www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Proefmodule Traject Dienstverlening Basisboek Helpende zorg en welzijn 9789006332278 concept

Page 1

Inhoud

Hoofdstuk 1 Werkveld en beroepshouding

Introductie 6

Wat weet je al? 7

Je eigen leerdoelen 8

Nieuwe woorden 8

1.1 Helpende zorg en welzijn 9

1.2 Werkzaamheden 15

1.3 Werkomgeving 20

1.4 Levensfases van cliënten 25

1.5 Achtergronden van cliënten 35

1.6 Beroepshouding 41

Een situatie uit de praktijk 46

Evaluatie & Reflectie 48

Begrippen 50

Hoofdstuk 2 Afstemmen, plannen en voorbereiden 55

Introductie 55

Wat weet je al? 56

Je eigen leerdoelen

Nieuwe woorden

2.1 Methodisch werken 57

2.2 Zorgplan 61

2.3 Ontvangen van opdrachten 63

2.4 Afstemmen met collega’s 66

2.5 Plannen van werkzaamheden 68

2.6 Inrichten en klaarmaken van de werkplek 71

2.7 Oplossen van problemen 74

Een situatie uit de praktijk 77

Evaluatie & Reflectie 80

Begrippen 81

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 2

Disclaimer: conceptversie

Gelieve er rekening mee te houden dat dit document een conceptversie betreft van een hoofdstuk bedoeld voor het basisboek Helpende zorg en welzijn. Als zodanig kan dit concept:

• Inhoudelijke fouten bevatten: Hoewel wij streven naar nauwkeurigheid, is het mogelijk dat er fouten of onvolledigheden in de inhoud voorkomen. Deze zullen in de definitieve versie worden aangepakt.

• Taal- en spelfouten bevatten: Dit concept is nog niet gecontroleerd door onze taalredacteur. Er kunnen dus grammaticale, spelling- of typfouten aanwezig zijn.

• Onderhevig zijn aan verandering: Dit hoofdstuk is momenteel in een ontwikkelingsfase en kan aanzienlijk veranderen voordat de uiteindelijke versie wordt gepubliceerd.

Dit concept heeft:

• Niet de definitieve vormgeving: De vormgeving van dit document is nog niet definitief en kan veranderen in de uiteindelijke publicatie. Het huidige ontwerp is een tijdelijke opmaak.

• Nog niet de juiste of definitieve illustraties: In de definitieve versie zullen illustraties en grafische elementen worden toegevoegd om de inhoud te verrijken en te ondersteunen. Deze ontbreken mogelijk nog in deze conceptversie.

Het is belangrijk te benadrukken dat dit concept onderworpen zal worden aan een grondige beoordeling door inhoudsdeskundigen, een eindredacteur en een taalredacteur voordat het wordt goedgekeurd voor definitieve publicatie.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 3

Hoofdstuk 1

Werkveld en beroepshouding

Jouw werk als helpende zorg en welzijn is meer dan zomaar een baan. Het is een baan waarbij je elke dag een positief verschil kunt maken in iemands leven. Dat verschil kun je maken door te helpen met eten of aankleden, of gewoon door een glimlach en een vriendelijk woord. Als helpende lever je een belangrijke bijdrage aan de zorg. Daar mag je trots op zijn.

In dit hoofdstuk leer je over de verschillende plekken waar je als helpende kunt werken. Dit zijn onder andere de thuiszorg, woonzorgcentra, kinderopvang en ziekenhuizen. Ook ontdek je de uitdagingen en beloningen van elk werkveld. Verder verdiep je je in de belangrijke eigenschappen voor dit beroep, zoals empathie, geduld en betrouwbaarheid. Deze kwaliteiten helpen je om goede zorg te bieden en een positieve impact te maken op het leven van je cliënten.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 4

Na dit hoofdstuk kun je

• uitleggen wat het beroep van een helpende zorg en welzijn inhoudt en welke eigenschappen je hiervoor nodig hebt.

Maar eerst ga je het volgende leren

• wat het beroep van een helpende zorg en welzijn inhoudt

• welke werkzaamheden een helpende zorg en welzijn uitvoert

• waar een helpende zorg en welzijn werkt

• verschillende levensfases van cliënten

• culturele, levensstijl- en achtergrondverschillen van cliënten

• belangrijke persoonlijke kwaliteiten van een helpende zorg en welzijn

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 5

Amina

Hallo, ik ben Amina, 25 jaar, en werk als helpende bij 'Zorg met Hart'. Na mijn opleiding in zorg en welzijn koos ik bewust voor een baan in de thuiszorg. Ik wilde iets zinvols doen, iets waarbij ik echt een verschil kan maken in het dagelijks leven van mensen. In dit hoofdstuk neem ik je mee in mijn wereld, waar ik je meer vertel over mijn ervaringen en de waardevolle lessen die ik heb geleerd en nog steeds leer.

Amina vindt haar baan

Amina staart naar de vacature op haar telefoonscherm. 'Yes!’ denkt ze. 'Dit is 'm!' Ze leest de tekst nog een keer, om zeker te weten dat het klopte wat ze las.

Vacature: Helpende bij Zorg met Hart

Ben jij enthousiast en geduldig? Wil jij elke dag een glimlach op het gezicht van onze bewoners toveren? Kom dan ons gezellige team versterken als helpende bij Zorg met Hart!

In deze functie ondersteun je onze bewoners bij hun dagelijkse leven. Denk aan helpen bij het opstaan, aankleden, eten, en leuke activiteiten doen. Jij bent onmisbaar in het zorgen voor een fijne sfeer. We zoeken iemand die oprecht geïnteresseerd is in het welzijn van onze bewoners. Ben jij de helpende hand met een gouden hart? Solliciteer dan direct!

Amina weet het zeker: dit is de perfecte vacature voor haar. Ze houdt ervan om mensen te helpen en te zorgen dat ze een comfortabel en gelukkig leven hebben. Het lijkt haar heel leuk om deel uit te maken van het team bij Zorg met Hart. Vol goede moed drukt ze op 'Solliciteren' en begint ze aan haar brief. Een paar dagen later gaat de telefoon van Amina. Het is Zorg met Hart. Voor een sollicitatiegesprek!

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 6

Wat weet je al?

Werkvelden

Kun je drie plaatsen noemen waar je als helpende zorg en welzijn zou kunnen werken?

Geduld

Waarom denk je dat geduld belangrijk is als je voor iemand zorgt?

Nee zeggen

Heb je weleens ja gezegd tegen iets terwijl je eigenlijk nee wilde zeggen? Hoe voelde dat en wat heb je daarvan geleerd?

Boos of verdrietig

Hoe zou je reageren als iemand die je helpt boos of verdrietig is?

Empathie

Hoe zou je aan iemand uitleggen wat ‘empathie hebben’ betekent?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 7

Je eigen leerdoelen

Het leerdoel van dit hoofdstuk is: Je kunt uitleggen wat het beroep van een helpende zorg en welzijn inhoudt en welke eigenschappen je hiervoor nodig hebt

Wat wil jij aan het eind van dit hoofdstuk geleerd hebben over het beroep van een helpende zorg en welzijn?

Nieuwe woorden

Kom je nieuwe woorden tegen in de theorie? Schrijf ze dan hier op.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 8

1.1 Helpende zorg en welzijn

Heb je ooit iets kleins gedaan dat iemand anders erg blij of gelukkig maakte?

Leerdoel

Je kunt uitleggen wat het beroep van een helpende zorg en welzijn inhoudt.

Meer dan zomaar een baan

Als helpende in zorg en welzijn ben je een belangrijk onderdeel van het zorgteam. Je bent het hart van de zorgverlening. Jouw werk als helpende is meer dan zomaar een baan. Het is een baan waarbij je elke dag een positief verschil kunt maken in iemands leven. Dat verschil kun je maken door te helpen met eten of aankleden, of gewoon door een glimlach en een vriendelijk woord. Als helpende lever je een belangrijke bijdrage aan de zorg. Daar mag je trots op zijn.

De rol van een helpende

Jouw rol omvat het assisteren en ondersteunen van cliënten bij dagelijkse activiteiten zoals eten, aankleden en persoonlijke hygiëne. In deze rol heb je een directe en positieve invloed op het leven van de mensen die je helpt. Maar je doet nog veel meer.

Je assisteert en ondersteunt cliënten door:

• fysieke hulp te bieden

• emotionele ondersteuning te geven

• sociaal contact te zijn

• bij te dragen aan gezondheid en welzijn

• informatie door te geven

• te zorgen voor kwaliteit

Al deze manieren van assisteren en ondersteunen leggen we uit.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 9

Fysieke hulp bieden

Het bieden van fysieke hulp betekent dat je helpt met dingen die met het lichaam te maken hebben. Bijvoorbeeld iemand helpen om uit bed te komen, zich aan te kleden, of te eten. Deze hulp is belangrijk voor mensen die dit zelf moeilijk kunnen.

Emotionele ondersteuning geven

Het geven van emotionele ondersteuning gaat over gevoelens. Soms voelen mensen zich verdrietig, bang of alleen. Jij bent er dan om naar hen te luisteren, hen te troosten en hen te laten weten dat ze niet alleen zijn. Emotionele ondersteuning kan net zo belangrijk zijn als de fysieke hulp.

Sociaal contact zijn

Sociaal contact zijn betekent dat je met cliënten praat en tijd met hen doorbrengt. Voor veel mensen die hulp nodig hebben, zijn dit soort momenten heel speciaal. Een praatje maken, samen lachen of gewoon luisteren kan iemands dag helemaal goed maken.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 10
© Shutterstock

Bijdragen aan gezondheid en welzijn

In jouw rol als helpende ben je vaak de persoon die het dichtst bij de cliënt staat. Dat betekent dat jij degene bent die de cliënten het meeste ziet. Je let op hun gezondheid en welzijn. Gezondheid gaat over hoe het lichamelijk met iemand gaat, zoals of ze pijn hebben of medicijnen nodig hebben.

Welzijn is breder en omvat hoe iemand zich voelt, zowel lichamelijk als geestelijk.

Informatie doorgeven

Als helpende ben je een belangrijke schakel in de communicatie met andere zorgprofessionals. Dit betekent dat jij informatie doorgeeft aan bijvoorbeeld dokters of verpleegkundigen over hoe het met de cliënten gaat.

Zorgen voor kwaliteit

Als helpende in de zorg is het jouw taak om goede zorg te geven. Kwaliteitszorg betekent dat je de beste zorg levert die past bij de behoeften van je cliënten. Om goede zorg te leveren, zijn de volgende punten belangrijk:

• Ken de regels: Goede zorg begint met het kennen van de regels. Zorg dat je altijd weet op welke manier je het beste kunt zorgen.

• Let op details: Let goed op je cliënten. Merk veranderingen op en vertel dit aan je team. Zo kan je problemen snel vinden en helpen oplossen.

• Pas de zorg aan: Luister naar wat je cliënten nodig hebben en willen. Maak de zorg persoonlijk, zodat het goed past bij elke cliënt.

• Geef je ideeën door: Jouw ideeën zijn belangrijk. Praat met je team over wat je ziet en hoe de zorg beter kan.

• Houd iedereen veilig: Zorg altijd voor een veilige omgeving. Volg de veiligheidsregels en houd alles schoon en netjes.

Door deze stappen te volgen, zorg je voor kwaliteit. Dit betekent dat je niet alleen doet wat nodig is, maar dat je dit doet op de beste manier.

Werkvelden

Je werkt in verschillende werkvelden, zoals in de thuiszorg, woonzorgcentra, kinderopvang of ziekenhuizen. Elk werkveld heeft zijn eigen soort taken en situaties. Bij thuiszorg werk je bijvoorbeeld in het huis van de cliënt, terwijl je in een ziekenhuis met verschillende clienten in een grotere instelling werkt. Elk van deze werkvelden heeft zijn eigen uitdagingen en beloningen. Uitdagingen zijn

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 11

de moeilijke dingen waar je tegen kunt lopen, zoals zware situaties of moeilijke beslissingen.

Beloningen zijn de goede dingen die je terugkrijgt, zoals dankbaarheid van cliënten of het gevoel dat je echt iets betekent voor iemand.

Doelgroepen

Als helpende in de zorg kom je in aanraking met verschillende doelgroepen. Een doelgroep is een groep mensen die iets gemeenschappelijks hebben, zoals leeftijd, gezondheidsproblemen of interesses. In de zorg betekent dit dat elke groep op een eigen manier hulp nodig heeft. Het is belangrijk om te weten hoe je elke doelgroep het beste kunt benaderen en ondersteunen. Als helpende kun je bijvoorbeeld werken met ouderen, baby’s, kinderen, mensen met een lichamelijke beperking, mensen met een verstandelijke beperking, zieke mensen of mensen met een gedragsstoornis. Soms heeft een cliënt meer aandoeningen tegelijk. Bijvoorbeeld diabetes én een verstandelijke beperking.

De visie en werkwijze van een organisatie

Het is heel belangrijk dat je goed weet wat de organisatie waar je werkt allemaal doet. Dit betekent dat je kennis hebt van de diensten die worden aangeboden. Een dienst bestaat uit de hulp of zorg die door de zorgorganisatie wordt aangeboden.

Ook moet je de visie van je organisatie kennen. De visie is het grote doel van de organisatie, wat ze belangrijk vinden en wat ze willen bereiken. Als je de visie begrijpt, weet je beter waarom je bepaalde dingen doet in je werk.

Dan is er de werkwijze van je organisatie. Dit is de manier waarop je organisatie haar doelen probeert te bereiken. De werkwijze vertelt je hoe je je werk moet doen. Of je nu mensen helpt om zelf hun problemen op te lossen of dat je werkt volgens bepaalde zorgplannen, het moet passen bij de werkwijze van je organisatie.

Het goed kennen van de visie en werkwijze van je organisatie helpt je om je werk goed te doen. Het zorgt ervoor dat je de juiste dingen doet op de juiste manier.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 12

Amina begrijpt de visie

Toen Amina ging werken voor Zorg met hart, las ze op de website: ‘Iedere cliënt verdient zorg met aandacht en respect, waarbij we ons richten op het versterken van hun zelfstandigheid en welzijn.’

Dit vindt Amina een mooie visie. Ze houdt van de manier waarop haar organisatie denkt: elke cliënt moet zorg krijgen die echt bij hem past.

Op een dag helpt Amina mevrouw Panok, een oudere dame die moeite heeft met bewegen. Terwijl ze mevrouw Panok helpt, denkt Amina aan de visie van Zorg met Hart. Ze praat met mevrouw Panok over wat zij zelf nog kan en wil doen. Samen maken ze plannen voor kleine dingen die mevrouw Panok zelf kan proberen, zoals zelf thee zetten of een brief schrijven.

Amina begrijpt de visie van haar organisatie. Ze helpt mensen niet alleen met hun dagelijkse dingen, maar geeft ze ook het gevoel dat ze zelf nog veel kunnen. Dit maakt haar werk waardevol

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 13

Opdrachten

1 Fysieke hulp

Beschrijf in eigen woorden wat wordt bedoeld met 'fysieke hulp'.

2 Sociaal contact

Sociaal contact hebben in je werk als helpende betekent dat je:

◯ cliënten medicijnen geeft

◯ met cliënten praat en tijd met hen doorbrengt

◯ cliënten helpt om uit bed te komen

3 Welzijn

Hoe kun je bijdragen aan het welzijn van cliënten?

4 Emotionele ondersteuning

Welke van de volgende activiteiten valt onder emotionele ondersteuning?

◯ Aanreiken van maaltijden.

◯ Luisteren naar de cliënt en troost bieden.

◯ Toedienen van medicatie.

◯ Plannen van medische afspraken.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 14

1.2 Werkzaamheden

Hoe zou je iemand kunnen helpen met koken zonder alles over te nemen?

Leerdoel

Je kunt uitleggen welke werkzaamheden een helpende zorg en welzijn uitvoert.

Als helpende heb je verschillende taken. Je houdt je bezig met zorgen, begeleiden en huishoudelijke klussen. Zo maak je bijvoorbeeld eten klaar, zet je koffie en thee, en help je mensen met wassen en aankleden. Ook leer je hoe je activiteiten organiseert, een bardienst draait en hoe je een ruimte gezellig en schoon houdt.

Vraaggericht werken

Als helpende werk je vraaggericht. Vraaggericht werken in zorg en welzijn betekent dat je luistert naar de mensen die hulp nodig hebben, hun speciale wensen snapt en zorg en ondersteuning aanbiedt die daarbij passen.

Aandachtspunten bij vraaggericht werken:

• Maak eerst contact: Leer de cliënt kennen, vertel wat je gaat doen.

• Toon respect: Wees geduldig, toon begrip, bescherm privacy.

• Vraag wat de cliënt nodig heeft: Ontdek wat ze nodig hebben voor een goed leven.

• Pas de zorg aan: Stem de zorg af op de cliënt, laat hem keuzes maken.

• Communiceer helder: Geef duidelijke informatie, luister goed, en maak duidelijke afspraken.

• Werk samen: Werk goed samen met collega's, deel ervaringen.

• Ken jezelf: Denk na over je eigen handelen en blijf leren.

• Blijf gemotiveerd: Begin elke dag positief, zie fouten als leermomenten, en vier successen.

