anders dan de samenstelling van uitgeademde lucht.

a Laat in twee cirkeldiagrammen zien hoe de ingeademde lucht en de uitgeademde lucht zijn samengesteld. Je hoeft geen rekening te houden met waterdamp en edelgassen. Ingeademde lucht

Uitgeademde lucht

b Waarom kun je wel een tijdje, maar niet oneindig in een afgesloten ruimte blijven leven?

6

IJle lucht Iemand die hoog in de bergen loopt, raakt eerder buiten adem dan iemand die onder aan een berg loopt. De lucht hoog in de bergen is namelijk ijl. Dat betekent dat de lucht minder zuurstof bevat. Loop je in ijle lucht sneller of langzamer dan in normale lucht? Leg je antwoord uit.

27

9.3


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

7

Gaswisseling

Zo werkt gaswisseling Maak een presentatie waarin je uitlegt hoe gaswisseling in je longen werkt. Dit mag een tekening zijn, of een PowerPoint, een video of iets anders. Werk in tweetallen.

HERHALING & PLUS

H8

Gaswisseling In de figuur zie je een deel van een long. b a 1

2

© Shutterstock

Kies de juiste woorden. De stroomrichting van het bloed wordt aangegeven met pijl a | b. Het bloed in bloedvat 1 bevat meer | minder zuurstof dan het bloed in bloedvat 2. Het bloed in bloedvat 1 bevat meer | minder koolstofdioxide dan het bloed in bloedvat 2. De lucht die uit het longblaasje stroomt bevat meer | minder koolstofdioxide dan de lucht die het longblaasje instroomt.

• • • •

P8

Stroomrichting van het bloed Je ziet in de figuur enkele longblaasjes met omringende bloedvaten. Het bloed in bloedvat 1 bevat minder zuurstof dan het bloed in bloedvat 2.

a Teken bij bloedvat 1 en 2 pijlen die aangeven in welke richting het bloed stroomt. 1

2

© Shutterstock

28

9.3


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gaswisseling

9.3

b Leg je antwoord uit.

9

Samenvatten a Hoe heet het proces waarbij gassen in de longen in en uit het bloed gaan? b In welk onderdeel van de longen vindt dat proces plaats? c Welk gas wordt in de longen opgenomen in het bloed? koolstofdioxide | zuurstof

d Welk gas gaat uit het bloed de longen in? koolstofdioxide | zuurstof

e Hoe heten de bloedvaten waardoor die gassen naar de longen gaan en andersom? f Welke lucht bevat meer zuurstof? ingeademde lucht | uitgeademde lucht

g Welke lucht bevat meer koolstofdioxide? ingeademde lucht | uitgeademde lucht

10

Terugkijken Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt... benoemen dat gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.

2 verschillen benoemen tussen ingeademde en uitgeademde lucht.

1

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

29


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

9.4

© Getty Images / iStockphoto

9.4 Gezonde longen Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen waardoor roken ongezond is. • benoemen wat er aan de hand is als je longen niet goed werken.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Longinhoud Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1

Ademen door een rietje Inademen en uitademen is voor de meeste mensen geen probleem. Maar soms gaat het mis bij de ademhaling. Hoe voelt het als je te weinig lucht krijgt? Dit heb je nodig: een rietje

Dit ga je doen: 1 Maak tien diepe kniebuigingen. 2 Knijp je neus dicht. 3 Adem in en uit door het rietje. Beschrijf wat je voelt als je door het rietje ademhaalt.

30


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

Vieze lucht adem je liever niet in Luchtvervuiling wordt veroorzaakt door het verkeer, huishoudens, industrie en landbouw (figuur 1). Als je inademt, houden het slijm en de trilhaartjes grote stofdeeltjes wel tegen, maar fijnstof niet. Fijnstof zijn alle vaste stofdeeltjes in de lucht die kleiner zijn dan 10 micrometer. Dat is veel kleiner dan de dikte van een haar.

© Shutterstock / Sergii Figurnyi

Figuur 1 Minder autoverkeer houdt de lucht schoner.

OPDRACHTEN

2

Fijnstof Waarom houden het neusslijmvlies en de trilhaartjes fijnstof niet tegen?

3

De luchtkwaliteit in jouw omgeving De luchtkwaliteit hangt af van de stoffen die in de lucht voorkomen. Per dag en per plaats kan de luchtkwaliteit verschillen. Je gaat na wat de luchtkwaliteit is op een plek die voor jou belangrijk is.

• Scan de QR-code en ga naar 'Longfonds.nl - Gezonde lucht'. • Kies ‘Check nu wat je inademt’. • Geef het adres op waarvan jij de luchtkwaliteit wilt weten. Bijvoorbeeld het adres van je school of je huisadres.

a Voor welk adres heb je de luchtkwaliteit opgevraagd? b Waarom heb je dit adres gekozen?

31

9.4


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

c Welk cijfer krijgt de luchtkwaliteit op het adres dat je hebt ingevuld? d Wat betekent dit cijfer?

e Kun je een oorzaak noemen voor de situatie in jouw omgeving?

f Ben je wel of niet verbaasd over het cijfer voor de luchtkwaliteit? Leg uit waarom.

g Wat kun je zelf doen om de lucht gezonder te maken? h Wat kun je doen om minder vieze lucht in te ademen?

Roken is ongezond Iemand die rookt, krijgt tabaksrook in de longen. Tabaksrook bevat veel giftige stoffen. Drie belangrijke stoffen zijn:

• Koolmonoxide: neemt in je bloed de plaats in van zuurstof. Daardoor vervoert • •

je bloed minder zuurstof. Hierdoor voel je je minder fit en presteer je bij sporten minder goed. Nicotine: werkt verslavend. Door deze stof is het moeilijk om te stoppen met roken. Teer: dringt diep in de longen door en bestaat uit allerlei schadelijke stoffen. Teer bedekt je longblaasjes met een laagje, waardoor de gaswisseling moeilijker verloopt (figuur 2).

