www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

ITAA-Zine | Nummer 3 - April 2022

Page 1

-ZIN E Nummer 3 | April 2022

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

De rol van de accountant in duurzaam­ heids­ rapportering

iStockphoto.com/Wand_Prapan.

Op 21 april 2021 ­publi­ceerde de Europese Commissie het voorstel voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Dat voorstel van richtlijn is een update van de non-­ financial ­reporting directive (Richtlijn 2014/95/EU) die sinds 2017 grote organisaties van openbaar belang (zoals beursgenoteerde bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen) in heel de Europese Unie (EU) ­verplicht om een niet-financieel rapport te publiceren. In het nieuwe voorstel wordt het toepassingsgebied sterk uitgebreid.


Colofon De rol van de accountant in duurzaamheidsrapportering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Fiscale behandeling van buitenlandse beroepsverliezen (deel 1). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Bezoek van deurwaarder voor niet-betaalde geldsom. Hoe wordt de verjaringstermijn berekend? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 3/2022 ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Nathalie Lambot, Carine Govaert, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Eric Steghers AFBEELDINGEN iStockphoto VERTALINGEN IGTV, House of Words VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

iStockphoto.com/Wand_Prapan.

3

6

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be. iStockphoto.com/Drazen Zigic.

iStockphoto.com/AndreyPopov.

17

MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen


3 I N T E R V I E W M E T B A R T VA N C O I L E , V O O R Z I T T E R I TA A ?

De rol van de accountant in duurzaamheidsrapportering

Op 21 april 2021 publiceerde de Europese Commissie het voorstel voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Dat voorstel van richtlijn is een update van de non-financial reporting directive (Richtlijn 2014/95/EU) die sinds 2017 grote organisaties van openbaar belang (zoals beursgenoteerde bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen) in heel de Europese Unie (EU) verplicht om een niet-financieel rapport te publiceren. In het nieuwe voorstel wordt het toepassingsgebied sterk uitgebreid. Ook alle grote ondernemingen en alle op de gereglementeerde markten van de EU genoteerde ondernemingen zullen in de toekomst de nieuwe EU-standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving moeten toepassen. Dit voorstel is een onderdeel van de Green Deal en heeft als doel te komen tot meer transparantie op vlak van duurzaamheid. Duurzaamheidsrapportering wordt op één lijn gebracht met de financiële rapportering. Ondernemingen moeten verantwoording afleggen over hun financiële én hun duurzaamheidsprestaties in een integraal jaarverslag. De wijzigingen zullen al betrekking hebben op het boekjaar dat start op 1 januari 2023. In het licht van dit ambitieus plan interviewde Carine Coppens, opleidingshoofd Financieel Management aan de HOGENT, Bart Van Coile, voorzitter van het ITAA, over deze ontwikkelingen, over de rol die accountants in dit verhaal spelen en over welke impact deze ontwikkelingen hebben op het beroep.

Voldoet de traditionele rapportering tegenwoordig nog aan de verwachtingen van de stakeholders? Krijgen zij hiermee

een voldoende volledig en getrouw beeld? Bart van Coile: “Je moet dat in zijn maatschappelijke context zien. Wettelijk gezien voldoet het rapporteren van financiële gegevens vandaag aan de omschrijving van wat wij een getrouw beeld noemen. De vraag die we ons moeten stellen is eerder: waar willen ondernemers naartoe? Je mag nooit vergeten dat een accountant ten dienste staat van de ondernemer en in een bredere context van het

maatschappelijk belang dat hij moet dienen. Vroeger was het ondenkbaar dat de sociale balans een onderdeel was van dat getrouw beeld, terwijl het vandaag verplicht is voor het neerleggen van een jaarrekening. Stakeholders krijgen vandaag informatie over o.a. de tewerkstelling in dat bedrijf, over de verdeling mannen/vrouwen. Die informatie interesseert de aandeelhouders vandaag. Zij willen niet alleen de cijfers kennen, maar ook op de hoogte zijn van wat er in het bedrijf leeft. Je merkt ook

Bart Van Coile benadrukt in het interview door Carine Coppens, Opleidingshoofd Financieel Management aan de HOGENT, het belang van duurzaamheid in het leven van de ondernemingen en van hun meest vertrouwde raadgevers, de leden van het ITAA. Dit interview richt zich dan ook in eerste instantie naar de studenten – toekomstige accountants en belastingadviseurs – maar ook naar alle leden van het beroep, en meer in het bijzonder naar de ITAA-stagiairs en naar de jonggediplomeerden die het beroep al uitoefenen, als externe of als interne beroepsbeoefenaar. Het doel is om hen te sensibiliseren voor die duurzaamheid, die is ingeschreven in de Green Deal van de Europese Commissie. We wensen onze lezers een aangename lectuur toe.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


4 wel dat fraudebestrijding belangrijker wordt. Denken we maar aan alle verplichtingen die de antiwitwaswet ons voorschrijft. In elk kantoor en ook op de website van ITAA is er een whistle blowing point waar elkeen een melding kan maken als er binnen een onderneming een probleem is met de rol van de accountant en/of zijn fun­c tioneren. Dat openbaar belang op vlak van duurzaamheid wordt groter, maar kadert nog niet binnen de wettelijke verplichtingen. Langzame stappen richting duurzaamheid worden echter wel gezet.”

Hoe sta je tegenover de uitspraak ‘Duurzaamheid is voor accountants in België anno 2021 nog een blinde vlek’? M.a.w. in welke mate leggen accountants zich nu al toe op duurzame verslaggeving? “Je voelt wel dat er vraag naar is bij ondernemers, maar ze zijn nog in de minderheid. Kijk je naar de maatschappij, dan is er duidelijk wel vraag naar. Maar we weten dat regelgeving altijd wat achterop hinkt op wat leeft in de maatschappij. Niettemin, als je vraagt naar de blinde vlek in het beroep... tja die is er wel. We zien de maatschappelijke evolutie, en we zien binnen Accountancy Europe dat er gedebatteerd wordt over integrated reporting als onderdeel van de Green Deal. Zo krijgt EFRAG de opdracht om normen uit te werken. Vraag in het debat is: hoeveel ondernemingen gaan hieraan onderworpen worden? Mijn vermoeden is dat we al snel 2024-2025 zullen zijn wanneer de CSRD operationeel wordt. Dan zal die gelden voor zo’n 49.000 ondernemingen binnen Europa. Dit toont duidelijk aan dat er een beweging is ingezet. De regelgeving is vandaag al zo uitgebreid voor een accountant dat velen maar zullen reageren als er een wettelijk kader is.”

Hoe staan accountants tegenover duurzaamheidsrapportering? “Je hebt er die er onmiddellijk mee aan de slag zullen gaan en andere die minder enthousiast zullen zijn. Weet dat elke accountant zich bewust is

Als er één beroep is waar je blijvend studeert, is het dat van accountant. Je gaat mee met de maatschappelijke evoluties en dat werkt bijzonder verrijkend.

van zijn maatschappelijke rol, en duidelijk beseft dat hij ondernemers moet bijstaan. Als de vraag naar duurzaamheidsrapportering groter wordt, hetzij vanuit de overheid, hetzij bij de ondernemingen, zal de accountant daar met plezier op inspelen.”

Kan de accountant hier een belangrijke rol opnemen als adviseur? “Zeker en vast. Vandaag heb je dat ook al. Als een ondernemer vandaag iets wil realiseren, heeft hij vele vergunningen en verschillende andere aanvragen nodig, waaronder ook milieuvergunningen. Ook daar zal hij eerst zijn accountant aanspreken. De accountant wordt de coach die ervoor zorgt dat alle partijen aangesproken worden om die vergunning in orde te krijgen. In een ondernemingsverslag zullen andere partijen die informatie moeten aanreiken. We zullen ook alle attesten die we nodig hebben samen groeperen. Accountants zijn de beste adviseurs in deze.”