Vraaggericht werken vormt de basis voor alle werkzaamheden die je als helpende in zorg en welzijn uitvoert. Of het nu gaat om het ondersteunen bij wonen, voeding, persoonlijke zorg, ADL, of het assisteren bij dagbesteding en welbevinden, vraaggericht werken zorgt ervoor dat de zorg aansluit bij de behoeften van elke cliënt.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 15

Vraaggericht werken vormt de basis voor alle werkzaamheden die je als helpende in zorg en welzijn uitvoert. Bron: Zorg voor Beter

Ondersteunen bij wonen

Als helpende ondersteun je cliënten met dagelijkse dingen in huis. Samen doe je klusjes zoals schoonmaken, de post opruimen, de was doen of boodschappen halen. Ook help je met kleine onderhoudstaken, zoals het schoonmaken van filters of het ontkalken van het koffieapparaat. Je maakt afspraken met de cliënt en zijn naasten over wie wat doet in het huishouden. Het doel is dat de cliënt en zijn naasten zoveel mogelijk zelfstandig kunnen doen. Dit wordt zelfredzaamheid genoemd.

Ondersteunen bij voeding

Als helpende ondersteun je cliënten en hun naasten bij het bereiden van eten, zoals samen koken. Ook ondersteun je bij het eten zelf. Je leest de voorschriften over voeding, zorgt dat het eten veilig is, en let op wat en hoe de cliënt eet. Dit kan ook gaan over diëten. Je stimuleert het eten van gezonde voeding enen geeft soms advies over gezonde voeding. Hierbij houd je altijd rekening met wat de cliënt wil en nodig heeft.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 16

Ondersteunen bij persoonlijke zorg en ADL

ADL staat voor Algemeen Dagelijkse levensverrichtingen. Dit zijn de activiteiten die mensen dagelijks uitvoeren om voor zichzelf te zorgen, zoals eten, aankleden, persoonlijke hygiëne, en bewegen. Als helpende ondersteun je cliënten bij deze activiteiten. Het is daarbij belangrijk dat de cliënt zoveel mogelijk zelf doet. Je helpt door te luisteren naar hun wensen en behoeften Hierbij hoort ook het opmerken van eventuele veranderingen in de gezondheid en het welzijn van de cliënt en het delen van deze informatie met collega's en in het cliëntsysteem.

Assisteren bij dagbesteding en welbevinden

Assisteren bij dagbesteding en welbevinden betekent dat je als helpende vragen stelt om de wensen en behoeften van cliënten te begrijpen. Je informeert hen over het kiezen en uitvoeren van activiteiten, zoals creatieve of recreatieve activiteiten. Je begeleidt de cliënten naar deze activiteiten en draagt bij aan een positieve sfeer. Dit draagt bij aan het welbevinden van de cliënten

Welbevinden is het gevoel van comfort, geluk en tevredenheid. Het is belangrijk om cliënten zoveel mogelijk bij activiteiten te betrekken en hen emotionele ondersteuning en een gevoel van eigenwaarde te bieden door extra uitleg of hulp waar nodig.

Amina werkt vraaggericht

Het is woensdagochtend vroeg. Nog een beetje slaperig komt Amina bij mevrouw Voskamp.

• Amina maakt eerst contact. ‘Goedemorgen mevrouw Voskamp!’ roept Amina terwijl ze de trap oploopt. ‘Ik kom u vandaag helpen met aankleden en met uw ontbijt. Mevrouw Voskamp zit al rechtop in bed. ‘Goedemorgen, Amina. Fijn je te zien.’

• Amina toont respect voor mevrouw Voskamp. ‘Ik ben wat langzaam vanochtend.’ Zegt mevrouw Voskamp. Amina is geduldig. ‘Neem alle tijd, ik ben hier om u te helpen,’ antwoordt ze.

• Amina vraagt wat mevrouw Voskamp nodig heeft. Amina vraagt: ‘Hoe voelt u zich vandaag?’ Mevrouw Voskamp gaapt en zegt: ‘Ik voel me sloom.’ Amina glimlacht: ‘Waar kan ik u bij helpen?’ Mevrouw Voskamp geeft aan dat ze hulp wil bij het aankleden.

• Amina past de zorg aan. Amina pakt een rode blouse uit de kast. Mevrouw Voskamp schudt haar hoofd. ‘Ik draag vandaag liever iets warmers.’ Amina: ‘Prima, dan nemen we dit wollen vestje. Dat staat u ook prachtig.’ Amina besluit om mevrouw Voskamp te helpen bij het ontbijt terwijl ze dit normaal zelf doet.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 17

• Amina communiceert helder. Amina: ‘Zullen we na het aankleden samen ontbijt klaarmaken? Dan maken we havermout klaar, zoals u dat graag eet.’ Mevrouw Voskamp knikt. ‘Ja, dat is goed.’

• Amina werkt samen. Amina (later aan collega): "Mevrouw Voskamp voelde zich vandaag wat langzamer. Ik heb haar schema wat aangepast.’

• Amina denk na over de zorg. Amina vraagt zich af of ze mevrouw Voskamp voldoende heeft geholpen. Had ze misschien haar dochter moeten bellen? Hoe kan ze haar zorg morgen verbeteren?’

• Amina blijft gemotiveerd. Mevrouw Voskamp was erg dankbaar vanochtend dat ik er was, bedacht Amina. Dat zag ik aan de grote glimlach op haar gezicht.

Opdrachten

1 Vraaggericht werken

Beschrijf in je eigen woorden wat 'vraaggericht werken' inhoudt.

2 Taken

Wat zijn de taken van een helpende?

◯ Eten klaarmaken

◯ Medicijnen toedienen

◯ Financieel advies geven

◯ Persoonlijke hygiëne ondersteunen

◯ Computerlessen geven

3 Ondersteuning thuis

Hoe bevordert een helpende de zelfstandigheid van cliënten in hun eigen huis?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 18

4 Teamwerk

Welke aspecten zijn belangrijk bij samenwerking in een zorgteam?

◯ Ervaringen delen

◯ Goed communiceren

◯ Beslissingen delen met cliënten

5 Aandachtspunten bij vraaggericht werken

Welke van de volgende aandachtspunten horen bij vraaggericht werken?

◯ Respect tonen

◯ Luisteren naar cliënten

◯ Ongevraagd advies geven

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 19

1.3Werkomgeving

Wat voor activiteiten denk je dat er plaatsvinden in een buurthuis? Hoe zou dat kunnen helpen om mensen samen te brengen?

Leerdoel

Je kunt uitleggen waar een helpende zorg en welzijn werkt.

Als helpende in zorg en welzijn kun je aan de slag in verschillende werkomgevingen. De werkomgeving verwijst naar de verschillende plaatsen waar iemand in de zorg en welzijn kan werken. In elke werkomgeving ondersteun en assisteer je cliënten op een manier die past bij wat zij daar nodig hebben.

Woonzorgcentrum

In een woonzorgcentrum wonen oudere cliënten dicht bij elkaar, meestal zelfstandig. Andere namen voor een woonzorgcentrum zijn ook verzorgingshuis, een serviceflat of een woonzorgcomplex. De cliënten die in een woonzorgcentrum wonen hebben vaak diverse zorgbehoeften. Zorgbehoeften zijn de verschillende soorten hulp en ondersteuning die iemand nodig heeft voor zijn gezondheid en welzijn. Je helpt de cliënten bij dagelijkse taken, zoals eten en aankleden, zorgt voor een gezellige sfeer en moedigt hen aan om met anderen te praten en deel te nemen aan groepsactiviteiten.

Woonvorm voor begeleid wonen

Een woonvorm voor begeleid wonen is een plek waar mensen met een beperking of speciale behoeften kunnen wonen. In deze omgeving hebben de bewoners vaak hun eigen kamer of appartement, maar krijgen ze ook hulp en begeleiding van zorgprofessionals. In een woonvorm voor begeleid wonen help en ondersteun je bewoners met hun dagelijkse taken, maar de nadruk ligt op het bevorderen van hun zelfstandigheid. Dit betekent dat je de bewoners helpt om zoveel mogelijk zelf te doen, zoals douchen en aankleden, het uitvoeren van huishoudelijke taken en het deelnemen aan sociale activiteiten. Je biedt ondersteuning waar nodig, maar moedigt

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 20

tegelijkertijd de bewoners aan om hun eigen vaardigheden en onafhankelijkheid te ontwikkelen en te behouden.

Thuiszorg

De thuiszorg is gericht op het ondersteunen van cliënten in hun eigen huis. Hier bied je hulp bij persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken en zorg je voor een comfortabele leefomgeving voor de cliënt. Een comfortabele leefomgeving is een plek waar iemand zich veilig en op zijn gemak voelt, met de nodige voorzieningen en aanpassingen voor zijn welzijn en gemak

Revalidatieafdeling

Een revalidatieafdeling is een speciale plek in een ziekenhuis of zorginstelling waar mensen naartoe gaan om te herstellen nadat ze ziek zijn geweest of een operatie hebben ondergaan. Je helpt hen bij wassen en aankleden, en assisteert bij oefeningen onder begeleiding van een fysiotherapeut. Je speelt een rol in het motiveren en aanmoedigen van cliënten tijdens hun herstel Je werkt veel samen met andere zorgprofessionals

Ziekenhuis

In een ziekenhuis assisteer je bij de basiszorg van patiënten. Dit omvat taken zoals het helpen bij wassen, aankleden, en het assisteren bij het eten en drinken. Je hebt in ook een belangrijke taak om patiënten gerust te stellen en te troosten, vooral als ze pijn hebben of gespannen zijn. Je werkt veel samen met verpleegkundigen en artsen.

Dagbesteding

Bij dagbesteding ondersteun je cliënten door het aanbieden van activiteiten. Deze activiteiten zijn gericht op het stimuleren van sociale, fysieke en creatieve vaardigheden. Dit betekent dat je hen begeleidt en aanmoedigt bij verschillende activiteiten, zoals tekenen, muziek maken, koken of bewegen. Je helpt ook bij het bevorderen van sociale interacties en het opbouwen van vriendschappen. Daarnaast speel je een rol in het bieden van structuur en een veilige omgeving waar cliënten zich kunnen ontwikkelen en plezier kunnen hebben.

Buurthuis

Een buurthuis is een plek waar allerlei activiteiten en voorzieningen worden aangeboden voor de mensen in de buurt. Je ondersteunt bij het organiseren van activiteiten zoals spelletjesmiddagen,

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 21

knutselactiviteiten of buurtfeesten. Ook help je mensen met elkaar in contact te komen en zorg je voor een gezellige, gastvrije sfeer waar iedereen zich welkom voelt. Dit kan onder andere zijn:

• Een speel-o-theek waar je speelgoed kunt lenen.

• Activiteiten voor kindervakantiewerk.

• Cursussen speciaal voor mensen met een migratieachtergrond.

• Thema-avonden voor op tieners.

• Bewegingsactiviteiten voor ouderen

Gezinshuis

Een gezinshuis is een woonvorm waar kinderen en jongeren wonen die niet meer thuis kunnen wonen. Ze kunnen op deze manier wonen en opgroeien in een gezinsachtige omgeving. In een gezinshuis ondersteun je jongeren in hun dagelijkse leven. Dit kan inhouden: assisteren bij de persoonlijke verzorging, helpen bij huishoudelijke taken, begeleiden bij activiteiten, en het bijdragen aan hun algemene ontwikkeling.

Kinderopvang

Kinderopvang betekent dat je voor de kinderen zorgt terwijl hun ouders aan het werk of studeren zijn. In de kinderopvang werk je met kinderen tussen de 0 en de 12 jaar, waarbij je helpt met de basiszorg en bijdraagt aan hun ontwikkeling. Je creëert een veilige en stimulerende omgeving waarin kinderen kunnen groeien en leren.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 22
Activiteiten voor jong en oud in het buurthuis © nog regelen

Onderwijs

Als helpende kun je ook in het onderwijs werken. Je assisteert dan op basisscholen, vaak in groep 1 of 2, bij een brede school of in een IKC (integraal kind centrum), waar onderwijs en kinderopvang samenkomen. De taken die je als helpende uitvoert lijken op die in de kinderopvang, waarbij je helpt

bij de zorg voor en begeleiding van kinderen.

Amina belt met Eva

Amina loopt langzaam naar huis na een lange werkdag. Onderweg belt ze met haar vriendin Eva, die net aan haar nieuwe baan is begonnen in de kinderopvang.

• Amina: ‘Hoi Eef! Hoe is je eerste week gegaan?’

• Eva: ‘Heel goed! Het is zo leuk om de hele dag met kinderen bezig te zijn. We doen van alles met ze: knutselen, buitenspelen, voorlezen. Vooral het knutselen vind ik leuk. Ook verschoon ik regelmatig een luier of help een kindje dat naar de wc moet. Het is best pittig werk, maar ik word er heel vrolijk van. En jouw werk in de thuiszorg, hoe gaat dat?’

• Amina: ‘Fijn om te horen dat je nieuwe baan zo goed bevalt! Ik vind het werken in de thuiszorg nog steeds fijn! Ik kom bij mensen thuis om ze te helpen met douchen, aankleden en de boodschappen doen. Zo kan ik ze ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te blijven wonen. Het is mooi om het verschil te zien dat ik voor ze kan maken. Wel moeilijk soms, maar ik leer er ook veel van. Leuk dat we nu allebei werken met onze passie: jij met kinderen en ik met ouderen!’

• Eva: ‘Inderdaad, onze werkvelden zijn best verschillend, maar we willen allebei mensen helpen en een positieve bijdrage leveren. Laten we snel nog een keer afspreken om bij te kletsen!’

• Amina: ‘Goed plan, spreken we snel af!’

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 23

Opdrachten

1 Begeleid wonen

Waarop ligt de nadruk in een woonvorm voor begeleid wonen?

◯ Huishoudelijke taken uitvoeren

◯ Zelfstandigheid bevorderen

◯ Medische zorg verlenen

2 Thuiszorg

Leg uit hoe de thuiszorg bijdraagt aan een comfortabele leefomgeving voor cliënten.

3 Revalidatieafdeling

Welke taken voer je als helpende uit op een revalidatieafdeling?

◯ Helpen bij wassen en aankleden

◯ Organiseren van recreatieve uitjes

◯ Assisteren bij oefeningen

◯ Geven van kooklessen

4 Kinderopvang

Hoe draagt een helpende bij aan de ontwikkeling van kinderen in de kinderopvang?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 24

1.4Levensfases van cliënten

Kun je een activiteit bedenken die makkelijk vond toen je klein was, maar die nu moeilijker lijkt?

Leerdoel

Je kunt de verschillende levensfasen van cliënten benoemen

Elke doelgroep is weer anders. Om de beste zorg te kunnen geven aan clienten, is het belangrijk om te begrijpen hoe mensen zich ontwikkelen door de verschillende levensfasen heen. Er zijn vier soorten ontwikkelingen: de lichamelijke, verstandelijke, sociale en seksuele ontwikkeling.

• Lichamelijke ontwikkeling gaat over hoe het lichaam groeit en verandert.

• Verstandelijke ontwikkeling gaat over hoe mensen denken en leren.

• Sociale ontwikkeling gaat over hoe mensen omgaan met anderen en hoe zij zich voelen.

• Seksuele ontwikkeling gaat over hoe mensen ontdekken en begrijpen wat ze voelen en willen in relatie tot seksualiteit en relaties.

Baby’s (0-1 jaar)

Werken met baby's betekent zorgen voor de allerkleinsten, van net geboren tot ongeveer een jaar oud.

Lichamelijke ontwikkeling

Baby's maken in het eerste levensjaar een snelle fysieke groei door. Ze ontwikkelen basisbewegingen zoals grijpen, en beginnen later met kruipen en uiteindelijk met staan en lopen. Hun fysieke groei is opmerkelijk, waarbij ze van ongeveer 50 cm en 3,5 kg bij de geboorte uitgroeien tot ongeveer 75 cm en 10 kg na één jaar.

Verstandelijke ontwikkeling

Verstandelijk ontwikkelen baby's hun zintuigen en beginnen ze de wereld om hen heen te begrijpen, inclusief het herkennen van gezichten en reageren op geluiden. Deze ontwikkeling gebeurt door ervaren, herhalen en nadoen.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 25

Sociale ontwikkeling

Sociaal ontwikkelen baby’s een band met hun verzorgers. Baby’s laten blijdschap of ongemak zien. Voor baby's is het in deze fase heel belangrijk dat ze op een veilige, liefdevolle plek zijn waar ze veel aandacht krijgen. Door te praten en te knuffelen help je baby’s in hun sociale ontwikkeling. Het is ook belangrijk om goed te letten op hoe baby’s zonder woorden communiceren, zoals door te huilen.

Peuters (1-4 jaar)

Peuters, kinderen tussen ongeveer 1 en 4 jaar oud, gaan door een fase van snelle lichamelijke en geestelijke groei.

