www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Wouw 3 - Thema 8 - Werkboek - lesinspiratie

Page 1

De moestuin van Marcel

Naam: Klas: Thema 8

Les 1 De moestuin van Marcel

1 Haal de plattegrond van de moestuin uit het midden van dit werkboek.

Kruis het juiste antwoord aan.

In welk vak staat Marcel?

De serre is groot.

Ze staat over meerdere vakken.

Op welk vak staat een deel van de serre?

Wat is juist?

De twee bomen staan in de vakken ...

De vogelverschrikker staat in ...

2 Kijk op de plattegrond. Vul aan.

Het watervat staat voor het grootste deel in vak

Van welk fruit kan Marcel zelf confituur maken?

A4 B2 C3 D4

G2 G4 G6 H1

D5 en E5

E5 en F5

G1 G2

F5 en F6

D5 en F5

F2 H3

Ik sta bij de tomaten en kijk naar de serre. Wat ligt er tussen mij en de serre?

Ik sta bij de boterboontjes en kijk naar de vogelverschrikker.

Achter de boterboontjes zie ik de .

Ik sta met mijn rug tegen een boom.

Recht voor mij zie ik het watervat en rechts van mij de composthoop.

Zet op de plattegrond een kruis bij de boom waar ik tegen sta.

3 Op de plattegrond is het noorden al aangeduid. Vul de andere windstreken aan.

4 Nummer op de plattegrond:

1 het bed met de knolselder

2 de tomaten

3 de bloemkolen

4 de aardappelen

5 de schorseneren

6 de uien

7 het witloof

8 de rode biet

2 Les 1

5 Op de plattegrond zijn enkele namen van groenten niet ingevuld. Zoek ze op de prent van Marcels tuin. Schrijf de naam op het juiste groentebed.

Op de prent staan voorwerpen getekend.

Op de plattegrond worden die anders afgebeeld.

Om duidelijk te maken wat precies getekend is, maken we een legende.

Dit symbool staat voor een emmer

6 Maak nu zelf een legende. Kijk goed naar de plattegrond. Vul aan met een eigen symbool. serre boom watervat stenen pad Wanneer je iets duidelijker wil maken, gebruik je kleuren.

7 Vul aan.

Marcel heeft ook paprika, komkommer en kerstomaten in zijn tuin.

Die staan in omdat

3 Les 1

Les 2 Zaaien en planten

Dag allemaal,

In de lente ga ik aan de slag met zaden en potgrond. Om in november pompoenen te hebben, moet ik die in het voorjaar zaaien. Op de verpakking van de zaadjes lees je hoe je dat moet aanpakken.

1 Bekijk en bespreek de verpakking

De pompoen is een heerlijke herfstgroente. Stop deze zaadjes in de grond in april en oogst de groente in de herfst voor het gaat vriezen. Lekker in soep of geroosterd in de oven.

Het duurt enkele maanden voor pompoenen rijp zijn. Daarom zaai je ze in de lente.

Vul een pot van 12 cm diameter met potgrond. Zet het zaadje recht in de aarde. Bedek het met 2 cm potgrond. Leg het zaadje nooit plat want dan gaat het schimmelen.

Zet een naambordje bij de plant.

Plant de pompoenplant na 6 weken in de tuin. Voorzie 2 m bij 2 m voor één plant. verticaal 2 cm diep bedek met potgrond plant uit wanneer het niet meer vriest

2 Kruis aan: welk van deze potjes heb je nodig om een pompoen te zaaien?

12cm
12cm 12cm
pompoen
J F M A M J J A S O N D zaaien onder glas zaaien in de tuin oogsten 4 Les 2

3 Vul de juiste maand aan onder elke foto.

4 Lees. Kruis aan: hoeveel tijd heeft een pompoen ongeveer nodig om te groeien van zaadje tot lekkere groente?

Pompoen mag je in de tuin planten in de tweede helft van mei. Dan zal het waarschijnlijk niet meer vriezen. Oogsten doe je voor het gaat vriezen in het najaar.

4 maanden

5 Vertel met je eigen woorden.

Wat betekent ‘vriezen’?

6 maanden

9 maanden

11 maanden

Waarom is vriezen slecht voor de plant of voor de pompoen?

6 Kijk op de plattegrond van de moestuin van Marcel.

De pompoenen staan in de vakken en Hoeveel pompoenen tel je in de moestuin van Marcel?

7 Kruis aan. Voor welk feest hollen we pompoenen uit?

Kerstmis Pasen Halloween lentefeest

Zaai de pompoen in de maanden of Plant in de tuin in de maanden of Oogst de pompoen in de maanden
5 Les 2

J F M A M J J A S O N D

zaaien onder glas zaaien in de tuin oogsten

J F M A M J J A S O N D

zaaien onder glas zaaien in de tuin oogsten

J

M

Vul de naam van de groente in. Kijk op de zaaikalender en kleur de juiste vakjes op de verpakkingen.
8
glas zaaien in de tuin oogsten
J F M A M J J A S O N D zaaien onder
6 Les 2
F
A M J J A S O N D zaaien onder glas zaaien in de tuin oogsten

roenten zaaien, planten en oogsten

G

GROENTEN januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december boontjes courgette komkommer paprika peterselie pompoen prei radijs sla spinazie tomaat wortel

Let op: niet alle groenten staan op deze lijst. Sommige groenten kun je een heel jaar door kweken en oogsten. zaaien onder glas zaaien in de tuin of planten oogsten

7 Les 2

9 Marcel vertelt hoe je zaait.

Zet het nummer van de tekening bij de juiste zin.