Teer beschadigt trilhaartjes in de longen. Slijm hoopt zich op in de longen. Daardoor hoesten mensen die roken zo vaak. Ze hoesten het slijm naar de keelholte. Dan kunnen ze het doorslikken.

© Shutterstock / Pavel Chagochkin

Figuur 2 Gezonde longen en rokerslongen

32

9.4


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

9.4

Een vape (e-sigaret) bevat geen tabak, maar wel nicotine. Daardoor is een e-sigaret toch verslavend (figuur 3). Bij het vapen wordt de vloeistof in de e-sigaret verhit. Daarbij ontstaat damp die je inhaleert. Deze damp bevat allerlei schadelijke stoffen.

© Shutterstock / ilkov_igor

Figuur 3 Vapen is net zo verslavend als het roken van sigaretten.

Als iemand in jouw omgeving rookt, adem je als niet-roker toch de schadelijke stoffen van tabak en e-sigaretten in. Je bent dan een meeroker. In jouw lichaam hebben die stoffen dezelfde uitwerking als in het lichaam van een roker.

OPDRACHTEN

4

Roken Koppel de omschrijving aan de juiste stof in sigarettenrook. bedekt je longblaasjes met een laagje, waardoor gaswisseling moeilijker gaat

koolmonoxide

neemt in je bloed de plaats in van zuurstof

• •

• •

nicotine

heeft een verslavende werking

5

teer

Vapen Vapen lijkt een alternatief voor roken. Wat is vapen precies? En hoe schadelijk is vapen voor je lichaam? Maak een flyer waarin je aan leeftijdsgenoten uitlegt: wat vapen is; vanaf welke leeftijd je in Nederland een e-sigaret mag kopen; welke schadelijke stoffen je tijdens het vapen inademt; welke gevolgen vapen kan hebben voor je gezondheid.

• • • •

© Shutterstock / New Africa

Onderdelen voor vapen 33


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

9.4

Zieke longen Sommige ziekten kunnen zorgen voor longklachten. Bijvoorbeeld astma en COPD. COPD is een verzamelnaam voor longziekten waarbij je longen beschadigd zijn, zoals bronchitis en longemfyseem. COPD gaat niet over. Tip: Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'COPD - wat gebeurt er in je longen?'. Astma is een ontsteking van de kleine luchtwegvertakkingen in de longen (figuur 4). De ontsteking bij astma is blijvend.

Figuur 4 Luchtwegen zonder astma (links) en met astma (rechts) (dwarsdoornede van vertakkingen in de longen)

Koud, mistig weer en bepaalde stoffen in de lucht, zoals fijnstof, kunnen leiden tot een astma-aanval. De spieren in de wand van je luchtwegen trekken zich dan ineens samen en de slijmvliezen zwellen op. Er stroomt minder lucht door. Om de spiertjes weer te laten ontspannen, zijn medicijnen nodig. Die medicijnen inhaleer je met een puffer (figuur 5). © Shutterstock / munyi.imagery

Figuur 5 Met een puffer komen de medicijnen in je longen.

WIST JE DAT? Zo dodelijk is roken Roken is dodelijk. Dat weten we allemaal wel. Maar hoe dodelijk is roken nu echt? Jaarlijks overlijden in Nederland bijna 20 000 mensen aan de gevolgen van roken. Dit is veel meer dan het aantal mensen dat overlijdt door alcohol, drugs en verkeersongevallen bij elkaar. Elke 30 minuten overlijdt iemand in Nederland aan de gevolgen van roken. Bron: www.rookvrijegenaratie.nl © Shutterstock / Lightspring

Roken is dodelijk.

34


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

OPDRACHTEN

6

Astma a Hoe verloopt een astma-aanval en wat kun je eraan doen? Zet de zinnen in de juiste volgorde. Noteer de cijfers 1 t/m 4 in de vakjes. Er stroomt minder lucht door de luchtwegen. De spieren in de wand van de luchtwegen ontspannen zich. Je inhaleert medicijnen met een puffer. De spieren in de wand van de luchtwegen trekken zich samen en de slijmvliezen zwellen op.

b In welke periodes van het jaar zal iemand meer last van astma hebben? Leg uit waarom.

7

COPD Veel mensen met COPD hebben extra zuurstof nodig. Die zuurstof krijgen ze meestal via een neusbril. Een neusbril is een plastic slangetje dat achter je oren langs je hoofd naar je neus gaat. Het slangetje is aangesloten op een apparaat dat zuurstof geeft.

© Shutterstock / S. Bonaime

Extra zuurstof via een neusbril

Waarom hebben mensen met COPD vaak extra zuurstof nodig?

35

9.4


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Gezonde longen

HERHALING & PLUS

H8

Astma-aanval a Wat gebeurt er tijdens een astma-aanval met de spieren in de wand van de luchtwegen? ◯ De spieren in de wand van de luchtwegen ontspannen zich. ◯ De spieren in de wand van de luchtwegen trekken zich samen.

b En wat gebeurt er tijdens een astma-aanval met de slijmvliezen? ◯ De slijmvliezen worden dunner. ◯ De slijmvliezen zwellen op.

P8

Hoe blijf je jezelf onder groepsdruk? a Op welke momenten heb jij weleens te maken gehad met groepsdruk?

b Hoe heb je die groepsdruk ervaren?

c Op een pakje shag of sigaretten staat welke schadelijke gevolgen roken kan hebben. Toch rookt 8% van alle 16- tot 20-jarigen elke dag. Samen met een klasgenoot bedenk je een manier om nee te zeggen als je vrienden je vragen om mee te roken. Kies zelf een manier die het best bij jou past.