Lichamelijke ontwikkeling

Peuters worden lichamelijk veel actiever en hun grove motoriek ontwikkelt zich snel. Ze beginnen met lopen, huppelen, dansen en springen. Ook worden peuters handiger in het vastpakken van voorwerpen, zoals een bal pakken, gooien en vangen. Tussen hun tweede en derde jaar worden peuters vaak zindelijk, wat een belangrijk moment is in hun lichamelijke ontwikkeling.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 26

Verstandelijke ontwikkeling

Peuters verkennen actief de wereld en hun fantasie speelt hierbij een grote rol. Peuters zien bijvoorbeeld een doos als auto of een pan als hoed. Deze fase van fantasierijk spel is belangrijk voor hun creativiteit en begrip van de wereld. De taalontwikkeling van peuters maakt grote sprongen vooruit, met een snelle toename in woordenschat en het vormen van eenvoudige zinnen.

Sociale ontwikkeling

Peuters ontwikkelen hun sociale vaardigheden, hoewel ze nog erg vanuit zichzelf denken. Dit noemen we egocentrisch. Ze ontdekken hun eigen 'ik', wat kan leiden tot koppig gedrag en de drang om alles zelf te willen doen. Als helpende ondersteun deze groeiende zelfstandigheid bij peuters, maar je zorg ook voor veiligheid en structuur.

© Shutterstock

Kleuters (4-6 jaar)

Kleuters (4-6 jaar) zijn meestal zelfstandiger dan baby’s en peuters. Kleuters beginnen hun wereld verder te verkennen

Lichamelijke ontwikkeling

Kleuters ontwikkelen hun fijne motoriek, wat belangrijk is voor activiteiten zoals tekenen en knutselen. Ook hun grove motoriek verbetert: ze leren rennen zonder te vallen, goed klimmen en

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 27

fietsen zonder zijwieltjes. Deze ontwikkelingen zijn een belangrijke vooruitgang in hun fysieke vaardigheden.

Verstandelijke ontwikkeling

Kleuters hebben nog steeds een levendige fantasie, die een grote rol speelt in hun verstandelijke ontwikkeling. Ze leren de echte wereld beter te begrijpen, hoewel fantasie en werkelijkheid nog steeds dicht bij elkaar liggen. Hun taalvaardigheid wordt steeds beter, waardoor ze zich beter kunnen uitdrukken.

Sociale ontwikkeling

Kleuters worden minder egocentrisch en beginnen ze vriendschappen te vormen. Ze leren samenwerken en zich aan te passen aan verschillende mensen en situaties. De overstap naar school is een belangrijk moment, waar ze leren omgaan met leeftijdsgenoten en worden voorbereid op het verdere schoolleven.

Schoolkinderen (6-12 jaar)

Lichamelijke ontwikkeling

Kinderen in deze leeftijdsgroep maken een snelle fysieke groei door. Hun motorische vaardigheden verbeteren enorm, waardoor ze beter worden in bewegingen zoals rennen en springen. Deze ontwikkelingen zijn belangrijk voor hun algemene fysieke gezondheid en behendigheid.

Verstandelijke ontwikkeling

Kinderen tussen de 6 en 12 willen graag nieuwe dingen leren. Ze ontwikkelen veel vaardigheden op school, zoals lezen en rekenen. Hun vermogen om zich te concentreren verbetert, hoewel dit soms nog moeilijk kan zijn gezien de overgang van spelend leren naar meer structureel schoolse leren.

Kinderen in deze leeftijdsgroep beginnen de wereld realistischer te bekijken en zijn nieuwsgierig naar complexe onderwerpen.

Sociale ontwikkeling

Sociaal gezien leven kinderen in deze leeftijd in drie werelden: thuis, school en hun vriendenkring. Ze leren omgaan met andere kinderen en vinden het belangrijk om bij een groep te horen. Kinderen passen zich aan en proberen niet op te vallen binnen de groep. Ze beginnen langzaam meer zelfstandig te worden en hun leefwereld buiten het gezin uit te breiden.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 28

Seksuele ontwikkeling

Tussen de 6 en 12 jaar maken kinderen een belangrijk deel van hun seksuele ontwikkeling door. Ze beginnen de eerste tekenen van puberteit te ervaren, wat betekent dat hun lichaam begint te veranderen. Ze worden nieuwsgierig naar verschillen tussen jongens en meisjes en stellen vaak vragen over hun eigen lichaam en dat van anderen. Deze periode is essentieel voor het vormen van een gezond begrip van seksualiteit en het ontwikkelen van een positief zelfbeeld.

Jongeren (12-18 jaar)

Jongeren, ook wel tieners of pubers genoemd, zijn jongens en meisjes van 12 tot 18 jaar oud. In deze tijd verandert er veel voor hen.

Lichamelijke ontwikkeling

Pubers maken een grote groeispurt door, waarbij ze snel groeien en hun geslachtsdelen zich ontwikkelen. Deze veranderingen leiden vaak tot ongemak en onzekerheid. Het komt vaak voor dat jongeren zich onhandig voelen in hun veranderende lichaam. Deze lichamelijke overgang gaat vaak samen met andere ontwikkelingen zoals stemveranderingen en lichaamsbeharing bij jongens en het begin van de menstruatie en borstgroei bij meisjes.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 29

Verstandelijke ontwikkeling

In deze levensfase ontwikkelen jongeren zich sterk op verstandelijk gebied. Ze gaan naar het voortgezet onderwijs waar ze veel nieuwe vakken krijgen en leren op een andere manier. Hun vermogen tot abstract denken ontwikkelt zich, dat is bijvoorbeeld belangrijk voor het begrijpen van een vak zoals wiskunde.

Sociale ontwikkeling

Sociaal gezien maken jongeren zich los van thuis. Ze zijn veel bezig met het uitzoeken wie ze zijn, en proberen verschillende dingen uit om hun eigen identiteit te vinden. Vrienden worden heel belangrijk, en ze brengen meer tijd door met leeftijdsgenoten dan met familie. Ze leren ook beter om te gaan met hun gevoelens en beginnen anderen beter te begrijpen. In deze tijd krijgen ze vaak hun eerste verliefdheden en relaties, wat nieuw en spannend is, maar soms ook moeilijk. Ook beginnen ze meer na te denken over de wereld en ontwikkelen hun eigen meningen.

Jongvolwassenen (18-25 jaar)

Jongvolwassenen, ook wel adolescenten genoemd, zijn mensen tussen 18 en 25 jaar.

Lichamelijke ontwikkeling

In deze levensfase zijn de meeste jongvolwassenen fysiek volgroeid. Ze zijn klaar met de groei in lengte en de ontwikkeling van geslachtskenmerken, maar kunnen nog steeds lichamelijke veranderingen doormaken.

Verstandelijke ontwikkeling

Jongvolwassenen maken veel vooruitgang in hoe ze denken en werken. Ze nemen vaak belangrijke besluiten over studie en werk. Ze worden zich meer bewust van zichzelf en ervaren complexere gevoelens. Hun kritisch denkvermogen verbetert en ze staan open voor nieuwe ideeën.

Sociale ontwikkeling

Sociaal gezien beginnen jongvolwassenen meer relaties buiten hun familie te vormen. Ze zoeken hun plek in de wereld, wat kan betekenen dat ze een eigen gezin starten of aan hun carrière beginnen te bouwen. Het ontwikkelen van langdurige vriendschappen en romantische relaties is erg belangrijk. Ze

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 30 © Shutterstock

leren omgaan met ingewikkelde gevoelens en relaties. Soms kunnen ze onzeker zijn over hun plek in de wereld en hun toekomst.

Seksuele ontwikkeling

Jongvolwassenen maken ook belangrijke stappen in hun seksuele ontwikkeling. Voor velen is dit de tijd waarin ze hun eerste serieuze seksuele relaties ervaren. Ze ontdekken meer over intimiteit, seksuele voorkeuren en eigen grenzen. Dit is ook een periode waarin sommigen nadenken over zaken als samenwonen of kinderen krijgen.

Volwassenen

Lichamelijke ontwikkeling

In deze fase is het lichaam volledig volgroeid. Volwassenen kunnen echter nog steeds veranderingen in hun lichaam ervaren, zoals een langzamere stofwisseling en het begin van de eerste tekenen van veroudering, zoals fijne lijntjes. Een gezonde levensstijl is belangrijk om fit en energiek te blijven.

Verstandelijke ontwikkeling

Volwassenen blijven zich ontwikkelen. Ze gebruiken hun ervaringen van werk en leven om nieuwe dingen te leren. Velen gaan door met studeren of zich ontwikkelen in hun werk. Ze worden beter in het bedenken van oplossingen voor moeilijke problemen en in het plannen voor de toekomst.

Sociale ontwikkeling

Op sociaal vlak bouwen volwassenen sterke relaties op. Ze hebben vaak langdurige vriendschappen, hechte familiebanden en goede contacten op het werk. Ze vinden het belangrijk om een goede balans te hebben tussen hun werk, vrije tijd en het omgaan met vrienden en familie. Ze begrijpen anderen beter en kunnen vaak goed met mensen omgaan, wat helpt in hun dagelijks leven.

Seksuele ontwikkeling

Seksualiteit blijft een belangrijk aspect in het leven van volwassenen. Ze hebben vaak een duidelijker beeld van hun seksuele voorkeuren en behoeften. In deze fase kunnen mensen stabiele seksuele relaties krijgen, waarbij ook liefde en een hechte band belangrijk zijn

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 31

Ouderen

Lichamelijke ontwikkeling

Bij ouderen begint een periode van fysieke achteruitgang en veroudering. Ouderen kunnen te maken krijgen met fysieke beperkingen zoals minder goed kunnen bewegen, problemen met zien en horen, en ze voelen zich soms zwakker. Veel ouderen krijgen ook te maken met veranderingen zoals het grijs worden van hun haar, het verschijnen van rimpels en soms het kaal worden.

Verstandelijke ontwikkeling

Sommige ouderen kunnen problemen krijgen met hun geheugen of zelfs ernstigere problemen zoals dementie. Maar veel ouderen blijven geestelijk actief en scherp. Ze gebruiken de kennis en ervaring die ze hebben en leren nog steeds nieuwe dingen. Het is goed om activiteiten te doen die de hersenen actief houden en hun geestelijke gezondheid te ondersteunen. ©

Sociale ontwikkeling

Eenzaamheid kan een probleem zijn bij ouderen, zeker als ze hun partner verliezen of minder makkelijk kunnen bewegen. Het is belangrijk dat ze contact houden met anderen en meedoen aan activiteiten. Veel ouderen vinden het fijn om over hun leven te praten en verhalen te delen. Het is belangrijk om ze te helpen zelfstandig te blijven, maar ook om klaar te staan als ze hulp nodig hebben. Het waarderen van wat ze hebben bereikt en hun bijdrage aan de samenleving kan hen helpen zich goed te voelen.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 32
Shutterstock

Seksuele ontwikkeling

Bij ouderen verandert ook de seksuele ontwikkeling. Hoewel de behoefte aan seksualiteit kan afnemen, blijft dit voor veel ouderen een belangrijk deel van hun leven. Fysieke veranderingen door veroudering kunnen invloed hebben op de seksuele functie en beleving. Mannen kunnen

bijvoorbeeld problemen ondervinden met erecties, terwijl vrouwen veranderingen ervaren zoals de menopauze. Amina luistert goed

Amina ziet een beetje op tegen haar bezoek aan meneer Albeda. In het begin leek meneer een client die vooral hulp nodig heeft bij zijn persoonlijke verzorging, maar Amina merkt steeds vaker dat er meer aan de hand is.

Elke keer als Amina wil vertrekken, vraagt meneer Albeda haar om nog iets te doen, zoals planten water geven of toch nog even samen koffie te drinken. Amina denkt dat deze verzoeken niet alleen om hulp gaan, maar eigenlijk laten zien dat meneer Albeda zich eenzaam voelt.

Op een dag besluit Amina een gesprek te beginnen. Terwijl ze samen koffiedrinken, vraagt ze: ‘Hoe vult u uw dagen, meneer Albeda?’ Hij begint te vertellen dat zijn dagen saai en stil zijn, en dat hij blij is wanneer zij op bezoek komt. Amina luistert goed en voelt zich verantwoordelijk. Ze bespreekt dit met haar team en samen proberen ze manieren te vinden om meneer Albeda meer sociaal gezelschap en steun te bieden.

Na dit voorval begrijpt Amina hoe belangrijk het is om eenzaamheid bij ouderen op te merken, zelfs als het niet meteen duidelijk is. Ze begrijpt dat haar werk niet alleen draait om fysieke hulp, maar ook om het bieden van emotionele ondersteuning en het helpen van cliënten om met anderen in contact te komen voor hun welzijn.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 33

Opdrachten

1 Lichamelijke 0ntwikkeling bij baby’s

Wat hoort bij de lichamelijke ontwikkeling van baby's in hun eerste levensjaar?

◯ Ze ontwikkelen basisbewegingen zoals grijpen en kruipen

◯ Ze leren praten

◯ Ze ontwikkelen een eigen ik

◯ Ze ontwikkelen sociale vaardigheden

2 Zelf doen

Bij welke fase van de ontwikkeling hoort egocentrisme en de wens om alles zelf te willen doen?

3 Seksuele ontwikkeling

In welke leeftijdsfasen maken schoolkinderen de belangrijkste stappen in hun seksuele ontwikkeling?

4 Fijne motoriek

Wat is de fijne motoriek en welke leeftijdsgroep ontwikkelt deze vaardigheid?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 34

1.5 Achtergronden van cliënten

Heb je wel eens een mening gehad over iemand die later niet bleek te kloppen?

Leerdoel

Je kunt de achtergrondverschillen van cliënten herkennen en begrijpen.

Iedereen is anders

Elke cliënt die je ontmoet, komt uit een andere omgeving. Dit kan gaan over waar ze vandaan komen, zoals uit de stad of van het platteland, maar ook over hun cultuur. Cultuur is hoe mensen leven, wat ze normaal vinden en hoe ze dingen doen. Als je snapt dat mensen uit verschillende culturen komen en dingen op hun eigen manier doen kun je beter voor de cliënten zorgen. Dit noem je cultuursensitief zijn. Je begrijpt en respecteert dat iedereen anders is.

Vooroordelen

Soms heb je mening over iemand zonder dat je de persoon echt kent. Je hebt een vooroordeel. Een vooroordeel is een oordeel of mening over iemand zonder dat je die persoon echt kent. Bijvoorbeeld, als je denkt dat iemand met een bril altijd slim is, is dat een vooroordeel. Je kent die persoon niet, maar je denkt iets over hem of haar omdat hij of zij een bril draagt. Vooroordelen kunnen problemen veroorzaken. Je beoordeelt mensen dan niet om wie ze zijn, maar om wat je denkt dat ze zijn. Dit kan oneerlijk zijn. Daarom is het belangrijk om clienten te leren kennen en te weten waar ze vandaan komen.

Diversiteit

Diversiteit gaat over alle verschillen tussen mensen: verschillen in cultuur, religie, seksualiteit, gender, maar ook leeftijd of opleiding. Het betekent dat elke cliënt uniek is, met eigen gewoonten, overtuigingen en levenservaringen. Als helpende is het jouw taak om al deze verschillen te herkennen en te respecteren. Dit helpt je om iedereen de beste ondersteuning te bieden, ongeacht hun achtergrond.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 35

Culturele diversiteit

Cultuurverschillen betekenen dat mensen soms anders zijn omdat ze uit een ander land of zelfs een andere streek komen. Bijvoorbeeld, mensen uit Groningen kunnen anders zijn dan mensen uit Zeeland, en mensen van het platteland verschillen vaak van stadsmensen. Deze verschillen kunnen groot zijn, zoals tussen Nederlandse en Oosterse culturen zoals in Syrië en Irak. De cultuur van collega's of cliënten beïnvloedt hoe ze met anderen omgaan, wat ze denken over bepaalde dingen, en wat zij zien als 'goed' of 'slecht'. Bij het helpen van mensen kunnen deze verschillen lastig zijn, vooral als men anders denkt over ziekte, handicap en de dood. ©

Als helpende kom je elke dag mensen tegen met verschillende culturele achtergronden. Een belangrijk aspect van culturele verschillen is hoe mensen naar macht en gelijkheid kijken. In sommige culturen is er een grote afstand tussen bijvoorbeeld een arts en een patiënt, of tussen een manager en zijn medewerkers. In deze culturen is het vaak ondenkbaar om iemand met meer macht tegen te spreken, zelfs als je het niet met hem eens bent. In Nederland is deze machtsafstand meestal kleiner. Als helpende is het belangrijk om te weten dat deze culturele verschillen invloed kunnen hebben op hoe open mensen tegen je zijn en wat ze je vertellen.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 36
Shutterstock

Culturele verschillen

Als helpende kom je elke dag mensen tegen met verschillende culturele achtergronden. Deze culturen hebben elk hun eigen manieren van doen en denken. Een belangrijk aspect van culturele verschillen is hoe mensen naar macht en gelijkheid kijken. In sommige culturen is er een grote afstand tussen bijvoorbeeld een arts en een cliënt, of tussen een manager en personeel. In deze culturen is het vaak ondenkbaar om iemand met meer macht tegen te spreken, zelfs als je het niet met hen eens bent. In Nederland is deze machtsafstand meestal kleiner. Als helpende is het belangrijk om te weten dat deze culturele verschillen invloed kunnen hebben op hoe open mensen tegen je zijn en wat ze je vertellen.