Met een hark maak ik de grond fijn.

Tot slot begiet ik de toegestopte geultjes.

Dan doe ik een laagje aarde over de zaadjes.

Voor ik kan zaaien, maak ik eerst de grond los met een spitvork.

Ik trek een geultje waarin ik zaadjes zaai. Op het pakje staat hoe diep de zaadjes in de grond moeten.

Daarna zet ik een planttouw om een mooie rechte lijn te krijgen.

Ik zaai de zaadjes in de grond.

10 Bekijk de zaaikalender en zoek een antwoord op deze vragen. Omkring het juiste antwoord.

In welk seizoen is er weinig te doen in de tuin?

In welk seizoen worden vele groenten gezaaid en geplant?

In welke seizoenen wordt er volop geoogst?

Welk seizoen vind jij het leukst in de tuin?

in de winter in de lente in de zomer in de herfst

in de winter in de lente in de zomer in de herfst

in de winter in de lente in de zomer in de herfst

de winter de lente de zomer de herfst

1 2 3 4 5 6 7 8 Les 2

Les 3 Zadenexperiment

1 Je krijgt een boon die enkele dagen op een nat watje lag. Met een mesje snijd je de boon door. Teken wat je ziet!

Je weet nu al dat in zaadjes een nieuwe plant verscholen zit. Nu ga je zelf aan de slag.

Proef 1

Dit heb je nodig:

- negen kleine glazen of plastic potjes

- potaarde

- negen groentezaden of schijfjes tomaat

- etiketjes

Ga nu zelf aan de slag!

1. Kleef op ieder potje de naam van je groente. Nummer je potjes.

2. Vul het potje tot de helft met de aarde.

3. Duw het zaadje in de grond of leg het schijfje tomaat erbovenop.

4. Dek de zaadjes af met een beetje grond.

2 Bespreek en noteer.

De leden van ons groepje zijn

We werken met zaadjes van deze groente

9 Les 3

Je hebt negen potjes met zaden.

Zet drie potjes op de warme vensterbank.

Drie andere zet je in een donker hoekje. De laatste drie zet je in de gang.

Op elke plaats geef je een potje elke dag water, een potje om de twee of drie dagen water en een potje elke week een beetje water.

Wat denk je dat er zal gebeuren?

3 Denk na en vul in. licht

de potjes op de vensterbank de potjes in een donker hoekje

We denken dat ... Waarom?

De potjes krijgen water: water

de potjes die elke dag water krijgen

We denken dat ... Waarom?

We denken dat ... Waarom?

de potjes die om de twee of drie dagen water krijgen

We denken dat ... Waarom?

de potjes die om de week water krijgen

We denken dat ... Waarom? warmte

de potjes die warm staan op de vensterbank de potjes die koel staan in de gang

We denken dat ... Waarom?

We denken dat ... Waarom?

Proef 2
10 Les 3

4 Wie denk je dat over twee weken de groeikampioen van alle groentezaden wordt?

Welk potje zet je op 1, 2 of 3? Vul de nummers in.

5 Kijk om de paar dagen naar een potje naar keuze. Teken of schrijf op wat je ziet.

Zie je al een kiem uit het zaadje komen?

Komen de eerste blaadjes tevoorschijn?

Hoeveel blaadjes zie je? Veranderen ze al van vorm?

Zie je door het glas al worteltjes in de aarde?

Hoeveel centimeter is je plantje al?

DAG

Schrijf hieronder de veranderingen die je ziet:

Teken hieronder de veranderingen die je ziet:

Hoe heb je vandaag je plantje verzorgd?

Mijn plantje is al cm hoog.

Wij denken ... Dit zien we na enkele dagen ... 11 Les 3

DAG

Schrijf hieronder de veranderingen die je ziet:

Hoe heb je vandaag je plantje verzorgd?

DAG

Schrijf hieronder de veranderingen die je ziet:

Hoe heb je vandaag je plantje verzorgd?

DAG

Schrijf hieronder de veranderingen die je ziet:

Hoe heb je vandaag je plantje verzorgd?

Teken hieronder de veranderingen die je ziet:

Mijn plantje is al cm hoog.

Teken hieronder de veranderingen die je ziet:

Mijn plantje is al cm hoog.

Teken hieronder de veranderingen die je ziet:

Mijn plantje is al cm hoog.

12 Les 3

Les 4 Kleine dieren in de moestuin

In een moestuin leven veel kleine beestjes. Je vindt er lieveheersbeestjes, slakken, mieren, pissebedden, bladluizen, regenwormen … Hoe meer soorten er in je tuin leven, hoe beter.

Let wel op: sommige diertjes zijn schadelijk voor de planten in je tuin. Wanneer dieren van onze planten eten, dan is dat niet tof. Daarom hebben we die liever niet. Andere zijn dan weer heel nuttig.

lieveheersbeestje slak mier pissebed bladluis regenworm

Gebruik wel geen giftige stoffen in je tuin om die schadelijke diertjes te doden. Laat andere dieren, planten of kruiden je helpen. Door de kleine schadelijke dieren te doden, worden soms ook helpende dieren zoals bijvoorbeeld bijen of hommels gedood. Die hebben we hard nodig in de tuin om de vruchten aan onze groenten te laten groeien.