36

9.4


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

9

Gezonde longen

9.4

Samenvatten a Hoe noem je heel kleine stofdeeltjes in de lucht die niet worden tegengehouden door je slijmvliezen en trilharen?

b Welke stof in tabaksrook hoort bij de omschrijving? Neemt in je bloed de plaats in van zuurstof: Heeft een verslavende werking: Bedekt je longblaasjes met een laagje waardoor gaswisseling moeilijker gaat:

c Waardoor is vapen verslavend?

d Wat is een verzamelnaam voor ziekten die zorgen voor klachten aan je longen? e Bij welke ziekte trekken tijdens een aanval de spieren rondom de luchtwegen zich samen?

10

Terugkijken Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt... 1

benoemen waardoor roken ongezond is.

2 benoemen wat er aan de hand is als je longen niet goed werken.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

37


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

9.5

© Getty Images / Tashi-Delek

9.5 Verbranding en energie Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen hoe je lichaam energie gebruikt. • de verbranding in lichaamscellen in een schema weergeven.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Verbrandingsproducten Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1

Ademtempo Je haalt adem om zuurstof in je lichaam op te nemen. De cellen in je lichaam hebben zuurstof nodig om energie vrij te laten komen. Dit heb je nodig: timer of stopwatch

Dit ga je doen: 1 Ga rustig op een stoel zitten. Zet de timer op één minuut. Tel tijdens deze minuut hoe vaak je inademt. Schrijf dat op. 2 Maak snel achter elkaar tien diepe kniebuigingen. 3 Zet meteen na de kniebuigingen de timer weer op één minuut. Tel weer hoe vaak je inademt. Schrijf dat op.

a Welk verschil merk je op?

38


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

b Hoe kun je dit verschil uitleggen?

Energie om te leven Skateboarden is niet zo simpel als het lijkt. Je moet flink oefenen voor je de wheelie, ollie en kickflip onder de knie hebt.

© Shutterstock / garetsworkshop

Figuur 1 Bij skateboarden hebben je spieren extra brandstof nodig.

Voor lichamelijke inspanning heb je veel energie nodig (figuur 1). Die energie krijg je door de verbranding van koolhydraten en vetten uit je voedsel. Voor verbranding is zuurstof nodig. Zuurstof krijg je binnen door te ademen. Daarom haal je bij een flinke inspanning sneller en dieper adem. Je krijgt dan meer zuurstof binnen. De energie die vrijkomt bij verbranding gebruik je niet alleen voor je spieren. Je hebt ook energie nodig om nieuwe cellen te bouwen. Een deel van de energie komt vrij in de vorm van warmte. Hiermee houd je je lichaamstemperatuur op peil.

OPDRACHTEN

2

Verbranding in je spieren Welke twee dingen zijn er nodig voor verbranding in spiercellen? ☐ brandstof ☐ energie ☐ warmte ☐ zuurstof

39

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

3

Verbranding en energie

De energie van een puber Werk samen met een klasgenoot de volgende opdracht uit. Scan de QR-code en ga naar de ‘Schijfvanvijfvoorjoutool’. Een van jullie vult de tool in voor een puber van 16 jaar. De ander vult de tool in voor een van zijn ouders of verzorgers met hetzelfde geslacht als hij- of zijzelf. Vergelijk de resultaten met elkaar. Beantwoord daarna de vragen.

• • • • •

a Welke verschillen zien jullie?

b Leg uit waarom een puber van 16 jaar meer voedsel nodig heeft dan een volwassene.

Waar komt de energie vandaan? Voor verbranding zijn zuurstof en brandstof nodig. Bij verbranding van een kaars is kaarsvet de brandstof (figuur 2). Zuurstof wordt uit de lucht gehaald. De verbranding in de cellen van je lichaam gaat heel langzaam, zonder vuur en vlammen. Maar er is wel brandstof en zuurstof nodig.

© Getty Images / iStockphoto

Figuur 2 Bij verbranding zijn brandstof en zuurstof nodig.

Glucose is de brandstof voor je cellen. Koolhydraten uit je voedsel breek je bij de spijsvertering af tot glucose. Je bloed vervoert glucose naar je cellen. Lucht bevat de zuurstof die cellen voor verbranding nodig hebben. Die lucht adem je in. Daarna neem je die zuurstof in je longen op in je bloed. Je bloed vervoert de zuurstof vervolgens naar je cellen. 40

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

In alle cellen van je lichaam vindt verbranding plaats. Er is dus in alle cellen zuurstof nodig. Na de verbranding van glucose blijven water en koolstofdioxide over. Deze stoffen zijn verbrandingsproducten. Ze worden opgenomen in je bloed en vervoerd naar je longen. Via je longen adem je water en koolstofdioxide uit. Je kunt de verbranding schematisch weergeven: glucose + zuurstof

koolstofdioxide + water + energie

Planten nemen de koolstofdioxide op die je uitademt. Bij de fotosynthese gebruiken planten namelijk koolstofdioxide en water. Met behulp van energie maken ze glucose en zuurstof. Die zuurstof adem jij weer in. Tip: Scan de QR-code en bekijk het filmpje ‘Fotosynthese, hoe een plant glucose en zuurstof maakt’.

WIST JE DAT? De temperatuur van je barbecue regelen Wil je graag vermijden dat je eten op de barbecue verbrandt? Dan moet je de snelheid van de verbranding regelen. In een barbecue vindt ook verbranding plaats, net als in je lichaam. Bij een barbecue is houtskool vaak de brandstof. Voor verbranding is zuurstof nodig. De hoeveelheid zuurstof in de barbecue kun je regelen. Zo verander je de snelheid van de verbranding in de barbecue. Hoe sneller de verbranding plaatsvindt, hoe meer warmte er vrijkomt. Als er te veel warmte vrijkomt, verbrandt je eten.