Levensbeschouwing

Levensbeschouwing gaat over hoe mensen denken over het leven en hoe ze vinden dat je het beste kunt leven. Er zijn mensen die geloven in een god, maar er zijn ook mensen die helemaal niet geloven dat er een god is. Dit heeft invloed op hoe mensen omgaan met belangrijke thema's zoals gezondheid, ziekte, beperking en de dood. Bijvoorbeeld, iemands ideeën over pijnbestrijding of euthanasie kunnen beïnvloed worden door hun levensbeschouwing. Als helpende is het belangrijk om hier rekening mee te houden in je begeleiding en ondersteuning van cliënten.

Verschillende godsdiensten

In Nederland leven mensen met verschillende godsdiensten, wat betekent dat ze geloven in bepaalde waarden, normen en ideeën over de wereld en de mens. Een godsdienst is een vorm van geloof waarbij mensen geloven in één of meer goden. Er zijn vijf grote godsdiensten in de wereld:

• het christendom

• het jodendom

• de islam

• hindoeïsme

• boeddhisme

Deze verschillende godsdiensten kunnen een grote invloed hebben op hoe mensen leven en hoe ze denken over belangrijke onderwerpen zoals gezondheid, ziekte en de manier van ondersteunen in de zorg. Bijvoorbeeld, iemands ideeën over pijnbestrijding of euthanasie kunnen beïnvloed worden door hun godsdienst. Als helpende is het belangrijk om hier rekening mee te houden in je ondersteuning van cliënten.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 37

Atheïsme

Naast mensen die in een god geloven, zijn er ook mensen die atheïst zijn. Dit betekent dat ze niet geloven in een god. Atheïsten vinden dingen zoals wetenschap en logisch nadenken vaak belangrijk. Dit kan beïnvloeden hoe zij denken over gezondheid en zorg. Zo kunnen ze de voorkeur geven aan behandelingen die wetenschappelijk bewezen zijn. Als je in de zorg werkt, is het goed om te weten dat sommige cliënten atheïst zijn en wat dit voor hen betekent.

Seksuele diversiteit en genderdiversiteit

Als helpende is het heel belangrijk om te begrijpen dat mensen ook verschillend kunnen zijn in hun seksuele voorkeuren en hoe ze zichzelf zien qua geslacht.

Seksuele diversiteit

Seksuele diversiteit gaat over hoe verschillend mensen zijn in wie ze leuk vinden en van wie ze houden. Sommige mensen vallen op het andere geslacht, zij zijn heteroseksueel. Anderen vallen juist op hetzelfde geslacht (homoseksueel) of op beide geslachten (biseksueel). Als helpende is het goed om te weten dat dit voor iedereen anders kan zijn. Dit is belangrijk voor het geluk en de gezondheid van de mensen waar je voor zorgt en je collega's.

Genderdiversiteit

Genderdiversiteit gaat over de verschillende manieren waarop mensen zichzelf zien. Sommige mensen voelen zich man of vrouw. Anderen voelen zich non-binair, wat betekent dat ze zich niet helemaal man of vrouw voelen. Er zijn ook mensen die transgender zijn. Zij voelen zich anders dan het geslacht dan waarmee ze geboren zijn. Als helpende is het belangrijk om dit te begrijpen en te respecteren, omdat dit een groot deel is van wie iemand is.

Aandachtspunten cultuursensitief werken

• Wees open en stel neutrale vragen: Bij het kennismaken, stel open en neutrale vragen over religie, cultuur, relaties en identiteit. Dit helpt om de cliënt beter te begrijpen en passende zorg te bieden. Je kunt vragen stellen als:

o ‘Kunt u iets vertellen over de gewoontes binnen uw godsdienst/cultuur die belangrijk voor u zijn?’

o Hoe viert u belangrijke feestdagen?’

o Wat helpt u om uw eigen cultuur in huis te brengen?’

o Heeft u gewoontes of voorkeuren waar wij rekening mee kunnen houden?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 38

• Verdiep je in iemands achtergrond: Leer meer over de culturele achtergrond van je cliënten. Dit kan door met collega's te praten, informatie op te zoeken, en je bewust te zijn van het feit dat niet iedereen binnen een groep hetzelfde is.

Deze aandachtspunten helpen je om beter om te gaan met diversiteit en zorgen voor een veilige, respectvolle omgeving voor iedereen.

Amina ruikt wierook

Amina gaat op huisbezoek bij mevrouw Lee, een nieuwe cliënt. Mevrouw Lee is 78 jaar en woont alleen. Ze heeft hulp nodig bij het huishouden en persoonlijke verzorging sinds ze herstellende is van een heupoperatie.

Tijdens Amina's eerste bezoek valt het haar op dat mevrouw Lee een glazen potje op de vensterbank heeft staan. Amina vraagt wat er in het potje zit. Mevrouw Lee legt uit dat het wierook is en vertelt dat ze boeddhist is. Ze bidt elke ochtend en avond voor het potje met wierook. Amina heeft hier nog nooit van gehoord, maar vindt het interessant en wil er graag meer over weten.

De volgende keer dat Amina langskomt, vraagt ze of ze de wierook mag ruiken. Mevrouw Lee legt uit hoe de geur haar helpt om tot rust te komen. Amina beseft dat mevrouw Lee’s boeddhistische achtergrond belangrijk voor haar is. Ze besluit aan mevrouw Lee te vragen hoe zij het liefst wil dat er met haar gebedstijden wordt omgegaan. Ook leest Amina meer over het boeddhisme, zodat ze mevrouw Lee beter kan begrijpen.

Door open vragen te stellen en zich te verdiepen in mevrouw Lee’s achtergrond, kan Amina haar de best passende ondersteuning bieden. Ze beseft dat iedere cliënt uniek is en leert om diversiteit te waarderen.

Opdrachten

1 Cultuursensitief

Leg in je eigen woorden uit wat cultuursensitief is.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 39

2 Vooroordeel

Wat is een vooroordeel en waarom zorgt dit soms voor problemen?

3 Diversiteit

Wat betekent diversiteit in de zorg?

◯ Het aantal cliënten dat je verzorgt.

◯ Alle verschillen tussen mensen, inclusief culturele, religieuze en seksuele verschillen.

◯ Het gebruik van verschillende medicijnen.

4 Genderdiversiteit

Wat wordt bedoeld met genderdiversiteit?

◯ Alleen mannelijk en vrouwelijk geslacht

◯ De verschillende manieren waarop mensen zichzelf zien als man, vrouw, of geen van beiden

◯ De verschillende seksuele voorkeuren van mensen

5 Cultuurverschillen

Geef een voorbeeld van hoe cultuurverschillen jouw werk als helpende kunnen beïnvloeden.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 40

1.6 Beroepshouding

Heb je wel eens samengewerkt met iemand die heel anders was dan jij? Hoe ging je daarmee om?

Leerdoel

Je kunt benoemen wat de belangrijke persoonlijke kwaliteiten van een helpende zorg en welzijn zijn.

In het werkveld van zorg en welzijn is niet alleen belangrijk wat je doet, maar ook hoe je het doet. Dit 'hoe' wordt beroepshouding genoemd. Beroepshouding gaat over de manier waarop je jouw werk doet en hoe je met anderen binnen je werk omgaat. Het omvat eigenschappen zoals empathie, respect, geduld, en betrouwbaarheid, maar ook representatief, sociaal en alert zijn. Deze kwaliteiten beïnvloeden hoe je je taken uitvoert, hoe je reageert op situaties en hoe je communiceert met cliënten en collega's.

In deze paragraaf gaan we deze kwaliteiten één voor één bekijken. We bespreken wat ze betekenen en waarom ze zo belangrijk zijn in jouw rol als helpende.

Je bent representatief

In de zorg is het belangrijk om er professioneel uit te zien en je professioneel te gedragen. Het betekent dat je op tijd komt, je netjes kleedt en jezelf goed verzorgt. Dit geeft een positieve indruk aan cliënten en collega's. Je laat zien dat je je werk serieus neemt. Representatief zijn betekent dat je eruitziet en handelt zoals verwacht wordt in je beroep. Dit draagt bij aan een respectvolle en professionele werkomgeving.

Je hebt empathie

Empathie hebben betekent dat je je in iemand anders kunt verplaatsen. Je probeert te begrijpen hoe iemand anders zich voelt, ook al voel je dat zelf niet precies zo. Het is alsof je naast iemand gaat staan en samen kijkt naar wat hij of zij meemaakt, en dan probeer je te bedenken hoe jij je zou voelen in die situatie. Empathie tonen betekent dat je laat zien dat je om iemand geeft en zijn of haar gevoelens serieus neemt.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 41

Je hebt respect

Respect hebben in de zorg betekent dat je iedereen goed behandelt Dit houdt in dat je begrijpt dat mensen verschillend zijn en andere gewoontes kunnen hebben. Je luistert naar wat ze nodig hebben en respecteert hun manier van leven en denken. Zo zorg je dat iedereen, ongeacht hun achtergrond,

zich begrepen en gerespecteerd voelt. Dit is heel belangrijk om vertrouwen op te bouwen en iedereen goed te helpen.

Je bent geduldig

Geduldig zijn is heel belangrijk als helpende. Het betekent dat je rustig blijft, ook als iets langer duurt of als iemand moeite heeft met iets. Je geeft mensen de tijd die ze nodig hebben, bijvoorbeeld bij het aankleden of eten. Door geduldig te zijn, voelen de mensen die je helpt zich op hun gemak en gerespecteerd.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 42
© Shutterstock

Je bent betrouwbaar

In je werk is betrouwbaar zijn heel belangrijk. Dit betekent dat mensen op je kunnen vertrouwen en dat je eerlijk bent. Een ander woord dat vaak gebruikt wordt voor betrouwbaarheid is 'integer'. Integer zijn houdt in dat je altijd eerlijk bent, ook als niemand kijkt. Het betekent dat je doet wat goed is, ook in moeilijke situaties. Het is een belangrijke eigenschap in zorg en welzijn, want het helpt om vertrouwen op te bouwen bij de mensen die je helpt.

Je bent open

Als je open bent, betekent dit dat je openstaat voor nieuwe ideeën of plannen van anderen, en dat je bereid bent om te leren en je aan te passen

Je bent alert

Alert zijn betekent dat je goed oplet en snel reageert op wat er om je heen gebeurt. Dit is belangrijk voor de veiligheid en het welzijn van je cliënten. Je merkt bijvoorbeeld kleine veranderingen op in hun gezondheid of gedrag, en reageert daar direct op. Dit kan zijn door zelf in te grijpen of door het inlichten van andere zorgverleners.

Je bent weerbaar en flexibel

In de zorg kun je soms te maken krijgen met moeilijke situaties. Weerbaar zijn betekent dat je sterk blijft, ook als het lastig wordt. Als je je aan kunt passen als er iets verandert, dan ben je flexibel. Als je flexibel bent, pas je je snel aan nieuwe situaties aan, vind je oplossingen voor problemen en blijf je kalm, zelfs als dingen niet gaan zoals gepland.

Zelfstandigheid en samenwerken

Als helpende werk je vaak zelfstandig, maar soms ook samen, in een team. Zelfstandigheid gaat over het zelf kunnen nemen van beslissingen en het uitvoeren van taken. Je plant en organiseert je werk zelf en lost problemen op als die er zijn, zonder dat iemand je moet vertellen wat je moet doen. Dit noemen we ook wel proactief

Samenwerken is net zo belangrijk. Dit betekent goed kunnen omgaan met collega's, samen dingen doen en elkaar helpen.

Het is belangrijk dat je deze persoonlijke kwaliteiten ontwikkelt en gebruikt in je werk, of je nu bezig bent met het verzorgen van maaltijden, schoonmaken, persoonlijke verzorging of het begeleiden bij activiteiten.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 43

Amina is alert

Amina's dag begint weer vroeg met een bezoek aan mevrouw El Hamdi. Ze helpt mevrouw bij het klaarmaken van een ontbijt. Terwijl ze samen in de keuken bezig zijn, vraagt Amina: ‘Wat at u in Marokko als ontbijt? Mevrouw El Hamdi begint te stralen.

‘Pannenkoeken!’ Mevrouw vertelt Amina hoe ze vroeger de pannenkoeken klaarmaakte. Amina luistert. Ze heeft veel respect voor mevrouw El Hamdi. Ze heeft zo veel meegemaakt in haar leven.

Na mevrouw El Hamdi gaat Amina naar meneer Sanders om hem uit bed te helpen. Ze vindt meneer Sanders op de grond. Hij is gevallen. Natuurlijk schrikt Amina, maar ze is alert en reageert snel. Meneer Sanders is in paniek, en wil graag overeind geholpen worden. ‘Heeft u pijn meneer Sanders?’ vraagt ze eerst. Meneer Sanders schudt zijn hoofd. Amina helpt hem voorzichtig terug in de stoel naast zijn bed. Terwijl ze de hulpdiensten belt, stelt ze hem gerust. ‘Het komt goed meneer, u bent veilig.’ Ze ziet dat meneer Sanders het koud heeft en legt een deken over hem heen. Samen wachten ze op de hulpdiensten. Amina is flexibel. Niet alles gaat altijd zoals gepland.

Onderweg naar huis denkt Amina na over haar dag. Ze is erg geschrokken van meneer Sanders, maar ze is blij dat ze zo kalm bleef. Hij moet zich zo alleen moet hebben gevoeld toe hij daar lag, bedacht Amina empathisch. Nu is ze bijna thuis. Ze heeft zin in pannenkoeken.

Opdrachten

1 Representatief

Waarom is representativiteit belangrijk bij jouw werk als helpende?

◯ Representativiteit zorgt voor een professionele uitstraling.

◯ Het zorgt voor vertrouwen bij cliënten en collega's.

◯ Het draagt bij aan een respectvolle werkomgeving.

2 Respect

Wat houdt respect hebben in?

◯ Alleen vriendelijk zijn tegen collega's.

◯ Iedereen gelijk behandelen, ongeacht hun achtergrond.

◯ Het vermijden van moeilijke cliënten.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 44

3 Geduld

Geef een voorbeeld van een situatie in je werk waarin geduld heel belangrijk was.

4 Betrouwbaar

Welke aspecten horen bij een betrouwbare helpende?

◯ Eerlijkheid, ook als niemand kijkt.

◯ Altijd volgen wat anderen zeggen.

◯ Integer zijn, zelfs in moeilijke situaties.

◯ Het vermijden van alle fouten.

◯ Alleen werken zonder hulp te vragen.

5 Alert

Wat zijn tekenen dat een helpende alert is tijdens zijn werk?

◯ Altijd de snelste zijn in fysieke taken.

◯ Kleine veranderingen in de gezondheid of het gedrag van cliënten opmerken.

◯ Snel reageren op nieuwe of onverwachte situaties.

◯ Nooit pauzes nemen tijdens het werk.

◯ Alleen werken zonder samenwerking .

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 45

Een situatie uit de praktijk

In deze opdracht pas je de theorie over werkveld en beroepshouding toe in een praktijksituatie.

Je werkt als helpende op kinderdagverblijf ‘De Velduil’. Je werkdag begint vandaag om 7 uur ’s ochtends. Je pakt eerst een kopje thee en spreekt samen met je collega de dagindeling door. Vandaag sta je op de peutergroep. Er komt een nieuw meisje, Elim. Het is jouw taak om Elim en haar moeder op te vangen als ze binnenkomen. Ook is het vandaag jouw taak om het fruithapje te verzorgen en met de peuters naar buiten te gaan.

Elim is verlegen

De moeder van Elim komt binnen, maar Elim is onzichtbaar. Die staat achter de benen van haar moeder. Ze houdt zich stevig vast en wil haar niet loslaten. ‘Hallo Elim, wat leuk dat je er bent!’ zeg je. ‘We gaan vandaag leuke dingen doen met de poppenhoek, verven en buiten spelen. Ik snap dat het een beetje spannend is om er voor het eerst te zijn, maar we gaan er een gezellige dag van maken.’

Je ziet dat Elim nog steeds heel verlegen is. Je besluit samen met moeder op de grond te gaan zitten.

Zo ben je op ooghoogte met Elim. Je laat haar wat speelgoed zien en begint een gesprekje met haar over haar lievelingspop. Langzaam went Elim aan de nieuwe situatie. Na een poosje laat ze haar moeder los. Ze loopt naar de poppenhoek.

1 Ontwikkelingsfase peuters

Hoe heb je bij Elim jouw kennis over de ontwikkelingsfase van peuters gebruikt?

2 Beroepshouding

Hoe heb je empathie en geduld laten zien toen Elim binnenkwam op de opvang? Geef voorbeelden.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 46

Fruitmoment

Rond half elf begin je met het klaarmaken van fruit voor de kinderen. Je snijdt appels en peren in kleine stukjes, zodat de peuters er niet in kunnen stikken. Nadat je het fruit hebt klaargemaakt, roep je de kinderen aan tafel voor het fruitmoment. Je zorgt ervoor dat iedereen netjes zit en geeft ieder

kind een klein bordje met fruit. In de werkoverdracht heb je gelezen dat Lisa allergisch is voor appels. Om hier rekening mee te houden, heb je speciaal voor haar wat banaan gesneden, die je apart hebt gehouden.

3 Vraaggericht werken

Op welke manier heb je vraaggericht gewerkt bij het fruitmoment?

4 Persoonlijke kwaliteiten

Welke persoonlijke kwaliteiten heb je laten zien tijdens het fruitmoment?