1 Markeer met geel in de tekst: waarom zijn bijen en hommels zo belangrijk?

2 Onderstreep in de tekst: wanneer zijn kleine dieren schadelijk?

3 Wat zegt dit pictogram?

Markeer met groen de zin in de tekst die hierbij past.

13 Les 4

5 Omkring met rood de foto wanneer het koolwitje schadelijk is in de tuin.

6 Omkring met groen wanneer het nuttig is.

koolwitje

In de moestuin jagen spinnen en hooiwagens op bladluizen, muggen en vliegen. De spinnen gebruiken meestal een web om hun prooi te vangen.

Het lieveheersbeestje en zijn larven eten wel 150 bladluizen per dag. Geen wonder dat de tuiniers zo dol op hen zijn. Ook sluipwespen zijn een goede hulp: zij eten per week ongeveer 400 bladluizen.

Zwarte loopkevers eten dagelijks hun gewicht aan slakken, rupsen, larven en bladluizen.

Als moestuinier heb je een composthoop. Ook daarin wonen allerlei diertjes. Wormen en kevers eten van het groenafval en verkleinen het. Schimmels zorgen ervoor dat de rest wegrot.

4 Noteer hieronder de juiste namen bij de afbeelding: rups - eitjes - pop.
14 Les 4

Ik heb poten. Teken hier

Ik hoor bij deze groep dieren: wormen pissebedden slakken spinnen duizendpoten vlinders wantsen wespen, bijen en hommels vliegen en muggen kevers en torren

Ik ben een

Ik vond het diertje: bij het insectenhotel in de composthoop in de tuin

Ik heb poten. Teken hier

Ik hoor bij deze groep dieren: wormen pissebedden slakken spinnen duizendpoten vlinders wantsen wespen, bijen en hommels vliegen en muggen kevers en torren

Ik ben een

Ik vond het diertje: bij het insectenhotel in de composthoop in de tuin

7 Schep voorzichtig een insect op in een potje. Bestudeer het insect en voer de waarneming uit.
15 Les 4

Les 5 Groenten uit de moestuin

In de moestuin van Marcel groeien vele planten. Hij zaait en plant groenten en vruchten zoals sla, radijsjes, tomaten, aardappelen, aardbeien … Van de groenten eten we vaak niet alles op: soms de bladeren of de wortel of de vrucht …

In een kruidenhoekje of in potten zet hij verschillende kruiden. Sommige zaait Marcel zelf, andere koopt hij. Die kruiden worden vers gebruikt of gedroogd.

Om bijen en hommels aan te trekken, zaait Marcel bloemen.

Jammer genoeg zijn er ook planten die hij liever niet in zijn tuin heeft. Die wilde planten of onkruid zoals paardenbloemen, netels en distels haalt hij weg.

1 Markeer in de tekst: wat groeit er allemaal in de tuin van Marcel?

2 Zet het nummer van de foto's bij de juiste naam.

prei venkel erwt rode kool aubergine asperge ui broccoli sla komkommer bloemkool radijs courgette spinazie aardappel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
knoflook
16 Les 5

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

4 Dit zijn drie veel gebruikte keukenkruiden. Noteer de naam.

Kies uit: bieslook - peterselie - basilicum - tijm - rozemarijn - munt

5 Welk keukenkruid ruik je en lust je het liefst? Noteer.

Ik ruik het liefst . Ik lust het liefst

3 Omkring: welk deel van de plant eet je?
17 Les 5

Schrijf de naam bij de afbeelding.

Kies uit: herderstasje - paarse dovenetel - paardenbloem - brandnetel - witte klaver - heermoes

Om gezond te blijven, moet je voldoende groenten eten.

6
Marcel vindt in de tuin andere planten tussen zijn groenten. Hij haalt ze er weg. Zo kunnen de groenten beter groeien.
18 Les 5

7 Zet een blinddoek op en proef en ruik.

Ik denk dat ik eet.

Het stukje groente ruikt ... Het stukje groente smaakt ... In mijn mond voelt het ... bitter zoet zout zuur zacht hard krokant korrelig taai waterig

Wat vind je van deze groente? Lust je ze?

Ik denk dat ik eet

Het stukje groente ruikt ... Het stukje groente smaakt ... In mijn mond voelt het ... bitter zoet zout zuur zacht hard krokant korrelig taai waterig

Wat vind je van deze groente? Lust je ze?

8 Vul aan: met welke groente maak je je lievelingsgerecht?

Ik eet graag

Dit gerecht maak je ermee:

19 Les 5

Les 6 Dieren in de moestuin

Dieren in de moestuin zien er vaak mooi uit. Sommige soorten zijn helpers in de tuin terwijl andere flink wat schade kunnen aanrichten.

De woelmuis

Woelmuizen leven met families onder de grond. Ze graven tunnels en knagen aan planten, wortels en knollen of bollen. Ze kunnen zo een tuin flink vernielen.

Ze houden van grasvelden, tuinen en boomgaarden.

Een woelmuis heeft een heel dichte, zachte vacht. Op de rug zie je een bruine kleur en de buik is grijs. De muis heeft een stompe snuit met zeer kleine oogjes. Aan hun voor- en achterpoten zitten scherpe nagels.

Hun lijfje is tussen 7 en 11 centimeter, met een staart van ongeveer 4 centimeter.

Een diertje weegt tussen 11 en 24 gram.