Zien jullie een verschil in mentaliteit tussen jonge en meer ervaren accountants? Hoe uit zich dit? “Absoluut, we merken dit vandaag binnen de kantoren. Jongeren zijn een stuk gevoeliger voor duurzaamheidsthema’s. Maar het is wel niet enkel de jeugd die het moet doen. Het is een maatschappelijke evolutie waaraan we allemaal aandacht moeten geven. We willen toch allen dat onze planeet goed bewaard

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022

blijft, niet? Om jonge mensen aan te trekken, zullen we wel verplicht zijn om meer aandacht te geven aan duurzaamheid.“

Kun je even schetsen welke noden er leven in de kantoren, bv. op vlak van opleiding en software? “Vooreerst moet er een bepaalde norm, een standaard komen. Binnen het ITAA staat het begrip norm synoniem voor iets dat verplicht is voor de leden om uit te voeren. Een norm wordt goedgekeurd door de Hoge Raad voor Economische Beroepen. Omdat dit een gemeenschappelijke norm met de bedrijfsrevisoren wordt, zal er een openbare raadpleging zijn en de minister moet zijn goedkeuring geven. Eens die norm er is, zullen we heel wat opleidingen nodig hebben. Eerst starten we met een sensibiliseringstraject waarin het belang geschetst wordt en waarin garanties geboden worden op vlak van gezamenlijke doelstellingen. Een duidelijk voorbeeld: als persoon ‘a’ een energiecertificaat uitreikt voor een woning, zijn we er dan zeker van dat dit overeenkomt met het attest dat persoon ‘b’ opstelt? Daarvan moeten we eerst zeker zijn vooraleer een accountant kan zeggen dat er een garantie kan geboden worden aan het brede publiek. Vanuit mijn persoonlijke ervaring stel ik vast dat over bepaalde attesten nog steeds maar weinig zekerheid geboden wordt. En dat is een conditio sine qua non om goed duurzaam te rapporteren. Als er één beroep is waar je blijvend studeert, is het dat van accountant. Je gaat mee met de maatschappelijke evoluties en dat werkt bijzonder verrijkend.”

Welke rol zie je weggelegd voor de onderwijsinstellingen? “Een goede samenwerking tussen onderwijs en de mensen die in de praktijk staan is een absolute meerwaarde. Het onderwerp leent zich tot een breder spectrum: het gaat immers over zaken waar geen enkele accountant een opleiding in


5 heeft gekregen, ook niet wie vandaag afstudeert. Dat breder beeld moet aangereikt worden door het onderwijs. Samenwerking dringt zich op.”

Hoe kunnen Belgische accountants zich op deze ontwikkelingen voorbereiden? “Zoals eerder gezegd, moet de eerste aandacht naar sensibilisering gaan. Accountancy Europe is alvast heel enthousiast. Dan is het aan de nationale instituten en de beroepsverenigingen om op dit elan verder te gaan. Er moet les gegeven worden aan accountants die al op de werkvloer staan. Tussendoor moeten er dan duidelijke momentums ingelast worden waarop we even terugkoppelen hoever we al zitten binnen het vooropgestelde kader. De evolutie van idee tot sterke inburgering zal zijn tijd nodig hebben.”

Worden er vandaag al veel duurzaamheidsverslagen gemaakt met de hulp van accountants? “Als accountant worden we er sporadisch bij betrokken. Meer in het kader van een bepaald project dan bij regelmatige verslaggeving. Mensen die het echt willen, zijn vaak ondernemers die gerelateerd zijn aan een duurzaam product. Binnen het gewone spectrum van ondernemers, zeker bij kmo’s, is het vandaag nog eerder uitzondering dan regel.”

In welke mate zijn de bestaande frameworks (vb. GRI, IIRC, SDG’s) daarin een handleiding? “Al die standaarden komen van privé-organisaties. Die individuele standaarden zijn dikwijls standaarden waarin je het overwicht van een bepaalde lobbygroep kan lezen. Je hebt vandaag nog geen onafhankelijke internationale Europese standaard. Dat is wel wenselijk, willen we heel objectief elke ondernemer een duidelijk signaal geven. Ik vergelijk het hiermee: als je morgen naar een winkel gaat en je een product uit de rekken neemt waarop achteraan een duurzaamheidslogo staat, dan weet

je als consument niet 100% waarvoor dat logo staat. Wij, als accountants, hebben ook een code, een framework nodig dat je duidelijk zegt wat het correcte verhaal is als je ‘a’ met ‘b’ vergelijkt. Vandaag maakt iedereen zijn eigen standaarden. In mijn ogen is dat niet goed. Je bent beter af met één standaard, die ook het algemeen belang dient.”

Vind je dat er in België minder aandacht is voor integrated reporting dan in Nederland? “Ik moet toegeven dat er landen zijn die op dit vlak sneller gaan dan België. Wat niet wil zeggen dat we hier geen inhaalbeweging kunnen maken. Ook bij het ITAA is de aandacht ervoor relatief beperkt geweest. ITAA moet daar zeker ook meer aandacht aan schenken.”

Naar aanleiding van de implementatie van de Sustainability Reporting Directive worden grote ondernemingen wettelijk verplicht om ook te rapporteren over niet-financiële informatie. Hoe ervaren jullie deze evolutie? “Namens het Instituut zijn we er allemaal voorstander van om daar verdere stappen in te zetten. Maar we moeten een kader hebben. Het initiatief dat Europa genomen heeft, is zeker al een mooie stap in de goede richting. Wat wij als organisatie absoluut willen vermijden is dat het verzandt in een té zwart-wit politiek debat.”

Hoe zou je staan tegenover een eventuele implementatie van deze richtlijn voor kmo’s? Welke voordelen zie je voor kmo’s bij een rapportering over niet-financiële informatie? “Er zijn zeker voordelen, maar we moeten wel rekening houden met de kostprijs die daar tegenover staat. Als student-ondernemer ben je geïnteresseerd om een paar duizend euro bij te verdienen en je moet verplicht al een rapport maken over duurzaamheid? Je ‘goesting’

zal snel verdwijnen. Vandaag heb ik nog geen ondernemer ontmoet die zegt dat hij ondernemer geworden is omdat hij een sociale balans heeft mogen publiceren. Vergeet niet dat ‘kmo’ binnen Europa een zeer breed begrip is. Belangrijk is te kijken hoe groot de onderneming is. Moeten we voor elk kmo de duurzaamheidslat gelijk leggen? Vergelijk het met de neerlegging, waarbij we toch ook een onderscheid maken tussen een kleine, middelgrote of grote kmo.”

Kmo’s rapporteren in een duurzaamheidsverslag over bv. de vergroening van hun wagenpark, maar ze kunnen niet meetbaar uitdrukken wat de financiële impact zal zijn. Kunnen accountants daarbij helpen? “Er is de vrijheid van de ondernemer. Een accountant heeft niet de taak strenger te zijn dan we vandaag moeten zijn. Laat ons met twee voeten op de grond blijven: een accountant kan hieraan meewerken, initiatieven nemen en motiveren. Maar enkel binnen een maatschappelijk kader dat er vandaag echter nog niet is.”

Heb je het gevoel dat de klanten het aspect duurzaamheid steeds meer naar voren schuiven? “Dit hangt sterk af van ondernemer tot ondernemer. Het commercieel belang van de ondernemer speelt nog heel sterk omdat hij kijkt welk publiek hij wil bereiken. Wie een groen publiek wil aanspreken, zal het aspect duurzaamheid sterker benadrukken in zijn rapportering.”

Tot slot: Can accountants save the planet? “Wij zullen zelf de temperatuur niet met één graad naar beneden kunnen halen, maar we zullen er zeker voor zorgen dat ondernemers hierin hun verantwoordelijkheid nemen.” Carine Coppens Opleidingshoofd Financieel Management, HOGENT

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


6

Fiscale behandeling van buitenlandse beroepsverliezen (deel 1) Sinds aanslagjaar 2021 zijn de beroepsverliezen die een Belgische vennootschap heeft geleden binnen een buitenlandse vaste inrichting of met betrekking tot in het buitenland gelegen activa waarover de vennootschap beschikt (bijv. een onroerend goed), enkel nog aftrekbaar van de belastbare basis in de Belgische vennootschapsbelasting als die verliezen (i) definitief zijn en (ii) geleden zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte 1 . Om in België aftrekbaar te zijn en te blijven, mogen die verliezen bovendien niet meer verrekend worden met lokale winsten in die andere staat. Deze nieuwe regelgeving inzake de aftrekbaarheid van buitenlandse verliezen werd ingevoerd als onderdeel van de 3de fase van de hervorming van de vennootschapsbelasting en is van toepassing voor verliezen geleden vanaf aanslagjaar 2021 (verbonden aan belastbare tijdperken die aanvangen vanaf 1 januari 2020). Voor verliezen die voor aanslagjaar 2021 werden geleden, geldt nog een specifieke overgangsregeling. Daarnaast werden in 2021 nog een aantal relevante wettelijke bepalingen met betrekking tot de volgorde van de bewerkingen en aanrekening van de verliezen aangepast 2,3 . Naar aanleiding van de nieuwe regeling heeft de fiscus intussen een Circulaire 2021/C/97 4 gepubliceerd met een aantal praktische voorbeelden die we in deze bijdrage in detail bespreken.

1. Uitgangspunt De belastbare basis van een binnenlandse vennootschap die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting5 wordt in de eerste plaats bepaald op basis van haar boekhoudkundig resultaat (namelijk de boekhoudkundige winst6). Dat resultaat omvat dus ook de winst of het verlies gerealiseerd in het buitenland via een vaste inrichting of daar gelegen activa (bijv. een verhuurd onroerend goed)7. De vraag rijst hoe, en in welke mate, een buitenlands verlies in aftrek kan worden genomen van de Belgische belastbare basis, want dit verlies kan mogelijk nog lokaal (dus: in het buitenland) in de daaropvolgende jaren worden afgetrokken van eventuele winsten8 . Daarbij kan het niet de bedoeling zijn om eenzelfde verlies fiscaal twee keer in aftrek te nemen, namelijk een keer in België en nadien ook nog eens in het buitenland.