Glijbaan

's Middags ga je met de peuters naar het buitenplein om te spelen. Elim speelt samen met Bram in de zandbak. Bij de glijbaan zie je dat Jaron bij de trap staat, maar niet naar boven durft. Je gaat naar hem toe. ‘Weet je, ik zal onderaan de glijbaan staan en je opvangen. Zullen we het samen proberen?’ zeg je. Voorzichtig gaat Jaron de glijbaan af. Beneden geef je hem een boks. ‘Goed gedaan!’ zeg je. Jaron straalt en wil nog een keer. Je geniet ervan als je kinderen nieuwe dingen kunt laten ervaren.

5 Boks

Je geeft Jaron een boks als hij beneden is. Hoe helpt een boks en een compliment aan Jaron?

6 Nieuwe dingen ervaren

Waarom is het volgens jou belangrijk voor peuters om nieuwe dingen te ervaren?

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 47

Evaluatie & Reflectie

1 Leerdoelen behaald

a Geef aan welk leerdoel of welke leerdoelen je hebt behaald

□ Je kunt uitleggen wat het beroep van een helpende zorg en welzijn inhoudt.

□ Je kunt uitleggen welke werkzaamheden een helpende zorg en welzijn uitvoert.

□ Je kunt uitleggen waar een helpende zorg en welzijn werkt.

□ Je kunt de verschillende levensfases van cliënten benoemen.

□ Je kunt de culturele, levensstijl- en achtergrondverschillen van cliënten herkennen en begrijpen.

□ Je kunt benoemen wat de belangrijke persoonlijke kwaliteiten van een helpende zijn.

b Heb je jouw persoonlijk leerdoel behaald? Waarom wel of waarom niet?

c Om alle lesstof van dit hoofdstuk goed te begrijpen wil ik:

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

□ mijn medestudenten vragen om een bepaald onderwerp nog eens met mij door te nemen

□ op zoek gaan naar meer praktijkvoorbeelden

□ de lesstof nog eens goed doorlezen

□ verdiepende lesstof opzoeken of opvragen bij de docent

□ niet, want ik begrijp de lesstof

□ iets anders (geef aan waar je nog behoefte aan hebt)

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 48

d Geef aan waar je behoefte aan hebt.

2 Toepassen in je eigen werk

Heb je vertrouwen dat je wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk kunt toepassen in je eigen werk?

□ geen vertrouwen

□ weinig vertrouwen

□ veel vertrouwen

□ heel veel vertrouwen

□ geen mening

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 49

Begrippen

Hier vind je alle belangrijke begrippen uit het hoofdstuk.

ADL

adolescent

Algemene dagelijkse levensverrichtingen. Dagelijkse basisactiviteiten zoals eten, aankleden, persoonlijke hygiëne en bewegen.

Jongvolwassene: tussen 18 en 25 jaar. afronden Afmaken.

begeleid wonen

begripvol

beroepshouding

biseksueel

buurthuis

cliëntsysteem

comfortabele leefomgeving

creatieve activiteit

culturele diversiteit

Een woonvorm voor mensen met een beperking of speciale behoeften, gericht op het bevorderen van hun zelfstandigheid.

Rekening houdend met de ervaringen en behoeften van anderen.

De manier waarop je je werk uitvoert en omgaat met anderen op je werk.

Wanneer iemand zich aangetrokken voelt tot beide seksen.

Een plek in de wijk waar mensen samenkomen voor activiteiten en om elkaar te ontmoeten.

Het netwerk van mensen rondom een cliënt, zoals familie en zorgverleners.

Een plek waar iemand zich veilig en op zijn gemak voelt.

Activiteit waarbij je iets maakt of bedenkt, zoals tekenen en muziek maken.

De variatie van verschillende culturen binnen een groep of samenleving.

cultuur De gezamenlijke gewoonten, tradities, normen, waarden en kunsten van een groep mensen.

cultuursensitief

dagbesteding

Bewust en netjes omgaan met de verschillen en overeenkomsten tussen culturen.

Ondersteuning van cliënten door het aanbieden van activiteiten.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 50

dienst

dieet

diversiteit

doelgroep

egocentrisch

eigen ik

emotioneel

emotionele ondersteuning

empathie

empathisch

evalueren

fantasie

fijne motoriek

flexibel

fysiek

fysieke hulp

gender

genderidentiteit

gezinshuis

gezondheid

De hulp of zorg aangeboden door een zorgorganisatie.

Een speciaal voedingsplan dat om gezondheidsredenen wordt gevolgd.

De aanwezigheid van verschillen, zoals in meningen, mensen of kenmerken.

Een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken zoals leeftijd, gezondheidsproblemen of interesses.

Vooral gericht zijn op wat iemand zelf wil of nodig heeft.

Hoe iemand zichzelf ziet en voelt, zoals zijn persoonlijkheid en wat hem uniek maakt.

Hoe iemand zich voelt: blij, verdrietig, enz.

Steun bieden bij gevoelens, zoals luisteren en troosten en laten weten dat iemand niet alleen is.

Mogelijkheid om je te kunnen inleven in de gevoelens en situaties van anderen.

Je kunnen inleven in de gevoelens en situaties van anderen.

Nadenken over uitgevoerde taken en observaties.

De mogelijkheid om dingen te bedenken die niet echt bestaan of gebeuren.

De vaardigheid om kleine bewegingen te maken, vaak met de handen en vingers.

Snel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties.

Lichamelijk.

Hulp bij lichamelijke activiteiten, zoals uit bed komen, aankleden of eten.

De eigenschappen die gekoppeld worden aan mannelijk of vrouwelijk.

Hoe iemand zichzelf ziet: als een man, een vrouw, een mix van beide of geen van beide.

Een woonvorm waar jongeren die extra begeleiding nodig hebben, kunnen wonen en opgroeien in een omgeving die lijkt op een gezin.

De lichamelijke toestand van een persoon, zoals pijn of de noodzaak voor medicijnen.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 51

godsdienst

groeispurt

grove motoriek

heteroseksueel

homoseksueel

Een vorm van geloof waarbij mensen geloven in één of meer goden.

Een snelle periode van lichamelijke groei, vooral in de babyen peuterjaren en tijdens de puberteit.

De vaardigheid om grote lichaamsbewegingen uit te voeren, zoals lopen of springen.

Wanneer iemand zich aangetrokken voelt tot de andere sekse.

Wanneer iemand zich aangetrokken voelt tot dezelfde sekse. identiteit Wie iemand is, inclusief persoonlijkheid, karakter en rol in de samenleving.

IKC

kinderopvang

levensbeschouwing

medeleven tonen

medische zorg

menstruatie

mentale beperking

mobiliteit

motorische vaardigheden

non-binair

Integraal kindcentrum. Een plek waar onderwijs en kinderopvang samenkomen, gericht op de zorg voor en begeleiding van kinderen.

Een plek waar wordt gezorgd voor kinderen terwijl hun ouders werken of studeren.

Hoe mensen denken over het leven en hoe ze vinden dat je het beste kunt leven.

Laten zien dat je begrip hebt voor wat anderen doormaken.

Zorg gericht op de gezondheid van cliënten.

Een maandelijks proces bij vrouwen waarbij het lichaam zich voorbereidt op zwangerschap.

Een beperking die invloed heeft op het denkvermogen of de geestelijke gezondheid.

Het vermogen om te bewegen of verplaatst te worden van de ene plaats naar de andere.

De bekwaamheid om bewegingen uit te voeren en te coördineren.

Wanneer je je niet alleen man of alleen vrouw voelt.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 52

recreatieve activiteit

revalidatieafdeling

respecteren

sekse

Activiteit voor plezier en ontspanning, zoals wandelen, spelletjes spelen of sporten.

Een speciale afdeling in een ziekenhuis of zorginstelling voor herstel na ziekte of operatie.

Anderen goed behandelen en rekening houden met verschillen tussen mensen.

Geheel van lichamelijke en biologische kenmerken die een mens vrouwelijk of mannelijk maken.

sociaal contact Praten en tijd doorbrengen met cliënten.

sociale activiteit

sociale houding

sociale interactie

stimuleren

Activiteit die gericht is op samenzijn met anderen en opbouwen van vriendschappen.

Makkelijk contact maken met cliënten en collega's, empathisch en begripvol zijn.

Het omgaan met anderen.

Aanmoedigen en motiveren om iets te doen.

taalontwikkeling Het proces waarbij kinderen taal leren begrijpen en gebruiken.

takenpakket

thuiszorg

De taken die iemand moet doen, zoals zorgen, begeleiden of huishoudelijke klussen.

Ondersteuning van cliënten in hun eigen huis met persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken.

transgender Wanneer de genderidentiteit verschilt van de sekse die iemand bij geboorte heeft gekregen.

vraaggericht werken

voorschrift

voorbereiden

vooroordeel

veilige omgeving

Luisteren naar de mensen die hulp nodig hebben, hun behoeften begrijpen en zorg en ondersteuning aanbieden die daarop aansluit.

Regel.

Klaarmaken en plannen van werkzaamheden.

Een oordeel of mening over iemand zonder dat je die persoon echt kent.

Een omgeving zonder gevaren, waar de cliënt zich beschermd voelt.

visie Het grote doel van een organisatie, wat mensen in de organisatie belangrijk vinden en willen bereiken.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 53

weerbaar

wendbaar

welbevinden

welzijn

werkveld

werkwijze

zelfstandigheid

zindelijk

zintuig

zorgbehoeften

zorgplan

Sterk, ook in moeilijke situaties.

Snel kunnen aanpassen aan veranderingen.

Het gevoel van geluk en tevredenheid.

Hoe iemand zich voelt, zowel lichamelijk als geestelijk.

Een zorgomgeving, zoals thuiszorg, woonzorgcentrum, kinderopvang, of ziekenhuis.

De manier waarop iemand doelen probeert te bereiken.

Onafhankelijkheid van anderen; wanneer anderen je niet hoeven te helpen.

Wanneer een kind zelf weet wanneer hij naar het toilet moet, zonder ongelukjes.

Een deel van het lichaam dat ons helpt dingen te voelen of waar te nemen, zoals zicht, gehoor, reuk, smaak en tast.

De verschillende soorten hulp en ondersteuning die iemand nodig heeft voor zijn gezondheid en welzijn.

Een plan dat aangeeft wie wat doet voor een cliënt die professionele zorg nodig heeft.

1 WERKVELD EN BEROEPSHOUDING 54
Naar de website

Hoofdstuk 2 Afstemmen, plannen en voorbereiden

[Introductie op het hoofdstuk]

Waar je ook werkt, het afstemmen met collega’s en het voorbereiden van werkzaamheden is heel belangrijk om je werk goed te kunnen doen. In dit hoofdstuk leer je over methodisch werken, het lezen van een zorgplan en het volgen van instructies. Je leert hoe je samenwerkt met collega's, je werkzaamheden plant en je werkplek kunt inrichten. Ook leer je hoe je flexibel omgaat met veranderingen en hoe je problemen oplost.

[Leerdoelen]

Na dit hoofdstuk kun je:

- uitleggen hoe je werkzaamheden afstemt, plant en voorbereidt.

Maar eerst leer je:

- hoe je methodisch werkt.

- hoe je werkt met een zorgplan.

- hoe je omgaat met opdrachten en instructies.

- hoe je werkzaamheden afstemt met collega's.

- hoe je een planning maakt voor de werkzaamheden.

- hoe je de werkplek inricht en klaarmaakt.

- hoe je problemen oplost.

Demi

Hey, ik ben Demi! Ik ben 21 jaar en werk met veel plezier in een kinderdagverblijf. Elke dag is weer anders, maar mijn belangrijkste taak is de kinderen te helpen met hun dagelijkse dingen, zoals eten, spelen en veilig blijven. Samenwerken met mijn collega's en alles goed plannen hoort er ook bij. Als ik niet aan het werk ben, vind ik het heerlijk om te ontspannen met Netflix of lekker creatief bezig te zijn met tekenen en schilderen. Dat is mijn manier om even te relaxen na een drukke dag!

[Introductiecasus]

Het is maandagochtend. Samen met haar collega Laura neemt Demi het activiteitenplan door. Volgende maand staat er een uitje naar de dierentuin gepland.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 55

Laura vraagt Demi om te helpen bij de organisatie van het uitje. Ze maken samen een plan van aanpak voor de dag. Laura belt om de bus te reserveren. Demi bestelt online toegangskaartjes en kijkt alvast naar een route langs mooiste dierenverblijven. Ook maken ze samen een paklijst met broodjes, drinken, verbanddoos, reservekleding en andere dingen die mee moeten.

Op de dag van het uitje controleert Demi of alles klaarligt. De rugtassen met eten en drinken, de EHBO-doos, de reservebroekjes en hemdjes voor ongelukjes: alles is aanwezig.

Tijdens de busrit blijven een paar kinderen niet zitten en rennen door de bus. In de dierentuin wijst

Demi enthousiast naar de dieren: ‘Kijk daar zijn de apen!’ Demi en Laura zien zelf maar weinig dieren. Ze houden alle kinderen in de gaten. Aan het eind van de dag weet Demi niet wie er vermoeider is, zij of de kinderen.

Samen kijken Laura en Demi terug op het uitje. Ze vonden het geslaagd, maar besluiten de volgende keer extra begeleiders mee te nemen, zodat elk kind meer aandacht krijgt.

Wat weet je al?

Planning

Heb je wel eens een planning moeten maken voor een activiteit? Hoe heb je dat aangepakt?

[schrijflijnen]

Overzicht hebben

Weet jij altijd hoe jouw week eruit ziet? Hoe zorg je voor overzicht?

[schrijflijnen]

Je dag gaat anders

Wat doe jij als je dag heel anders gaat dan je had bedacht?

[schrijflijnen]

Samenwerken

Noem een voordeel en een nadeel van samenwerken.

[schrijflijnen]

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 56

2.1 Methodisch werken

Voorkennisvraag

Stel je gaat een taart bakken. Wat voor stappen zou je dan doorlopen?

Leerdoel

Je kunt uitleggen hoe je methodisch werkt.

Stap voor stap werken

Het afstemmen, plannen en voorbereiden van je werk begint met methodisch werken. @Methodisch werken@ is een slimme manier om je werk stap voor stap te doen, zodat je zeker weet dat je je @doel@ bereikt. Als je een kast in elkaar wilt zetten, dan volg je de instructies. De kast is je doel, de instructies zijn de stappen. Zo doe je dat ook in je werk: je kijkt wat je moet doen en je volgt het plan. Het doel van methodisch werken is om kwaliteit te leveren en de cliënt zo goed mogelijk te ondersteunen.

Methodisch werken bestaat uit de volgende stappen:

Voorbereiden

1. Plan van aanpak maken

2. Uitvoeren

3. Terugkijken (evalueren) [infographic/technische tekening Methodisch werken]

Voorbereiden

Bij methodisch werken begin je met @voorbereiden@. Dit betekent dat je goed kijkt naar wat de cliënten of kinderen nodig hebben en wat het belangrijkste is om die dag te doen. Je verzamelt informatie, denkt na en beslist wat je gaat doen. Dit doe je vaak in overleg met je leidinggevende of collega’s. Je denkt ook na over het ‘waarom’ achter je taken. Bijvoorbeeld, waarom is het belangrijk dat deze cliënt vandaag extra aandacht krijgt bij het eten? Dit kan zijn omdat hij herstellende is van een ziekte of een bepaald @dieet@ volgt. Door methodisch te werken, weet je precies wat je moet doen en waarom. Dit helpt om je werk @georganiseerd@ en @doelgericht@ te houden.

Plan van aanpak maken

Als je een doel hebt, dan kan het @plan van aanpak@ worden gemaakt. Meestal maak je dit plan niet zelf, maar je gaat er wel mee werken. In dit plan van aanpak staat wat er moet gebeuren (wat

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 57

het doel is) en welke stappen er gezet moeten worden om dit doel te bereiken. Een plan van aanpak is een soort handleiding. Het helpt je om te zien wat er komen gaat. Op deze manier kom je niet voor verrassingen te staan.

Uitvoeren

Als je eenmaal een plan hebt, dan voer je dit plan uit. Je doet de dingen die je hebt @gepland@, maar blijft ook @flexibel@. Als iets anders loopt dan verwacht, pas je je plan aan. Dit bespreek je ook met je leidinggevende of collega’s.

Terugkijken

Na de uitvoering kijk je terug op hoe het ging. Je denkt na over wat goed ging en wat beter kon. Door hierover na te denken, leer je hoe je je werk nog beter kunt doen. Je kijkt naar de lessen die je hebt geleerd en hoe je die in de toekomst kunt gebruiken om nog beter voor je cliënten te zorgen.

Methodisch werken betekent dus stap voor stap werken, met een duidelijk plan, maar ook flexibel zijn en terugkijken op je werk.

Protocollen en richtlijnen

Om je taken goed en veilig uit te kunnen voeren, bestaan er protocollen en richtlijnen.

Een @protocol@ vertelt je precies hoe je iets moet doen, zodat je altijd veilig en goed werkt. Bijvoorbeeld, in de zorg voor ouderen kan een protocol zijn hoe je stap voor stap iemand helpt met douchen. In een kinderdagverblijf kan een protocol zijn hoe je handen en oppervlakken moet schoonmaken om ziekten te voorkomen. Elk protocol zorgt dat je precies weet wat je moet doen in verschillende situaties.