© Shutterstock / stockcreations

Je kunt de temperatuur van de barbecue aanpassen aan het soort voedsel dat je klaarmaakt.

41

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

OPDRACHTEN

4

Swipen Zonder dat je het door hebt, ben je dagelijks veel aan het swipen op je telefoon. Je vingers zijn bij iedere swipe kort in beweging. Kies de juiste woorden. De spieren die je vinger laten bewegen, gebruiken glucose | water als brandstof.

• • Brandstof komt bij de spieren via het bloed | de longblaasjes. • Voor de verbranding is koolstofdioxide | zuurstof nodig, die de spieren vanuit de luchtpijp | het bloed ontvangen.

5

Beslagen glas Adem uit tegen een koud raam of een koude spiegel.

a Wat zie je op het glas? b Wat heeft dit met verbranding te maken?

6

Wat gebeurt er in een cel? a Waar vindt verbranding plaats? ◯ ◯ ◯ ◯

alleen in cellen die delen alleen in cellen van je verteringsstelsel alleen in spiercellen in alle cellen van je lichaam

b Er gebeurt van alles tijdens verbranding in een cel. Wat gebeurt er in een cel tijdens verbranding? Tip: Er zijn vier goede antwoorden.

☐ Er komt energie vrij. ☐ Er ontstaat glucose. ☐ Er ontstaat koolstofdioxide. ☐ Er ontstaat water. ☐ Er ontstaat zuurstof. ☐ Er verbrandt glucose.

42

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

c Cellen van bepaalde weefsels gebruiken veel energie. Hoe meer energie een cel nodig heeft, hoe meer verbranding er plaatsvindt. Vergelijk een huidcel met een hartspiercel: in welke cel vindt de meeste verbranding plaats?

d Wat is de reden voor dit verschil?

7

Een proef over verbranding Fatima doet de volgende proef.

• In een luchtdichte glazen pot zet ze een plant. • In een andere luchtdichte glazen pot zet ze een bakje met paddenstoelen. • In elke pot staat een kaars. Fatima laat in elke pot de kaars branden totdat deze uitgaat. Als de kaars uitgaat, is er geen zuurstof meer in de pot. • Daarna laat Fatima beide potten 24 uur in het licht staan. • Na 24 uur steekt Fatima opnieuw in elke pot de kaars aan. licht

plant met bladgroen

paddenstoelen

pot 1

pot 2

a Geef de formule van verbranding. b Leg uit of de kaars in pot 1 blijft branden of niet.

43

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Verbranding en energie

c Leg uit of de kaars in pot 2 blijft branden of niet.

HERHALING & PLUS

H8

Energie verbruiken De energie die vrijkomt in je lichaam wordt op drie manieren gebruikt. Noteer deze drie manieren. 1 2 3

P8

Brandstofbron Verbranding kun je weergeven in een schema: ... + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie Hoe komen mensen aan de stof die op de puntjes hoort te staan?

44

9.5


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

9

Verbranding en energie

9.5

Samenvatten a Welke twee stoffen zijn nodig voor verbranding? b Welke twee stoffen ontstaan bij verbranding? c Wat ontstaat nog meer bij verbranding? d Geef het schema voor verbranding. +

+

+

e Op welke drie manieren gebruikt je lichaam de energie die vrijkomt bij verbranding?

f Waar wordt de zuurstof gemaakt die nodig is voor verbranding?

10

Terugkijken Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt... 1

uitleggen hoe je lichaam energie gebruikt.

2 de verbranding in lichaamscellen in een schema weergeven.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

45


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Lichaamstemperatuur

9.6

© Getty Images / iStockphoto

9.6 Lichaamstemperatuur Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen dat een organisme zorgt voor een bepaalde lichaamstemperatuur. • benoemen hoe je lichaam ervoor zorgt dat je niet te koud of te warm wordt.

1

Regeling van lichaamstemperatuur bij dieren Je kunt dieren verdelen in vijf groepen: amfibieën, reptielen, vissen, vogels en zoogdieren. Vogels en zoogdieren hebben een constante lichaamstemperatuur. Amfibieën, reptielen en vissen niet. Dit heb je nodig: stopwatch

Dit ga je doen: 1 Werk in tweetallen. 2 Bedenk bij elke letter van het alfabet een dier met constante lichaamstemperatuur. Noteer de dierennamen achter de letters. De letters Q, X en Y mag je overslaan. 3 Je krijgt vijf minuten. Welk tweetal is het eerst klaar? Welke dieren ken je die hun eigen temperatuur regelen? A:

H:

O:

V:

B:

I:

P:

W:

C:

J:

Q: -

X: -

D:

K:

R:

Y: -

E:

L:

S:

Z:

F:

M:

T:

G:

N:

U: 46


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Lichaamstemperatuur

9.6

Je lichaamstemperatuur Of het nu tien graden vriest of snikheet is, je lichaamstemperatuur is steeds ongeveer 37 °C. Omdat je een warmbloedig organisme bent, kun je zelf je lichaamstemperatuur constant houden. Alle zoogdieren en vogels zijn warmbloedig. Amfibieën, reptielen en vissen zijn koudbloedig. Deze dieren kunnen hun lichaamstemperatuur niet zelf regelen. Hun lichaamstemperatuur is gelijk aan de temperatuur van de omgeving. Zonder dat je erbij nadenkt, probeert je lichaam de temperatuur hetzelfde te houden. Ook als de temperatuur buiten je lichaam verandert. Je lichaam werkt het best wanneer de temperatuur in je lichaam hetzelfde blijft. Daar zorgen je hersenen voor (figuur 1). Als je lichaam veel te koud wordt, ben je onderkoeld. Is je lichaam veel te warm, dan ben je oververhit.

bloedvaatjes in de huid worden wijder

zweetkliertjes in de huid worden actief de hersenen regelen dat je lichaam afkoelt

lichaamstemperatuur te hoog

terugkoppeling van lagere lichaamstemperatuur

lichaamstemperatuur (36,1 ºC – 37,8 ºC) terugkoppeling van hogere lichaamstemperatuur

lichaamstemperatuur te laag

je hersenen regelen dat je lichaam opwarmt bloedvaatjes in de huid worden nauwer

spieren gaan bibberen

Figuur 1 Je hersenen regelen je lichaamstemperatuur.