1 2

2. Regeling tot en met aanslagjaar 2020 Tot en met aanslagjaar 2020 kon een Belgische vennootschap de beroepsverliezen die in een bepaald jaar werden geleden – binnen een buitenlandse vaste inrichting of met betrekking tot in het buitenland gelegen activa – onmiddellijk in mindering brengen van de belastbare winst in België. Anders gezegd, het belastbaar resultaat van de Belgische hoofdzetel kon worden verminderd met een buitenlands verlies van hetzelfde jaar9 . De enige twee voorwaarden waren dat (i) België een dubbelbelastingverdrag (hierna: ‘DBV’) had met het land in kwestie en (ii) het verlies ginder nog niet werd verrekend of afgetrokken van de (vroegere of toekomstige) winsten van die vaste inrichting10 .

Art. 185, §3 WIB 1992. Wet van 27 juni 2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, BS 30 juni 2021. 3 Let op: de wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 28 januari 2022, heeft deze bepalingen intussen nogmaals herschreven. Zie verder in dit artikel en in een vervolgartikel in een volgende editie van het ITAA-ZINE. 4 Circ. 2021/C/97 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen, 3 november 2021. 5 In de zin van artikel 2, §1, 5°, b) WIB 1992. 6 Zie art. 5, art. 24 en art. 183 WIB 1992. 7 Belgische vennootschappen zijn nl. belastbaar op hun wereldwijde inkomen (zie art. 5 en art. 183 WIB 1992). 8 Zoals bijv. ook het geval is voor een Belgische vaste inrichting met overgedragen verliezen. Als die inrichting in een daaropvolgend jaar terug winst maakt, kunnen de overgedragen verliezen daarvan worden afgetrokken (België kent een ‘carry-forward’-regime). 9 Zie ook Vr. nr. 299 MATHEÏ 31 maart 2020, Vr. en Antw., Kamer 2019-2020, nr. 55/018, 14 mei 2020, 119-120. 10 Oud artikel 185, §3 WIB 1992.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


7 Zolang de vennootschap kon aantonen dat de beroepsverliezen die werden geleden in een bepaald DBV-land lokaal niet in aftrek werden genomen, kon de aftrek van die buitenlandse verliezen in België worden behouden. Pas wanneer de betreffende beroepsverliezen later toch nog lokaal werden verrekend met de winst van de vaste inrichting, moest de Belgische vennootschap haar Belgische belastbare basis corrigeren om een dubbelverliescompensatie te vermijden (de ‘recapture-regel’). Concreet moest het vroeger in aftrek genomen verlies terug aan het belastbaar resultaat worden toegevoegd via code 1485 van de aangifte in de vennootschapsbelasting (zie ook puntje 6. ‘Voorbeelden’).

3. Regeling voor verliezen geleden vanaf aanslagjaar 2021 In het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting werd voormelde gunstige (liberale) regeling intussen aanzienlijk verstrengd om de (negatieve) budgettaire impact van die belastinghervorming te compenseren11 . Meer bepaald: beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse vaste inrichtingen of met betrekking tot in het buitenland gelegen activa waarover de vennootschap beschikt en waarvan de winsten in principe door België worden vrijgesteld in toepassing van een DBV, blijven buiten beschouwing voor de bepaling van de belastbare grondslag in België (met andere woorden: ze zijn fiscaal niet aftrekbaar), tenzij het definitieve beroepsverliezen geleden binnen een EER-lidstaat betreft12,13 . De nieuwe regelgeving geldt voor beroepsverliezen geleden in het buitenland vanaf aanslagjaar 2021 (verbonden aan boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2020) en komt erop neer dat enkel nog ‘definitieve’ verliezen – ook ‘stopzettingsverliezen’ genoemd – die zijn geleden in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER), kunnen worden afgetrokken van de belastbare grondslag in de Belgische vennootschapsbelasting (dat wil zeggen: bij het hoofdhuis) in het belastbaar tijdperk waarin het verlies definitief geworden is14 . Anders gezegd, de niet-aftrekbaarheid van de buitenlandse verliezen is

voortaan het uitgangspunt, met een uitzondering voor de stopzettingsverliezen die geleden werden binnen de EER. Concreet impliceren de verstrengde verliesverrekeningsregels bijvoorbeeld dat verliezen die een vennootschap in het buitenland lijdt tijdens de opstartfase van een nieuwe buitenlandse activiteit – via een vaste inrichting of een lokaal bijkantoor – niet meer in hetzelfde jaar kunnen worden afgetrokken van de belastbare basis in België. Zelfs als het een verlies betreft uit een andere EER-lidstaat wordt de effectieve aftrek van het buitenlandse verlies uitgesteld tot wanneer het verlies definitief is. Daarbij is het niet relevant of de betreffende buitenlandse staat (juridisch) in de mogelijkheid voorziet om daar de beroepsverliezen af te trekken of te verrekenen met de lokale belastbare basis15 . Hieronder lichten we kort de verschillende bouwstenen en voorwaarden voor de praktische toepassing van deze nieuwe regelgeving toe. In punt 6 bespreken we twee cijfervoorbeelden uit de circulaire.

3.1. Voorwaarde 1: vaste inrichting of activa waarvan de winsten vrijgesteld zijn op basis van een DBV Ten eerste gaat de regeling alleen over verliezen met betrekking tot buitenlandse vaste inrichtingen of activa waarvan (alsook in de mate dat) de winsten ingevolge een DBV in België zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting16 . Voor verliezen gerealiseerd in een land waarmee België geen DBV heeft, geldt daarentegen geen aftrekbeperking. Meer bepaald, voor een vaste inrichting of voor activa waarover de vennootschap beschikt in een land waarmee België geen DBV heeft – zelfs als dat een EER-land is zoals Liechtenstein – zijn de eventuele winsten in principe steeds volledig belastbaar in de Belgische vennootschapsbelasting, maar zijn de eventuele beroepsverliezen ook volledig aftrekbaar. Aangezien er in voorkomend geval geen DBV is dat de Belgische heffingsbevoegdheid ten aanzien van de buitenlandse winst beperkt, is er ook geen reden om een eventuele verrekening van verliezen in België te beperken.

11 Programmawet van 25 december 2017, BS 29 december 2017. 12 Art. 185, §3, eerste lid WIB 1992. 13 Als het DBV slechts in een gedeeltelijke vrijstelling voorziet (op basis van een zogenaamde ‘switch-over’-bepaling) geldt dezelfde regel pro rata (art. 185, §3, tweede lid WIB 1992). Een voorbeeld is het DBV met San Marino (art. 24 van het DBV). 14 De onderliggende redenering is dat de buitenlandse winst in een land waarmee België een DBV heeft, dat voorziet dat de inrichtingswinst in België vrijgesteld moet worden, niet aan Belgische vennootschapsbelasting kan worden onderworpen en dus ook de verliezen van zo’n inrichting niet aftrekbaar hoeven te zijn (zie Parl. St. Kamer 2017-18, nr. 54-2864/001, 44). België moet echter ook rekening houden met de Europese vrijheden (primair Europees recht) waaronder het vrij verkeer van vestiging en rechtspraak van het Europees Hof van Justitie ter zake. Daarom dat de nieuwe regelgeving erin voorziet dat ‘definitieve verliezen’ binnen een EER-lidstaat toch nog aftrekbaar zijn. 15 Circ. 2021/C/97 van 3 november 2021 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen, randnr. 2. 16 Art. 7 van het OESO-Modelverdrag. Voor inkomsten van onroerende goederen, zie artikel 6 van het OESO-Modelverdrag.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


8 3.2. Voorwaarde 2: definitieve verliezen Ten tweede, om verrekenbaar (aftrekbaar) te zijn, moeten de beroepsverliezen definitief zijn.

• opnieuw activiteiten opstart in de lidstaat waar de inrichting was gelegen of de activa waren gelegen die aanleiding hebben gegeven tot het vaststellen van het definitieve beroepsverlies,

Verliezen worden als ‘definitief’ aangemerkt zodra17: a) de vennootschap haar activiteiten in een bepaalde lidstaat definitief heeft stopgezet – dat wil zeggen: op het ogenblik dat de vaste inrichting wordt gesloten – voor zover voor deze verliezen geen enkele aftrek van welke aard ook is verleend in de lidstaat waarin de buitenlandse inrichting was gelegen18; of b) de vennootschap over geen activa meer beschikt in die bepaalde lidstaat – bijvoorbeeld als het laatste onroerend goed daar werd verkocht – voor zover voor die verliezen geen enkele aftrek van welke aard ook is verleend in de lidstaat waar die activa gelegen waren.

dan: • wordt het buitenlandse beroepsverlies dat werd verrekend met (a) winst van Belgische oorsprong of (b) de winst van buitenlandse oorsprong die niet bij verdrag (DBV) werd vrijgesteld, • terug opgenomen in de belastbare grondslag van het belastbaar tijdperk waarin de activiteiten opnieuw werden opgestart 20,21 .