Een @richtlijn@ is een advies of tip over hoe je iets kunt doen. Het geeft je @aanwijzingen@, maar je kunt zelf beslissen hoe je het precies doet. In de zorg voor ouderen kan een richtlijn bijvoorbeeld gaan over hoe je een goed gesprek voert met cliënten, waarbij je tips krijgt over luisteren en vragen stellen. In een kinderdagverblijf kan een richtlijn tips geven over hoe je creatieve activiteiten voor kinderen organiseert, met ruimte voor eigen invulling. Richtlijnen bieden hulp, maar laten ook ruimte voor je eigen aanpak.

[optie 1]

Demi gebruikt het schoonmaakprotocol

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 58

Vanmorgen werd Demi vrolijk wakker. Ze had zin om aan het werk te gaan. Toen ze aankwam begon ze, zoals elke dag, met het doornemen van het plan van aanpak. Hierin stond precies wat er vandaag moest gebeuren. Laura, haar leidinggevende, had een lijstje gemaakt met taken die nodig waren om het dagprogramma voor de kinderen te laten slagen. Zo moest de speelgoedkast opgeruimd worden, en de bedjes opgemaakt voor het middagslaapje. Ook stonden er een paar leuke activiteiten gepland, zoals knutselen en buitenspelen.

Demi pakte de protocollen erbij om te zien hoe ze de taken het beste kon uitvoeren. Voor het schoonmaken van de speelgoedkast was er een duidelijk protocol dat stap voor stap liet zien wat ze moest doen. Eerst moest ze alle speelgoed uit de kast halen en op tafels leggen. Daarna moest ze de kast van binnen en buiten met schoonmaakmiddel reinigen. Ook moest ze op de checklist afvinken wanneer ze welk oppervlak had schoongemaakt. Als laatste moest ze alle speelgoed weer netjes terug leggen volgens een vaste indeling. Op deze manier wist Demi zeker dat alles hygiënisch schoon zou worden.

Aan het eind van de dag evalueerde ze samen met haar collega's hoe alles was gegaan. Ze keken wat er goed ging en wat misschien beter kon. Zo leerde Demi elke dag weer bij over hoe ze zo goed mogelijk voor de kinderen kon zorgen door methodisch te werken!

[optie 2]

De ontruimingsoefening

‘Goedemorgen Demi!’ Laura, de leidinggevende van Demi is altijd vrolijk. ‘Hier, een kopje thee om wakker te worden.’ Ze zet een warm kopje thee klaar voor Demi. ‘Zullen we het plan van aanpak doorlopen?’ Zo begint elke werkdag van Demi.

‘Vandaag staan de jaarlijkse ontruimingsoefening en de schoonmaak van de speelgoedkast op het programma. Heb jij zin om de ontruiming te begeleiden?’ Demi knikt. ‘Tuurlijk, leuk! Ik pak het ontruimingsprotocol er even bij om me goed voor te bereiden.’

Demi leest het protocol aandachtig door. Hierin staat precies beschreven hoe ze de kinderen moet begeleiden bij de ontruiming. Elke stap is duidelijk uitgelegd.

Als de ontruimingsoefening begint, helpt Demi de kinderen hun jasjes aan te trekken en begeleidt ze hen rustig naar de verzamelplaats buiten. Onderweg stelt ze de kinderen gerust met een vrolijk liedje.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 59

Buiten aangekomen telt Demi of alle kinderen er zijn. Tot haar schrik ontbreekt de kleine Anna. Ze besluit snel terug naar binnen te gaan om Anna te zoeken. Gelukkig vindt ze haar snel in de poppenhoek.

Na de oefening evalueert Demi met haar teamleider: ‘Het protocol hielp me om de ontruiming aan te pakken. Maar ik merkte dat ik ook flexibel moest zijn toen bleek dat Anna ontbrak.’ Laura knikt. ‘Goed gedaan Demi. Methodisch werken betekent inderdaad ook dat je soms moet improviseren!’

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 60

2.2 Zorgplan

Voorkennisvraag

Als jij hulp zou krijgen, wat zou je dan belangrijk vinden om af te spreken?

Leerdoel

Je kunt uitleggen hoe je werkt met een zorgplan.

Een @zorgplan@ is een document waarin afspraken staan over de zorg die een cliënt krijgt, @afgestemd@ op zijn @persoonlijke situatie@ en @behoeften@. Dit plan wordt gemaakt door de @zorgaanbieder@, zoals een thuiszorgorganisatie, verpleeghuis of een kinderopvang. Een zorgplan wordt gemaakt in overleg met de cliënt en/of zijn naasten. In het plan staan de wensen van de cliënt, de hulp die hij nodig heeft, en hoe die hulp wordt gegeven.

Verschillende plannen

Het zorgplan heeft veel verschillende namen: werkplan, behandelplan, ondersteuningsplan, woonzorgplan, begeleidingsplan, zorgleefplan, activiteitenplan of groepsplan. Welke naam er wordt gebruikt, hangt af van waar je werkt. Elke cliënt krijgt een plan dat speciaal voor hem is gemaakt. Jij moet de inhoud van elk plan goed kennen en weten hoe je kunt helpen om de doelen te bereiken die in het plan staan.

[een infographic met alle soorten plannen die er zijn]

Plannen in de zorg

In plannen in de zorg staan bijvoorbeeld afspraken over de medicijnen, dagelijkse routine en begeleiding voor een oudere met @dementie@. Voor iemand met een @lichamelijke beperking@ kan het gaan over ondersteuning bij bewegen en de hulpmiddelen die nodig zijn. In een zorgplan staat bijvoorbeeld ook hoe vaak en wanneer een cliënt wil douchen, welke persoonlijke verzorging hij nodig heeft, en hoe de @privacy@ beschermd wordt. Een cliënt kan bijvoorbeeld aangeven dat hij graag alleen wil douchen of alleen door zorgpersoneel gewassen wil worden en niet door een familielid. Het zorgplan is bedoeld om de zorg zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wat de cliënt belangrijk vindt.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 61

Plannen in welzijn

Niet alleen in zorginstellingen kom je plannen tegen. Ook in de kinderopvang, dagbesteding en buurthuizen werk je met plannen.

In een kinderdagverblijf vind je vaak @activiteitenplannen@. De activiteiten zijn dagelijks, wekelijks of maandelijks. Ze zijn gericht op kinderen.

In een instelling voor dagbesteding wordt het plan vaak een ondersteuningsplan of zorgleefplan genoemd. Hierin worden de afspraken vastgelegd die te maken hebben met de @dagbesteding@ en ondersteuning van cliënten. Het gaat niet alleen om zorg, maar ook om activiteiten. Denk aan afspraken over de invulling van de dag, @creatieve workshops@, bewegingsoefeningen of @sociale interactie@.

In een buurthuis wordt het plan ook een ondersteuningsplan of zorgleefplan genoemd. Dit document legt de afspraken vast over de zorg en ondersteuning voor cliënten die gebruikmaken van het buurthuis. Het omvat niet alleen medische zorg, maar ook sociale, emotionele en psychologische ondersteuning.

Zorgplan gebruiken

Als helpende hoef je meestal niet zelf een zorgplan te maken, maar je moet wel goed begrijpen wat erin staat. Dan weet je precies wat je moet doen. Op basis van het zorgplan voer je dagelijkse taken uit, zoals persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken en begeleiding van de cliënt. Je zorgt ervoor dat je deze taken uitvoert zoals beschreven, en je let op @signalen@ die aangeven of de zorg nog klopt. Denk aan een cliënt die altijd vrolijk is, maar ineens heel stil wordt. Dat kan betekenen dat er iets niet goed gaat. Het is ook belangrijk dat jij in het zorgplan bijhoudt hoe het gaat en of er bijzondere dingen gebeuren.

Objectief en subjectief zijn

Het verslag doen van de zorg die je geeft, noemen we @rapporteren@. Rapporteren moet je zo duidelijk en eerlijk mogelijk doen. Je blijft @objectief@. Objectief rapporteren betekent dat je opschrijft wat echt gebeurd is, dus niet wat jij daarbij dacht of vond. Je schrijft de feiten op. @Feiten@ zijn dingen die echt gebeurd zijn en waar iedereen het over eens is. Dit zorgt ervoor dat iedereen die het leest duidelijke en eerlijke informatie krijgt. Een objectief verslag gaat bijvoorbeeld zo: ‘Meneer Salem zei vandaag drie keer dat hij pijn had aan zijn been.’

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 62

Als je @subjectief@ bent, schrijf je jouw eigen mening op. Een subjectieve rapportage laat meer jouw mening zien dan wat echt gebeurd is. Een voorbeeld van subjectief schrijven is: ‘Meneer Salem stelde zich vandaag weer aan. Hij zeurde dat hij pijn had, maar hij wil gewoon aandacht.’

Het belangrijk om objectief te rapporteren, zodat iedereen weet wat er is gebeurd. Zo krijgt de cliënt de juiste zorg.

Privacy

Bij het rapporteren moet je ook denken aan de @privacy@ van de cliënt. Dit betekent dat je zorgvuldig omgaat met wat je opschrijft. Zorg er ook voor dat alleen mensen die het echt nodig hebben toegang hebben tot deze informatie.

Dierendag

Vandaag is het thema 'dieren'. Samen met haar collega Laura heeft Demi de activiteiten voor vandaag voorbereid. Ze pak het @activiteitenplan@ erbij.

In het plan staat dat ze vanochtend met de kinderen naar de kinderboerderij gaan om dieren te bekijken. 's Middags is er een knutselactiviteit om dierenmaskers te maken. Ook staat het liedje Alle eendjes zwemmen in het water' op het programma. Demi controleert of alles klaarligt voor het uitstapje naar de kinderboerderij. De jassen, tassen met drinken en het EHBO-doosje, alles is aanwezig. Onderweg wijst Demi de kinderen op alle dieren die ze zien. Bij de geiten mogen de kinderen de dieren voorzichtig aaien. Demi houdt in de gaten dat dit rustig en veilig gebeurt.

's Middags helpt Demi de kinderen met het maken van de dierenmaskers. Ze let goed op of de kinderen hulp nodig hebben. De 3-jarige Elsa vindt de schaar nog lastig, dus Demi helpt haar met knippen. Bij Thomas, die wat drukker is, moet Demi erop letten dat hij zich goed concentreert op zijn masker.

Aan het eind van de dag @rapporteert@ Demi in het online logboek. Ze schrijft welke activiteiten zijn gedaan en hoe de kinderen hierop reageerden. Ze schrijft: ‘Dierendag was superleuk! De kids vonden de geiten geweldig en lachten veel. Ik hielp Elsa met knippen, en ze was zo blij. Thomas was weer eens veel te druk, maar zijn masker werd toch mooi.’ Demi leest haar tekst nog een keer. Ze twijfelt. Ze is niet @objectief@. Ze schrapt de tekst en schrijft opnieuw: ‘Bij de dierenmaskers hielp ik Elsa met knippen en ik zorgde ervoor dat Thomas zich concentreerde. Alle activiteiten verliepen volgens plan.’

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 63

2.3 Ontvangen van opdrachten

Voorkennisvraag

Heb je wel eens geprobeerd iets in elkaar te zetten zonder de handleiding te gebruiken? En hoe liep dat af?

Leerdoel

Je kunt uitleggen hoe je omgaat met opdrachten en instructies.

Opdrachten en instructies opvolgen

Als helpende is het belangrijk om opdrachten en instructies goed op te volgen. Dit is belangrijk omdat je hiermee zorgt voor @kwalitatieve zorg@ en @veiligheid@ voor cliënten.

- @Opdrachten@ zijn taken of werkzaamheden die iemand jou vraagt om te doen. In jouw rol als helpende kan een opdracht zijn dat je een cliënt helpt met eten, dat je de kamers schoonmaakt of dat je de knutselhoek inricht. Een opdracht geeft aan wat er gedaan moet worden.

- @Instructies@ zijn de stappen die je moet volgen om de taak uit te voeren. Instructies geven je precies aan hoe je iets moet doen. Bijvoorbeeld hoe je een cliënt moet helpen bij het opstaan uit een stoel of hoe je een toilet schoonmaakt. Instructies zorgen ervoor dat je de taak op de juiste manier doet.

Om hulp vragen

Als helpende kun je soms opdrachten of instructies krijgen die niet helemaal duidelijk zijn. Stel dat je de opdracht krijgt om een cliënt te helpen met persoonlijke verzorging, zoals wassen of aankleden, maar het is niet duidelijk hoeveel hulp de cliënt nodig heeft of welke hulpmiddelen je moet gebruiken. Dan is het heel belangrijk dat je om meer uitleg vraagt. Vraag bijvoorbeeld aan je leidinggevende of een ervaren collega hoe je de cliënt het beste kunt ondersteunen en welke hulpmiddelen geschikt zijn. Om hulp vragen is niets om je voor te schamen. Je zorgt er juist voor dat je zeker weet dat je het op de juiste manier doet.

Het lezen van handleidingen en etiketten

Voor een helpende is het belangrijk om goed te kunnen lezen en begrijpen wat er in handleidingen en op etiketten staat. Een @handleiding@ geeft stap-voor-stap instructies om je te helpen iets in elkaar te zetten, te installeren of te gebruiken. Bijvoorbeeld, in een handleiding van speelgoed staat hoe je het in elkaar zet of hoe je ermee speelt.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 64

Een @etiket@ is een sticker of een stuk papier dat op producten zoals flessen, dozen of pakketten zit. Op een etiket staat belangrijke informatie zoals wat er in het product zit, hoe je het moet gebruiken en of er speciale waarschuwingen zijn. Om snel een waarschuwing over te brengen, worden @pictogrammen@ gebruikt. Dit zijn eenvoudige @symbolen@ die snel belangrijke informatie overbrengen, zoals veiligheidsinstructies of gebruiksaanwijzingen. Deze symbolen vind je vaak op medicijnen, schoonmaakmiddelen en apparatuur. Ze zijn bedoeld om voor iedereen begrijpelijk te zijn, zodat het niet uitmaakt welke taal je spreekt.

Goed begrip van handleidingen en etiketten helpt je om je werk goed en veilig te doen. Bijvoorbeeld, als je schoonmaakmiddelen gebruikt, moet je op het etiket kunnen lezen hoe je deze veilig en correct gebruikt. Of, als je hulpmiddelen zoals een rolstoel of een tillift gebruikt, moet je de handleiding kunnen volgen om deze hulpmiddelen op de juiste manier in te zetten. Dit zorgt ervoor dat zowel jij als de cliënten veilig zijn.

[voorbeeld van pictogrammen in de kinderopvang/kinderdagverblijf]

Als een trein

‘Kijk, Mateo, hier is je muts.’ Demi zet de gele muts van Mateo op z’n hoofd en helpt hem met z’n rits. Demi herinnert zich nog goed hoe lastig ze het de eerste dagen vond om alle kinderen goed aangekleed naar buiten te krijgen. Gelukkig hielp Laura haar met een handige instructie.

‘Zorg dat de jassen klaarliggen met de rits open, zodat de kinderen ze makkelijk aan kunnen trekken. Help de kinderen één voor één met het vinden van hun jas en het erin steken van hun armen. Doe daarna de rits dicht. Controleer of hun sjaals en mutsen er ook zijn en help deze om of aan te doen.’

Demi volgt de instructies nog steeds op, al gaat dat nu automatisch. Ze ziet dat sommige kinderen het lastig vinden de rits dicht te doen en helpt hen hier extra bij. Ook let ze erop dat niemand zonder sjaal of muts naar buiten gaat, ook al vinden sommige kinderen dat niet fijn.

Aan het eind van de dag leest Demi de handleiding van de nieuwe speelgoedtrein. Ze wil zeker weten dat ze de trein veilig kan opbouwen en gebruiken. In de handleiding ziet ze duidelijke plaatjes met stappen. Hierdoor weet ze precies hoe ze de trein in elkaar moet zetten. Ze is blij dat ze nu goed voorbereid is om morgen met de kinderen met de trein te gaan spelen!

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 65

2.4 Afstemmen met collega's Voorkennisvraag

Heb je wel eens moeten beslissen of je informatie moest delen of voor jezelf moest houden? Leerdoel

Je kunt uitleggen hoe je werkzaamheden afstemt met collega's Samenwerken met je collega’s is heel belangrijk. Dat doe je door je werkzaamheden af te stemmen met je collega’s. @Afstemmen@ betekent dat iedereen precies weet wat er verwacht wordt zodat de zorg voor de cliënten goed loopt. Het zorgt ervoor dat jij en je collega’s als één team werken. Maar hoe doe je dat precies? Er zijn verschillende manieren van afstemmen: een werkoverdracht, werkoverleg, multidisciplinair overleg en doorverwijzen.

Werkoverdracht

Aan het einde van elke dienst geef je door aan je collega's wat er die dag gebeurd is. Je doet een @werkoverdracht@. Het is belangrijk dat je duidelijk bent, zodat je collega zonder problemen jouw werk kan overnemen. Je vertelt over hoe het met de cliënten ging, of er iets bijzonders is gebeurd en wat de volgende stappen zijn.