47


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Lichaamstemperatuur

9.6

OPDRACHTEN

2

Lichaamstemperatuur a Hoe hoog is je lichaamstemperatuur nu ongeveer? b Vul de juiste woorden in. Als je lichaam een te lage temperatuur heeft, dan ben je

.

Als je lichaam een te hoge temperatuur heeft, dan ben je

.

c Waarom is het belangrijk dat je lichaamstemperatuur steeds ongeveer gelijk blijft?

3

Zonder nadenken Je lichaamstemperatuur wordt geregeld zonder dat je daarover hoeft na te denken.

a Waar wordt je lichaamstemperatuur geregeld? b Kies het juiste woord. Dat je lichaamstemperatuur constant is, betekent dat je koudbloedig | warmbloedig bent.

c Waarom is het handig dat je niet over de regeling van je lichaamstemperatuur hoeft na te denken?

Zo blijft je lichaam op temperatuur Zintuigen in je hersenen meten steeds de temperatuur van je bloed. Bij een te lage temperatuur regelen ze dat je lichaam meer warmte maakt. Dat gebeurt door meer brandstof te verbranden. Soms ga je rillen en je krijgt kippenvel (figuur 2). Daarbij trekken spiertjes zich samen en ook daardoor maak je warmte. © Shutterstock / MyetEck

Figuur 2 Door kippenvel maak je warmte.

48


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Lichaamstemperatuur

9.6

Bij een te hoge temperatuur zorgen je hersenen ervoor dat je lichaam warmte afgeeft. Je gaat dan zweten (figuur 3). Voor de verdamping van zweetvocht is warmte nodig. Die warmte komt uit je lichaam. Doordat bloedvaten in je huid wijder worden, geeft je bloed meer warmte af.

© Shutterstock / Domenico Fornas

Figuur 3 Je gaat zweten als je temperatuur te hoog wordt.

Na een actie van je lichaam vindt steeds een terugkoppeling in je hersenen plaats. Daaruit volgt of er weer een nieuwe actie nodig is, of juist niet. Je lichaam meet of het bloed al de juiste temperatuur heeft. Als de temperatuur nog niet goed is, volgt er weer een nieuwe actie, zoals rillen of hijgen. Als een mens of een dier een infectie heeft, maakt het lichaam afweerstoffen aan. De lichaamstemperatuur wordt dan hoger dan normaal. Daardoor maakt het lichaam nóg meer afweerstoffen aan. Zo’n verhoging van de lichaamstemperatuur noem je koorts.

WIST JE DAT? Oververhitting Het lukt je lichaam niet altijd om de temperatuur constant te houden. Bijvoorbeeld als je sport bij warm weer. Het is dan belangrijk dat je af en toe een pauze inlast om te drinken en af te koelen. Veel sporters gooien water over zich heen of slaan een natte handdoek om. Zo voorkomen ze dat hun lichaam oververhit raakt. Bij oververhitting is je lichaam te warm. Oververhitting gebeurt als je lichaam meer warmte maakt dan het afgeeft. Dat kan als je je te lang © Shutterstock / KOTOIMAGES inspant in de hete zon. Als je dan te weinig drinkt, kun je niet goed zweten. Daardoor geeft je lichaam Water helpt om oververhitting tegen te gaan. minder warmte af. Oververhitting is gevaarlijk. De bloedvaten in je huid worden wijder, je spieren werken niet goed meer, je krijgt kramp en je kunt zelfs bewusteloos raken.

49


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Lichaamstemperatuur

OPDRACHTEN

4

Temperatuur en terugkoppeling Je lichaamstemperatuur blijft constant dankzij terugkoppeling. Hoe werkt dat precies? Kies de juiste woorden.

• Op een warme zomerdag stijgt de temperatuur van je omgeving. • Je hersenen | zweetklieren ontvangen een terugkoppeling van je veranderende lichaamstemperatuur. • Zweetkliertjes in je huid worden actief als je hersenen een lichaamstemperatuur meten die te hoog | laag is. • Daardoor wordt je lichaamstemperatuur hoger | lager. • Je hersenen ontvangen een terugkoppeling van de lichaamstemperatuur. • Als je lichaamstemperatuur weer op peil is, stop je met zweten. Je lichaam is dan voldoende afgekoeld | opgewarmd.

5

Honden Honden zweten niet. Ze raken hun warmte kwijt door te hijgen en via hun voetzolen. Hierdoor kunnen honden hun lichaamstemperatuur minder goed regelen. Ze raken snel oververhit.

© Shutterstock / Reddogs

Warmte kwijtraken door te hijgen

Waarom raakt een hond snel oververhit?

50

9.6


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

6

Lichaamstemperatuur

Winter In de winter eten mensen gemiddeld meer voedsel dan in de zomer. Waarom is dat nodig? ◯ Je verbruikt dan meer energie om je lichaamstemperatuur constant te houden. ◯ Je verbruikt dan meer energie, omdat je tijdens het fietsen meer tegenwind voelt. ◯ Je verbruikt dan minder energie, omdat de dagen in de winter korter zijn.

