FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
DEPARTEMENT GESCHIEDENIS
ACADEMIEJAAR 2019-2020
EERSTE ZITTIJD
OPLEIDINGSONDERDEEL:
BACHELORSCRIPTIE
"Oude taal nieuw leven inblazen"
Onderzoek naar de cultural transfer van Hadewijchs leuze
'Levet scone' voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog
ARNE GEYBELS
BEGELEIDERS:
PROF. DR. VEERLE FRAETERS
ONDERWIJSASSISTENT TIJL NUYTS
AANTAL WOORDEN: 11 110
Preambule
Vanwege de maatregelen die genomen zijn op 13 maart 2020 om de verspreiding van
COVID-19 tegen te gaan, kon ik geen tweede maal naar het CegeSoma (het Studie- en
Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij) te Brussel om de archieven
aldaar te raadplegen. Hierdoor heb ik onder andere informatie over de organisatie van de
kaderdagen der Dietse Meisjesscharen gemist, dat mijn onderzoek van meer details en
inzichten had kunnen voorzien.
1
Inhoudstafel
De rol van historische rolmodellen in oorlogstijd.................................................................. 3
Vroege Hadewijchreceptie en mediatie in Vlaanderen tot aan WO II................................ 7
Ketterin of katholieke heldin? .............................................................................................................. 8
De appropriatie van mystiek door het katholiek traditionalisme en het nationalisme ....................... 11
De invloed van de publieke en politieke polarisatie op het academische discours ............................ 12
Wie twist zaait, zal tweedracht oogsten ............................................................................................. 17
Culturele verspreiding en interpretaties van 'Levet scone' tijdens WO II ....................... 20
Hadewijch als Groote Vlaming .......................................................................................................... 20
Levet scone, de katholieke cultivatie van nostalgie ........................................................................... 21
Schoon leven, schoon strijden ............................................................................................................ 23
Het verdere leven van de leuze ........................................................................................................... 27
Het einde van de 'scone' reis.................................................................................................. 30
Bibliografie. ............................................................................................................................. 32
1. Bronnen: ......................................................................................................................................... 32
2. Secundaire literatuur:...................................................................................................................... 33
2
De rol van historische rolmodellen in oorlogstijd
"Wij zijn hier te Lier verzameld met een 200-tal kaderleden. De dagen welke wij hier
doorbrengen staan in het teeken van Hadewych en dragen als leuze <Levet scone>. Heden
morgen werden hier lessen gegeven over het leven zelf. Wij wenschen dat onze meisjes het
leven zelf als een heilig bezit zullen aanzien, dat zij zich bewust zullen zijn van hun
verantwoordelijkheid. Wij stellen het leven in het teeken van den kamp. Wij willen schoon
leven en schoon strijden. ..."1
Jetje Claessens, de jeugdleidster van de collaborerende nationalistische vrouwenjeugdvereniging de Dietsche Meisjesscharen, sprak deze woorden op de algemene kaderdagen te
Lier op zondag 31 oktober 1943. Volgens Jetje was het leven "hard als staal maar schoon" en
moest de vrouw 'de liefde' verdedigen.2 Dit gegeven werd bestempeld als 'den kamp'. Een
term die Adolf Hitler achttien jaar eerder als titel voor zijn boek Mein Kampf gebruikte. Hoe
konden deze kaderdagen tegelijk "in het teeken van Hadewych" staan én "in het teeken van
den kamp"? Hoe kon een relatief onbekende Brabantse mystica uit de late middeleeuwen
dienen als modern rolmodel in bezet Vlaanderen? Wat was het belang van middeleeuwse
mystiek voor de vorming van moderne identiteiten in nationalistische middens? Hoe kon het
opkomende (Vlaams-)nationalisme een middeleeuws fenomeen als mystiek toe-eigenen en
viel dit toe-eigeningsproces te plaatsen in een grotere politieke context? Konden er
gemeenschappelijke kernwaarden of 'oergevoelens van Vlaamsheid' gevonden worden? Of
zien we eerder een actualisatie en instrumentalisatie van het verleden om de gewenste
identiteit en onvoorwaardelijke loyaliteit bij de achterban te cultiveren?
De constitutieve kracht van taal mag nooit onderschat worden. Eenduidige slagzinnen kunnen
mensen makkelijk mobiliseren voor een bepaald doel. Denk maar aan politiek-beladen
slogans zoals 'Make America Great Again' (bij de Amerikaanse presidentscampagnes van
Ronald Reagan in 1980 en van Donald Trump in 2016) of 'Gewoon doen'
(verkiezingscampagne van Open VLD in 2019). Bij 'Levet scone' zit de performatieve of
aansporende toekomstboodschap gehuld in Middelnederlandse woordenschat. Mijn onderzoek
spitst zich voornamelijk toe op de geschiedenis van het gebruik van Hadewijchs slotwoorden
'Vaert wel ende levet scone' en varianten hiervan. Deze slotzin is oorspronkelijk afkomstig uit
1
"De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In:
Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4
2
Ibidem.
3
haar Zesentwintigste brief daterend uit de eerste helft van de 13e eeuw.3 Kunnen we een
loskoppeling tussen deze leuze en de historische figuur van Hadewijch vaststellen of blijven
beiden verweven met elkaar? Dit kan ik te weten komen door de weg of 'reis' van de leuze te
traceren. Vermoedelijk hing de populariteit van deze historische leuze samen met de nood aan
houvast aan een ver verleden. Dit geromantiseerde heroische verleden bracht mogelijks de
broodnodige hoop in oorlogstijd.
Het artikel in Volk & Staat van 2 november 1943 over de algemene kaderdagen van de
Dietsche Meisjesscharen (DMS) te Lier die in thema van Hadewijch en 'Levet scone' stonden,
diende als vertrekpunt voor mijn onderzoek. In deze vrouwenbeweging diende de leuze om
leden te disciplineren en te indoctrineren maar bevatte eveneens een educatief aspect. Door
emulatie of 'indenking' van Hadewijchs leven zouden de Dietsche meisjes een beter leven
leiden. Dat de inhoud van de leuze zo open is verschafte de mogelijkheid aan de gebruikers
ervan om de onderliggende boodschap zelf te construeren. Zo kon de levensleus zowaar
ingezet worden in het nationaal-socialistisch narratief. Het imago van Hadewijch werd topdown vormgegeven om te dienen als schoolvoorbeeld voor de diepgelovige en liefdevolle
vrouw die trouw is aan haar roots en moedertaal. De toenmalige vrouwelijke jeugd moest net
zoals Hadewijch schoon leven om bij te dragen aan het vaderland. Aan de hand van een
strategische selectie uit de 'roemrijke' geschiedenis van Vlaanderen (en Brabant) was de
partijleiding in staat haar agenda door te voeren. Om uiteindelijk het beoogde doel "[...] volle
waardigheid [...] als een volk in de totaliteit van onze Nederlandsche gaafheid en
begaafdheid" te bereiken.4
De mobiliteit van woorden, concepten, beelden en personen worden reeds een tijd op
interdisciplinaire manier bestudeerd in de cultural transfer studies. Cultural transfer zouden
we kunnen bekijken als een soort uiteenlopend spel met reële maar onstabiele discursieve
strategieën (benadrukken van verschillen, identiteiten) binnen het analytische kader van het
'culturele'.5 Hoe de 'culturele overdracht' van deze leuze met een vage morele boodschap
gebeurde en of ze deel van het algemeen goed werd zullen leidende vragen zijn in dit
onderzoek. Ontstonden er disputen over politiek of sociaal gemotiveerde cultureel-historische
3
HADEWIJCH, "Zes en Twintigste Brief", VAN MIERLO Jozef S.J. (Ed.), in: Brieven, Standaard-Boekhandel,
Antwerpen/Brussel/Gent/Leuven, 1947, p. 219.
4
"De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", MERMANS Antoon en BRANS Jan (Reds.), In:
Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4
5
ROSSINI Manuela en Michael TOGGWEILE, "Cultural Transfer: An Introduction", In: Word and Text - A Journal
of Literary Studies and Linguistics, Vol. IV, No. 2, 2014, p. 6.
4
appropriatie of was er consensus over het verleden en haar hedendaagse waarde? Via
bronnen- en discoursanalyse alsook door contextuele verdieping in de levens van (culturele)
mediatoren zoals Wies Moens, Marie Van der Zeyde, Jozef van Mierlo, Paul Drieskens, Lode
Arts en anderen kan ik achterliggende discursieve tactieken ontwarren. Op zijn beurt kan ik
deze strategieën analyseren en vergelijken met elkaar. Met concepten en termen uit de
cultural transfer studies en uit discoursanalyse kan ik hun opzet en impact adequaat trachten
beschrijven.6
Bruno de Wever verrichtte in de jaren '90 pionierswerk bij het onderzoek naar de Vlaamse
collaboratie. Vrouwelijke Vlaamse jeugdbewegingen, zoals het VNVV (Vlaamsch Nationaal
Vrouwen-verbond) en de Dietsche Meisjesscharen vielen daar ook onder.7 Later zou Marnix
Beyen tevens onderzoek voeren naar jeugdbewegingen en historisch besef. Hij beperkte zich
hierbij tot de mannelijke tak van de behandelde jeugdbewegingen.8 Kort daarna zou Séverine
Jans een aanvullend tweedelig artikel schrijven in Wetenschappelijke tijdingen van het ADVN
(Archief, Documentatie- en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme), dat zich
toespitst op de Dietsche Meisjesscharen hun organisatie en dagdagelijkse werking. In haar
onderzoek belichtte ze politieke en levensbeschouwelijke standpunten van de vrouwen maar
verdiepte zich niet in het belang dat aan Hadewijch werd toegekend door deze
jeugdbeweging.9 Door de resonantie en receptie van een historische leuze in oorlogstijd te
analyseren kom ik mogelijk tot nieuwe inzichten die een bijdrage kunnen leveren aan de reeds
bestaande historiografie over Vlaams-nationalisme, historisch besef, verzuilde jeugdwerking
en identiteitsvorming voor, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog.
Daarnaast is er al uitgebreid onderzoek gevoerd naar belangrijke mediatoren van mystiek in
de nieuwste tijd. Zo publiceerde Elisabeth Leijnse reeds in 1995 een boek over Maurice
Maeterlinck en de nieuwe mystiek tot 1900. Alhoewel zij zich beperkte tot Maeterlinck, een
Franstalig Vlaamse auteur die Jan van Ruusbroecs Geestelijke Brulocht naar het Frans
6
DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL en Ruth WODAK, "The discursive construction of national identities", In:
Discourse and Society 10, Edinburgh University Press, 1999, p. 3.
7
DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt;
Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 607-614.
8
BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In:
Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 33.
9
JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons volk al spelend en
zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen
LXI/2/2002, p. 87-88.
5
vertaalde, kan het boek mij helpen om de nieuwe mystiek te contextualiseren en begrijpen.10
Aangezien de leden van deze beweging de eersten waren die middeleeuwse mystiek gingen
actualiseren, is het cruciaal voor mijn onderzoek om ook een degelijk inzicht te verwerven in
deze 'stroming' van rond de eeuwwisseling. In 2009 verrichtte Annette van Dijk baanbrekend
werk in haar boek 'Welk een ketter is die vrouw geweest!': De plaats van Albert Verwey in de
Hadewijchreceptie.11 Haar bijdrage zoomt slechts in op één mediator net zoals bij Leijnse,
maar bevat wel een gedetailleerd overzicht van de prille Hadewijchreceptie in Vlaanderen en
Nederland.