De circulaire verduidelijkt het jammer genoeg niet, maar volgens ons zou een vennootschap de stopzetting van haar activiteiten kunnen aantonen met bijvoorbeeld een uittreksel uit het lokale handelsregister (cfr. KBO), een bewijs van de verkoop van het onroerend goed, een attest van de lokale fiscale administratie, enz.

Dat is een specifieke antimisbruikbepaling die (door haar strikte formulering) zelfs van toepassing is als (a) de betreffende verliezen in het buitenland niet meer beschikbaar zijn voor compensatie met inkomsten uit de nieuwe activiteiten, (b) er geen fiscaal misbruik is of (c) als er geen fiscale redenen aan de grondslag liggen van de heropstart van de buitenlandse activiteiten via een lokale vaste inrichting of lokale activa. Deze antimisbruikmaatregel is dus zeer streng.

Bovendien zijn de verliezen (die op voormelde ogenblikken bestaan) slechts definitief voor zover (of in de mate dat) deze verliezen in de lidstaat waarin de buitenlandse inrichting(en) of activa waren gelegen, niet meer in aanmerking komen voor enige aftrek – van welke aard ook – bij (i) andere inrichtingen of activa waarover de vennootschap in die lidstaat alsnog beschikt of (ii) enige andere persoon op wie die (lokale) verliezen (ingevolge lokale fiscale wetgeving) zouden overgaan19 . Daarnaast is er ook een driejarige sperperiode of zogenaamde ‘recapture’ in het belastbaar tijdperk van de eventuele heropstart van de buitenlandse activiteiten. Meer bepaald,

Kortom, bij een heropstart van de activiteiten binnen een periode van drie jaar wordt de vroegere aftrek ongedaan gemaakt.

In antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van Financiën verduidelijkt dat de driejarige termijn begint te lopen vanaf de eerste dag van het belastbaar tijdperk dat volgt op het belastbare tijdperk waarin de definitieve verliezen in België werden afgetrokken22 . Als bijvoorbeeld een Belgische vennootschap voor aanslagjaar 2022 (boekjaar 1 januari 2021 – 31 december 2021) een definitief verlies van een Luxemburgse vaste inrichting in aftrek heeft genomen in de Belgische vennootschapsbelasting, dan mag de vennootschap in Luxemburg haar activiteiten – via een nieuwe vaste inrichting of bijv. een nieuw onroerend goed – niet hernemen of heropstarten voor 31 december 202423 .

als: • de vennootschap binnen een periode van drie jaar na de aftrek van het definitieve beroepsverlies

17 Art. 185, §3, vierde lid WIB 1992. 18 Volgens de Memorie van Toelichting zijn verliezen dus niet definitief als ze in de liggingsstaat van de vaste inrichting werden afgetrokken bijv. van inkomsten van andere inrichtingen in die staat of bijv. ingevolge een nationale fiscale consolidatie werden afgetrokken bij andere ondernemingen (of groep) in die staat (Parl. St., Kamer 2017-18, nr. 54-2864/001, 45). 19 Art. 185, §3, vijfde lid WIB 1992. 20 Art. 185, §3, zesde lid WIB 1992. 21 In de praktijk gebeurt dit via code 1419 van de aangifte in de vennootschapsbelasting. Zie ook artikel 206, §1, vierde lid van het WIB 1992 inzake vorige (i.e. overgedragen) verliezen. Zie ook hierna onder puntje 3.4. 22 Zie Vr. nr. 299 MATHEÏ 31 maart 2020, Vr. en Antw., Kamer 2019-2020, nr. 55/018, 14 mei 2020, 119-120. De driejarige termijn mag m.a.w. niet gerekend worden (dag-op-dag) vanaf de datum van effectieve stopzetting. 23 Als ze dat toch doet, zal het verlies dat in de aangifte in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2022 in aftrek werd genomen, terug aan het belastbaar resultaat moeten worden toegevoegd via de aangifte in de vennootschapsbelasting m.b.t. het boekjaar of belastbaar tijdperk (i.e. aanslagjaar) waarin de activiteiten werden heropgestart.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


9 3.3. Voorwaarde 3: verliezen geleden binnen een vaste inrichting of met betrekking tot activa in een EER-lidstaat Ten derde moeten de verliezen gerealiseerd zijn in een EER-lidstaat. Anders gezegd, verliezen geleden in een nietEER-lidstaat – maar wel in een land waarmee België een DBV heeft afgesloten (zie nl. puntje 3.1 inzake landen zonder DBV) – zijn in België niet aftrekbaar en moeten voortaan in principe dus steeds aan de belastbare basis worden toegevoegd (zie puntje 3.4) 24 . De EER omvat (i) voor alle duidelijkheid alle 27 lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië en Zweden, alsook (ii) de drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), namelijk IJsland, Liechtenstein en Noorwegen 25 . Dit wil ook bijvoorbeeld zeggen dat sinds de Brexit, verliezen van een vaste inrichting of met betrekking tot activa in het Verenigd Koninkrijk, in België niet meer verrekenbaar zijn en dus steeds een correctie zal moeten worden toegepast (zie puntje 3.4).

3.4. Wat als voorwaarden niet vervuld zijn? Als buitenlandse beroepsverliezen (in een land waarmee België een in werking zijnd DBV heeft) niet definitief zijn, dan moeten die verliezen extracomptabel (dat wil zeggen via de aangifte in de vennootschapsbelasting) aan de belastbare basis worden toegevoegd. Die verliezen zullen het Belgische boekhoudkundige resultaat (de winst) van de vennootschap immers drukken, maar zijn fiscaal niet aftrekbaar. Anders gezegd, de buitenlandse verliezen die in het boekhoudkundig resultaat vervat zitten, maar fiscaal niet aftrekbaar zijn, moeten terug worden bijgeteld. Voor die (extracomptabele) correctie wordt in de aangifte in de vennootschapsbelasting onder de rubriek Resultaat na toepassing van het aftrekverbod een specifieke code

voorzien, namelijk code 1419 met als omschrijving Verliezen van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen26 .

3.5. Wat indien onvoldoende resultaat om definitieve verliezen daadwerkelijk af te trekken? Als een deel van het definitieve verlies dat in een bepaald belastbaar tijdperk werd geleden niet daadwerkelijk kan worden afgetrokken vanwege onvoldoende belastbaar resultaat in dat belastbaar tijdperk, dan kan dat deel worden overgedragen naar volgende belastbare tijdperken (carry-forward). Zulke overgedragen definitieve verliezen kunnen in een volgend belastbaar tijdperk dan alsnog daadwerkelijk worden afgetrokken van de belastbare winst onder de voorwaarden van artikel 206, §1, eerste, tweede en vierde lid van het WIB 1992. Ingevolge deze voorwaarden kunnen die overgedragen definitieve verliezen echter slechts van de resterende winst worden afgetrokken van een volgend belastbaar tijdperk in zover ze (i) voorheen niet waren gedekt door bij verdrag vrijgestelde winst (zie ook puntje 4) en (ii) de bij verdrag vrijgestelde winst van dat volgende belastbare tijdperk overtreffen.

4. Volgorde van bewerkingen en verdeling van het resultaat volgens oorsprong en aanrekening van de verliezen Als een Belgische vennootschap een of meer buitenlandse vaste inrichtingen heeft, dan is het resultaat van de vennootschap (de globale winst of het verlies) samengesteld uit meerdere winst- en/of verliescomponenten en kunnen er in meerdere landen buitenlandse verliezen zijn. In dat geval moet het globale resultaat worden verdeeld volgens zijn oorsprong (cfr. de componenten) en moeten de winsten en verliezen (indien die er zijn) in een welbepaalde volgorde met elkaar worden verrekend.