7

Leven als koudbloedig dier Koudbloedige dieren zijn niet in staat om hun eigen lichaamstemperatuur te regelen. Zoek op internet antwoord op de volgende vragen.

a Hebben koudbloedige dieren meer of minder voedsel nodig dan warmbloedige dieren? Leg je antwoord uit.

b Bewegen koudbloedige dieren meer of minder dan warmbloedige dieren? Leg je antwoord uit.

HERHALING & PLUS

H8

Afkoelen Welke actie is bedoeld om je lichaam af te koelen? ◯ kippenvel ◯ klappertanden ◯ rillen ◯ zweten

P8

Huismussen Huismussen hebben een lichaamstemperatuur van 41 °C. Kies het juiste woord. De lichaamstemperatuur van huismussen is hoger | lager dan de lichaamstemperatuur van mensen.

• Bij een huismus vindt in verhouding met mensen meer | minder verbranding plaats om het lichaam op temperatuur te houden.

51

9.6


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

9

Lichaamstemperatuur

9.6

Samenvatten a Bij welke proces in je lichaam ontstaat de warmte waarmee je je lichaamstemperatuur constant kunt houden?

b Waarom is het belangrijk dat je lichaam een constante lichaamstemperatuur heeft? c Wat doet je lichaam om af te koelen? En wat om op te warmen? Vul de tabel in. Kies uit: bloedvaten in de huid worden wijder | kippenvel | klappertanden | rillen | zweten | afkoelen

opwarmen

d Waar vindt terugkoppeling van je lichaamstemperatuur plaats?

10

Terugkijken Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt... benoemen dat een organisme zorgt voor een bepaalde lichaamstemperatuur.

2 benoemen hoe je lichaam ervoor zorgt dat je niet te koud of te warm wordt.

1

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

52


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

9.7

© Shutterstock / Daniel Petrescu

9.7 Extra: Ademhaling bij dieren Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen hoe vissen ademen. • uitleggen hoe insecten ademen.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten: Tracheeën Anatomie kieuwen van een vis Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

• •

1

Zuurstofopname bij vissen Vissen halen met hun kieuwen zuurstof uit het water. Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'Kieuwen. Ademhaling bij vissen'. In het filmpje wordt gesproken over het tegenstroomprincipe. Teken hoe de kieuwen van een vis zuurstof uit het water opnemen.

53


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

9.7

Ademhaling bij vissen Een vis stikt als je hem uit het water haalt en op het droge laat liggen. Vissen hebben geen longen. Ze kunnen niet ademhalen zoals wij dat doen. Vissen ademen onder water met kieuwen (figuur 1). Kieuwen bestaan uit heel dunne kieuwplaatjes. Die worden beschermd door een kieuwdeksel. De kieuwplaatjes bevatten veel haarvaten. Water stroomt door de kieuwen langs de kieuwplaatjes. In figuur 2 zie je hoe de kieuwademhaling werkt. Een vis hapt water. Dit water met zuurstof stroomt langs Figuur 1 Kieuwen van een vis de kieuwplaatjes. Het bloed in de haarvaten van de kieuwplaatjes neemt de zuurstof op. Tegelijk gaat koolstofdioxide uit het bloed van de vis naar het water. Via de kieuwspleten gaat het water weer naar buiten. De vis slikt het water dus niet in. stroomrichting van het water

© Shutterstock / Dany Kurniawan

kieuwspleet

kieuwdeksel

bloedvat

stroomrichting van het water kieuwplaatjes

zuurstofrijk bloed

zuurstofarm bloed

Figuur 2 Kieuwademhaling bij een vis

Bij ademhalen via kieuwen komt er minder zuurstof in het lichaam dan bij ademhalen via de longen. Voor vissen is dat niet erg, omdat zij minder zuurstof nodig hebben dan warmbloedige dieren. Vissen zijn namelijk koudbloedig: er vindt geen verbranding plaats voor het regelen van hun lichaamstemperatuur.

54


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

OPDRACHTEN

2

Als een vis op het droge Als een vis op het droge ligt, kan hij niet goed ademhalen.

a Wat gebeurt er met de kieuwplaatjes als een vis op het droge ligt? Tip: Denk aan de bladzijden van een nat boek.

b Waardoor kan een vis dan niet goed ademhalen?

3

Vissen slokken water Een vis neemt steeds een slok water. Als je een vis in het water bekijkt, dan zie je afwisselend zijn bek en zijn kieuwdeksels opengaan.

a Hoe stroomt het water door de vis?

b Met welk doel vertoont een vis dit gedrag?

c Bekijk de figuur van de doorsnede van een vissenkop. Teken in de figuur hoe het water bij de ademhaling stroomt. slokdarm

kieuwen

Doorsnede van een vissenkop

55

9.7


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

4

Extra: Ademhaling bij dieren

Axolotl Een axolotl is een salamander die onder water leeft. Hij haalt adem met uitwendige kieuwen. Dit betekent dat zijn kieuwen niet in zijn lichaam zitten, maar erbuiten.

© Shutterstock / Spok83

Een axolotl heeft uitwendige kieuwen.

a Waarin verschilt het ademen van een axolotl met het ademen van een vis?

b Beweegt een axolotl meer of minder in stilstaand water? Leg je antwoord uit.

Ademhaling bij insecten Insecten ademen door heel veel kleine buisjes: tracheeën (figuur 3). Tracheeën hebben aan de zijkant van het hele lichaam openingen naar buiten. Hierdoor ademen insecten in en uit. De fijnste vertakkingen van de tracheeën komen dicht bij de cellen. Daar vindt gaswisseling plaats. Zuurstof gaat vanuit de lucht de cellen in. Koolstofdioxide komt uit de cellen in de tracheeën en verlaat dan het lichaam.