Woelmuizen kunnen op een jaar tijd wel tien nestjes hebben. Telkens worden er één tot drie muisjes geboren. Na twee of drie weken kunnen die zelf ook al een nestje krijgen.

In het open veld zijn de woelmuizen een lekker hapje voor een torenvalk of een buizerd.

1 Markeer in de tekst met geel de lengte van de woelmuis.

2 Omkring: is de woelmuis nuttig of schadelijk? nuttig schadelijk

Markeer in de tekst met groen de zin die je dat vertelt.

3 Vul het paspoort aan.

Mijn favoriete plekje

Ik eet

Mijn vijanden zijn

De woelmuis

20 Les 6

De mol

De mol is een ondergrondse wroeter die vaak vervelende molshopen achterlaat. Hij komt voor in tuinen, boomgaarden, grasvelden en weiden. Meestal zit hij onder de grond in zijn tunnels. Het kleine diertje kan op een uur tijd wel 15 kg grond weggraven.

Een mol krijg je maar zelden te zien. Zijn langwerpige lichaam meet tussen 11 en 16 cm en hij heeft een heel kort staartje. Zijn fluweelzachte pels is zwart. In zijn spitse kop staan kleine oogjes waarmee hij slecht ziet. De mol heeft schopvormige voorpoten: graafpoten met scherpe nagels.

Met zijn scherpe tanden eet hij vooral regenwormen. Verder eet hij spinnen, slakken en larven van insecten.

De mol is een zoogdier. De jongen worden geboren in april of mei. Een nestje telt meestal vier kleintjes. Na twee maanden verlaten ze het nest en gaan ze op zoek naar een eigen leefgebied.

De mol kan drie tot zeven jaar oud worden. Wanneer ze boven de grond komen, zijn ze kwetsbaar en kunnen ze al eens gegrepen worden door een buizerd of door een reiger. Omdat de mol nogal wat schade aanricht in tuinen, proberen tuiniers vaak iets tegen de dieren te doen.

4 Markeer in de tekst met geel de lengte van de mol.

5 Omkring: is de mol nuttig of schadelijk? nuttig schadelijk

Markeer in de tekst met groen de zin die je dat vertelt.

6 Vul het paspoort aan.

De mol

Mijn favoriete plekje

Ik eet

Mijn vijanden zijn

21 Les 6

De egel

De egel herken je onmiddellijk aan zijn rug vol stekels, ergens tussen 6000 en 9000 stuks. Hij wordt 20 tot 30 cm lang. Waar geen stekels staan, zie je stug bruin haar. Een egel kan snel lopen. Op een nacht kan hij enkele kilometers afleggen.

In zijn spitse snuit vind je een bek met scherpe tanden. Hij is een insecteneter. Op zijn menu staan kevers, regenwormen, spinnen, slakken, duizendpoten en rupsen. Ze eten ook al eens een muis of een kikker op.

Van oktober tot maart/april verstopt de egel zich voor een winterslaap. Ze maken een bed van bladeren. Wordt een egel tijdens de winter toch wakker, geef hem dan geen melk. Egels verdragen geen koemelk.

Een egel houdt van plaatsen waar hij eten vindt en plekjes om zich te verstoppen. Wil je een egel zien, dan ga je best ’s nachts op pad. Je vindt ze dan aan bosranden en hagen, in boomgaarden en tuinen. Ze houden van verstopplaatsen in composthopen of schuurtjes.

De egel is een zoogdier. Gemiddeld telt een nestje vijf jongen. De jongen worden kaal geboren, maar al snel beginnen de stekels te groeien. Tot ze zes weken oud zijn, blijven ze bij de moeder in het nest.

Een egel kan tot acht jaar oud worden. Wanneer gevaar dreigt, dan rolt de egel zich in een bolletje. De stekels staan dan rechtop.

Jammer genoeg worden vele egels door auto’s doodgereden. In de natuur zijn roofdieren zoals de vos zijn vijand.

7 Markeer in de tekst met geel de lengte van de egel.

8 Omkring: is de egel nuttig of schadelijk? nuttig schadelijk

Markeer in de tekst met groen de zin die je dat vertelt.

9 Vul het paspoort aan.

De egel

Mijn favoriete plekjes

Ik eet

Mijn vijanden zijn

22 Les 6
bloemkool
noorden E F G H
knolselder rode bieten
Dit is mijn tuin. erwten prei aardbeien
rode kool staakbonen boterbonen groene bonen sla pompoen selder composthoop spinazie

Dit is de plattegrond van mijn tuin.

schorseneren tomaten aardappelen uien witloof A B C D 6 5 4 3 2 1

In de tuin komen ook heel wat vogels voor. Sommige van die vogels ziet een tuinier graag komen, andere weer minder. Deze tien zie je vaak in de tuin.

10 Zoek op de fiches en noteer de naam van deze vier vogels. merel koolmees winterkoning houtduif huismus roodborst ringmus pimpelmees ekster
27 Les 6
vink

huismus

14 tot 16 cm

Weegt 24 tot 40 gram

Waarschijnlijk de meest gekende vogel.

Bouwt nesten in holten en gaten van gebouwen, klimop, struiken …

Legt tot 4 eitjes per nest.

Eet vooral zaden en granen. De jongen krijgen vooral insecten te eten.

Maakt tjilpende en kwetterende geluiden.

merel

23 tot 29 cm

Weegt 80 tot 125 gram

Mannetje is zwart met opvallende gele snavel. Vrouwtje is donkerbruin met lichtere borst.