24 Dit wordt in de circulaire niet besproken, maar mogelijks zou een Belgische vennootschap met bijvoorbeeld een vaste inrichting in een land waarmee België een DBV heeft dat een relevante ‘gelijkebehandelingsclausule’ bevat, die clausule alsnog kunnen inroepen om (onder dezelfde voorwaarden) de buitenlandse verliezen te kunnen aftrekken van de belastbare basis in België. Zie bijv. P. J. WOUTERS, “Vennootschapsbelasting in 2020: anticiperen op nieuwe maatregelen”, Fisc. Act. 2019/38, 1-7. Een diepgaande analyse hieromtrent valt echter buiten het bestek van deze bijdrage. 25 Merk op dat België geen DBV heeft met Liechtenstein dat voor de woonstaat van de vennootschap (d.w.z. België) de winst van een vaste inrichting in de andere staat (d.w.z. Liechtenstein) vrijstelt. 26 Deze code werd voor het eerst ingevoerd in het aangifteformulier in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2021. Deze code mag niet verward worden met code 1485, die nog steeds moet worden gebruikt voor toepassing van de zogenaamde ‘recapture-regel’ van artikel 185, §3, derde lid van het WIB 1992 (zie ook puntje 2). Zie ook Circ. 2021/C/97, randnr. 10; en A. DEBOEVER en L. BUSSCHAERT, “De nieuwigheden in de aangifte voor aanslagjaar 2021”; Fisc. Act. nr. 2021/27, p. 1-8.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


10 De bepalingen over de verdeling van het resultaat volgens oorsprong waren traditioneel opgenomen in het uitvoeringsbesluit bij het WIB 199227. In navolging van de adviezen van de Raad van State en onder verwijzing naar het legaliteitsbeginsel opteerde de wetgever in 2021 28 voor de opname van die bepalingen in het WIB 1992 zelf. De circulaire bespreekt de bepalingen zoals opgenomen in deze wet 29 . Hieronder vindt u een kort overzicht. Voor een praktische toepassing verwijzen we naar de voorbeelden die opgenomen zijn in de circulaire en die hierna aan bod komen. In casu beperken we ons tot de uitsplitsing van de winst volgens oorsprong en de eventuele aanrekening van de verliezen. Verdeling van het resultaat volgens oorsprong30 Het resultaat wordt onderverdeeld volgens oorsprong in: • Belgisch resultaat (Belgische winst genoemd – indien positief); • resultaat uit landen zonder verdrag (niet bij verdrag vrijgestelde winst – indien positief); en • resultaat uit landen met verdrag (bij verdrag vrijgestelde winst – indien positief). Aanrekening van de verliezen31 Zoals men kan opmerken uit de redactie van dit artikel, worden de verliezen van het belastbare tijdperk die in een bepaald land werden geleden evenwel eerst nog in een bepaalde volgorde aangerekend op de winsten uit andere landen (zie onderstaande posten alvorens over te gaan tot de voormelde verdeling (cfr. de vermelding indien ‘positief’). De desbetreffende verliezen worden als volgt verrekend, waarbij er conceptueel een onderscheid moet worden gemaakt tussen drie categorieën: • verliezen uit landen met bij verdrag vrijgestelde winsten: eerst op de bij verdrag vrijgestelde winsten, dan op de niet bij verdrag vrijgestelde winst (de winst uit landen zonder verdrag) en ten slotte op de Belgische winst; • verliezen uit landen met niet bij verdrag vrijgestelde winsten: eerst op de niet bij verdrag vrijgestelde winst, dan op de Belgische winst; en • Belgische verliezen: eerst op de Belgische winst, daarna op de niet bij verdrag vrijgestelde winst.

Een attente lezer zal opmerken dat Belgische verliezen en de ‘niet-verdragsverliezen’ (categorie 2) niet kunnen aangerekend worden op de bij verdrag vrijgestelde winsten. Dat is een gevolg van het AMID-arrest 32 , dat jaren na datum (namelijk in 2019) laattijdig door de wetgever werd geïmplementeerd. In het geval dat de winst van een buitenlandse inrichting overeenkomstig het verdrag in België in principe niet wordt vrijgesteld, maar de belasting op die winst wel wordt verminderd, dient een eventueel verlies opgenomen te worden onder de categorie ‘niet bij verdrag vrijgestelde winsten’.

5. Wat met buitenlandse beroepsverliezen geleden voor aanslagjaar 2021? Als een vennootschap voor aanslagjaar 2021 – dus voor de inwerkingtreding van de nieuwe regels – buitenlandse verliezen heeft geleden in een land waarmee België een DBV heeft, dan moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee situaties (zie puntjes 5.1 en 5.2). Daarbij is het belangrijk dat, overeenkomstig de definitie opgenomen in artikel 206 van het WIB 199233 , de vorige (overgedragen) beroepsverliezen eveneens de verliezen bevatten die zijn geleden in landen met een verdrag en die voorheen “niet door bij verdrag vrijgestelde winst waren gedekt”.

5.1. Buitenlandse beroepsverliezen die in België al daadwerkelijk werden verrekend met Belgische winst of met niet bij verdrag vrijgestelde winst Ten eerste kan het zijn dat een vennootschap reeds voor aanslagjaar 2021 een verlies heeft geleden in een land waarmee België een DBV heeft en die verliezen daadwerkelijk heeft verrekend met de belastbare basis in België. Met andere worden: de verliezen werden effectief afgetrokken van de belastbare winst. In voorkomend geval blijven die verliezen in principe aftrekbaar, maar moet wel nog steeds

27 Art. 75 en 78 KB/WIB 1992. 28 Wet van 27 juni 2021 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, BS 30 juni 2021. 29 Opgelet: bij de wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 28 januari 2022, werden deze bepalingen nogmaals herschreven, omdat de wetgever blijkbaar niet tevreden was met het resultaat van de vorige aanpassing. De bepalingen zijn nu opgenomen in de artikelen 206/1 tot 206/5, het bestaande artikel 207 en de nieuwe artikelen 207/1 en 207/2 van het WIB 1922 en zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2022. Die gewijzigde bepalingen zijn het onderwerp van een vervolgartikel voor de volgende editie van het ITAA-ZINE. 30 Zie art. 207/5, eerste lid WIB 1992. 31 Zie artikel 207/5, tweede lid WIB 1992. 32 HvJ 14 december 2000, nr. C-141/99, Algemene Maatschappij voor Investering en Dienstverlening nv. 33 Art. 206, §1, tweede lid WIB 1992.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


11 toepassing worden gemaakt van de oude ‘recapture-regels’34 (zie ook punt 2). Het betreft meer bepaald beroepsverliezen die35: (i) werden geleden binnen een buitenlandse inrichting waarvan de winst in principe werd vrijgesteld of verminderd op basis van een DBV; (ii) werden geleden vóór aanslagjaar 2021 en meer bepaald m.b.t. een belastbaar tijdperk dat is aangevangen vóór 1 januari 2020; en (iii) daadwerkelijk (in de Belgische vennootschapsbelasting) werden verrekend met Belgische winst of met niet bij verdrag vrijgestelde winst. 36

5.2. Andere buitenlandse beroepsverliezen (die nog niet daadwerkelijk in België afgetrokken zijn) Artikel 206 van het WIB 199237 bevat een specifieke regeling voor (vorige) beroepsverliezen die (i) werden geleden in een belastbaar tijdperk dat is aangevangen voor 1 januari 2020 (aanslagjaar 2021) in een DBV-land, en die (ii) in België nog niet daadwerkelijk in aftrek werden genomen van de Belgische winst of van niet bij verdrag vrijgestelde winst (dus een andere situatie dan hiervoor vermeld onder puntje 5.1) 38 .

nog steeds in aftrek worden genomen (van de resterende winst), maar alleen als aangetoond kan worden dat ze in het buitenland niet werden aangewend en voor zover ze (in het betreffende jaar) de bij verdrag vrijgestelde winsten overtreffen. Het betreft als het ware een (jaarlijkse) dubbele toets waaraan moet worden voldaan. Voor een concreet voorbeeld verwijzen we naar puntje 6, voorbeeld 1.

6. Praktische voorbeelden (uit de circulaire) De circulaire bevat twee voorbeelden over hoe verliezen, geleden in een buitenlandse vaste inrichting, in de aangifte in de vennootschapsbelasting moeten worden verwerkt. Telkens gaat het over een binnenlandse (Belgische) vennootschap met verschillende vaste inrichtingen in het buitenland, die haar boekhouding voert per kalenderjaar.

Het gaat bijvoorbeeld om een Belgische vennootschap die globaal genomen een verliespositie had, onder andere door een verlies binnen een buitenlandse vaste inrichting dat onder de oude regels onmiddellijk kon worden afgetrokken van de (negatieve) belastbare basis in België, en die daardoor een fiscaal overdraagbaar verlies heeft opgebouwd waarin dit buitenlandse verlies vervat zit.

iStockphoto.com/nd3000.