10
LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de
Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995.
11
VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie,
Hilversum: Verloren, 2009.
6
Vroege Hadewijchreceptie en mediatie in Vlaanderen tot aan WO II
Hadewijchs mystiek was georiënteerd naar een vereniging met God. Deze goddelijke unie
ook wel 'Minne' genoemd was gebaseerd op een soort wederzijdse platonische 'Liefde'.12 Zij
wenste iedereen een dieper inzicht in de wereld door een hechtere en liefdevolle band met
God aan te gaan. Deze mystieke relatie met God beschreef Hadewijch aan de hand van
metaforen over hoofse liefde, het lichaam, honger en verlangen. Waarbij woorden zoals
proeven, voelen en lijden een cruciale rol speelden om de metafysische leefwereld te
beschrijven.13 Alhoewel er nu talloze analyses en heruitgaven van haar overgeleverde corpus
bestaan, is er nog steeds weinig zekerheid rond Hadewijch als historische persoon. Pas in
1838 werden haar geschriften, bestaande uit veertien visioenen, eenendertig brieven, zestien
Mengeldichten en vijfenveertig strofische gedichten, herontdekt in de Bourgondische
Bibliotheek.14 Twintig jaar later zou Angelus Angillis op de naam van Hadewijch stoten in
een veertiende-eeuws kloosterinventaris van Middelnederlandse boeken.15 Tegen de
eeuwwisseling verwierven haar volkstalige teksten bekendheid in literaire kringen in België
en Nederland. Hadewijch zou snel als "het absolute hoogtepunt van onze Nederlandse
letterkunde" voorgesteld worden.16
Hadewijchs brieven, onderdeel van de proza, werden pas voor het eerst uitgegeven in 1895
door de Gentse hoogleraar Jozef Vercouillie.17 Haar poëzie, bestaande uit de strofische
liederen en Mengeldichten, waren reeds twintig jaar eerder uitgegeven.18 Het tijdsverschil
tussen beide uitgaven toont aan dat er een groter belang werd gehecht aan haar poëzie. Deze
veronderstelling zien we bevestigd in de Dynamische canon van de Nederlandstalige
12
SHAHAN Lydia, "Mother of Love - The Virgin Mary in Hadewijch's Mysticism", In: Louvain Studies 42,
Leuven: Leuven University Press, 2019, p. 46.
13
BOON Jessica A., "Trinitarian Love Mysticism: Ruusbroec, Hadewijch, and the Gendered Experience of the
Divine", In: Church History, Vol. 72, No. 3, The American Society of Church History, 2003, p. 494-495.
14
VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie,
Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 19-21.
15
Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum,
< https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/de-herontdekking-van-de-handsc >,
geraadpleegd op 14 februari 2020.
16
WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur,
tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, pp. 348.
17
HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.), Gent: Drukkerij C.
Annoot-Braeckman, 1895, p. 1-203.
18
HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 1: Gedichten, Jacob HEREMANS en C.J.K. LEDEGANCK
(Reds.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1875, p. 1-301.
7
literatuur vanuit Vlaams perspectief, waarin enkel Hadewijchs Liederen zijn opgenomen.19
Vercouillie was professor in de Nederlandse filologie aan de universiteit Gent. Als
Vlaamsgezinde liberaal wou hij een bijdrage leveren aan de verspreiding van literaire
rijkdommen uit het verleden. De editeur liet de teksten op zichzelf staan door een minimum
aan peritekst toe te voegen en door enkel literaire annotaties te maken en geen inhoudelijke.
Op die manier liet hij de interpretatie van de proza geheel aan de lezer. Deze uitgave was de
eerste mediatie van de 'eindwens' uit haar Zesentwintigste brief.20 Dit moment kunnen we
beschouwen als de start van de culturele transfer van de zin "vaertwel ende levet scone." en de
latere verkorte versie 'Levet scone".
Ketterin of katholieke heldin?
Hadewijchs mysterieuze persoonlijkheid en de vele hiaten in de kennis over haar leven
creëerden weldra een politiek-ideologisch conflict. Liberalen uit Brussel en Gent begonnen
haar te vereenzelvigen met Heilwich Bloemardinne, een vrouw die Henricus Pomerius,
hagiograaf van Jan van Ruusbroec, als sekteleidster en ketterin afschreef.21 Mocht de
identificatie van Hadewijch als Bloemardinne correct geweest zijn, zou dit verwarring
veroorzaken en stigmatisatie met zich meebrengen. Hierdoor wou de Katholieke Kerk koste
wat kost deze hypothetische vereenzelviging ontkrachten. Voor een vijtigtal jaren werd er een
polemiek gevoerd tussen Brusselse antiklerikalen en Leuvense katholieken over de werkelijke
identiteit van Hadewijch.22
De tijdsduur van deze polemiek en het belang dat aan dit dispuut werd gehecht, tonen de
negentiende-eeuwse intellectuele interesse in de middeleeuwse cultuur en mystiek in het
bijzonder. Vroegere romantieke cultuuruitingen, voornamelijk literatuur en theater, waren
grotendeels verantwoordelijk voor de idealisering van de middeleeuwen. De middeleeuwen
waren een Era of Grandeur in de Belgische nationale historiografie en stonden op het punt dit
19
Dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams perspectief - Opgesteld in opdracht van
de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren & Literatuur Vlaanderen, <
https://literairecanon.be/nl/werken/liederen >, geraadpleegd op 3 mei 2020.
20
HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.), Gent: Drukkerij C.
Annoot-Braeckman, 1895, p. 95.
21
WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", in: Ruusbroec: Literature and Mysticism in the
Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p. 68.
22
Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum,
< https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/hadewijch-en-bloemardinne >,
geraadpleegd op 18 februari 2020.
8
ook te worden in de Vlaams-nationale geschiedenis.23 Deze opwaardering van de
middeleeuwen vond plaats in een tijd van grote sociale onrechtvaardigheid, economische
onzekerheid en politieke polariteit. Dit alles vormde een vruchtbare voedingsbodem voor antimodernistische sentimenten.24 De combinatie van interesse in traditionele mystiek en het
afwijzen van de algemeen aanvaarde materialistische en kapitalistische samenlevingsvisie gaf
vorm aan de 'nieuwe mystiek'. Deze beweging ging op zoek naar het eeuwige en occulte
buiten de bestaande kerkelijke systemen.25 De leden zochten naar precedenten in de
geschiedenis en vonden die in de mystieke auteurs die eveneens de toenmalige heersende
denkkaders in twijfel trokken.
Van belang in de nieuwe mystiek was Albert Verwey die in 1917 de Visioenen van
Hadewijch publiceerde in zijn maandblad genaamd De Beweging.26 Het collectief rond
hoofdredacteur Verwey focuste zich voornamelijk op de verspreiding van Nederlandse poëzie
en proza. Op die manier hoopte deze vereniging met socialistische sympathieën arbeiders
cultureel bij te scholen met als doel arbeid en schoonheid te verenigen. Dit neo-mystieke
socialisme of sociaal mysticisme kende reeds een opmars vanaf circa 1890 in Nederland en
België.27 Centraal voor Verwey stonden Hadewijchs literaire kwaliteiten.28 Doordat Verwey
zelf weinig theologische kennis bezat, waardeerde hij andere aspecten in haar teksten dan de
katholieke mediatoren. Pas in 1921 na een ontmoeting met Jozef van Mierlo, zou Verwey zijn
eenzijdige visie op Hadewijch deels bijgeschaafd worden.29
Door de vele hiaten in de kennis over Hadewijchs leven, ontstonden er contesterende
beeldvormingen
rond
haar
historische
persoonlijkheid.
Katholieken,
protestanten,
Vlaamsgezinden, liberalen en socialisten begonnen hun ideologische visies op haar teksten en
23
TOLLEBEEK Jo, “An era of grandeur: the Middle Ages in Belgian national historiography",Robert EVANS, John
WESTON en Guy P. MARCHAL (Reds.), In: The uses of the Middle Ages in modern European states: history,
nationhood, and the search for origins, Basingstoke, 2011, p. 113-135.
24
LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de
Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995, p. 168.
25
VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie,
Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 61.
26
VERWEY Albert, "De Vizioenen van Hadewich: Tweede tot zevende vizioen, In hedendaagsch Nederlandsch
overgebracht door Albert Verwey, Hendrik Petrus BERLAGE (Red.), In: De Beweging. Jaargang 13, Amsterdam:
W. Versluys, 1917, p. 58-67.
27
VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie,
Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 43.
28
Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum,
< https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/hadewijch-en-de-nieuwe-mystiek >,
geraadpleegd op 16 februari 2020.
29
VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie,
Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 126.
9
leven te projecteren. Mystiek erfgoed begon een plaats te verwerven in het publieke en
politieke debat. Zo was er de politieke symbolenstrijd in Brussel over de toevoeging van
Bloemardinne aan de gevel van het stadshuis. Door deze ophefmakende keuze van het
toenmalige liberale stadsbestuur liet de katholieke partij een standbeeld van Ruusbroec die
Bloemardinne haar hoofd verpletterd, plaatsen in de Sint-Michiels en Sint-Goedele kathedraal
in 1917.30 Mystiek kende een moderne heropleving en bezat een actuele waarde voor zij die
het konden toe-eigenen.31
Jezuïet en priester Jan Jozef van Mierlo was ongetwijfeld de belangrijkste mediator en kenner
van Hadewijchs oeuvre. Als theologisch geschoolde persoon hechtte van Mierlo een groot
belang aan het didactische en christelijke aspect van haar teksten.32 Terwijl voor Verwey het
vormelijke of poëtische aspect primeerde, benadrukte van Mierlo eerder haar klare en
toegankelijke taal wat het verspreiden van religieuze inzichten faciliteerde. In 1910 zorgde hij
voor een nieuwe uitgave van Hadewijchs Brieven in de Leuvense Tekstuitgaven.33 Vanaf
1923 begon van Mierlo aan een bloemlezing van de poëzie om het toegankelijker en
genietbaar te maken voor een breed publiek.34 Hiernaast was hij een fervent apologeet, die de
Hadewijch-Bloemardinne-hypothese wou ontkrachten. Om vervolgens Hadewijch als door en
door katholiek te kunnen bestempelen.35 Dit deed hij door de personen die Hadewijch
vermeldde in haar visioenen historisch te gaan determineren. Zo kon hij Hadewijch in de
dertiende eeuw plaatsen, een eeuw vroeger dan dat Bloemardinne gesitueerd werd.36 Maar hij
haalde evengoed andere bewijzen aan zoals dat in de gekende aanhalingen er consequent over
Hadewijch werd gesproken en niet over Bloemardinne.37 Later scheef hij dat Bloemardinne
30
WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", In: Ruusbroec: Literature and Mysticism in the
Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p. 67.
31
Ibidem, p. 41.
32
MEDENDORP John C., Correction & Guidance: The Role of Reason in Hadewijch of Antwerp, 2012, p. 1-2.
33
VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taalen Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden, 55e deel, 1936, p. 291.