Werkoverleg

Het werkoverleg is de basis van de samenwerking met je collega’s. Dit zijn de momenten waarop jullie samenkomen om te praten over jullie werk. Je bespreekt hoe het met de cliënten gaat en wie wat gaat doen. Het is een kans om te leren van elkaar en om samen problemen op te lossen. Als helpende breng je waardevolle informatie in over de dagelijkse @routine@ van de cliënten.

Multidisciplinair overleg

Je stemt je werkzaamheden ook af met collega's die allemaal hun eigen @vakgebied@ hebben, zoals verpleegkundigen, therapeuten of artsen. Dit samenwerken wordt @multidisciplinair werken@ genoemd. Iedereen kijkt vanuit zijn eigen vakgebied naar wat de cliënt nodig heeft. Jij brengt jouw kennis als helpende in en leert tegelijkertijd van de kennis van anderen. Het doel van multidisciplinair werken is om te kijken je hoe je samen iemand het beste kunnen helpen. Zelfs als iemand niet direct met de zorg voor een cliënt te maken heeft, is meedoen soms handig. Iedereen kijkt namelijk op zijn eigen manier naar een cliënt en kan zo nieuwe ideeën hebben om te helpen.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 66

Doorverwijzen

Soms kom je situaties tegen waarbij je iemand anders nodig hebt om de cliënt te kunnen ondersteunen. Dat noemen we @doorverwijzen@. Als je merkt dat een cliënt meer ondersteuning nodig heeft dan je zelf kunt geven, is het belangrijk om te weten naar wie je de cliënt moet

doorverwijzen. Stel je voor, je werkt in een verzorgingshuis en merkt dat een cliënt hulp nodig heeft bij het innemen van medicijnen. Hierbij mag jij niet helpen. In dit geval is het jouw taak om dit te herkennen, te bespreken met je leidinggevende en de cliënt door te verwijzen naar een verpleegkundige of een verzorgende die dat wel mag doen. Dit zorgt ervoor dat de cliënt de juiste zorg krijgt die hij nodig heeft.

Demi stemt af met haar collega’s

Demi moest zich haasten vanochtend, maar ze is op tijd op haar werk. Ze vindt te laat komen vervelend. Samen met haar collega's begint ze de dag met een @werkoverleg@.

‘Luuk is heeft afgelopen weekend voor het eerst een hele dag geen luier gedragen,’ vertelt Demi. ‘Zijn ouders vertelden gisteren dat het goed ging!’ Laura knikt tevreden. ‘Mooi, dan kunnen we hem deze week overdag ook vaker zonder luier laten oefenen.’

Daarna bespreken ze de plannen voor de dag. Er staat een bezoek aan de bibliotheek op het programma waar er zal worden voorgelezen. Demi zal bij dit uitstapje assisteren. Laura vraag aan Demi of ze weet wat ze moet doen. Demi knikt. ‘Ik zorg voor een lijst met de kinderen die meegaan, ik zorg voor een EHBO-setje en een tas met droge kleding voor als er ongelukjes gebeuren. Ik leg ook alvast de fluorescerende hesjes klaar die de kinderen straks dragen op weg naar de bibliotheek.’ Laura steekt haar duim omhoog.

's Middags zal er een multidisciplinair overleg zijn. Hierbij is ook de @logopedist@ aanwezig. Demi heeft in de rapportage gelezen over de driejarige Sara, die moeite heeft met praten. Demi zag dat Sara laatst goed meedeed met kleuren benoemen tijdens het knutselen. Dit zal ze vertellen aan de logopedist.

Aan het eind van de dag doet Demi samen met Laura de overdracht aan de ouders die hun kinderen komen ophalen. Ze vertelt dat alle kinderen lekker hebben gespeeld en gegeten en dat het voorleesverhaal in de bibliotheek spannend was. De tweejarige Finn was een beetje verkouden, dus dat vertelt Demi aan zijn ouders.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 67

2.5 Plannen van werkzaamheden

Voorkennisvraag

Hoe beslis je wat het belangrijkste is om te doen als je veel verschillende taken hebt? Leerdoel

Je kunt een uitleggen hoe je een planning maakt voor je werkzaamheden.

Een werkplanning maken

Een belangrijk onderdeel van je werk is het maken van een @werkplanning@. Een goed plan helpt je om overzicht te houden. Het zorgt er ook voor dat alles wat gedaan moet worden, ook echt gebeurt.

Je gebruikt hiervoor de @6 W’s@:

• Wie zijn betrokken? Denk na over wie je die dag gaat helpen. Dit kunnen specifieke cliënten zijn in een verzorgingshuis, kinderen in een kinderdagverblijf, of cliënten in een gezinshuis.

• Wat wil je bereiken? Stel duidelijke doelen. Bijvoorbeeld, het doel kan zijn om een cliënt te helpen met zelfstandig eten of om een groepsactiviteit te organiseren waar iedereen aan kan deelnemen.

• Wat moet er gebeuren? Bepaal de taken die nodig zijn om je doelen te bereiken. Dit kan variëren van het voorbereiden van maaltijden tot het begeleiden van cliënten bij dagelijkse activiteiten.

• Welke manier volg je? Denk na over hoe je deze taken gaat uitvoeren.

• Waar vindt het werk plaats? Overweeg de locatie van je werkzaamheden. Is het bijvoorbeeld in de gemeenschappelijke ruimte van het verzorgingshuis, in de speelkamer van het kinderdagverblijf, of in de woonkamer van het gezinshuis?

• Wanneer moet het gebeuren? Plan wanneer elke taak uitgevoerd moet worden. Dit helpt om je dag te structureren en zorgt ervoor dat alles op tijd gebeurt.

Door deze 6 W’s te gebruiken in je werkplanning, zorg je ervoor dat je werk georganiseerd, @doelgericht@ en @efficiënt@ is.

Een tijdsplanning maken

De W van Wanneer gaat over het maken van een @tijdsplanning@. Dit betekent dat je een lijst maakt van alle taken die je die dag moet doen. Voor elke taak van je werkplanning bedenk je hoeveel tijd het ongeveer gaat kosten.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 68

Het belangrijkste deel van het maken van een tijdsplanning is het bepalen van de prioriteit van je taken. @Prioriteit@ betekent hoe belangrijk of dringend iets is. Sommige taken zijn heel belangrijk en moeten als eerste gebeuren. Bijvoorbeeld, als een cliënt medicijnen op een bepaalde tijd nodig heeft, is dat een hoge prioriteit. Andere taken, zoals het opvouwen van was, zijn ook belangrijk, maar kunnen wachten tot na de dringende taken.

Door je taken te ordenen op basis van prioriteit, zorg je ervoor dat je eerst de meest belangrijke taken doet. Dit helpt om je werk goed te organiseren en zorgt ervoor dat je alles op tijd klaar hebt, zonder dat je gehaast of gestrest bent.

[Afbeelding van een tijdsplanning, mag als tekening]

Tijd Taak Omschrijving

15:00 - 15:30 Voorbereiden van de keuken

15:30 - 16:00

Controleren van de voedselvoorraad

Keuken schoonmaken, kookgerei en ingrediënten klaarzetten

Controleren van de houdbaarheid, voorraad aanvullen waar nodig

16:00 - 17:30 Koken van de maaltijd Maaltijd bereiden volgens het menu van de dag

17:30 - 18:00 Dekken van de tafels in de eetzaal

18:00 - 19:00 Serveren van de maaltijd en assisteren van cliënten

De plannen aanpassen

Prioriteit

Hoog

Middel

Hoog

Tafels klaarzetten, borden, bestek, en glazen plaatsen Middel

Maaltijden serveren aan de cliënten en assisteren waar nodig

Hoog

Soms gaan er dingen niet zoals je had bedacht. Dit betekent dat je de plannen moet aanpassen. Als je bijvoorbeeld bezig bent met de was en ineens heeft een cliënt dringend hulp nodig omdat hij zich niet goed voelt. In zo'n geval pas je je planning aan en geef je voorrang aan het ondersteunen van deze cliënt. Andere, minder dringende taken, zoals het afmaken van de was, kunnen dan even wachten.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 69

Je

collega’s informeren

Als je jouw planning aanpast, is het heel belangrijk om je collega’s hierover te @informeren@. Dit zorgt ervoor dat iedereen weet wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld, als je plotseling naar een cliënt moet die extra hulp nodig heeft, laat je je collega’s weten dat je niet beschikbaar bent voor andere taken. Zo kunnen zij rekening houden met jouw afwezigheid en als het nodig is jouw taken overnemen. Door je collega’s te informeren zorg je ervoor dat de zorg voor alle cliënten goed blijft verlopen, ook al zijn de plannen aangepast.

De werkplanning van Demi

Samen met Laura gaat Demi aan de slag met het maken van een planning. Ze denken na over wat

Demi en haar collega’s moeten doen, waarom, waar en wanneer.

Wie Wat (Taak) Waarom Waar Wanneer

Demi Agenda en afmeldingen bekijken

Demi Handdoeken, vaatdoekjes en theedoeken bijvullen

Demi Spelmateriaal aanvullen

Demi Vaatwasser inruimen

Demi Speelruimte klaarmaken

Demi Snacks voorbereiden

Demi Bij activiteiten assisteren

Demi Lunch voorbereiden en assisteren bij de lunch

Demi en collega’s Middagdutje kinderen

Demi en collega’s Bij activiteiten assisteren

Demi en collega’s Ruimte opruimen

Demi en collega’s Overdracht aan ouders

Overzicht houden over groepsgrootte en activiteiten

Zorgen voor voldoende voorraad benodigdheden

Materialen klaar hebben voor activiteiten

Keuken en eetgerei netjes houden

Veilige en stimulerende speelomgeving creëren

Kantoor 7:00 – 7:30

Huiskamer

7:30 – 8:00

Activiteitenruimte 8:00 – 9:00

Keuken

9:00 – 9:30

Speelruimte 9:30 – 10:00

Gezonde voeding voor kinderen Keuken 10:00 – 10:30

Creatieve ontwikkeling stimuleren

Voeding en verzorging van kinderen

Rust en herstel voor kinderen

Educatieve en leuke middagactiviteiten

Schone en geordende ruimte voor de volgende dag

Informatieoverdracht en afsluiting van de dag

Activiteitenruimte 10:30 – 12:00

Eetruimte 12:00 – 12:30

Slaapruimte 12:30 – 14:30

Activiteitenruimte 14:30 – 16:30

Speelruimte 16:30 – 17:30

Speelruimte 16:30 – 17:30

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 70

2.6 Inrichten en klaarmaken van de werkplek

Voorkennisvraag

Gebruik jij wel eens een checklist? Zo ja, waarvoor?

Leerdoel

Je kunt vertellen hoe je de werkplek inricht en klaarmaakt.

De werkplek

Of het nu gaat om een huiskamer in een verzorgingshuis waar ouderen samenkomen, een speelhoek in een kinderdagverblijf of een activiteitenruimte in een buurthuis: een goed ingerichte ruimte maakt het verschil. Het @inrichten@ en klaarmaken van de werkplek is belangrijk omdat het direct bijdraagt aan de veiligheid, het welzijn en het @comfort@ van de cliënten. Het zorgt ervoor dat activiteiten soepel verlopen en dat je je werk goed en met plezier kunt doen.

Klaarleggen van materialen

Zorg dat alle @materialen@ die je nodig hebt voor je taken klaarliggen. Dit betekent dat je goed moet bedenken wat je allemaal nodig hebt voor de verschillende activiteiten die je met de cliënten gaat doen. Stel, je plant een middag waarop de kinderen van het kinderdagverblijf waar je werkt, gaan schilderen en knutselen. Dan zorg je dat je van tevoren alles klaar hebt liggen: vingerverf, kwasten, groot papier, scharen, lijm en verschillende knutselmaterialen. Ook is het verstandig om te denken aan zaken als schorten of oude shirts om de kleding van de kinderen te beschermen en een zeil of kranten om de tafels en vloer te bedekken. Door dit van tevoren goed te organiseren, zorg je voor een leuke en ordelijke activiteit waarbij alles soepel verloopt.

Zorgvuldig omgaan met materialen

Het is belangrijk dat je @zorgvuldig@ omgaat met alle materialen en apparaten die je gebruikt. Dit betekent dat je weet hoe je deze spullen moet gebruiken. Bijvoorbeeld, als je schoonmaakt, moet je weten welke schoonmaakmiddelen je voor welke klus gebruikt en hoe je ze veilig gebruikt. Ook is het belangrijk dat je alle spullen, zoals rolstoelen of wandelhulpen, opruimt zodat ze niet in de weg staan en weer makkelijk te vinden zijn. Door zorgvuldig met materialen en apparaten om te gaan, zorg je voor een veilige werkomgeving.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 71

Ruimte afstemmen op activiteit en doelgroep

Je houdt bij het inrichten van de werkplek ook rekening met wat je gaat doen en met wie. Dit betekent dat je nadenkt over hoe je de ruimte het beste kunt inrichten voor de mensen die je gaat helpen. Je @stemt de ruimte af@ op wat je van plan bent. Bijvoorbeeld, als je een knutselactiviteit

hebt met kinderen, zorg je dat de tafels en stoelen laag genoeg zijn zodat ze er gemakkelijk bij kunnen. Of als je werkt met ouderen, zorg je dat er genoeg ruimte tussen de tafels is om zich met rolstoel of rollator te verplaatsen.

Opruimen en schoonmaken

Als helpende is het heel belangrijk om je werkplek op te ruimen en schoon te maken. Dit noemen we @hygiëne@. Om ervoor te zorgen dat alles schoon blijft en om te voorkomen dat mensen ziek worden, zijn er speciale regels. Dit zijn de hygiënerichtlijnen. @Hygiënerichtlijnen@ zijn regels die ervoor zorgen dat er schoon en veilig gewerkt wordt. In de hygiënerichtlijnen staat bijvoorbeeld hoe je je handen moet wassen en hoe je werkruimtes schoon houdt.

Er zijn ook regels die vooral te maken hebben met de voedselveiligheid. Hiervoor volgen we de @HACCP-richtlijnen@. Hierin staat dat je moet letten op hoe je voedsel bereidt, bewaart en serveert.

Je moet bijvoorbeeld voorkomen dat rauw en bereid voedsel elkaar kunnen besmetten en altijd zorgen voor schone handen en gereedschappen.

Je doet dit om @kruisbesmetting@ te voorkomen. Kruisbesmetting gebeurt wanneer bacteriën of virussen van het ene voorwerp, voedsel of persoon, overgaan naar een ander. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als je met dezelfde snijplank eerst rauw vlees snijdt en daarna groente, zonder tussendoor de plank goed schoon te maken. Zo kunnen ziektekiemen zich verspreiden en mensen ziek maken.

Checklist gebruiken

Het is handig om een checklist te gebruiken, zodat je zeker weet dat je alles hebt gedaan. Op de checklist kun je dingen zetten als: ‘Zijn alle materialen aanwezig?’, ‘Is de ruimte netjes en schoon?’, en ‘Zijn de HACCP-richtlijnen nageleefd voor kruisbesmetting?’ Dit helpt je om niets te vergeten en te zorgen voor een veilige en hygiënische werkomgeving.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 72

Demi maakt de werkplek in orde

Vandaag staat er een knutselochtend op het programma.

Laura – de collega van Demi – zorgt voor de ontvangst van de kinderen en start de dag met een voorleeskwartier. Dat geeft Demi de tijd om de knutselruimte in orde te maken. Demi haalt alle spullen die ze nodig heeft alvast tevoorschijn en legt ze klaar op de tafels. Ze heeft vingerverf in alle kleuren, kwasten, scharen, lijm, gekleurd papier en andere knutselspulletjes. Ook legt ze schortjes en oude shirts klaar zodat de kleding van de kinderen beschermd is. Gelukkig is er genoeg ruimte aan de tafels.

Het voorleeskwartier is afgelopen en Demi helpt de kinderen met hun schortjes. Daarna mogen ze aan de slag. Demi loopt rond om de kinderen te helpen. Ze let erop dat iedereen de materialen zorgvuldig gebruikt. De scharen houden sommige kinderen nog wat onhandig vast, dus Demi helpt hen hierbij.

Aan het eind van de ochtend ziet de tafel er kleurrijk maar rommelig uit. Demi pakt de checklist voor het opruimen. Terwijl Laura ervoor zorgt dat de kinderen schoon worden, bergt Demi de verf op en maakt ze de kwasten schoon in water. Daarna ruimt Demi de tafel op en maakt ze de vloer grondig schoon volgens de richtlijnen. Zo is de ruimte weer klaar voor de lunch!

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 73

2.7 Oplossen van problemen

Voorkennisvraag

Er ligt een losse stoeptegel op de stoep voor je huis. Wat doe je?

Leerdoel

Je kunt uitleggen hoe je problemen oplost.

In je werk als helpende kom je voor uitdagingen te staan. @Probleemoplossend denken@ is daarom een belangrijke vaardigheid. Probleemoplossend denken betekent dat je goed kijkt naar problemen die je tegenkomt bij je werk en dan bedenkt hoe je die kunt oplossen. Je doet dit stap voor stap: eerst herken je het probleem. Daarna probeer je het probleem te begrijpen. Als je het probleem begrijpt, denk je na over hoe je het kunt oplossen. Je kiest de beste oplossing en die ga je gebruiken.