Nestelt in struiken, klimop, houtstapels …

Hipt over de grond op zoek naar voedsel.

Eet vooral regenwormen, slakken, bessen en fruit.

Zingt ’s morgens als een van de eerste vogels.

Drie tot vijf blauwgroene eieren per nest.

Lees de infofiches over de negen vogels. Zoek de informatie bij deze vragen.

Markeer in de gevraagde kleur bij de juiste vogel.

houtduif

38 tot 45 cm

Weegt 275 tot 700 gram

Grootste duif van ons land.

Eet in de lente vooral jonge plantjes en knoppen van struiken. In de herfst zoeken ze granen en maïs, zaden van planten, eikels en beukennootjes.

Broedt in parken, bossen en tuinen.

Soms brengt een groep houtduiven flinke schade toe aan een tuin. Op houtduiven wordt gejaagd.

Voor minstens één soort vogels zal je een net over de aardbeien moeten spannen. Wie is hier de aardbeiendief?

Markeer met groen zijn naam.

Hoeveel weegt het lichtste vogeltje uit de reeks? Markeer met geel

Wie is de super-rupsenvanger?

Markeer met oranje zijn naam en hoeveel rupsen per jaar hij vangt.

Markeer met blauw: waarom zie je maar één roodborstje per tuin?

11
28 Les 6

pimpelmees

10,5 tot 12 cm

Weegt 12 tot 15 gram

Eet vooral insecten, zoals bladluizen en spinnen. In het najaar eten ze zaden. Vaak op voedertafels te zien.

Komt voor in bossen, parken, boomgaarden en tuinen.

Broedt in holtes in bomen en in nestkastjes.

Nesten met 10 tot 15 eieren, maar niet alle eieren komen uit.

koolmees

13 tot 15 cm

Weegt gemiddeld 17 gram

Eet in het broedseizoen insecten, spinnen, larven en rupsen. In het najaar en de winter eten ze zaden en vet. Vaak op voedertafels te zien.

Leeft op plaatsen met veel bomen: tuinen, parken, bossen.

Bouwt nesten in holtes van bomen en nestkastjes.

Nesten met 7 tot 15 eitjes waarvan er 6 tot 8 uitkomen.

Vangt in de broedperiode tot 10 000 rupsen voor de jongen.

winterkoninkje

8 tot 10 cm

Weegt ongeveer 9 gram

Een van de kleinste broedvogels.

Eet vooral insecten, spinnen, duizendpoten en larven.

Broedt vooral in dichte hagen en struiken in bossen en tuinen.

Houdt van rommelige hoekjes.

Drie nesten per jaar met 5 tot 8 jongen per nest.

spinnen insecten en larven zaden en noten bessen en vruchten

12 Wat eten de vogels? Noteer bij ieder vakje de naam van drie vogels die het eten.
29 Les 6

roodborstje

12,5 tot 14 cm

Komt veel in tuinen voor, ook dicht bij huizen.

Eet vooral insecten, larven, spinnen, slakken en wormen. In de winter eten ze ook zaden en vruchten.

Broedt in bossen, hagen, parken en tuinen.

Legt gemiddeld vier tot zes roze eieren per nest.

Meestal zie je maar één roodborstje per tuin. Andere jaagt hij weg.

Zingt al heel vroeg in de ochtend.

ekster

40 tot 51 cm

Opvallend lange staart.

Is een alleseter: kevers, rupsen, kleine zoogdieren of vogels, granen, zaden … Maar ook afval uit de keuken. Ze pikken aan de kadavers van dode dieren. Soms roven ze eieren.

Hun rommelige nesten vind je hoog in een boom. Soms heeft het nest een dak.

Ze leggen vijf tot acht eieren.

vink

14 tot 16 cm

Eet in het broedseizoen vooral insecten. In de herfst en de winter eten ze ook zaden, noten en vruchten.

Broedt in hagen, parken, tuinen en aan de rand van bossen.

Legt vier tot zes eieren per jaar.

Typisch gezang dat altijd eindigt op ‘suskewiet’.

Snavels van vogels vertellen veel over wat ze eten.

Zaadeters zoals de vink hebben een kegelvormige snavel.

Roofvogels zoals de wouw hebben een haakvormige snavel.

Vogels die insecten eten herken je aan de korte spitse snavel.

Wanneer vogels hun eten in de grond of onder water moeten zoeken, hebben ze een lange snavel.

Eenden hebben dan weer een zeefsnavel.

Wie vond zijn voedsel? Noteer de naam van de vogel die je ziet bij elke foto.

13
30 Les 6

Les 7 Een kijk op planten

1 Je krijgt opnieuw een geweekte boon. Snijd deze boon voorzichtig doormidden en teken hieronder wat je ziet.

2 Uit je boon groeit een plantje. Dat zie je hieronder op de tekening. Lees de zinnen. Plaats het nummer van de afbeelding bij de passende tekst.

Er komen bloemen aan de plant.

Een stengeltje en enkele blaadjes groeien uit de boon.

De bonen verdrogen. Je kunt ze volgend jaar opnieuw gebruiken als zaad.

In de boon zit een kiem. De kiem gebruikt de voeding in de boon om te kunnen groeien.

Het plantje wordt groter. Er komen steeds meer blaadjes aan de plant.

De boon barst open. Een worteltje komt tevoorschijn.