34
Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum,
< https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/de-katholieke-hadewijch-van-jo >,
geraadpleegd op 12 maart 2020.
35
VAN MIERLO Jozef S.J., "Pomerius' betrouwbaarheid in zijn verhaal over den strijd van Ruusbroec tegen de
Bloemardinne", In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en
Letterkunde, 1927, p. 454.
36
WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, p. 346.
37
VAN MIERLO Jozef S.J., "Een hopeloos pleit door J. Van Mierlo S.J.", August VAN CAUWELAERT (Red.), In:
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 26., Leuven: S.V. Vlaamsche Boekenhalle., 1926, p. 583.
10
haar leer tot pantheïsme voerde maar dat Hadewijch haar mystiek tevens pantheïstische
strekkingen had, "als die van de broeders en zusters van den vrijen geest".38
De appropriatie van mystiek door het katholiek traditionalisme en het nationalisme
Pater Jozef van Mierlo was een flamingant die zich er niet van weerhield om zijn ideeën
omtrent Vlaamse superioriteit te projecteren op Middelnederlandse literatuur. Zo diende zijn
werk om aan te tonen dat de oorspronkelijke Vlaming uitzonderlijk hoogstaande cultuur
voortbracht. Hij zag zichzelf als voorvechter van deze glorieuze Vlaams-christelijke
beschaving. Van Mierlo's geschiedfilosofie viel te situeren in de anti-modernistische stroming
die de middeleeuwen als periode van schoonheid en culturele grootsheid beschouwde.39 Het
primaire doel van deze Vlaams-nationalistische geschiedschrijvers en academici was het
terugdringen van de individualistische, mechanistische en rationalistische idealen die waren
voortgevloeid uit de Franse Verlichting en het humanisme. Ze waren er van overtuigd dat
collectieve identiteit, de 'organische' natie en volkstradities essentieel zijn voor het welzijn
van een samenleving.40
In 1925 richtte Léonce Reypens, Jan van Ruusbroec-expert, samen met Jozef van Mierlo, JanBaptist Poukens en Desideer Stracke het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen op. Dit
instituut wou door Middelnederlandse mystieke teksten te bestuderen en te verspreiden de
religieuze en culturele heropleving van Vlaanderen bewerkstelligen. Deze stichtende jezuïeten
geloofden overtuigd in een soort essentialistisch nationalisme. Deze ideologie zag de
verbondenheid van de historische regio met Christus als basis voor het unieke Vlaamse
karakter en haar bijhorende sublieme cultuur. De Middelnederlandse mystiek van Hadewijch
en Jan van Ruusbroec markeerde het begin van het openbloeien van de Nederlandse taal en de
Vlaamse cultuur.41 Reypens vond dat de moderne Vlamingen naar het eeuwige en het
onbegrensde moesten zoeken. Een filosofie die we reeds terugvonden in de nieuwe mystiek.
Deze zoektocht naar het transcendente was volgens Reypens kenmerkend aan Germaanse
'volkeren'. Dit werd in schril contrast gezet met de Romaanse cultuur die als statisch en
38
VAN MIERLO Jozef S.J., "Het proza - Het mystieke proza", In: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 2, Brussel: Standaard Boekhandel, 1940, p. 126.
39
REYNAERT J., "Mierlo, J. van", onder redactie van de Commissie voor Taal- Letterkunde van de Maatschappij
der Nederlandse Letterkunde, Wim VAN AANROOIJ, Ingrid BIESHEUVEL en Jan VAN DALEN-OSKAM (Reds.), In:
Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek, DBNL, 2004, p. 201.
40
BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en
Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 472-473.
41
HEYNICKX Rajesh, Meetzucht en mateloosheid: Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het
interbellum, Nijmegen: Vantilt, 2008, p. 26-27.
11
immanent van aard werd beschouwd. De Germaanse cultuur was bevrijdend waar de
Romaanse beperkend en beklemmend was.42 Deze dualistische gedachtegang creeërde een
onrealistisch zwart-wit-denken. Dit differentiedenken effende de weg voor veralgemening en
stereotypering. Veel jezuïten en katholieken zagen een bedreiging voor "Ons christen
Vlaanderen" in de opkomende secularisering vanuit Frankrijk. Daarnaast werd het natuurlijke
en onbedoezelde Vlaanderen volgens hen al jaren verstikt door het tegennatuurlijke en
atheïstische België.43 Terwijl België door velen werd voorgesteld als unieke historische
ontmoetingsplaats tussen de Romaanse en Germaanse cultuur, was dit net 'het probleem van
België' voor de Vlaams-nationalisten.44 Veel Vlaamsgezinden vonden taal het criterium bij
uitstek voor nationale identiteit (cfr. volksnationalisme) en daarom werd België niet als
natiestaat maar als 'onnatuurlijk' beschouwd.45
Door de complexiteit van metafysische materie konden academici zoals Reypens en van
Mierlo zich als autoriteit uitroepen om daarna de verantwoordelijkheid om (religieuze)
inzichten te populariseren op zich te nemen. Deze quasi-monopolie op de vulgarisering van
middeleeuwse mystiek gaf de mediatoren veel beslissingsmacht. Ze konden de lezers
bijvoorbeeld overtuigen van hun persoonlijke standpunten door bepaalde delen te
benadrukken. Het witte canvas dat Hadewijch vormde, door haar afstand in tijd en door de
gebrekkige kennis over haar levensloop, kon exclusief beschilderd worden door vorsende
academici. Dat deze academische experten ook religieuze en politieke motieven hadden
spreekt voor zich. Zo leek de symbiose tussen katholiek traditionalisme en nationalisme het
middel bij uitstek om Vlaanderen los te trekken van België en te verdedigen tegen de
Romaanse cultuur. De geschiedenis werd meer en meer geïnstrumentaliseerd om het Vlaamsnationalistisch discours te staven.
De invloed van de publieke en politieke polarisatie op het academische discours
De jaren 1930 waren een periode van proliferatie van (her)uitgaven, werken, besprekingen en
dergelijke meer betreffende Hadewijch en mystiek in het algemeen. Voornamelijk uit
Vlaamsgezinde hoek werd gepoogd afwijkende interpretaties te corrigeren en de jeugd hun
42
Ibidem, p. 58.
BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en
Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire - Belgisch Tijdschrift voor Filologie en
Geschiedenis, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 478.
44
GREVER Maria, "Recensies: M. Beyen, Oorlog en Verleden. Nationale geschiedenis in België en Nederland,
1938-1947", In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 2004, p. 137.
45
DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme
(1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181.
43
12
glorieus verleden te doen herinneren. Zo schreef bijvoorbeeld Jozef van Mierlo een recensie
in De Standaard over Ruusbroec en de geest der mystiek van Urbain Van de Voorde waarin
hij complexe theologische materie besprak. Daarnaast was hij vol lof over de eloquentie van
Van de Voorde en vond zijn essay '"zeer mooi en zeer lezenswaard". In de bespreking van van
Mierlo staat ook te lezen:
"Op kleinere onnauwkeurigheden wil ik niet wijzen. Niet Tobias, b.v. maar Jacob was het die
vocht met den Engel (blz. 88); en niet na elken brief wenscht Hadewych Vaert wel ende levet
scone."46
Blijkbaar heeft Urbain Van de Voorde ook bijgedragen aan de verspreiding van Hadewijchs
eindgroet maar met een lichte misconceptie. Van de Voorde zal niet zo bekend geweest zijn
met haar werk en daardoor gedacht hebben dat zij elke brief eindigde met deze woorden. Van
Mierlo nam een corrigerende en licht paternalistische rol op zich in het publieke debat. Als
Hadewijchkenner voelde hij zich moreel verplicht om andere mediatoren te beoordelen en te
verbeteren indien nodig. Dit toont aan dat mystiek wel degelijk aanwezig was in de publieke
en academische sfeer van het interbellum.
Hadewijch en mystiek speelden ook een rol in de opvoeding in het Vlaams-nationalistische
discours. Zo werd er in een uitgave van het Leuvense maandblad De Blauwvoet uit 1935 een
column besteed aan Hadewijch naast andere 'nationale helden'. Dit tijdschrift voor de
katholieke 'Dietsche' studenten diende ter educatie en voor het aankweken van een fanatieke
liefde voor Vlaanderen. Hadewijch was de vrouwelijke personificatie van waar 'Dietsch zijn'
voor stond. De vrouwelijke jeugd zou zich hier aan moeten spiegelen en laten door inspireren.
Volgens deze auteur stond Vlaanderen in de dertiende eeuw "aan de spits van ieder
godsdienstig en kultureele beweging!"47 De alomtegenwoordigheid van het verleden diende
om de studenten het gevoel te geven opgenomen te zijn in een "tijd en ruimte overspannende
broederschap", waartoe heel het Vlaamse volk behoorde.48 De grenzen van wie dit volk was
en wie niet, fluctueerden met de tijd. Door de radicalisering van het taalcriterium van enkele
politieke actoren werd Vlaams-nationalisme overbodig in het groter geheel namelijk het
46
VAN MIERLO Jozef S.J., "Een boek over Ruusbroec en den geest der mystiek", Jan BOON (Red.), In: De
Standaard, Antwerpen: De Standaard N.V., 28/01/1935, p. 4.
47
REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet. Maandblad voor de
Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven: A.K.D.S., 1935, p. 234.
48
VOS Louis, Bloei en ondergang van het A.K.V.S., Geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, 1914-1935, Leuven, 1982, dl. 2, p. 292.
13
'Dietsch' zijn.49 Deze perspectiefwijziging bracht een steeds exclusievere en racialere
invulling van het nationale en identitaire beginsel voort.50
De onbekende schrijver van de bijdrage in De Blauwvoet die schuilging onder het
pseudoniem Ruusbroec, sloot af met "een groet van Hadewijch, de eindwensch waarmee zij
dikwijls haar brieven sloot: < Vaert wel ende levet scone ! > in Kristus en Dietschland."51 In
alle waarschijnlijkheid kende de auteur Jozef van Mierlo of was hijzelf bekend met
Hadewijchs brieven en had de eindwens daaruit opgepikt. Dit is in alle waarschijnlijkheid één
van de belangrijkste momenten in de transfer van de slotzin in Vlaamsgezinde middens. Rond
1935 zien we een exponentiële toename van vermeldingen van de eindgroet en/of leuze
voornamelijk in gelijkaardige tijdschriften. De jeugd, de doelgroep van dit soort tijdschriften,
was essentieel voor de uitbouw van een sterk Vlaanderen in de toekomst.
In 1936 hertaalde Marie van der Zeyde Hadewijchs brieven naar modern Nederlands. Dit
werk was een collectie van de getranscribeerde Middelnederlandse brieven, waaronder de
Zesentwintigste, vergezeld van persoonlijke aantekeningen.52 Over de totstandkoming van
haar bijdrage schreef van der Zeyde het volgende:
"Uit mijn verlangen om niettemin anderen mee te laten profiteren van wat ik van de Brieven
begrepen of béter begrepen meende te hebben, is tenslotte mijn - gedeeltelijke - uitgaaf met
vertaling van de tekst ontstaan."53
Van der Zeyde wist dat ze een vrijzinnigere aanpak hanteerde dan haar voorganger van
Mierlo. Ze rechtvaardigde haar vorm als degene "die mij de juiste voorkomt, voorzien van een
vertaling, die niet zo letterlijk mogelijk, maar wel zo correct en zo zuiver mogelijk, de
bedoeling van het origineel tracht weer te geven."54 Op dit vlak zien we ook een groot
verschil met Jozef Vercoullie die de tekst op zichzelf liet staan. Van der Zeyde interpreteerde
49
DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme
(1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181.