56

9.7


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

9.7

tracheeën

zuurstof

dwarsdoorsnede

koolstofdioxide lichaamscellen

Figuur 3 Ademhaling bij een insect door middel van tracheeën

Insectenbloed is niet rood van kleur. Het bloed vervoert wel voedingsstoffen, maar geen zuurstof of koolstofdioxide. Insecten hebben een open bloedsomloop. Het bloed stroomt niet door bloedvaten, maar vloeit vrij door het lichaam. Sommige insecten bewegen als ze stilzitten met hun achterlijf op en neer. Libellen en bijen doen dat heel duidelijk. Deze beweging noem je ook wel pompen. Het is een manier om de ventilatie via de tracheeën te verbeteren.

WIST JE DAT? Ademhaling bij regenwormen Er zijn ook dieren zonder longen, kieuwen of tracheeën. Deze dieren halen op andere manieren adem. Regenwormen halen bijvoorbeeld adem via hun huid. Zuurstof vanuit de buitenwereld komt via de huid in het bloed van de regenworm. Daarvoor moet de huid dun en altijd vochtig zijn. In de bodem werkt dit heel goed, want het is daar bijna altijd nat genoeg. Als het te droog wordt, kruipt de worm wat dieper de grond in. Regenwormen leven daarom vooral in de bodem. Je ziet ze soms boven de grond. Een regenworm is rozerood gekleurd vanwege zijn rode bloed.

57

© Shutterstock / Clark Ukidu

Een regenworm ademt door zijn huid.


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

OPDRACHTEN

5

Ademhaling bij insecten Vul de juiste antwoorden in. Een insect beweegt met zijn achterlijf om lucht binnen te halen. Dit heet pompen. Hierdoor komt er gemakkelijker lucht in en uit de tracheeën. Zuurstof gaat dan vanuit de lucht de cellen in. Insecten hebben geen

6

of

.

Pompen Sommige insecten maken duidelijke pompbewegingen met hun achterlijf. Zo verbeteren ze de ventilatie via hun tracheeën. Wanneer maakt een insect veel pompbewegingen? ◯ na een koele zomernacht ◯ na een uur rustig in de schaduw te hebben gezeten ◯ na vijf kilometer te hebben gevlogen

7

Malariamuggen bestrijden Ook onder water hebben insecten lucht nodig. Sommige insecten hebben adembuisjes die boven het water uitsteken. Bijvoorbeeld de larven van malariamuggen. Deze muggen leven in tropische landen. Ze brengen de ziekte malaria over. Vroeger werden malariamuggen bestreden door op het wateroppervlak van vijvers en watertjes een dun laagje olie te spuiten. Olie mengt niet met water, maar blijft op het water drijven.

© Shutterstock / Manfred Ruckszio

Muggenlarven hangen onder het wateroppervlak.

a Bestrijd je met het laagje olie op het water volwassen muggen of de larven van de muggen?

58

9.7


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Extra: Ademhaling bij dieren

b Leg uit hoe het laagje olie op het water het aantal malariamuggen vermindert.

c Bestrijd je met deze methode alleen malariamuggen?

59

9.7


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Hoofdstukafsluiting

9.8

9.8 Hoofdstukafsluiting ACTIEF LEREN Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit Actief leren achter in je boek als hulp bij het leren.

TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE

1

Ademhalen en verbranden a Je ziet hieronder de verbanden tussen dit hoofdstuk en andere hoofstukken. Wat heb je geleerd over de samenhang tussen 'Ademhalen en verbranden’ en andere hoofdstukken? Noteer je antwoorden in de vakjes. Planten produceren zuurstof en koolstofdioxide. Welke twee processen spelen hierbij een rol?

H5 • Planten Zuurstof en koolstofdioxide

Wat heeft ademhalen met de bloedsomloop te maken?

H8 • Hart en bloedvaten Bloedsomloop

60


Hoofdstuk 9 Ademhalen en verbranden

Hoofdstukafsluiting

b Je ziet hieronder de vier hoofdpunten van dit hoofdstuk. Wat heb je over elk hoofdpunt geleerd? Noteer je antwoorden in de vakjes. Kijk terug naar paragraaf 2 en 3. Noteer wat je hier nu over weet.

Zuurstof komt via de longen in je bloed

Kijk terug naar paragraaf 4. Noteer wat je hier nu over weet.

Gezonde longen zijn van levensbelang

Kijk terug naar paragraaf 5. Noteer wat je hier nu over weet.

Verbranding geeft je energie

Kijk terug naar paragraaf 6. Noteer wat je hier nu over weet.

Je regelt je eigen lichaamstemperatuur

c Je hebt in paragraaf 1 antwoord gegeven op de grote vraag van dit hoofdstuk 'Waarom adem je?'. Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. En kijk ook naar je antwoorden bij opdracht 1a en 1b. Wat is nu je antwoord op de grote vraag 'Waarom adem je?'

PROEFTOETS Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk.

61

9.8


Actief leren

Actief leren Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Jij of je docent kiest één van de volgende opdrachten. Elke opdracht duurt maximaal 15 minuten. De sterren geven de moeilijkheidsgraad aan.

1 of 2 personen Begrippenkaarten maken

Begrippen sorteren

••

online naar de begrippenlijst bij dit alle dikgedrukte begrippen uit het • Ga • Noteer hoofdstuk (klik op ‘Bijlagen’). hoofdstuk op een papier. welke begrippen je wilt leren en tel deze. stiften of markers met verschillende • Kijk • Pak Maak net zoveel papieren begrippenkaarten. kleuren. • Uit één vel A4 kun je 8 kaarten maken: vouw begrippen die bij elkaar horen met • Markeer het papier 3x dubbel en knip dan langs de dezelfde kleur. Het kan zijn dat één begrip

• • • • •

vouwlijnen. Noteer op de ene kant het begrip en op de andere kant de definitie uit de begrippenlijst. Maak een stapel van de kaarten met de begrippen naar boven. Pak de bovenste kaart. Lees het begrip en bedenk wat de definitie is. Controleer jezelf door de achterkant te bekijken. Heb je het goed? Leg de kaart dan opzij. Heb je het nog niet nog goed? Stop het kaartje dan terug in de stapel.

daardoor twee of drie kleuren heeft. Het kan ook zijn dat je een paar begrippen overhoudt. Noteer onder de begrippen wat elke kleur betekent, dus wat het verband is tussen alle begrippen met die kleur.