Samengevat komt het erop neer dat dergelijke verliezen verloren gaan – ze kunnen in België niet meer worden afgetrokken en moeten dus ook uit het overgedragen verlies worden gehaald – als: (i) de vennootschap niet (meer) kan aantonen dat het verlies niet in aftrek werd of wordt genomen van de winst van de betreffende buitenlandse inrichting, of (ii) de buitenlandse inrichting werd overgedragen in het kader van een inbreng, een fusie, een splitsing of een gelijkaardige verrichting. Bovendien kunnen dergelijke verliezen slechts van de resterende winst worden afgetrokken in zoverre ze de bij verdrag vrijgestelde winst in een bepaald jaar overtreffen. Anders gezegd, de overgedragen (buitenlandse) beroepsverliezen (geleden voor aanslagjaar 2021) kunnen in België

34 35 36 37 38

Art. 185, §3, derde lid WIB 1992. Merk op dat ook bepaalde dubbelbelastingverdragen een ‘recapture-regeling’ bevatten. Zie ook Circ. 2021/C/97, randnrs. 25-28. D.w.z. niet louter toegevoegd aan het fiscaal overdraagbare verlies. Art. 206, §1, derde lid WIB 1992. Zie ook Circ. 2021/C/97, randnrs. 29-30.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


12 Voorbeeld 1 In het eerste voorbeeld heeft de Belgische vennootschap een vaste inrichting in: • Frankrijk: een staat waarmee België een DBV heeft dat in vrijstelling van inrichtingswinst voorziet, • Nederland: een staat waarmee België een DBV heeft dat in vrijstelling van inrichtingswinst voorziet, en • San Marino: een staat waarmee België een ‘gemengd’ DBV heeft 39 . De Belgische vennootschap heeft binnen haar Nederlandse vaste inrichting in het belastbare tijdperk dat afsloot op 31 december 2017 een verlies geleden van 80.000 euro. Daarvan werd 50.000 euro daadwerkelijk afgetrokken van de belastbare basis in België (dus in aanslagjaar 2018). Zo werd de belastbare basis in dat jaar tot een minimum herleid. De resterende 30.000 euro aan Nederlands verlies werd toegevoegd aan de overgedragen fiscale verliezen. Per 31 december 2019 bedraagt het saldo van de compenseerbare (fiscaal overdraagbare) verliezen 450.000 euro. Dit saldo is als volgt samengesteld (opgedeeld volgens oorsprong): • België: 300.000 euro, • Nederland: 30.000 euro (m.b.t. boekjaar 2017 – zie hiervoor), en • Frankrijk: 120.000 euro. Voor het belastbare tijdperk dat loopt van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (aanslagjaar 2021) bedraagt het belastbare resultaat van de vennootschap 130.000 euro en dat bedrag is als volgt samengesteld40: Land

Oorsprong resultaat

Winst of verlies

Definitief of niet

DBV-vrijstelling

België

230.000 euro

winst

Frankrijk

− 200.000 euro

verlies

niet-definitief

Ja

Nederland

150.000 euro

winst

Ja

San Marino

− 50.000 euro

verlies

niet-definitief

Ja (gemengd)

130.000 euro In 2020 werd het volledige verlies in Nederland (de 80.000 euro uit 2017) alsnog effectief afgetrokken. De relevante vakken van de aangifte in de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2021 zien er dan als volgt uit: Rubriek

Code

Belastbaar tijdperk

Resultaat van het belastbare tijdperk (+/−)

1410

130.000

Resultaat na toepassing van het aftrekverbod (+)/(−)

1427

Verliezen van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen

1419

Resterend resultaat (+/−)41

1430

130.000 + 250.000 niet-definitief verlies van Frankrijk en San Marino in het huidige belastbaar tijdperk 380.000

39 Merk op: de Nederlandstalige versie van de circulaire vermeldt ‘Sint-Maarten’, maar dit lijkt een vertalingsfout te zijn, want België heeft geen DBV met Sint-Maarten en in de Franstalige versie van de circulaire wordt “Saint-Marin” (San-Marino) vermeld. 40 Bijv. gelijk aan de boekhoudkundige winst ná belastingen plus de verworpen uitgaven. 41 Het resultaat ná toepassing van het aftrekverbod (130.000 euro), verhoogd met de buitenlandse verliezen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 185, §3 van het WIB 1992 (250.000 euro) om in België te worden verrekend met de belastbare winst van het Belgische hoofdhuis. Meer bepaald wordt in de eerste bewerking het belastbaar resultaat verlaagd met 250.000 euro, maar dit verlies is niet ‘definitief’ en moet dus terug toegevoegd worden. In de volgende stap van de aangifte moet er een onderscheid worden gemaakt tussen (i) het deel van het resultaat dat in toepassing van een DBV is vrijgesteld, (ii) het deel van het resultaat dat niet bij DBV is vrijgesteld en (iii) het Belgische resultaat (zie puntje 4).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


13 Rubriek

Code

Bij verdrag vrijgesteld

Niet bij verdrag vrijgesteld

Belgisch

Resterend resultaat volgens oorsprong (+/−)

1431

150.000

230.000

Correctie voor bepaalde beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse inrichtingen42

1485

50.000

Resterend resultaat volgens oorsprong na correcties (+)/(−)

1490

150.000

280.000

Aftrekken van de resterende winst − Vorige verliezen

1436

− 280.000

Resterende winst volgens oorsprong

1450

0

Rubriek

Code

Belastbaar tijdperk

Saldo van de compenseerbare vorige verliezen (−)

1721

450.000

Gecompenseerde verliezen (+)

1723

Verlies over te brengen naar het volgende belastbare tijdperk (−)

1730

430.00043 − 20.000

Voorbeeld 2 In het tweede voorbeeld in de circulaire heeft een Belgische vennootschap inrichtingen in: • Frankrijk: een staat waarmee België een DBV heeft dat in vrijstelling van inrichtingswinst voorziet, • Nederland: een staat waarmee België een DBV heeft dat in vrijstelling van inrichtingswinst voorziet, • San Marino: een staat waarmee België een ‘gemengd’ DBV heeft 44 , • Rwanda: een staat waarmee België een ‘gemengd’ DBV heeft, en • Oeganda: een staat waarmee België geen DBV heeft 45 . Voor het aanslagjaar 2022 (inkomstenjaar 2021) bedraagt het resultaat van het belastbare tijdperk 200.000 euro, wat als volgt kan worden verdeeld over de verschillende inrichtingen: • België: 230.000 euro, • Frankrijk: – 200.000 euro, • Nederland: 110.000 euro, • San Marino: -50.000 euro, • Rwanda: 40.000 euro, en • Oeganda: 70.000 euro.

42 De zogenaamde ‘recapture-regel’ van het oude artikel 185, §3 van het WIB 1992 – nu artikel 185, §3, derde lid van het WIB 1992 (zie ook puntje 2) – op grond waarvan buitenlandse verliezen van een vaste inrichting die in het verleden daadwerkelijk in mindering werden genomen van het belastbaar resultaat in België, terug aan de Belgische belastbare basis moeten worden toegevoegd als de betreffende verliezen in een bepaald jaar alsnog lokaal worden aangewend om belastbare winst te compenseren. 43 Bestaande uit: (i) het fiscaal overgedragen verlies dat in het betreffende jaar wordt gebruikt (nl. 280.000 euro); en (ii) het Franse verlies dat gedekt wordt door de bij verdrag vrijgestelde winst, namelijk het beroepsverlies van 120.000 euro dat werd geleden in een vroeger belastbaar tijdperk dat is aangevangen vóór 1 januari 2020 in een land waarmee België een DBV heeft (i.e. Frankrijk) en dat ‘gedekt’ wordt door (i.e. gecompenseerd wordt met) de bij verdrag vrijgestelde winst van het betreffende belastbare tijdperk (i.e. 150.000 euro) – in toepassing van artikel 206, §1, tweede lid van het WIB 1992 dat verliezen uitsluit van de definitie ‘vorige beroepsverliezen’ als ze reeds zijn gedekt door bij verdrag vrijgestelde winst – in casu is de bij verdrag vrijgestelde winst (150.000 euro) groter dan het Franse overgedragen (niet-definitieve) verlies; en (iii) het Nederlandse verlies (een DBV-land) dat ‘definitief wordt uitgesloten van de compenseerbare verliezen’ in toepassing van de specifieke bepaling van artikel 206, §1, derde lid, eerste streepje van het WIB 1992 (zie puntje 5.2), namelijk het verlies dat (a) in Nederland werd geleden in een vroeger belastbaar tijdperk dat is aangevangen vóór 1 januari 2020, (b) in België nog niet daadwerkelijk in aftrek werd genomen van de Belgische winst of van de niet bij verdrag vrijgestelde winst (nl. 30.000 euro) en (c) nu in boekjaar 2020 (aanslagjaar 2021) alsnog in Nederland wordt gebruikt, waardoor dat verlies in België dus niet meer in aanmerking komt. 44 Merk op: de Nederlandstalige versie van de circulaire vermeldt ‘Sint-Maarten’, maar dat lijkt een vertalingsfout te zijn, want België heeft geen DBV met Sint-Maarten en de Franstalige versie van de circulaire heeft het over “Saint-Marin” (San-Marino). 45 Volgens Fisconet.be is het DBV met Oeganda ondertekend, maar nog niet in werking getreden.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