50
BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In:
Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 44.
51
REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet. Maandblad voor de
Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven: A.K.D.S., p. 236.
52
VAN DER ZEYDE Marie H., Brieven van Hadewijch: in de oorspronkelijke tekst en in Nieuw-Nederlandse
overzetting met aantekeningen uitgegeven door Dr. M. H. van der Zeyde, Antwerpen: De sikkel, 1936.
53
VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taalen Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden, 55e deel, 1936, p. 292.
54
Ibidem.
14
'Vaert wel ende levet scone' als "Het ga u goed; houd het ideaal hoog".55 Wat volgens haar de
juiste hertalingswijze was voor de "mensch van onzen tijd". 'Houd het ideaal hoog' is hierin
het interessante deel. Dit zinsdeel was vrij in te vullen door de belangengroep die het
hanteerde. Welk ideaal werd bedoeld? Hoe kan men het hooghouden? Al deze zaken werden
ingevuld door de culturele mediator en de interpretatie van de ontvanger. Het
vanzelfsprekende verlies van stilistische schoonheden bij dit soort overzettingen werd door
van der Zeyde zelf reeds aangehaald.56
Twee jaar eerder had de (medio)neerlandica in kwestie een doctoraatsstudie gemaakt over
Hadewijch als mens en schrijfster.57 Maar net zoals Verwey focuste van der Zeyde zich
voornamelijk op de vorm van Hadewijchs poëzie en proza met een negligentie van haar
theologische context. Zij plaatste Hadewijch in het actuele emancipatiediscours waar het
westen zich in bevond. Hadewijch werd voorgesteld als vrijgevochten vrouw die autonoom
dacht. De idee dat Hadewijch los stond van het katholieke dogmatische denken was voer voor
dispuut. Dit werd aangehaald in een recensie door Jozef van Mierlo over het eerste werk van
van der Zeyde in de rubriek boekbespreking van het maandschrift Dietsche Warande en
Belfort uit 1934.
"Maar de onafhankelijkheid waarvan spraak in den tweeden zin staat niet zoo vast als Dr. van
der Zeyden het met stelligheid beweert. Zij stipt intusschen zorgvuldig telkens aan waar
Hadewijch volgens haar van het katholieke dogma afwijkt. Maar aan een andere zijde
reduceert ze tot een minimum het godsdienstige en het kerkelijk-leerstellige ferment dat het
leven van den enkeling als van de gemeenschap doordeesemde. De fout zit hem hier dat ze
Hadewijch beschouwt als een moderne vrijzinnige."58
Marie van der Zeyde werd in feite beticht van een anti-katholieke en moderne visie te hebben
op een mystica uit het 'Vlaams-katholieke verleden'. Van Mierlo, die al sinds 1908 in
Dietsche Warande en Belfort publiceerde, vond dat de middeleeuwse letterkunde
hoofdzakelijk Vlaams en katholiek was. Volgens hem konden enkel de Vlaams-katholieken
dit soort hoogstaande literatuur volledig doorgronden en op hun beurt de Nederlanders van
55
MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der Zeyde", Dietbrand, 4
februari, 1937, p. 73.
56
Ibidem, p. 74.
57
VAN DER ZEYDE Marie H., Hadewijch. Een studie over de mens en de schrijfster, Groningen: Wolters, 1934.
58
VAN MIERLO Jozef S.J. [= DR. T.], "Boekbespreking: Dr. Marie van der Zeyde: Hadewijch. Een studie over de
mens en de schrijfster.-1934", August VAN CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang
1934, Antwerpen: N.V. Standaard-Boekhandel, p. 633.
15
het juiste inzicht verschaffen.59 Ook in Dietbrand, "Tijdschrift van het Dietsche Geslacht",
vinden we gelijkaardige commentaar in de boekbespreking van Hadewijchs Brieven
uitgegeven door van der Zeyde. Oprichter van het voorgenoemde tijdschrift, Germaans
filoloog en tevens de recensist Wies Moens noemde Hadewijch "Gothisch" van aard. Hij vond
dat Dr. van der Zeyde haar te hard actualiseerde en toe-eigende. Zo staat er te lezen:
"Wie Hadewijchs proza niet in het origineel vermag te lezen en dus op die overzetting alléén
aangewezen is, zal daarin heel wat méér van Dr. van der Zeyde vinden dan van Hadewijch.
[...] << Hadewijch te laten spreken als mensch van onzen tijd >>."60
Alhoewel Moens lof toonde voor de toewijding van van der Zeyde aan haar werk, was hij van
mening dat zij de kern van Hadewijchs "eigenlijke woord" miste. Volgens hem werden
belangrijke aspecten van haar leven en werk over het hoofd gezien door haar te plaatsen in de
moderniteit en te 'verwereldlijken'.61 Moens bevestigde op die manier het de facto monopolie
van de Katholieke Kerk op de interpretatie en toe-eigening van christelijke figuren. Moens
had een activistische voorgeschiedenis en vormde één van de drijvende krachten achter het
Algemeen Vlaams Nationaal Verbond (AVNV) en het Verbond van Dietsche Nationaal
Solidaristen (VerDinaso) in de vroege jaren 1930.62 Maar hij verliet deze voornoemde
fascistische beweging drie jaar later, toen leider Joris van Severen het Nederlandse
taalcriterium of het 'taalnationalisme' deed afzwakken door de keuze te nemen om Walen,
Luxemburgers en Friezen te includeren in zijn toekomstige Dietse volksstaat (de nieuwe
'marsrichting').63 Vanaf eind jaren '30 werd het taalcriterium volledig achterwege gelaten in
het VerDinaso. Moens was voorvechter van een Groot-Nederlandse of 'Dietsche' volkstaat
waar enkel 'taalgenoten' in thuis hoorden. Volgens zijn visie moest de toekomstige staat zijn
fundamenten hebben in de Germaanse cultuur en zich onderscheiden van de Romaanse
cultuur door Franstaligen en 'volksvreemde elementen' te excluderen.64 In isolement zou
59
WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur,
tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, p. 345.
60
MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der Zeyde", Wies
MOENS (Red.), Dietbrand, 4 februari, 1937, p. 73.
61
Ibidem, p. 73-74.
62
VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies Moens", Lukas DE
VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers: 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen
(1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 72.
63
DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme
(1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181.
64
DE WEVER Bruno, "Wies Moens", In: Ons Erfdeel. Algemeen-Nederlands tweemaandelijks cultureel
tijdschrift, Jaargang 40, nummer 5, 1997, p. 786.
16
Moens zijn politiek-ideologische opvattingen en poëzie gaan samenbrengen in strakke
gedichten met een sterke retorische taal ook wel bekend als nationalistische belijdenslyriek.65
Wie twist zaait, zal tweedracht oogsten
Na deze korte schets van de Hadewijchreceptie in het interbellum kunnen we een onderscheid
maken in twee heersende paradigmas. Op academisch vlak was er de katholiek Vlaamsnationalistische interpretatie naast de vrijzinnige en emancipatorische visie op Hadewijch. De
Vlaams-nationalistische en later 'pro-Dietsche' groep werd voortgetrokken door invloedrijke
personen zoals Jozef van Mierlo en Wies Moens. Deze geletterde groep had een concrete visie
op het verleden en heden van 'het Vlaams-christelijke volk'. Zij groeven in de geschiedenis
naar 'Vlaamse makelij' en herschreven de nationale geschiedenis zodat deze paste in het
overkoepelende Romaans-Germaanse cultuurconflict waartussen de Vlaming zich bevond. Zo
werd vanaf de jaren '30 de Guldensporenslag van haar sociaal-emancipatorisch karakter
ontdaan en voortaan geïnterpreteerd als uiting van een unieke Vlaams-nationale geest.66 Voor
hen was de dagelijkse bezielende aanwezigheid van het Vlaamse verleden cruciaal in hun
perceptie van de wereld rondom. Van één overheersend toekomstbeeld was er geen sprake
door de vele dooreenlopende ideëen betreffende wat 'Dietsch zijn' inhield of hoe de gewenste
natie er zou uitzien.
Bij de casus van 'Levet scone' diende de historische leuze voor de Vlaams-nationalistische
mediatoren als revisionistisch argument. De toenmalige stand van zaken moest worden
herzien volgens deze mediatoren. Dit bijna mythische geloof in een culturele hergeboorte en
terugkeer naar de eigen oorsprong, zijn ideologische kenmerken die we ook terugvinden in
het gelijktijdig opkomend fascisme en nationaal-socialisme.67 De religieuze en culturele
hergeboorte die het vroege Ruusbroecgenootschap beoogde droeg dus uiteindelijk bij aan de
extreme politieke polarisatie van de jaren 1930 en '40. Deze ontwikkelingen pasten in het
romantische plaatje van een totale omverwerping van moderniteit for the greater good.
Het dichotome paradigma van de Vlaams-christelijke denkers, dat een fundamenteel
onderscheid maakte tussen Germaanse en Romaanse menselijke natuur, zou culmineren in de
65
VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies Moens", Lukas DE
VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers: 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen
(1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 73.
66
HEIRBAUT Dirk en Paul TRIO, Omtrent 1302, Paul TRIO en Dirk VAN DEN AUWEELE (Reds.), Leuven:
Universitaire Pers Leuven, 2002, p. 200.
67
BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en
Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 479.
17
laatste jaren van het interbellum. De zoektocht naar een eigen identiteit gaat immers steeds
gepaard met de creatie van verschillen met anderen.68 De stichters van het Ruusbroecgenootschap droegen bij aan het opleven en verspreiden van ideeën omtrent een GrootNederlands, Diets, Duits of pan-Germaans rijk. Elk van deze alternatieven was goed zolang
het maar de status quo of 'oude orde' die tegen de Vlaming gekant stond, zou omverwerpen.
De katholieke politiek evolueerde van verzet tegen België en anti-parlementarisme naar een
rechtse maatschappijvisie met de bijhorende anti-democratische sentimenten.69 Deze antiBelgische en anti-democratische tendensen zouden later een grote rol gaan spelen in de
omvang van de Vlaamse collaboratie met het Nazi-regime tijdens de Duitse bezetting.
Toen puntje bij paaltje kwam ontstond er ook in de Vlaams-nationalistische stroming
discussie omtrent welke waarden ze zouden uitdragen. Zo waren er in bepaalde Vlaamsnationalistische kringen wel degelijk ook emancipatorische en moderniserende tendensen
aanwezig.70 Desalniettemin bestonden er veel stereotiepe genderbeelden, over alle politieke
strekkingen heen. Zo waren liefde en zelfopoffering typisch vrouwelijke aangelegenheden.