•••

Interview

Jullie gaan elkaar interviewen. Kies samen een beroep dat te maken heeft met (een deel van) het hoofdstuk, bijvoorbeeld een verpleegkundige, een sporter, een hovenier, een boswachter. Kies wie de interviewer is en wie het beroep heeft. De interviewer bedenkt vijf vragen over dit hoofdstuk. Noteer deze vragen. Degene met het beroep zoekt online naar extra informatie over het beroep. De interviewer stelt de vragen aan degene met het beroep. Deze persoon geeft zo duidelijk mogelijk antwoord. Weet je iets niet? Geen punt, dat kan natuurlijk. Als alle vragen besproken zijn, wissel je van rol. De nieuwe interviewer bedenkt nu vijf andere vragen. Degene met het beroep mag een nieuw beroep kiezen, maar dat hoeft niet.

• • • • • •

62


Actief leren

3-5 personen •

Woordweb

Dobbelen met vraagwoorden

••

groepslid heeft een eigen kleur pen of stift. groep heeft 1 dobbelsteen. Elk • Elk • Elke Noteer in het midden van het papier de titel van het nummer is een vraagwoord: 1 = Wie, • hoofdstuk. 2 = Wat, 3 = Welke, 4 = Waar, 5 = Hoe, daaromheen een cirkel. 6 = Waarom. • Trek Het eerste groepslid trekt een lijn uit de cirkel, noteert met de dobbelsteen en zeg wat • een 1 en schrijft of tekent iets uit paragraaf 1. • Gooi het vraagwoord is. De persoon rechts tweede groepslid trekt een nieuwe lijn uit de cirkel, van je bedenkt een vraag over het • Het noteert een 2 en schrijft of tekent iets uit paragraaf 2. hoofdstuk met dat vraagwoord. Zo ga je door tot er over alle paragrafen iets staat. met elkaar de vraag. • Teken of schrijf nu samen bij elke paragraaf nog twee • Beantwoord Nu mag de vragensteller De • of drie zaken uit de paragraaf. • persoon rechts bedenkt degooien. vraag die daarna met pijlen aan welke begrippen en jullie met elkaar beantwoorden. • Geef tekeningen bij elkaar horen binnen en tussen de zo verder tot je docent aangeeft dat • Ga paragrafen. Schrijf waar nodig iets bij de pijlen. jullie klaar zijn.

Verschillen en overeenkomsten

••

samen voor elk • Kies groepslid twee of drie

leerdoelen uit van dit hoofdstuk. Leerdoelen staan aan het begin (en einde) van elke paragraaf. Elk groepslid maakt een vraag bij zijn/haar leerdoel(en). Gebruik daarvoor één van de twee volgende vraagvormen: Wat is het verschil tussen … en …? of Wat is de overeenkomst tussen … en …? Stel daarna om de beurt je bedachte vraag. De rest van je groepje geeft antwoord.

••

Placemat

• Trek op een A3-papier de volgende lijnen:

in het midden de grote vraag van het hoofdstuk. De grote • Noteer vraag staat altijd in het grote plaatje in paragraaf 1. het papier in het midden, zodat iedereen een vak voor zich • Leg heeft. in jouw vak alles wat jij weet aan antwoorden en • Noteer informatie die horen bij de grote vraag. Overleg nog niet! iedereen klaar is met noteren, ga je overleggen. Elk groepslid • Als vertelt kort wat hij/zij heeft genoteerd. bij het overleggen vragen aan elkaar en vul elkaar aan. • Stel Noteer na het overleg in het midden van de placemat jullie • groepsantwoord op de grote vraag.

Klas Binnen- en buitenkring

••

Hoeken

•••

gaan zitten in twee kringen, een elke hoek hangen stellingen of je docent leest • Jullie • Insteeds buiten- en een binnenkring. Iedereen zit dus een stelling voor. tegenover een ander. Loop naar de hoek van de stelling waar je het • krijgt een vraag van je docent. mee eens bent. • JeBijvoorbeeld: ‘Welke verband is er …?’ of Overleg in tweetallen over waarom je het eens • ‘Waar draait het om in …?’ bent met de stelling. in de buitenkring geven Loop nu naar de hoek ertegenover. Je maakt • Leerlingen • antwoord. een duo met iemand die een tegenovergestelde in de binnenkring luisteren en mening heeft. • Leerlingen mogen daarna antwoord geven of het Deel met je duo-leerling de argumenten voor en • gegeven antwoord aanvullen of corrigeren. tegen de stelling. Onthoud wat de ander zegt. draait de buitenkring vijf plaatsen Loop terug naar je ‘eigen’ hoek en deel met elkaar • Dan • door. Je docent stelt een nieuwe vraag tot wat je hebt gehoord. hij/zij aangeeft dat de tijd om is. • Je docent bespreekt het met jullie na. 63




Vi·vo - ik leef; levend Bij biologie leer je over alles wat leeft. Over hoe planten, dieren en mensen in elkaar zitten én hoe zij met elkaar samenleven. Ook jij leeft. Dus biologie gaat ook over jou. Met Vivo kom je alles te weten over het leven in jou en om jou heen.

De biologie van je leven

BIOLOGIE 2 VMBO-BK NAAM KLAS


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.