14 In de loop van 2021 zet de vennootschap haar activiteiten definitief stop in Frankrijk en San-Marino: • Het Franse verlies kan als definitief worden beschouwd volgens artikel 185, § 3, vierde lid van het WIB 1992. • Het definitieve verlies van San Marino blijft overeenkomstig artikel 185, § 3, eerste lid buiten beschouwing omdat San Marino geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte. Land

Oorsprong resultaat

Winst of verlies

Definitief of niet

DBV-vrijstelling

België

230.000 euro

winst

-

− 200.000 euro

verlies

definitief

Ja

110.000 euro

winst

Ja

− 50.000 euro

verlies

definitief (maar ≠ EER)

Ja (gemengd)

40.000 euro

winst

Ja (gemengd)

70.000 euro

winst

Nee, geen verdrag

Frankrijk Nederland San Marino Rwanda Oeganda

200.000 euro Rubriek

Code

Belastbaar tijdperk

Resultaat van het belastbare tijdperk (+/−)

1410

200.000

Resultaat na toepassing van het aftrekverbod (+)/(−)

1427

Verliezen van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen

1419

Resterend resultaat (+/−)46

1430

Rubriek

Code

Resterend resultaat volgens oorsprong (+/−) 47

1431

Correctie voor bepaalde beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse inrichtingen

1485

Resterend resultaat volgens oorsprong na correcties (+)/(−)

1490

Aftrekken van de resterende winst − Vorige verliezen48

1436

Resterende winst volgens oorsprong

1450

200.000 + 50.000 definitief verlies van San Marino in het huidige belastbaar tijdperk (niet-EER land) 250.000 Bij verdrag vrijgesteld

Niet bij verdrag vrijgesteld

Belgisch

20.000

230.000

20.000

230.000

20.000

230.000

46 Het resultaat ná toepassing van het aftrekverbod (200.000 euro), verhoogd met de buitenlandse verliezen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 185, §3 van het WIB 1992 (50.000 euro) om in België te worden verrekend met de belastbare winst van het Belgische hoofdhuis. In de volgende stap van de aangifte moet een onderscheid worden gemaakt tussen (i) het deel van het resultaat dat in toepassing van een DBV is vrijgesteld, (ii) het deel van het resultaat dat niet bij DBV is vrijgesteld en (iii) het Belgische resultaat (zie puntje 4). 47 Het definitieve Franse verlies wordt – ingevolge de aanrekeningregels (zie puntje 4) – als volgt aangerekend: eerst op de vrijgestelde winst Nederland (110.000 euro), daarna op de belastbare winst Oeganda (70.000 euro) en het overschot op de belastbare winst Rwanda (20.000 euro) – dus blijft er nog 20.000 euro over voor de Rwandese inrichting. 48 Blijkbaar gaat het om een andere vennootschap (dan in voorbeeld 1) want in de circulaire wordt niet meer gesproken over het overgedragen verlies van 20.000 uit het vorige voorbeeld (aanslagjaar 2021).

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


15

iStockphoto.com/Drazen Zigic.

7. Conclusie We zijn geëvolueerd van een gunstig (liberaal) regime voor verrekening van buitenlandse verliezen, naar een regime waarbij buitenlandse beroepsverliezen die werden geleden in een land waarmee België een DBV heeft (dat inrichtingswinst in België vrijstelt), in de regel niet meer aftrekbaar zijn van de belastbare grondslag in de Belgische vennootschapsbelasting, tenzij het gaat om definitieve beroepsverliezen die zijn geleden binnen een EER-lidstaat met een DBV met België. Uitzondering vormen de verliezen uit landen zonder verdrag – deze blijven volledig aftrekbaar, in het jaar dat ze zijn geleden – maar de desbetreffende winsten uit deze landen zijn dan ook gewoon in België belastbaar. Het moge duidelijk zijn dat de wetswijzigingen, in combinatie met eventuele fiscale verliezen die werden geleden voor

de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving (i.e. aanslagjaar 2021) en bijvoorbeeld vaste inrichtingen in meerdere landen, ons voor een uitdaging stellen om nog het bos door de bomen te zien. Daarbovenop komt nog een recente wetswijzing – via de wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen49 – die de aanrekeningsvolgorde van verliezen (nogmaals) wijzigt. De gevolgen van deze wetswijziging bespreken we in een volgende bijdrage. Jos Goubert Gecertificeerd belastingadviseur

Kevin Hellinckx Gecertificeerd belastingadviseur

49 Wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 28 januari 2022.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


Met ongeveer weet je niets. Met Exact weet je alles. Exact cloud business software is de onbetwiste nummer één voor accountancy in de Benelux. Reeds 550.000 kmo’s vertrouwen dagelijks op de gebruiksvriendelijkheid, flexibiliteit en uitzonderlijke services van Exact. Ontdek welk pakket het best bij je past op Exact.be


17

Bezoek van deurwaarder voor niet-betaalde geldsom. Hoe wordt de verjaringstermijn berekend? U kreeg een deurwaarder over de vloer omdat u het bedrag waartoe u onlangs werd veroordeeld, nog niet hebt betaald. Of omgekeerd, u maakte als beroepsbeoefenaar een ereloonnota op voor een klant, die maar niet betaalt. Wanneer is er sprake van verjaring? Rechts- en proceshandelingen moeten binnen een bepaalde termijn gesteld worden. Wanneer die termijn wordt overschreden, verjaart de procedure. Dat wordt ‘verval’ genoemd. De schuldenaar is dan niets meer verschuldigd en de schuldeiser kan niets meer ondernemen.

1. Principe Wanneer verjaring is ingetreden, is men bevrijd van zijn verbintenissen. De verbintenissen zijn dan vervallen. Door het verval dooft de verbintenis uit voor de schuldenaar (diegene die een ander persoon iets verschuldigd is). De andere persoon, de schuldeiser, kan dan niet meer in rechte optreden of kan de procedure niet meer voortzetten omdat het te laat is om nog een vorderingsrecht uit te oefenen of een bedrag te innen. De wettelijk bepaalde termijnen zijn verjaard. Door de verjaring hoeft de schuldenaar de feiten die hem worden toegerekend, na een bepaalde termijn niet meer te bewijzen. Een nakende verjaring verplicht de schuldeiser ook om vaart te zetten achter de uitoefening van zijn rechten. Verjaring is een vorm van ‘recht om vergeten te worden’, omdat het risico op een gerechtelijke dwaling toeneemt met de tijd.

2. Berekening van de termijnen Er bestaan tal van verjaringstermijnen. De meeste termijnen zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, maar

verjaringstermijnen bestaan ook in het strafrecht, economisch recht, sociaal recht, fiscaal recht, enz. Het is niet de bedoeling van dit artikel om alle situaties in het economische leven te behandelen waarin er verjaring kan optreden, maar wel om het moment te bepalen waarop er verjaring optreedt wanneer een gerechtsdeurwaarder met het oog op een beslag aanbelt bij een schuldenaar die zijn schuld niet betaalt. Als algemene regel geldt voor verjaring een basistermijn van tien jaar. Er zijn echter zoveel uitzonderingen dat u voor uw specifieke situatie beter een jurist kan raadplegen die gespecialiseerd is in het betrokken onderwerp. Voor de berekening van een verjaringstermijn worden alle dagen meegeteld, dus ook de zon- en feestdagen. De berekening gebeurt van middernacht tot middernacht. De termijn start na middernacht en de verjaring treedt in wanneer de laatste dag van de termijn is verstreken. Een ingebrekestelling die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek en die op maandag 7 maart 2022 met de post wordt verstuurd, krijgt uitwerking op donderdag 10 maart 2022 om middernacht, waarna de verjaringstermijn begint te lopen op vrijdag 11 maart 2022 om 0.00 u. Als het om een

verjaringstermijn van één jaar gaat, eindigt die termijn dus op vrijdag 10 maart 2023, om middernacht.

3. Stuiting van de verjaring Een verjaring kan gestuit of geschorst worden. Ook hier bestaan er talrijke bijzondere gevallen en doet u beter een beroep op een deurwaarder om de verschillende stuitingen of schorsingen te berekenen die een invloed kunnen hebben op de verjaringstermijn. De stuiting van de verjaring heeft tot gevolg dat er een nieuwe termijn begint te lopen vanaf nul; een geldige handeling met stuitende werking zorgt er dus voor dat een nieuwe verjaringstermijn wordt opgestart. Dat is ook het geval bij een schuldbekentenis: op de dag van ondertekening van een schuldbekentenis start een nieuwe termijn om het bedrag te innen; zelfs als de oorspronkelijke schuld al een paar jaar oud is. Er bestaan nog andere voorbeelden van handelingen met stuitende werking, zoals een beslaglegging, een vonnis, een dagvaarding of het indienen van een verzoekschrift.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


18

4. Schorsing van de termijn

iStockphoto.com/AndreyPopov.