Het probleem herkennen

Elk probleem begint met iets dat niet gaat zoals het moet. Het kan zijn dat er iets in de weg staat of dat iets niet werkt zoals het hoort – zoals een rolstoel die stuk is. Het kan ook zijn dat je niet goed kunt uitleggen wat je bedoelt of dat je niet hebt wat je nodig hebt. Het is belangrijk dat je dit soort zaken snel ziet, zodat je aan een oplossing kunt werken.

Het probleem begrijpen

Wanneer je een probleem tegenkomt, denk je goed na over wat er aan de hand is. Je vraagt je af:

- Wat is het probleem precies?

- Wie heeft er last van?

- Wat kan er gebeuren als we dit niet oplossen?

Door deze vragen te beantwoorden, begrijp je beter wat er moet gebeuren.

Oplossingen bedenken

Als je het probleem begrijpt, is het tijd om oplossingen te bedenken. Neem een moment om met je collega’s of alleen na te denken over de verschillende manieren waarop je het probleem kunt aanpakken. Misschien weet je nog hoe je een probleem eerder hebt opgelost. Of misschien komt iemand met een nieuw idee. Kijk ook naar wat je allemaal hebt: de spullen, mensen die kunnen

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 74

helpen of advies dat je hebt gekregen. Door deze zaken bij elkaar te brengen, kun je een lijst maken met mogelijke oplossingen en kiezen welke het best lijkt.

Improvisatie

Soms moet je @improviseren@, vooral als een snelle oplossing nodig is. Dit betekent dat je creatief moet zijn en met ideeën moet komen die misschien niet standaard zijn, maar wel het probleem goed kunnen oplossen.

Het evalueren van de oplossing

Na het oplossen van het probleem kijk je of de oplossing echt geholpen heeft. Je @evalueert@ de oplossing. Je denkt na over wat je hebt gedaan:

- Wat heb ik geleerd?

- Hoe kan ik dit soort problemen in de toekomst voorkomen of oplossen?

Het speelgoedrek valt om

‘Wat zijn de kinderen vandaag druk!’, denkt Demi. ‘Misschien omdat het bijna kerstvakantie is?’ Ze maakt de tafel klaar voor de lunch. Plotseling hoort ze geschreeuw in de speelzaal. Ze gaat kijken en ziet dat de 3-jarige Mees huilt terwijl hij zijn been vasthoudt. Op de grond ligt een omgevallen speelgoedrek.

Demi @beoordeelt@ de situatie. Het probleem is dat Mees pijn heeft aan zijn been door het omgevallen rek. Dit moet snel worden opgelost, zodat Mees niet te veel pijn heeft.

Ze besluit om eerst het rek op te tillen zodat er geen gevaar meer is voor de andere kinderen. Daarna pakt ze Mees op en bekijkt zijn been. Het ziet er gelukkig niet ernstig uit. Mees is vooral heel erg geschrokken. Demi troost Mees en pakt een pleister om op zijn been te plakken. Eigenlijk is dat niet nodig, maar ze denkt dat Mees hierdoor wat rustiger wordt. Ook belt ze zijn ouders om te vertellen wat er is gebeurd.

Aan het eind van de dag @evalueert@ Demi de situatie met haar collega's. Hoe had dit ongeluk voorkomen kunnen worden? Ze besluiten het rek beter vast te zetten, zodat het niet nog een keer kan omvallen. Ook zullen ze vaker controleren of al het speelgoed veilig staat opgesteld.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 75

Demi is blij dat ze snel kon handelen toen het misging. Haar @improvisatie@ met de pleister die niet nodig was, hielp om Mees rustig te laten worden. Ze heeft weer geleerd hoe belangrijk het is om alert te zijn en problemen direct aan te pakken.

OF:

Het is een drukke ochtend op het kinderdagverblijf. Demi hoort opeens gehuil uit de peutergroep. Ze rent er naartoe en ziet dat de kleine Jayden op de grond ligt te huilen. De andere peuters staan er verward bij te kijken.

Demi ziet meteen dat er iets is gebeurd waardoor Jayden pijn heeft. Ze knielt bij hem neer en ziet dat hij op zijn handje bijt. ‘Laat me eens kijken, Jayden,’ zegt ze rustig. Na wat moeite kan ze zijn handje bekijken. Er zit een flinke bult op, Jayden moet ergens hard tegenaan gelopen zijn.

Demi neemt Jayden mee naar de verzorgruimte. Ze vertelt haar collega wat er aan de hand is. Hij kan dan op de groep letten. In de verzorgruimte pakt ze een ijspack en pleisters. Ze legt het koude ijspack voorzichtig op Jaydens gezwollen hand. "Dit zal de pijn straks minder maken," zegt ze tegen Jayden.

Na een paar minuten kalmeert Jayden. Demi plakt een pleister op zijn handje, meer voor de geruststelling. Ze knuffelt hem tot hij helemaal is gekalmeerd. Dan brengt ze hem terug naar de groep.

Na haar dienst bespreekt Demi met haar collega's wat er precies is gebeurd. Ze weten niet precies waar Jayden tegenaan is gelopen. Ze besluiten daarom de hele groepsruimte na te lopen op gevaar. Zo kunnen ze hopelijk ongelukjes als dit in de toekomst voorkomen.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 76

Een situatie uit de praktijk – Woonzorgcentrum

In deze opdracht pas je de theorie over afstemmen, plannen en voorbereiden toe in een praktijksituatie.

Introductie

Je loopt stage in het woonzorgcentrum De Zonnehof. Je loopt vandaag mee met Sundus, een collega van de huishouding.

Een planning maken

Je komt 's ochtends aan op je stageplek in het woonzorgcentrum. Samen met je collega Sundus krijg je te horen bij welke bewoners vandaag de woning schoongemaakt moeten worden. Jij en Sundus overleggen wie bij welke bewoners langsgaat. Je krijgt mevrouw Kraan en meneer Visser toegewezen. Je maakt samen met Sundus een planning van de taken die in elke woning moeten gebeuren, zoals stofzuigen, sanitair schoonmaken en bedden verschonen. Ook bepalen jullie in welke volgorde het handig is om de taken uit te voeren.

Bij mevrouw Kraan is het belangrijk eerst stof te zuigen omdat zij allergisch is voor huisstofmijt. Bij meneer Visser is een vaste volgorde belangrijk vanwege zijn dementie. Jullie maken duidelijke afspraken over wie wat doet.

Waarom is het belangrijk dat je van tevoren overlegt met Sundus en samen een planning maken?

Modelantwoord: Het is belangrijk om van tevoren te overleggen en plannen om ervoor te zorgen dat alle woningen efficiënt en volgens afspraak schoongemaakt worden. Door een duidelijke taakverdeling en planning weten jij en Sundus precies wat er van jullie verwacht wordt.

Welke methodische werkwijze wordt hier toegepast?

Modelantwoord: Hier wordt de methodische werkwijze toegepast door eerst voor te bereiden (overleggen en plannen), vervolgens een plan van aanpak te maken (taken verdelen en planning maken), dan het plan uit te voeren en tot slot te evalueren of alles naar wens is verlopen.

Waarom is een vaste planning en werkwijze belangrijk volgens jou?

Modelantwoord: Een vaste planning en werkwijze is belangrijk omdat het structuur en overzicht biedt. Het zorgt ervoor dat taken efficiënt uitgevoerd worden en niets over het hoofd wordt gezien. Ook biedt het duidelijkheid naar de bewoners toe wanneer er bij hen schoongemaakt wordt.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 77

De materialen controleren

Nadat taken verdeeld zijn, controleer je of alle schoonmaakmaterialen en -middelen die je nodig hebt op je kar aanwezig zijn. Je ziet dat er nog maar één setje handschoenen op de kar ligt. Dit vul je aan. Ook controleer je of er genoeg afvalzakken en toiletpapier op de kar staan.

Je start met stofzuigen bij mevrouw Kraan. Tijdens het stofzuigen merk je dat de stofzuiger het niet meer doet en hij maakt hij een raar geluid.

Wat doe je in deze situatie?

Modelantwoord: Je herkent het probleem dat de stofzuiger kapot lijkt te zijn. Je zal de stofzuiger uitzetten en niet verder gebruiken om schade te voorkomen. Daarna zal je je leidinggevende op de hoogte brengen van het defecte apparaat.

Waarom is het belangrijk dat je de materialen controleert voor je begint?

Modelantwoord: Het is belangrijk dat je van tevoren controleert of alle benodigde materialen aanwezig zijn, zodat je efficiënt kunt werken en geen tijd verliest met het zoeken naar spullen. Ook voorkomt het dat je er tijdens de klus achter komt dat je iets mist.

Hoe kun je problemen als een kapotte stofzuiger in de toekomst voorkomen?

Modelantwoord: Je kunt problemen als een kapotte stofzuiger in de toekomst voorkomen door apparaten regelmatig te controleren op mankementen en slijtage. Ook door tijdig vervanging aan te vragen bij slijtage. Goed onderhoud en controles voorkomen storingen

Evalueren

Nadat je het probleem met de stofzuiger hebt gemeld, krijg je een nieuwe stofzuiger van je leidinggevende. Je kunt verder met schoonmaken bij mevrouw Kraan. Je belt Sundus eerst om te melden dat je een halfuur achterloopt op schema. Aan het eind van de dag evalueren Sundus en jij hoe alles is gegaan. De planning en taakverdeling bleken goed te werken. Over de kapotte stofzuiger besluiten jullie dat jullie in het vervolg meer aandacht gaan besteden aan controles. Zo willen jullie problemen in de toekomst voorkomen. Je hebt veel geleerd vandaag over methodisch werken en het oplossen van onverwachte situaties.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 78

Hoe wordt de evaluatie toegepast in deze situatie?

Modelantwoord: Aan het eind van de dag evalueren Sundus en jij de werkzaamheden. Jullie kijken terug op wat goed ging (planning en taakverdeling) en wat beter kon (meer aandacht voor controles). Op deze manier leren jullie voor de toekomst.

Waarom is evaluatie volgens jou een belangrijk onderdeel van methodisch werken?

Modelantwoord: Evaluatie is belangrijk bij methodisch werken omdat je daarmee kunt terugkijken op het proces en kunt leren voor de toekomst. Door te evalueren weet je wat goed ging en wat verbeterd kan worden. Zo kun je de kwaliteit van je werk steeds verhogen.

Wat zou jij voortaan anders doen in deze situatie?

Modelantwoord: Mogelijke antwoorden: Eerder controleren op mankementen bij apparaten, betere communicatie met leidinggevende, taken anders indelen etc.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 79

Evaluatie en reflectie

1 Leerdoelen behaald

a Geef aan welk leerdoel of welke leerdoelen je hebt behaald.

- Je kunt uitleggen hoe je methodisch werkt.

- Je kunt uitleggen hoe je werkt met een zorgplan.

- Je kunt uitleggen hoe je omgaat met opdrachten en instructies.

- Je kunt uitleggen hoe je werkzaamheden afstemt met collega's.

- Je kunt uitleggen hoe je een planning maakt voor de werkzaamheden.

- Je kunt vertellen hoe je de werkplek inricht en klaarmaakt.

- Je kunt uitleggen hoe je problemen oplost.

b Heb je jouw persoonlijk leerdoel behaald? Waarom wel of waarom niet? [schrijfregels]

c Om alle lesstof van dit hoofdstuk goed te begrijpen wil ik: Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

- mijn medestudenten vragen om een bepaald onderwerp nog eens met mij door te nemen

- op zoek gaan naar meer praktijkvoorbeelden

- de lesstof nog eens goed doorlezen

- verdiepende lesstof opzoeken of opvragen bij de docent

- niet, want ik begrijp de lesstof

- iets anders (geef aan waar je nog behoefte aan hebt)

d Geef aan waar je behoefte aan hebt. [schrijfregels]

2 Toepassen in je eigen werk

Heb je vertrouwen dat je wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk kunt toepassen in je eigen werk?

- geen vertrouwen

- weinig vertrouwen

- veel vertrouwen

- heel veel vertrouwen

- geen mening

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 80

Begrippen

Begrip Omschrijving

6 W's Een manier om je werk te plannen door te denken aan Wie, Wat, Wat, Welke, Waar, Wanneer.

aanwijzing

Een tip die je helpt te begrijpen hoe je iets moet doen. activiteitenplan Een plan waarin staat welke activiteiten er gedaan gaan worden zoals spelen, knutselen of sporten.

afstemmen

Overleggen met collega's om ervoor te zorgen dat iedereen weet wat hij moet doen.

Klaarmaken; bijvoorbeeld: een ruimte afstemmen op wat je van plan bent. behoefte Dat wat je nodig hebt om je goed te voelen.

beoordelen ##

creatieve workshop Les waarin nieuwe dingen worden gemaakt zoals kunst of muziek.

dagbesteding #in lijst hoofdstuk 1##

dementie #in lijst hoofdstuk 1##

dieet #in lijst hoofdstuk 1##

doel Wat je wilt bereiken met wat je doet.

doelgericht Duidelijk weten wat je wilt bereiken en daar naartoe werken.

doorverwijzen Naar iemand anders doorsturen omdat die meer kennis heeft over een bepaald probleem.

efficiënt Op een manier die goed gebruik maakt van tijd, energie en middelen. Doelmatig. etiket Een strookje papier op producten dat informatie geeft over wat erin zit of hoe je het moet gebruiken.

evalueren #in lijst hoofdstuk 1##

flexibel #in lijst hoofdstuk 1##

georganiseerd Netjes en volgens een systeem, zodat je weet wat je moet doen.

HACCP-richtlijnen

Regels over schoonmaken en bewaren van voedsel om ervoor te zorgen dat het veilig is om te eten.

handleiding Een tekst met stap-voor-stap opdrachten om je te helpen iets te maken, te installeren of te gebruiken.

hygiëne Het schoonhouden van jezelf en je omgeving om ziektes te voorkomen.

hygiënerichtlijn Regel die aangeeft hoe je schoon en veilig kunt werken.

improvisatie Verzinnen en uitvoeren van ideeën zonder plan vooraf. improviseren Snel een oplossing bedenken zonder plan vooraf.

informeren Vertellen.

inrichten Spullen klaarzetten in een ruimte zodat je goed en veilig kunt werken. instructie Een tekst, afbeelding of video waarin wordt uitgelegd hoe je iets moet doen.

kruisbesmetting Het per ongeluk overbrengen van bacteriën of virussen van het een op het ander, waardoor mensen ziek kunnen worden.

kwalitatieve zorg Heel goede zorg.

lichamelijke beperking Als iemands lichaam niet alles kan wat de meeste andere mensen kunnen, zoals lopen of dingen oppakken.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 81

Begrip Omschrijving

logopedist Therapeut die mensen helpt die problemen hebben met praten of slikken. materialen De spullen die je nodig hebt om je werk te doen zoals gereedschap, speelgoed of schoonmaakspullen.

methodisch werken Je werk stap voor stap doen zodat je je doel bereikt.

multidisciplinair werken Samenwerken met collega's die verschillende soorten werk doen zoals artsen, verzorgenden en verpleegkundigen.

objectief

Vertellen of beschrijven zonder je eigen mening erbij te doen. opdracht Een taak die je moet doen.

persoonlijke situatie Wat er uniek is aan iemand zoals wat ze leuk vinden, wat ze nodig hebben, of problemen waar ze hulp bij nodig hebben.

pictogram Een klein plaatje zonder tekst dat informatie geeft. plan van aanpak Een handleiding waarin staat wat er gedaan moet worden om je doel te bereiken.

prioriteit

Belangrijkheid.

privacy Het recht om zelf te bepalen wie wat weet over jouw leven.

probleemoplossend denken

Problemen herkennen, begrijpen wat er fout gaat en een goede oplossing vinden.

protocol Een stap-voor-stap handleiding die je precies vertelt hoe je iets moet doen. rapporteren Vertellen of opschrijven wat je hebt gedaan of gezien zodat anderen dit ook weten.

richtlijn Een advies of tip over hoe je iets kunt doen.

signaal Een teken dat je iets belangrijks kan vertellen.

sociale interactie ##in lijst hoofdstuk 1##

specifiek

subjectief

Heel precies.

Vertellen of beschrijven waarbij je je eigen mening ook aangeeft.

symbool Een teken of voorwerp dat helpt om zonder woorden iets uit te drukken of te begrijpen.

tijdsplanning

vakgebied

veiligheid

Een overzicht van de taken die je moet doen en de tijd die je daarvoor nodig denkt te hebben.

Een bepaald onderdeel van kennis of werk waar mensen zich in verdiepen of zich mee bezig houden.

Bescherming tegen gevaar, schade of verlies.

voorbereiden Van tevoren goed kijken naar wat je moet doen en beslissen hoe je het gaat doen.

werkoverdracht Het geven van informatie aan je collega’s over wat er is gebeurd en wat er nog moet gebeuren aan het einde van je werkdag.

werkoverleg

Een bespreking met je collega's over het werk dat gedaan moet worden.

werkplanning Een lijst van wat je die dag gaat doen zodat je weet welke taken er zijn en wanneer je ze moet doen.

zorgaanbieder Een bedrijf of organisatie die zorgt voor mensen die zorg nodig hebben zoals een thuiszorgorganisatie of een verpleeghuis.

zorgplan #in lijst hoofdstuk 1## zorgvuldig Precies en voorzichtig.

2 AFSTEMMEN, PLANNEN EN VOORBEREIDEN 82
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.