De bloemen worden boontjes.

31 Les 7

De insecten zorgen ervoor dat bloemen bevrucht worden.

Ze gaan op zoek naar nectar. De bijen en andere insecten worden gelokt door de mooie kroonbladen van de bloem, of door de geur, of door de kleuren.

De nectar zit diep in de bloem verstopt. De bij moet haar best doen om er te geraken. Met haar lijfje stoot ze tegen de meeldraden.

Stuifmeel blijft in de haartjes en aan de poten van de bij kleven. Wanneer dat stuifmeel op de stamper of stijl van een bloem komt, kan de vrucht beginnen groeien.

3 Markeer in de tekst met geel waar het stuifmeel van de bij blijft kleven.

4 Noteer drie woorden bij de tekening van de bloem.

Het gaat niet zo goed met de bijen!

Waarom zijn ze zo belangrijk?

Wat kunnen we zelf doen?

Zonder bijen geen lekkernijen
32 Les 7

Van groenafval tot voeding

5 Zet het nummer op de juiste plaats op de prent.

1 Met hun wortels halen planten voedsel uit de grond.

2 Insecten en andere dieren eten van planten.

3 De dieren bemesten de grond. Bladeren vallen van de bomen. Planten en dieren sterven.

4 Insecten, wormen en andere kleine diertjes maken die mest en ander rottend afval klein.

5 Dat kleine materiaal maakt de bodem voedzaam voor planten.

6 Ook in de tuin van Marcel wordt al het tuin- en groenafval gebruikt.

Zoek het antwoord op deze vragen en noteer.

Waar komt al dat afval terecht?

Welk gereedschap gebruikt hij om al dat voedzame materiaal uit te spreiden in zijn moestuin?

Welke kleine diertjes maken dat groenafval klein?

33 Les 7

Les 8 Eten en gegeten worden 1

Vul de voedselketens aan met een voorbeeld uit het spel.

De pijl betekent:

Vul dit schema verder aan. slakken

2
34 Les 8

Vul de voedselketen aan. 4 Wat zal er in de voedselketen gebeuren wanneer je deze spuitbus gebruikt? Bespreek. Zet een kruisje bij de plaats in de keten waar de spuitbus iets doet.

Kijk op de kaartjes van het voedselketenspel. Welke vogels of dieren staan aan het einde? Noteer hieronder hun namen. vogels dieren larven van het koolwitje

3
5
35 Les 8

10 Wat kun je nog vertellen over de bouw van de torenvalk en zijn voedsel?

9 Deze tekening van een torenvalk is niet volledig. Zoek een afbeelding en vul de tekening verder aan.

Hoe zijn deze twee dieren aangepast aan hun voedsel? Zet pijlen.

Dit is de schedel van een konijn / kat / vos.

Teken de kop van een wouw.

7 Schrap wat fout is.

6
8
36 Les 8

Les 9 Het hele jaar door werk in de moestuin

1 Noteer bij elk gereedschap de naam.

klein gereedschap
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 37 Les 8
groot gereedschap

Zet de nummers van de afbeeldingen van het gereedschap op de juiste plaats in de tekst. Sommige nummers gebruik je meer dan één keer.

In de tuin is er steeds wat te doen. Aan het einde van de winter maak ik de groentebedden in orde. Ik hark de bladeren bij elkaar , verspreid de compost over het veld en spit wanneer het nodig is. Om mijn handen te beschermen, draag ik lichte handschoenen.

Dan begint het zaaien en planten, de hele lente en zomer door.

Tussen de planten groeit onkruid. Dat moet ik niet zaaien, dat groeit vanzelf. Om mijn groenten genoeg ruimte te geven, wied ik dat onkruid uit. Ik maak de grond los met een handkrabber of een tuinhak en trek de planten uit die er niet horen. Dat plantenafval komt op de composthoop.

Ik gebruik geen gifstoffen om die planten te bestrijden. Je leerde al waarom … Soms leg ik stro tussen de planten. Zo komt het onkruid er maar moeilijk door. De groenten uit mijn tuin zijn volledig bio.

Wanneer ik plantjes in de grond heb gezet, geef ik ze onmiddellijk water.

Wordt het in de lente of in de zomer een paar dagen warmer en valt er geen regen, dan kijk ik welke planten water nodig hebben. Zeker in de serre moet ik de planten voldoende water geven.

Met de gieter haal ik water uit de regenton.

Sommige planten hebben veel eten nodig. Zij krijgen van mij extra voeding. Ik strooi in de zomer meststoffen of gooi compost tussen de planten. Om de composthoop te verdelen over het veld gebruik ik de riek en de kruiwagen.

Zo zie je of iets bio is.

2
38 Les 9

3 Bekijk de plattegrond van de moestuin van Marcel.

Vul aan: de composthoop vind je op de plattegrond in deze vier vakken: , , ,

Heel wat planten groeien flink de hoogte in. Ik moet een steun voorzien. Hiervoor gebruik ik een sterke stok waaraan ik de plant vastbind. Op de plattegrond zie je voor welke planten ik dit deed.

4 Noteer de groente waarvoor Marcel een steun gebruikt:

Aan de tomatenstruik komen in de lente en in de zomer vaak takjes die er beter niet staan. Ze nemen te veel voedsel weg van de plant en maken die te wild. Ik breek ze voorzichtig af, of gebruik een schaar om ze weg te snoeien. Het hele jaar door oogst ik lekkere groenten.