Het biologische belang van de vrouw, namelijk kinderen baren, was een plicht jegens de
natie. De vrouw moest evengoed strijden voor het vaderland maar als 'stille kracht' achter de
schermen.71 Het duale mensbeeld dat we terug vinden in dit differentiedenken paste perfect
bij het duale wereldbeeld tussen de Romaanse en Germaanse invloedssferen en de mystieke
of metafysische dualiteit. Doordat politiek nationalisme eerder een principe is en geen
ideologie, kunnen de visies en organisatievoorkeuren zeer uiteenlopend zijn. De politieke en
sociale context bepaalde het discours en de ontwikkeling.72 In de snel veranderende wereld
van het interbellum zagen we dus ook de veel wijzigingen in de sociale en politieke invulling
van wat nationalisme was en waar het voor stond.
Bij de Vlaams-nationalistische mediatoren zien we een duidelijk gelijkende en overlappende
habitus. Ze lazen dezelfde literatuur, hadden gelijkaardige ideëen over hun gedeelde
geschiedenis en verschenen in dezelfde mediakanalen. De mediatoren organiseerden,
68
DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL, Karin LIEBHART en Ruth WODAK, "The discursive construction of national
identities", In: Discourse and Society 10, Edinburgh University Press, 1999, p. 2.
69
GEVERS Lieve, "Voor God, Vaderland en Moedertaal. Kerk en natievorming in België, 1830-1940.", Eliane
GUBIN (Red.), In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, Nr. 3, 1997, p. 43.
70
VAN GINDERACHTER Maarten, "Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans genoeg”? De ambivalente
verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum’, In: Revue Belge de philologie
et d’histoire, tome 80, fasc. 2, 2002, p. 538.
71
Ibidem, p. 540-541.
72
DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme
(1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 183-184.
18
stimuleerden en promootten het literair leven.73 In de jaren dertig kwam dit tot uiting in de
vele tijdschriften die bekendheid verwierven, zoals Gudrun, Dietbrand, De Blauwvoet,
Dietsche Warande en Belfort, enzovoort. Al deze media waren in feite spreekbuizen voor
enkele prominente mediatoren. Redacteurs zoals Wies Moens, Edgar Boonen of Ferdinand
Vercnocke en auteurs zoals Cyriel Verschaeve en Jozef van Mierlo zien we vaak opduiken. In
Vlaams-katholieke kringen was er een beduidend grotere circulatie van ideeën en informatie
omtrent christelijke mystiek en geschiedenis. Doordat zij constant benadrukten dat
Hadewijchs werken Vlaams en katholiek waren, konden van Mierlo en co de 'historische
rechten' op Hadewijch claimen. Ze verwierven een volmacht op haar historische figuur als het
ware en presenteerden een monolitisch-katholiek beeld van haar bij het publiek.
De andere groep bestond uit een amalgaam van protestanten, liberalen, socialisten en
gematigde katholieken. Bij deze diverse groep zien we in deze periode een minder creatieve
toe-eigening of appropriatie van mystiek dan vanuit Vlaamsgezinde zijde. Hoe men met het
verleden omging werd veeleer individueel bepaald en door het ideologische kader waar men
zich in bevond. Zo was er de Vlaamsgezinde liberaal Vercouillie die de teksten an sich liet
staan, de socialistische Verwey die aanvankelijk mystiek en literatuur wou instrumentaliseren
voor de culturele scholing van arbeiders, en de vrijzinnige Marie van der Zeyde die
Hadewijch als emancipatorische en pre-feministische inspiratiebron beschouwde. Deze
verschillende Hadewijchbeelden bestonden naast elkaar aan de vooravond van de Tweede
Wereldoorlog. Dit zorgde voor verschillen in de mate van verspreiding en van
instrumentalisatie van de Hadewijchfiguur. Zo zien we een gefragmenteerd historisch besef
betreffende mystiek in België totstandkomen. Hadewijch werd als vroom katholiek aanzien
door de rechterzijde van het politieke spectrum en als progressief figuur beschouwd door de
toenmalige linkerzijde. Onder auspiciën van pater van Mierlo werd de Vlaamsnationalistische geschiedsvisie dominant en algemeen aanvaard in Vlaanderen. Geen dispuut,
stigma of polemiek kon hem in deze tijd van zijn spreekwoordelijke troon stoten als 'primus
mediator' van Hadewijchs oeuvre.
73
VERSCHAFFEL Tom, Reine MEYLAERTS, Tessa LOBBES e.a., "Towards a Multipolar Model of Cultural
Mediators within Multicultural Spaces. Cultural Mediators in Belgium 1830-1945", In: Revue belge de
philologie et d'histoire, tome 92, fasc. 4, Leuven: University Leuven Press, 2014, p. 1258.
19
Culturele verspreiding en interpretaties van 'Levet scone' tijdens WO II
In juni 1941 verscheen er een boekje van het Bondsblad der Bonden van het Heilig Hart
getiteld Vaert wel ende levet scone!. Dit pocketboekje geschreven door de jezuïet Lode Arts,
diende ter bevordering van het katholieke geloof en ter voorlichting van de gelovigen. Arts
herbevestigde het belang om traditie en christelijke waarden hoog in het vaandel te dragen in
de hectische moderniteit.74 Hierbij maakte hij gebruik van de volledige slotzin van Hadewijch
om zijn boodschap kracht bij te zetten. Arts' discours paste eveneens in de romantische visie
op het verleden waarbij de natie gedetermineerd is door 'bloed' en het renaissancistische
individualisme als vergif voor de samenleving werd aanschouwd. Voor vele katholieke
auteurs en denkers luidde de oorlog een nieuw periode in. Deze nieuwe tijd zou zich terug op
het 'juiste' Germaanse christendom gaan enten waar Hadewijch het vrome toonbeeld voor de
Vlaamse vrouw van was.75
Hadewijch als Groote Vlaming
Jozef van Mierlo sloot zijn drie pagina's tellende bijdrage over Hadewijch in 100 Groote
Vlamingen, Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen uit 1941 af met
Hadewijchs slotzin.76 Dit is de eerste wijde verspreiding van de mystica's woorden tijdens de
Tweede Wereldoorlog. Opvallend is de patriarchische ondertoon van de titel van het boek. In
de titel spreekt men over 'beroemde mannen' maar toch was er plaats voor een vrouw zoals
Hadewijch (naast Anna Bijns en Margaretha van Oostenrijk). De redactie van 100 Groote
Vlamingen hanteerde een mannelijke kijk op de geschiedenis met hier en daar plaats voor een
vrouwelijke anomalie. Alhoewel de redactie een wetenschappelijke logica beoogde was het
boek voornamelijk een teleologisch betoog met een duidelijk overheersende nationale
logica.77
De frequenties of het aantal personen opgenomen in de lijst per eeuw zegt ons veel over de
manier dat er naar de eigen geschiedenis werd gekeken. Het boek weerspiegelt nogal duidelijk
74
ARTS Lode, "Vaert wel ende levet scone!", J. MEEUS (Red.), Mechelen: Sekretariaat der Bonden van het
Heilig Hart, 1941, p. 1-64.
75
BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en
Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 474.
76
VAN MIERLO Jozef S.J., "Hadewijch", Leon ELAUT, Ludovic GROOTAERS, Robert VAN ROOSBROECK en
August VERMEYLEN (Reds.), In: 100 Groote Vlamingen, Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde
mannen, Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1941, p. 18.
77
BEYEN Marnix, "'Een werk waarop ieder Vlaming fier kan zijn'?: het boek 100 Groote Vlamingen (1941) als
praalfaçade van het Vlaams-nationale geschiedenisbouwwerk", Jo TOLLEBEEK, Georgi VERBEECK en Tom
VERSCHAFFEL (Reds.), In: De lectuur van het verleden: opstellen over de geschiedenischrijving aangeboden aan
Reginal de Schryver, Leuven; Symbolae: Facultatis Litterarum Lovaniensis, Series A/ Vol. 24, 1998, p. 425.
20
de reeds besproken romantisch-flamingantische kijk op het verleden, namelijk dat Vlaanderen
grootheid kende in de middeleeuwen en in de zestiende eeuw, gevolgd door een tijd van
verval en tot een wederopstand vanaf de negentiende eeuw.78 Hadewijch kunnen we volgens
deze indeling plaatsen in de eerste periode van Vlaamse grootsheid. Dit boek was een
opsomming van Vlaamse helden (en heldinnen) en hun verwezenlijkingen met als doel de
collectieve amnesie van 'het volk' tegen te gaan. Het doel was de Vlaming zijn roemrijk
verleden te doen herinneren en een nieuwe generatie te inspireren net zoals de alreeds
besproken rubriek van De Blauwvoet uit 1935 beoogde.
De redactie van 100 Groote Vlamingen bracht moeilijk te verzoenen historische duo's bij
elkaar en behandelde deze vanuit verschillende overlappende nationale kaders. Zo werden
contrareformatie katholieken en protestanten naast elkaar verheerlijkt. Het Vlaamse
perspectief domineerde het algemene discours maar er werd ook afgewisseld met een
Belgische, Bourgondische, Dietse en Noordse lens. 79 De consequente projectie van woorden
zoals 'Vlaanderen' en 'Vlaming' in hun moderne betekenis op het verleden gaf aanleiding tot
anachronismen en contradicties.80 Robert van Roosbroeck, één van de vier redactieleden van
het boek, was naast historicus tevens lid van de Vlaamse SS en DeVlag.81 Hij schreef het
voorwoord dat duidelijk zijn wortels had in het romantisch-nationalisme. Het voorwoord was
een anti-historisch vertoog doordat het een eeuwige onverklaarbare 'wezenheid' toekende aan
de 'Vlaming'.82 Het boek was in feite een bundeling van tegenstellingen, zo had het een
neutraal academisch maar ook ideologisch gekleurd karakter. 100 Groote Vlamingen poogde
om de lezer het nostalgische verleden te doen herinneren maar deed de historische
werkelijkheid onrecht aan door het anachronistische gebruik van (Vlaams-)nationale retoriek
en de focus op individuele genieën los van hun context.
Levet scone, de katholieke cultivatie van nostalgie
Twee jaar later deed de leuze dienst als titel voor het Vlaams-katholiek boek Levet Scone!:
Vlaamsche volksaard, Vlaamsche levenskunst van de Limburgse priester en zelfverklaarde
dokter Paul Drieskens uit 1943. In dit boek gebruikte de Vlaamsgezinde geestelijke
Hadewijchs leuze als "bezielend parool" en als "hartewensch voor alle volgsgenooten".
78
Ibidem, p. 426.
Ibidem, p. 428.
80
Ibidem, p. 432.
81
Ibidem, p. 412.
82
Ibidem, p. 429.
79
21
Drieskens benoemde 'Levet scone' als "gullen middeleeuwschen volksgroet" maar verder
verschafte hij de lezer geen informatie over de leuze. Hierbij zien we de toekenning van
'volksgroet' aan 'Levet scone'. Aanvankelijk werd het eerder bestempeld als 'eindwens'.
Volksgroeten hebben meer een verplichtend en actief karakter dan 'wensen'. De leuze werd
dus eerder als imperatief gehanteerd en als een aansporing of aanmaning tot een "VlaamschVolksche opvoeding" om op die manier "Volksgrootheid" (terug) te bereiken.83 Het boek is
duidelijk doordesemd met vooroordelen en pseudowetenschappelijke inzichten betreffende
verschillende etnieën en culturen. De Franse invloed was een gevaar voor de Vlaamse cultuur
en de Guldensporenslag herdenken moest dit de Vlaming doen herinneren.