Een verjaring kan niet alleen gestuit worden; ze kan ook geschorst worden, bijvoorbeeld gedurende de periode waarin het dossier door de rechter behandeld wordt. Die schorsingsperiode wordt bij de initiële termijn opgeteld.

5. Bestaat er een verjaringstermijn voor de uitvoering van een vonnis? Ja, er bestaat ook een termijn om een vonnis of een rechterlijke uitspraak ten uitvoer te leggen. De basistermijn van tien jaar start in dat geval wanneer het vonnis wordt uitgesproken, omdat een rechterlijke beslissing een handeling is met stuitende werking. Er begint dan een nieuwe termijn te lopen, zonder dat er rekening wordt gehouden met de periode die al verstreken is. De rechterlijke beslissing kan tijdens die tien jaar ‘uitgevoerd worden’. Dat betekent dat een deurwaarder zich bij de schuldenaar kan aanmelden om de schuldenaar de beslissing te laten uitvoeren – hem dus te laten betalen of hem te laten doen waartoe hij werd veroordeeld. Al naargelang de instructies van de schuldeiser, kan de deurwaarder ook beslag leggen op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar. Bedenk dat elk beslag de verjaring stuit en er telkens een nieuwe termijn van tien jaar begint te lopen! Wanneer de schuldenaar een deel van zijn schuld betaalt aan de deurwaarder of schuldeiser, is dat opnieuw een handeling met stuitende werking, waardoor er opnieuw een inningstermijn van tien jaar start. Pas wanneer een schuldeiser geen enkele handeling meer stelt gedurende tien jaar, heeft het vonnis geen

gevolgen meer en is de schuldenaar bevrijd van datgene waartoe hij werd veroordeeld.

6. Bestaat er een termijn voor het ophalen van de inbeslaggenomen goederen? Soms legt de deurwaarder beslag op de goederen van de schuldenaar. Dat gebeurt vaak om druk uit te oefenen op de schuldenaar en om hem te dwingen meer te betalen dan wat hij voorstelt. Dat beslag op goederen die niet opgehaald of verkocht worden, verjaart na een jaar. Er moet dan opnieuw beslag worden gelegd. Indien ondertussen betalingen werden gedaan, wordt de termijn verlengd.

7. Praktijkvoorbeeld • Een accountant maakt een ereloonnota (factuur) op voor prestaties die hij heeft voltooid op 16 december 2021 en stuurt die naar de vennootschap AVZOR. Op de factuur wordt geen precieze vervaldatum vermeld. De verjaringstermijn van de schuldvordering van een accountant

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022

bedraagt vijf jaar – dat is een uitzondering op de basistermijn van tien jaar – en begint te lopen vanaf de datum van de factuur. • Op 15 januari 2022 stuurt de accountant AVZOR een herinnering. Op 31 januari 2022 stuurt hij er nog een. Herinneringen stuiten de verjaring niet. • Omdat er geen enkele reactie komt en er ook geen betaling volgt, mag men ervan uitgaan dat de factuur aanvaard werd. Sinds de hervorming van het bewijs is in artikel 1348bis, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) immers bepaald dat een door een onderneming aanvaarde factuur bewijs oplevert tegen die onderneming. Dat is sindsdien een wettelijk vermoeden. In artikel 1352 van het BW wordt daar verder op ingegaan. Er wordt in dat artikel immers bepaald dat het wettelijk vermoeden degene in wiens voordeel het bestaat, ontslaat van ieder bewijs. • Als gevolg van het wettelijk vermoeden van aanvaarding stuurt de accountant op 10 februari 2022 AVZOR een aangetekende ingebreke­stelling die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2244 van het BW. Dat is een handeling met stuitende werking. Op die datum begint er dus een nieuwe verjarings­ termijn van vijf jaar te lopen.


19 • Omdat hij nog steeds geen reactie krijgt, laat de accountant AVZOR op 16 maart 2022 dagvaarden. De dagvaarding is een handeling met stuitende werking. Op die datum begint dus een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar te lopen. • De eerste zitting van de rechtbank vindt plaats op 21 maart 2022, maar schuldenaar AVZOR is er niet op aanwezig. De rechtbank veroordeelt AVZOR bij vonnis van 20 april 2022. Tussen 21 maart en 20 april werd de verjaring geschorst. De verjaringstermijn van vijf jaar die een aanvang nam op 16 maart 2022, werd dus met een maand verlengd. Die schorsing heeft echter geen gevolgen omdat een vonnis een handeling met stuitende werking is. Op de dag dat het vonnis wordt uitgesproken, neemt immers een nieuwe termijn van vijf jaar een aanvang. • De deurwaarder betekent het vonnis aan AVZOR op 20 mei 2022. De betekening is eveneens een handeling met stuitende werking. Op de dag van betekening door de deurwaarder neemt dus een nieuwe termijn van vijf jaar een aanvang. • Op 24 juli 2022 ontvangt de deurwaarder een klein bedrag van AVZOR. Dat is alvast een eerste betaling, maar daarna volgen er geen betalingen meer. De betaling is een handeling met stuitende werking. Op de dag dat die ene betaling werd verricht, start dus een nieuwe termijn van vijf jaar. • De intussen wanhopige accountant vraagt de deurwaarder op 12 september 2022 om bewarend beslag te leggen op de wagen die eigendom is van AVZOR en op de schuldvorderingen van de klanten die AVZOR nog geld verschuldigd zijn. Dat zijn handelingen met een stuitende werking, die ertoe leiden dat opnieuw een termijn van vijf jaar begint te lopen. • De deurwaarder laat de wagen waarop beslag werd gelegd, echter niet takelen omdat de accountant al veel procedurekosten heeft gemaakt. Het beslag bestaat niet meer na één jaar, maar kan opnieuw opgelegd worden door een nieuwe handeling.

• Alleen wanneer de accountant geen enkele handeling meer stelt tijdens de vijf jaar vanaf het bewarend beslag en de schuldenaar niets meer betaalt, treedt er verjaring op voor de inning van het bedrag waartoe AVZOR werd veroordeeld.

8. Tabel met de belangrijkste bijzondere economische verjaringstermijnen De algemene basistermijn voor verjaring is tien jaar, maar er bestaan heel wat bijzondere termijnen: Beoogde handeling

Verjarings­ termijn

Huurprijs en kosten

5 jaar

Indexering en aanpassing van de huurprijs

1 jaar

Niet-terugbetaalde lening • Bedrag van de hoofdsom

10 jaar

• Intresten en kosten

5 jaar

Factuur voor een elektriciteits-, telefoon-, TV-, internetabonnement enz.

5 jaar

Sociale of fiscale schulden

5 jaar

• Vestigen van een fiscale schuld

7 jaar

• Vestigen van een sociale schuld

5 jaar

• Innen van sociale of fiscale schulden

5 jaar

Architecten en aannemers met betrekking tot ruwbouw

10 jaar

Lesgever of gegeven lessen

1 maand

Hotels, restaurants, traiteurs

6 maand

Verkoop van koopwaren aan consumenten

1 jaar

Handelingen van gerechtsdeurwaarders

1 jaar

Beoogde handeling

Verjarings­ termijn

Gerechtskosten (deurwaarder, griffie, enz.)

10 jaar

Vordering wegens aansprakelijkheid van een deurwaarder

2 jaar

Vordering wegens aansprakelijkheid van een advocaat, accountant of andere deskundige

5 jaar

Vordering wegens aansprakelijkheid van een notaris

10 jaar

Vonnis

10 jaar

9. Frauduleuze praktijken bij sommige incassobureaus In elk beroep vindt men mensen met goede, en soms ook minder goede bedoelingen. Sommige schuldeisers verkopen hun schuldvordering aan een incassobureau of aan een beleggingsvennootschap voor omzetting in effecten. Niets belet dat de schuldeiser dat doet, maar de schuldenaar komt dan tegenover een andere, vaak minder begripvolle en meer agressieve schuldeiser te staan. In Frankrijk werden eind 2021 een aantal bedrijven veroordeeld omdat ze de verjaringstermijn voor interesten niet hadden gerespecteerd. Die termijn bedraagt in Frankrijk twee jaar, en niet vijf jaar zoals bij ons. Aarzel niet om bij moeilijkheden contact op te nemen met het meldpunt van de FOD Economie.

10. Conclusie Grijp tijdig in en blijf communiceren! Doe zo nodig een beroep op een bemiddelaar om een goede oplossing te vinden voor alle partijen. Jean Pierre Riquet Gecertificeerd belastingadviseur

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 3 | April 2022


Als accountant leest u toch geen documenten met een halve bril?

BEKIJK HET TOTAALPLAATJE U doet de dingen niet half. U gaat voluit. Kies daarom als accountant voor een financiële partner die uw professioneel én uw privéleven als één geheel ziet. Bekijk het totaalplaatje. Samen met Bank Van Breda.

Vragen? Neem nu contact met ons op!


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.