5 Noteer bij iedere activiteit een van de nummers.

1 lente 2 zomer 3 herfst 4 winter

39 Les 9

Les 10 Oogsten en bewaren G roenten zaaien, planten en oogsten

GROENTEN januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december boontjes courgette komkommer paprika peterselie pompoen prei radijs sla spinazie tomaat wortel zaaien onder glas zaaien in de tuin of planten oogsten

40 Les 10

Zoek op de kalender en kleur de naam van de groenten in de juiste kleur.

Welke twee groenten kun je het vroegst in het jaar oogsten? Kleur groen .

Welke groente kun je wel zeven maanden oogsten? Kleur geel .

(Als je die telkens opnieuw zaait natuurlijk)

Welke groente blijft, volgens deze kalender, het langst op het veld? Kleur rood .

In welk seizoen wordt bijna niets geoogst? Kleur de maanden blauw .

Toch vinden we op de markt en in de winkel een heel jaar door groenten.

Sommige groenten worden gekweekt in grote glazen kasten of onder plastic. Dat zijn serres. Die worden verwarmd en verlicht. Zo kunnen de groenten lekker warm groeien.

Andere groenten voeren we in uit warme landen.

Andere groenten worden geoogst en daarna bewaard in koele, donkere ruimtes. Zo kun je ze het hele jaar door in de winkel vinden.

1
41 Les 10

maart april mei juni juli

knolselderij paddenstoelen pastinaak pompoen prei raap rammenas rode biet rodekool savooikool schorseneer spruiten ui veldsla witlof wittekool wortel

knolselderij koolraap paddenstoelen pastinaak pompoen prei raap rammenas rodebiet rodekool savooikool schorseneer spruiten ui veldsla waterkers winterpostelein witlof wittekool wortel aardappel boerenkool groene selderij

aardappel andijvie artisjok aubergine bleekselderij bloemkool broccoli chinese kool courgette groene selderij knolselderij komkommer koolrabi kropsla mais paddenstoelen paksoi paprika pompoen prei prinsessenboon raapsteel radijs rodebiet rodekool savooikool snijboon spinazie spitskool tomaat ui venkel warmoes waterkers wittekool wortel ardappel andijvie artisjok aubergine bleekselderij bloemkool broccoli chinese kool courgette groene selderij knolselderij komkommer koolrabi kropsla mais paddenstoelen paksoi paprika pompoen prei prinsessenboon raap(steel) radijs rammenas rodebiet rodekool savooikool snijboon spinazie spitskool tomaat ui venkel warmoes waterkers wittekool wortel aardappel andijvie artisjok aubergine bleekselderij boerenkool bloemkool broccoli chinesekool courgette groene selderij knolselderij komkommer koolrabi kropsla paddenstoelen paksoi paprika pastinaak pompoen prei prinsessenboon raap(steel) radijs rammenas rode biet rodekool roodlof savooikool schorseneer snijboon spinazie spitskool spruiten tomaat ui veldsla venkel warmoes waterkers winterpostelein witlof wittekool wortel aardappel aardpeer andijvie bleekselderij bloemkool boerenkool broccoli chinese kool courgette groene selderij knolselderij koolraap paddenstoelen pastinaak pompoen prei raap rammenas rodebiet rodekool savooikool schorseneer spruiten ui veldsla venkel warmoes winterpostelein witlof wittekool wortel aardappel aardpeer andijvie boerenkool groeneselderij knolselderij koolraap paddenstoelen pastinaak pompoen prei raap rammenas rodebiet rodekool savooikool schorseneer spruiten ui veldsla waterkers winterpostelein witlof wittekool wortel aardappel aardpeer boerenkool groene selderij

aardappel andijvie bloemkool groene selderij paddenstoelen paksoi pompoen prei raap raapsteel radijs rode biet roodlof spinazie ui warmoes waterkers wortel witlof aardappel andijvie asperge bloemkool doperwt groene selderij koolrabi kropsla paddenstoelen paksoi peultjes prei raap raapsteel radijs rodebiet roodlof spinazie spitskool ui warmoes waterkers wortel aardappel andijvie artisjok asperge bloemkool broccoli doperwt groene selderij koolrabi kropsla paddenstoelen paksoi peultjes prei prinsessenboon raap radijs rodebiet savooikool spinazie spitskool tomaat tuinboon ui venkel warmoes waterkers wortel aardappel andijvie artisjok aubergine bleekselderij bloemkool broccoli chinese kool courgette doperwt groene selderij komkommer koolrabi kropsla paddenstoelen paksoi paprika peultjes prei prinsessenboon radijs rodebiet rodekool savooikool snijboon spinazie spitskool tomaat tuinboon ui venkel warmoes waterkers wittekool wortel

aardappel bloemkool boerenkool groene selderij knolselderij paddenstoelen pastinaak pompoen prei raap radijs rammenas rodebiet rodekool roodlof savooikool schorseneer spinazie spruiten ui veldsla warmoes winterpostelein witlof wittekool wortel

Seizoensgroenten
Winter
oktober november december januari februari
Lente Zomer Herfst
augustus september
42 Les 10

Zoek drie groenten in de seizoenskalender die je het hele jaar door kunt kopen en kleur ze paars .

in: voor welke vier maanden is de lijst met seizoensgroenten het langst? , , ,

Vul

In welk seizoen koop je volgende groenten? Markeer in de gevraagde kleur op de kalender.

spruiten: kleur met bruin .

veldsla: kleur met blauw .

komkommer: kleur met geel .

venkel: kleur met groen .