Prioritair en cruciaal in Drieskens' toekomstproject waren een herwaardering van het
traditionele gezin, de gemeenschap en het belang van de kerk.84 Voor Drieskens was de
Vlaming uniek door zijn volksaard die geankerd was in een vrome toewijding tot het
christendom, los van de extremere deterministische bloed- en bodemtheorie. Zijn boek was
een poging vanuit de katholieke partij om het nationaal-socialisme af te weren door te ijveren
voor een 'Nieuw Vlaanderen' in het 'Nieuwe Europa'.85 Het Vlaams-katholieke Davidsfonds
bekroonde Levet Scone! met de Emiel Vlieberghprijs en voegde het toe aan de Volksreeks.86
Hierdoor werd het gratis uitgedeeld aan al hun leden, wat leidde to een grote verspreiding van
Hadewijchs woorden. Dat het boek een grote distributie kende is ook af te leiden aan de
talrijke recensies in de toenmalige kranten. Zo staat er in respectievelijk in De Gentenaar en
Het Algemeen Nieuws te lezen:
"Hun voorbeeld moet ons stalen in onze nationale fierheid, onbuigzaam staande voor ons
recht, en vasthoudend aan het beproefde Vlaamsch karakter van plichtsbewustzijn, eer en
trouw."87 "En zo zien wij hoe gansch deze schitterende studie op één centrale stelling is
gebouwd; het heden is geladen met het verleden en vol van de toekomst."88
83
DRIESKENS Paul, Levet Scone! Vlaamsche Volksaard - Vlaamsche Levenskunst, Leuven: Davidsfonds, 1943, p.
163-164.
84
BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie tijdens Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse
Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, KZNM, 1996, p. 43.
85
BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en
Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 475-476.
86
Ibidem, p. 475.
87
H., "11 juli 1302", In: De Gentenaar, Gent: G. Vanhoucke, 11/07/1943, p. 1.
88
SPINCEMAILLE Jules [=VERAX],""Levet scone" - Een <vade mecum> voor onze volksgemeenschap", Alfons
MARTENS (Red.), In: Het Algemeen Nieuws, 26/05/1943, p. 1.
22
Deze boekbesprekingen in Vlaams-katholiek gekleurde kranten tonen dat de Vlaamsgezinde
vleugel van de katholieke partij in deze fase van de oorlog zich ideologisch wou distantiëren
van het nazisme. De partij wou een alternatief en hoopvol toekomstbeeld bieden aan hun
achterban. Maar deze recensies tonen ook dat een raciaal denkpatroon nog steeds zeer
gangbaar was. Het belang van geschiedenis als educatieve factor bleef ook gelden in dit
'nieuwe' op de toekomstgerichte discours van Drieskens. In de grote katholieke partij creëerde
de Duitse bezetting inwendige spanningen en ambiguïteit naar buiten toe.89 Katholieke
jeugdbewegingen slaagden er niet in de romantische kijk op geschiedenis te doen herleven na
de oorlog. Wat ze er toe aanzetten om de 'georganiseerde nostalgie' te laten varen en zich
voortaan voornamelijk op de toekomst te richten.90 De moderniteit zou uiteindelijk pas
twintig jaar na de oorlog officieel omarmd worden door de Katholieke Kerk met de
aggiornamento of modernisering die beoogd werd op het Tweede Vaticaans Concilie.
Schoon leven, schoon strijden
Eind oktober 1943 stonden de algemene kaderdagen van de Dietsche Meisjesscharen te Lier
in het teken van Hadewijch en 'Levet scone'. Lier was niet zomaar willekeurig hiervoor
gekozen. Het was een historische "Dietsche vechtstad" samen met Gent en tegelijk "bakermat
van het aktivisme."91 Lier had tevens een begijnhof wat het "indenken" van een figuur als
Hadewijch zou faciliteren volgens leidster Jetje Claessens.92 De stad werd bestuurd door
Alfred Van der Hallen, een VNV-burgemeester die zijn stad met plezier openstelde voor de
vrouwelijke jeugdbeweging in kwestie. Hij ontving Jetje Claessens en andere DMS
kaderleden persoonlijk op het stadshuis. Deze kaderdagen zijn het ultieme voorbeeld van
creatieve toe-eigening of appropriatie van historische figuren door een sociale groep, in dit
geval met nationaal-socialistisch idealen. Hadewijch en Hitler werden spreekwoordelijk in
één adem vernoemd. In het artikel dat bericht over het plaatsgevonden evenement staat te
lezen:
"Wij die den trots, de fierheid en het bewustzijn van eigenwaarde, dat alle Germaansche
volkeren kenmerkt, in ons dragen, kunnen ons niet neerleggen bij een nationaalsocialisme met
89
BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie tijdens
Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse
Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, KZNM, 1996, p. 44.
90
BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In:
Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 67.
91
"De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.),
In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4
92
Ibidem.
23
liberalistischen inslag. Wij kunnen enkel een nationaalsocialisme aanvaarden dat op de
hiërarchie der volkeren gesteund is, een nationaalsocialisme zooals de Führer het in <Mein
Kampf> beschreven heeft."93
Na deze woorden van Jetje Claessens volgde er volgens de verslaggever: "Daverend
minutenlang applaus, niet te luwen geestdrift".94 Waarin de journalist in alle
waarschijnlijkheid geïnspireerd was door hun Duitse fascistische evenbeelden. Alles wat de
Dietse meisjes samen ondernamen was voor the common good. De strijd was legitiem omdat
het zijn wortels had in groepsbelang en niet in eigenbelang. In hun visie pastte Hadewijch als
voorbeeld voor de collectieve strijd aangezien de kaderdagen in teken stonden van Hadewijch
en "schoon leven en schoon strijden". Volgens Jetje Claessens stond zelf "het leven in het
teeken van den kamp".95 De collectieve strijd voor autonomie was een deel geworden van de
'eeuwige volksaard' van de Vlamingen. Alhoewel men Hadewijch mogelijk als contemplatief
of geïsoleerd figuur zou kunnen bestempelen, interpreteerden de DMS haar als iemand die het
groepsbelang diende. Op deze manier liet men de twee verschillende strijdnarratieven rijmen
met elkaar. Dit zien we duidelijk tot uiting door de implementatie van het hitleriaans
kampnarratief in het discours dat de DMS voerden rond Hadewijch:
"<Wij moeten Hadewych's kamp geheugen. Haar groote liefde en gansch haar leven. Wij
[m]oeten door haar schoone levensbeschouwing aangegrepen worden. Dan zult ge schoonheid
in uw leven brengen en in het leven van anderen. Zoo worden wij meisjes, de adel van het
Dietsche geslacht.>"96
De Dietse meisjes waren in een vergevorderd stadium van de romantisch-flamingantische kijk
op de wereld beland. Ze vulden het nationale beginsel zeer raciaal en exclusief in. De focus
bij dit soort jeugdbewegingen lag op 'erfwacht'. Het "heilig erfdeel der vaderen" moest
beschermd worden tegen "aanvallen van buiten, tegen eigen onverschilligheid."97 Met de term
'erfdeel' werd niet enkel de materiële maar ook de morele, spirituele en biologische
93
Ibidem.
Ibidem.
95
"De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.),
In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4.
96
Ibidem.
97
DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt;
Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 496-499.
94
24
nalatenschap van de voorouders bedoeld.98 De kaderdagen waren een soort uitgebreide versie
van een 'erfwachtavond'. Deze dagen waren gedetailleerd georganiseerd en beschikten over
goedgevulde programma's. Centraal in deze plechtigheden stonden de klassieke helden uit het
Vlaams-katholieke en Groot-Nederlandse pantheon. In deze casus was dat zoals reeds
aangehaald Hadewijch, die van groot belang was als eerste vrouwelijke auteur die in de
'Dietsche' volkstaal schreef en daarmee aan de historische wortels van de Dietse staat volgens
het taalcriterium stond. Hadewijch deed dienst als Vlaams archetype en vroom boegbeeld om
de meisjes bewust te maken van hun verantwoordelijkheden jegens de natie en het 'Dietsche
volk'. De spanning tussen traditie en maatschappelijke vernieuwing (de keuze tot de 'derde
weg' voor een vrouw naast het huwelijk of het kloosterleven) leek niet aanwezig bij de DMS.
De vrouwenbeweging zag de traditionale waarden hoog houden en het volk 'zuiver' als hun
primaire verantwoordelijkheden. Dit kon enkel door een oriëntering op het verleden, weg van
moderniteit.
De Dietsche Meisjesscharen waren opgericht in december 1940 en poogden de vrouwelijke
Vlaamse jeugd bewust te maken van de "volkse eigenheden". Dit doel zou gerealiseerd
worden aan de hand van "nationale en kultureele, zedelijke en lichamelijke opvoeding" in
combinatie met "gezonde ontspanning" en sociale acties.99 Het brede gamma aan
'volksverbonden' activiteiten toonde de totalitaire opvoeding die beoogd werd. De culturele
opvoeding was zéér eenzijdig, enkel 'eigen' dichters of schrijvers werden voorgedragen als
waardevol. Dit varieerde van historische personen zoals Hadewijch tot moderne auteurs zoals
Wies Moens of Cyriel Verschaeve.100 Doordat ze enkel naar de 'eigen' verwezenlijkingen
keken kreeg de beweging een isolationistisch karakter, wat we ook in het krantenartikel uit
Volk & Staat kunnen opmaken:
"Geen partikularistische eigenaardigheden maar een gesloten gemeenschap die haar houding
heeft weten te bewaren tegenover de gemeenschap der Germaansche volkeren."101
98
BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In:
Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 55.
99
JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons volk al spelend en
zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen
LXI/2/2002, p. 95.
100
Ibidem, p. 104.
101
"De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.),
In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4.
25
De vraag was of deze gewenste autonomie binnen een grotere Germaanse gemeenschap wel
plausibel was. Midden 1943 leek dit zeker nog mogelijk. Nationaal-socialisme bevorderde
volgens Jetje Claessens de "bloei van de volksgemeenschap" door zijn biologische grondslag
die stelde dat bloedvermenging het volkskarakter aantastte.102 De bevoegde Duitse instanties
in België deden niets liever dan de politieke verdeeldheid tussen Vlaanderen en Wallonië
uitbuiten. Het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond wou aan de wieg gaan staan van de
Vlaamse volkstaat door zich als eenheidspartij op te werpen en dissidente stemmen en
vijanden het zwijgen op te leggen.103
• Edgar Lehembre op de kaderdag van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen-Dietse
Meisjesscharen (NSJV-DMS) te Lier op 31 oktober 1943. (Foto nr. 17324 Belgapress Archief
CegeSoma, Brussel)
Een kleine maand na deze kaderdagen werd Edgar Lehembre verwijderd van zijn positie als
Jeugdleider. Hierdoor hield de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), de
organisatie waar de DMS onder ressorteerde, op met bestaan. De DMS bleven wel onder de
directe leiding van Jetje Claessens staan tot aan het einde van de bezetting. Lehembre vond
102
DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt;
Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 597.
103
Ibidem, p. 598.