2
3
4
43 Les 10

5 In de winkel vind je groenten die op verschillende wijzen worden bewaard. Onder welke vorm worden deze boontjes verkocht? Noteer bij elke foto.

6 Ken je nog een voorbeeld? Vul in elk vak één of twee groenten aan.

Deze groenten vind je in diepvries.

Deze groenten vind je in blik.

Deze groenten vind je in een bokaal.

7 Lees en bespreek.

tomaten uit de winkel tomaten uit de tuin 'lelijke' groenten

Waarom zien de tomaten er in de winkel anders uit?

Wat zie je?

Wat denk je?

Zal de smaak verschillen?

Waarom denk je dat?

In sommige supermarkten kun je nu 'lelijke' groenten kopen.

Wat vind je van dit idee?

44 Les 10

Les 11 Van het veld naar de winkel

Marcel kweekt in zijn tuin groenten voor zijn gezin. Ze eten meestal seizoensgroenten of kijken welke groenten zijn opgeslagen, bijvoorbeeld aardappelen in de kelder of boontjes in de diepvries.

Niet alle mensen hebben een moestuin. Daarom kweken tuinders groenten. Het is hun beroep. Ze doen dat op een veld of in serres.

Je begrijpt dat de tuinders niet alle plantjes zelf kunnen zaaien. Daar zorgen andere bedrijven voor. Ze kweken de groenten en kruiden van het zaadje tot een kleine plant. Zijn de plantjes groot genoeg, dan worden ze verkocht aan de tuinbouwbedrijven. Je kunt ze ook kopen in de tuinwinkel.

45 Les 11
1 Welke plantjes koop je in de tuinwinkel? Som er vijf op.

2

Wanneer de tuinders de groenten geoogst hebben, verkopen ze die. Sommige tuinders hebben een hoevewinkel of brengen hun groenten naar de markt.

Zoek op en vul in: waar kun je in jouw buurt producten bij de boer kopen?

3 Wat denk je zelf?

Duid hieronder aan: wat is het voordeel van kopen in een hoevewinkel?

Je ziet waar de producten vandaan komen. Je maakt kennis met de tuinder.

Je neemt de groenten onmiddellijk mee naar huis. De reis is heel kort.

Je eet volgens de seizoenen. De tuinder krijgt een eerlijke prijs.

Je groenten zijn verpakt. Je groenten zijn altijd goedkoper.

Lees en vul aan.

Tuinders brengen hun groenten of fruit naar de veiling. In de grote veilinghallen worden die opgeslagen tot ze worden verkocht. De veiling maakt afspraken over de grootte en de vorm van de groenten of het fruit, over de verpakking …

De spannendste plaats van de veiling is de verkoopzaal. De kopers zitten op een tribune. Ze houden de grote klok in de gaten. De verkoper van de veiling roept af wat er verkocht wordt, bijvoorbeeld 100 kisten tomaten. De veilingklok gaat draaien. Wanneer iemand op de knop drukt, dan heeft die persoon de tomaten gekocht.

Spannend, want de prijs kan iedere dag anders zijn.

Wanneer er vandaag bijvoorbeeld weinig bloemkolen zijn en iedereen wil bloemkolen kopen, dan zal de prijs zijn.

Zijn er veel bloemkolen en weinig kopers, dan zal de prijs zijn. De tuinder krijgt geld voor zijn groenten, maar ook de veiling krijgt wat geld.

Soms wordt met supermarkten een prijs afgesproken. Zo kunnen zij in hun folder zetten dat de bloemkolen goedkoop zullen zijn.

Na de verkoop op de veiling worden de groenten naar winkels en supermarkten vervoerd. Daar worden ze opnieuw verkocht voor een hogere prijs.

1 2
46 Les 11

Niet alle groenten worden in ons land gekweekt. Sommige groenten leggen een hele weg af.

Ze komen uit warme landen en worden naar ons land vervoerd.

In de winkel kun je op de bordjes of op de verpakking lezen waar ze vandaan komen.

4 Uit welk land komen deze groenten en kruiden? Zoek op hoe ver dat land van België ligt.

Uit: Uit: Uit: kilometer kilometer kilometer

5 Naast de teksten staan drie nummers. Zet ze hieronder bij de juiste reeks.

6 Bespreek.

Welke van deze drie is de kortste keten? Welke keten is niet goed voor het milieu?

Waarop kun je zelf letten bij het kopen van groenten en fruit?

3 47 Les 11

Wat weet ik nu?

1 Markeer: welk deel van de groente eet je?

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

vrucht – bloem – peul/zaad – stengel – blad – wortel/bol/knol

2 Wie is het? Noteer de naam van het dier bij de foto. Markeer bij elk dier: nuttig of schadelijk voor de moestuin?

nuttig schadelijk nuttig schadelijk nuttig schadelijk nuttig schadelijk

3 Vul de juiste naam aan bij de foto’s.

4 Vul de voedselketen aan.

Kies uit: slak – sperwer – merel – sla

Illustrator Luc Sauviller Herdruk 2021/1165 Bestelnummer 60 1010 548 ISBN 978 90 4863 776 8 KB D/2020/0147/118 NUR 193 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge, België © Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325 9 789048 637768 48
koolwitje
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.