26
dat de jeugdbeweging, samen met de mannelijke tegenhanger de Dietsche Blauwvoetvendels
(DBV), moest ontdaan worden van "Duitsgezinde elementen" en "Duitsgezinde invloeden"
moest weren.104 Het Groot-Nederlandse gedachtengoed kwam in het vaarwater van de Duitse
aspiraties in de regio. Waardoor de Duitse autoriteiten de VNV-top onder druk zette om
bepaalde dissidenten te verwijderen van leidinggevende functies.
In het begin van 1944 herdoopte het blad De Jonge Nationaalsocialist zich tot De Blauwvoet.
Dit germanofiele tijdschrift publiceerde in april een grote foto van Adolf Hitler ter ere van
zijn verjaardag. Hierbij stond te lezen dat de DMS en DBV trouw bleven aan de strijd "van
het Dietsche volk, voor de Germaanse solidariteit en voor de zegepraal der Europese
revolutie."105 De greep van het VNV op de jeugdbewegingen werd tegen het einde van de
oorlog enkel maar verstevigd. De DBV beschuldigden de partij van een gebrek aan GrootNederlandse trouw. De DMS bleven echter wel trouw aan de VNV-partij van Hendrik
Elias.106
Hoe verder de oorlog vorderde des te meer conflict en discussie er ontstond over hoe men de
beoogde doelen kon verwezenlijken. Diets en Duits werden door elkaar gehaspeld. Kon een
Groot-Nederlandse staat wel bereikt worden onder Duitse bezetting? Waren de Duitsers wel
echt bekommerd over de wensen van de Vlaming? Doordat de DMS zelf geen concreet
toekomstbeeld hadden volgden ze de enige 'wegwijzer' die ze kenden, namelijk het VNV.
Hun ideologie was een conflatie geworden van een wens voor autonomie in een GrootNederlandse of 'Dietsche' staat en de hoop voor zelfstandigheid in een pangermaans rijk.
Het verdere leven van de leuze
Los van de DMS en hun kaderdagen kwam 'Levet scone' enkele tientallen keren voor op
BelgicaPress, een online databank van historische kranten mogelijk gemaakt door de
Koninklijke Bibliotheek van België. Het leeuwendeel van deze mentions of vermeldingen van
'Levet scone' handelen over het reeds aangehaalde boek Levet scone! van Paul Drieskens uit
1943. De overige hits hebben betrekking op culturele voorstellingen zoals die van het
knapenkoor 'Singhet en levet scone', het toneelgezelschap van St-Amandsberg 'Levet Scone'
of een toneel genaamd 'Levet scone' van de B.J.B. (Boerenjeugdbond) meisjesgroep. We
kunnen een toename constateren in het voorkomen van deze leuze in Belgische kranten vanaf
104
Ibidem, p. 610.
Ibidem.
106
Ibidem, p. 611.
105
27
de jaren dertig. Aanvankelijk kwam 'Levet scone' enkel voor in zijn totaliteit namelijk als
eindwens 'Vaert wel en(de) levet scone' (ook wel 'Voret', 'Varet' en 'Vaart'). Later zien we dat
men beiden door elkaar gaat beginnen gebruiken.
Rond 1935 kunnen we een popularisering van mystiek in mediakanalen constateren alsook
een toename in het gebruik van de eindspreuk. Meer en meer artikels, recensies en bijdragen
behandelden mystieke materie. Tijdens de oorlog zien we hier het hoogtepunt van met de
publicatie van Levet scone! en de verspreiding ervan door het Davidsfonds. Alhoewel mystiek
niet centraal stond in Drieskens' boek, droeg het wel bij aan de verbreiding van de historische
leuze. In 1944 zien we de leuze verschijnen als rubriektitel in de Gazet Van Antwerpen bij
overlijdensberichten.107 De journalisten in kwestie veronderstelden dus een zekere familiarity
met Hadewijchs woorden bij hun leespubliek.
De leuze werd aanschouwd als original content, een literair overblijfsel uit een heroisch
verleden, dat een plaats in het Vlaamse dagelijkse leven had verworven. Bij gelukswensen,
overlijdens of afscheid werd het een gewoonte om deze spreuk te gebruiken. Het tweede
hoogtepunt in de mediatie van 'Levet scone' was de uitgave van Hadewijchs Brieven door
Jozef van Mierlo in 1947. Na de oorlog koppelde de leuze zich verder los van Hadewijch in
bepaalde kringen en van politiek tout court. De leuze werd toegeëigend door verschillende
soorten bonden, jeugdverenigingen, sportkringen en toneelgroepen. Het katholieke patent op
deze leuze leek gelijktijdig te verwateren met het Europese deconfessionaliseringsproces van
na de oorlog. Enkele kleinschalige imagined communities bleven verbonden en bekend met de
leuze maar vulden ze niet (langer) exclusief religieus in.
In 1945 vierde het jezuïtencollege Sint-Jozef in Turnhout, waar Jozef van Mierlo school liep,
haar honderdjarig bestaan. Ter aanleiding van dit jubileum lieten ze een wapenschild maken
met de wapenspreuk 'Levet Scone'. Op de website staat er te lezen:
"De wapenspreuk ‘Levet Scone’ danken we aan de middeleeuwse Vlaamse mystica
Hadewijch. Ze gaf deze woorden mee in de afscheidsbrief aan haar vertrouwelingen: “Ik
hoop dat jullie in toenemende volmaaktheid proberen te leven en er zo voor anderen in
107
"Zoo zijn zij van ons heengegaan: Levet scone...", Louis KIEBOOMS (Red.), In: Gazet Van Antwerpen,
Antwerpen: N.V. De Vlijt, 9/11/1944 en 10/11/1944, p. 1.
28
schoonheid proberen te zijn”. Een betere leidraad voor leerlingen en leerkrachten is moeilijk
te vinden."108
Dat Hadewijch als 'middeleeuwse Vlaamse mystica' werd beschreven is niet verwonderlijk nu
we weten hoe en door wie de kennis over haar leven verspreid werd. De Vlaamse toeeigening van Brabantse geschiedenis en figuren leek compleet. Haar Vlaamse authenticiteit
werd niet langer in vraag gesteld maar als vanzelfsprekend aangenomen. De Vlaamsnationalistische mediatoren waren geslaagd in hun opzet om de middeleeuwse leefwereld te
reduceren tot Vlaanderen versus de Romaanse invloedssfeer. Verschillen en nuances tussen
Vlaanderen en Brabant leken niet aan de orde voor de 'indenking' en het eerbetoon dat 'Groote
Vlamingen' verdienden. De school presenteerde in bovenstaande quote ook andere woorden
uit "een afscheidsbrief aan haar vertrouwelingen" als een hadewigiaans adagium, terwijl deze
zin niet terug te vinden is in Hadewijchs oeuvre.109 Tijdens de woelige oorlogsjaren kunnen
we een duidelijke proliferatie van anachronismen en fake news betreffende mystiek, taal en
geschiedenis constateren.
108
109
Website van het Sint-Jozef College Turnhout, < https://www.sjt.be/schild >, geraadpleegd op 20 april 2020
Annotatie door prof. dr. Veerle Fraeters.
29
Het einde van de 'scone' reis
De zin "Vaert wel ende levet scone" legde een hele tocht af sinds de herontdekking van
Hadewijchs geschriften in de negentiende eeuw. De reis van de eindwens verliep via vele
soorten kanalen en mediatoren. Aanvankelijk kregen haar overgeleverde teksten vooral
aandacht vanuit literair-historische en medioneerlandistieke hoek. Tegelijk zien we de eerste
stappen naar cultureel-historische appropriatie of toe-eigening door aan de ene kant Leuvense
katholieken en aan de andere kant Brusselse liberalen. Hierbij was de publieke opinie van
belang en werden degelijke wetenschappelijke onderbouwingen verwacht. De Brusselse
liberalen moesten het onderspit delven doordat Jozef van Mierlo zijn veronderstellingen het
beste kon staven. Hierdoor werd Hadewijch feitelijk toegeëigend door de jezuïten en de
Katholieke Kerk. Sedert de falsificatie van de Hadewijch-Bloemardinne-hypothese werd van
Mierlo de Hadewijchkenner bij uitstek. Alhoewel we dit als begin van de 'exclusieve
Hadewijch' kunnen bestempelen, bleef pater van Mierlo haar voordragen als toonbeeld voor
alle Vlamingen en Nederlandstaligen.
Pas vanaf de jaren dertig en de opkomst van nationalistische partijen zien we een duidelijkere
toe-eigening van historische voorbeeldsfiguren. De instrumentalisatie en actualisatie van de
historische Hadewijchfiguur leidde tot een verdraaiing van de historische realiteit. Ze werd
zonder schroom uit haar historische context gehaald en in het Vlaams-nationalistische
discours geplaatst waar ze afgebeeld werd als 'rasechte' Vlaamse dichteres. Vlaamsgezinde
katholieken creëerden hun eigen geschiedenis als een verhaal van conflict en onderdrukking.
De Vlaamse geschiedenis was er één van strijd tegen onderdrukking vanuit de Romaanse
cultuur en later de atheïstische moderniteit. De dagelijkse focus op het verleden en de
herdenkingscultuur die er mee gepaard kwam moest hun constant herinneren aan hun nobel
'volkskarakter'. Een collectief historisch bewustzijn zou het volk helpen om uiteindelijk de
verdiende autonomie te verkrijgen. De rol van geschiedenis was ook belangrijk voor de
andere toenmalige politieke families maar zij legden vaak de focus niet zozeer op de eigen
canonieke geschiedenis. Voor socialisten en liberalen was een globale of Europese kijk
meestal effectiever om hun ideologie te propageren.
Net zoals de politieke polarisatie toenam in het interbellum, namen stereo- en archetypen het
over in de beeldvorming van velen. Hadewijch werd verheven tot archetype van feilloze
vrome vrouw. Gelijktijdig gingen er over Joden en communisten talloze foute stereotypen de
ronde. De Vlaamse collaboratie en het verzet vormden tijdens de Tweede Wereldoorlog de
30
twee politieke polen. De beoogde opvoeding in Vlaams-nationalistische kringen was een
allesomvattende educatie gericht op het 'eigen' verleden. Dit leidde op zijn beurt tot
misconcepties en een zeer eenzijdig beeld van geschiedenis. De DMS waren veeleer
geïnteresseerd in Hadewijchs opwaardering van de Dietse volkstaal dan in haar mystieke leer.
Haar strijd was van groter belang dan haar werkelijke persoonlijkheid. Haar indenken was
belangrijker dan het in vraag stellen van bepaalde presumpties over haar leven en werk.
'Dietsch' of Middelnederlands vormde als taal het fundament van de Vlaamse cultuur volgens
de volksnationalisten. Het was het omhulsel van de 'oergevoelens' waar het modern
Vlaanderen uit opgebouwd was. De ethisch-performatieve leuze 'Levet scone' droeg bij aan
dit gevoel van gedeelde Vlaamse waarden. Deze waarden zouden als fundament van de
toekomstige staat gaan dienen. De Vlaamsgezinden creeërden zo een imagined community
met het bijhorend nationalistisch discours dat zich voornamelijk focuste op uitgevonden
volkstradities en nationale mythen.110 In deze ingebeelde gemeenschap kon iemand als
Hadewijch die dicht bij de culturele oorsprong stond dienen als rolmodel en nationale heldin.
Hadewijchs werk is niet hetzelfde lot ondergaan als de poëzie van Muhammad Jalal ad-Din
Balkhi of kortweg Rumi, dat in de populaire uitgave van Coleman Barks, ontdaan werd van
islamitsche woorden en historische context.111 Desalniettemin is haar oeuvre ook ten prooi
gevallen aan vulgarisering, moderne politieke projecties en heersende ideologische
denkkaders. Zo vonden we Hadewijch (en/of haar leuze) terug in de socialistische neomystiek, in het vrijzinnige emancipatiediscours, in katholieke kringen en in het strijdnarratief
van een nationaal-socialistische vrouwenjeugdbeweging.
110
ANDERSON Benedict, Imagined Communities: reflections on the origin and spread of nationalism, London:
Verso, 1991, p. 6-7.
111
ALI Rozina, "The Erasure of Islam from the Poetry of Rumi", In: The New Yorker, 2017, <
https://www.newyorker.com/books/page-turner/the-erasure-of-islam-from-the-poetry-of-rumi?fbclid=IwAR3u3
G431kH4O62JjXz0wTmGWJw_n3RgDDgvqMQ-HBLT_catvr4KUtGZn9Y >, geraadpleegd op 17 mei 2020.
31
Bibliografie:
1. Bronnen:
- Uitgegeven bronnen
1. HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 1: Gedichten, Jacob HEREMANS en C.J.K.
LEDEGANCK (Reds.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1875, p. 1-301.
2. HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.),
Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1895, pp. 1-203.
- Gedrukte bronnen
3. ARTS Lode, Vaert wel ende levet scone!, J. MEEUS (Red.), Mechelen: Sekretariaat der
Bonden van het Heilig Hart, 1941, p. 1-64.
4. DRIESKENS Paul, Levet Scone! Vlaamsche Volksaard - Vlaamsche Levenskunst, Leuven:
Davidsfonds, 1943, p. 1-244.
5. H., "11 juli 1302", In: De Gentenaar, Gent: G. Vanhoucke, 11/07/1943, p. 1.
6. MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der
Zeyde", Dietbrand, 4 februari, 1937, p. 73.
7. REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet.
Maandblad voor de Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven:
A.K.D.S., p. 234-236.
8. VAN DER ZEYDE Marie H., Hadewijch. Een studie over de mens en de schrijfster,
Groningen: Wolters, 1934.
9. VAN DER ZEYDE Marie H., Brieven van Hadewijch: in de oorspronkelijke tekst en in NieuwNederlandse overzetting met aantekeningen uitgegeven door Dr. M. H. van der Zeyde,
Antwerpen: De sikkel, 1936.
10. VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor
Nederlandsche Taal- en Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden,
55e deel, 1936, p. 291-296.
11. VAN MIERLO Jozef S.J. [= Dr. T.D.], "Boekbespreking", August VAN CAUWELAERT (Red.),
In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934, Antwerpen: N.V. Standaard-Boekhandel, p.
633.
12. VAN MIERLO Jozef S.J., "Een hopeloos pleit door J. Van Mierlo S.J.", August VAN
CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 26., Leuven: S.V.
Vlaamsche Boekenhalle., 1926, p. 583.
32
13. VAN MIERLO Jozef S.J., "Pomerius' betrouwbaarheid in zijn verhaal over den strijd van
Ruusbroec tegen de Bloemardinne", In: Verslagen en medeedelingen der Koninklijke
Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent: Samenwerkende Maatschappij
'Volksdrukkerij' Drukker der Koninklijke Vlaamse Academie, 1927, p. 443-466.
14. VAN MIERLO Jozef S.J., "Een boek over Ruusbroec en den geest der mystiek", Jan BOON
(Red.), In: De Standaard, Antwerpen: De Standaard N.V., 28/01/1935, p. 4.
15. VAN MIERLO Jozef S.J., "Het proza - Het mystieke proza", In: Geschiedenis van de
letterkunde der Nederlanden. Deel 2, Brussel: Standaard Boekhandel, 1940, p. 123-142.
16. VAN MIERLO Jozef S.J., "Hadewijch", Leon ELAUT, Ludovic GROOTAERS, Robert VAN
ROOSBROECK en August VERMEYLEN (Reds.), In: 100 Groote Vlamingen, Vlaanderens roem
en grootheid in zijn beroemde mannen, Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1941, p. 15-18.
17. SPINCEMAILLE Jules [=Verax],""Levet scone" - Een <vade mecum> voor onze
volksgemeenschap", Alfons MARTENS (Red.), In: Het Algemeen Nieuws, 26/05/1943, p. 1.
18. ."De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en
Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4.
19. "Zoo zijn zij van ons heengegaan: Levet scone...", Louis KIEBOOMS (Red.), In: Gazet Van
Antwerpen, Antwerpen: N.V. De Vlijt, 9/11/1944 en 10/11/1944, p. 1.
2. Secundaire literatuur:
1. ANDERSON Benedict, Imagined Communities: reflections on the origin and spread of
nationalism, London: Verso, 1991, p. 1-224.
2. BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie
tijdens Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ D. en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de
Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis,
Brussel, KZNM, 1996, p. 19-45.
3. BEYEN Marnix, "'Een werk waarop ieder Vlaming fier kan zijn'?: het boek 100 Groote
Vlamingen (1941) als praalfaçade van het Vlaams-nationale geschiedenisbouwwerk", Jo
TOLLEBEEK, Georgi VERBEECK en Tom VERSCHAFFEL (Reds.), In: De lectuur van het
verleden: opstellen over de geschiedenischrijving aangeboden aan Reginal de Schryver,
Leuven; Symbolae: Facultatis Litterarum Lovaniensis, Series A/ Vol. 24, 1998, p. 411-440.
4. BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van
traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79,
fasc. 2, 2001, p. 465-506. < https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_2001_num_79_2_45
23 >, geraadpleegd op 7 februari 2020.
5. BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen,
1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001,
p. 31-68.
33
6. DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL, Karin LIEBHART en Ruth WODAK, "The discursive
construction of national identities", In: Discourse and Society 10, Edinburgh University Press,
1999, p. 1–245.
7. DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaamsnationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, Brussel:
CegeSoma, 2001, p. 177-252.
8. DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV
1933-1945, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1994.
9. FAIRCLOUGH Norman, Language and power, Londen: Longman, 2001
10. GEVERS Lieve, "Voor God, Vaderland en Moedertaal. Kerk en natievorming in België,
1830-1940.", Eliane GUBIN (Red.), In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, Nr. 3, 1997,
p. 27-53.
11. GREVER Maria, "Recensies: M. Beyen, Oorlog en Verleden. Nationale geschiedenis in
België en Nederland, 1938-1947", In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis
der Nederlanden, 2004, p. 135-137.
12. HEIRBAUT Dirk en Paul TRIO, Omtrent 1302, TRIO Paul en Dirk VAN
(Reds.), Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002, p. 1-269.
DEN
AUWEELE
13. HEYNINCKX Rajesh, Meetzucht en mateloosheid: Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen
tijdens het interbellum, Nijmegen: Vantilt, 2008.
14. JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons
volk al spelend en zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 1
en Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen LXI/2/2002, p. 87-106.
15. LEFRANC Lilith, "Wilskrachtige mannen en medelijdende vrouwen" Een discoursanalyse
van Vlaams-nationalistische genderconstructies in herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog
op de IJzerbedevaarten (1920-1944), Universiteit Gent, p. 1-248.
16. LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek
naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995.
17. MEDENDORP John, Correction & Guidance: The Role of Reason in Hadewijch of Antwerp,
2012.
18. REYNAERT J., "Mierlo, J. van", onder redactie van de Commissie voor Taal- Letterkunde
van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Wim VAN AANROOIJ, Ingrid BIESHEUVEL
en Jan VAN DALEN-OSKAM (Reds.), In: Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek,
DBNL, 2004, p. 201.
19. ROSSINI Manuela en Michael TOGGWEILER, "Cultural Transfer: An Introduction", In:
Word and Text - A Journal of Literary Studies and Linguistics, Vol. IV, No. 2, 2014, p. 5-9.
34
20. SHAHAN Lydia, "Mother of Love - The Virgin Mary in Hadewijch's Mysticism", In:
Louvain Studies 42, Leuven: Leuven University Press, 2019, p. 43-64.
21. TOLLEBEEK Jo, “An era of grandeur: the Middle Ages in Belgian national historiography",
Robert EVANS, John WESTON en Guy MARCHAL (Reds.), In: The uses of the Middle Ages in
modern European states: history, nationhood, and the search for origins, Basingstoke, 2011,
p. 113-135.
22. VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies
Moens", Lukas DE VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers:
'Culturele' collaboratie in Vlaanderen (1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 71-92.
23. VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de
Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009.
24. VAN OSSELAER Tine, The Pious sex: catholic constructions of masculinity and femininity
in Belgium, c. 1800- 1940, Leuven: Leuven University Press, 2013.
25. VAN GINDERACHTER Maarten, "Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans
genoeg”? De ambivalente verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het
Interbellum’, In: Revue Belge de philologie et d’histoire, tome 80, fasc. 2, 2002, pp. 531–561.
< https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_2002_num_80_2_4628 >, geraadpleegd op 12
februari 2020.
26. VAN GINDERACHTER Maarten, ‘“Ik dien!” en andere goede voornemens. Vrouwen en
Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum’, In: Verslagen van het R.U.G.-Centrum voor
Genderstudies. 11, 2002, p. 19–28.
27. VERSCHAFFEL Tom, Reine MEYLAERTS, Tessa LOBBES, Maud GONNE en Lieven
D'HULST, "Towards a Multipolar Model of Cultural Mediators within Multicultural Spaces.
Cultural Mediators in Belgium 1830-1945", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome
92, fasc. 4, Leuven: University Leuven Press, 2014, p. 1255-1275.
28. VOS Louis, Bloei en ondergang van het A.K.V.S., Geschiedenis van de Katholieke
Vlaamse Studentenbeweging, 1914-1935, Leuven, 1982, dl. 2, p. 292.
29. WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", In: Ruusbroec: Literature and
Mysticism in the Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p.
67-73.
30. WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.),
In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers,
1989, p. 345.
31. WILS Lode, Honderd jaar Vlaamse Beweging. Geschiedenis van het Davidsfonds, III,
Leuven, 1989, p. 219-240.
32. WINTER Jay, "The performance of the past: memory, history, identity", Karin TILMANS en
Frank VAN VREE (Reds.), In: Performing the Past: Memory, History, and Identity in Modern
Europe, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2010, p. 11–23.
35
- Websites
33. Dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams perspectief Opgesteld in opdracht van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren &
Literatuur Vlaanderen, < https://literairecanon.be/nl/werken/liederen >
34. Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van
het Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie--z/ >
35. Website van het Sint-Jozef College Turnhout, < https://www.sjt.be/schild >
- Elektronische artikelen
36. ALI Rozina, "The Erasure of Islam from the Poetry of Rumi", In: The New Yorker, 2017,
< https://www.newyorker.com/books/page-turner/the-erasure-of-islam-from-the-poetry-of-rumi?fbcli
d=IwAR3u3G431kH4O62JjXz0wTmGWJw_n3RgDDgvqMQ-HBLT_catvr4KUtGZn9Y >, geraadpleegd op 17 mei 2020.
36