www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Academia.eduAcademia.edu
FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE DEPARTEMENT GESCHIEDENIS ACADEMIEJAAR 2019-2020 EERSTE ZITTIJD OPLEIDINGSONDERDEEL: BACHELORSCRIPTIE "Oude taal nieuw leven inblazen" Onderzoek naar de cultural transfer van Hadewijchs leuze 'Levet scone' voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog ARNE GEYBELS BEGELEIDERS: PROF. DR. VEERLE FRAETERS ONDERWIJSASSISTENT TIJL NUYTS AANTAL WOORDEN: 11 110 Preambule Vanwege de maatregelen die genomen zijn op 13 maart 2020 om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan, kon ik geen tweede maal naar het CegeSoma (het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij) te Brussel om de archieven aldaar te raadplegen. Hierdoor heb ik onder andere informatie over de organisatie van de kaderdagen der Dietse Meisjesscharen gemist, dat mijn onderzoek van meer details en inzichten had kunnen voorzien. 1 Inhoudstafel De rol van historische rolmodellen in oorlogstijd.................................................................. 3 Vroege Hadewijchreceptie en mediatie in Vlaanderen tot aan WO II................................ 7 Ketterin of katholieke heldin? .............................................................................................................. 8 De appropriatie van mystiek door het katholiek traditionalisme en het nationalisme ....................... 11 De invloed van de publieke en politieke polarisatie op het academische discours ............................ 12 Wie twist zaait, zal tweedracht oogsten ............................................................................................. 17 Culturele verspreiding en interpretaties van 'Levet scone' tijdens WO II ....................... 20 Hadewijch als Groote Vlaming .......................................................................................................... 20 Levet scone, de katholieke cultivatie van nostalgie ........................................................................... 21 Schoon leven, schoon strijden ............................................................................................................ 23 Het verdere leven van de leuze ........................................................................................................... 27 Het einde van de 'scone' reis.................................................................................................. 30 Bibliografie. ............................................................................................................................. 32 1. Bronnen: ......................................................................................................................................... 32 2. Secundaire literatuur:...................................................................................................................... 33 2 De rol van historische rolmodellen in oorlogstijd "Wij zijn hier te Lier verzameld met een 200-tal kaderleden. De dagen welke wij hier doorbrengen staan in het teeken van Hadewych en dragen als leuze <Levet scone>. Heden morgen werden hier lessen gegeven over het leven zelf. Wij wenschen dat onze meisjes het leven zelf als een heilig bezit zullen aanzien, dat zij zich bewust zullen zijn van hun verantwoordelijkheid. Wij stellen het leven in het teeken van den kamp. Wij willen schoon leven en schoon strijden. ..."1 Jetje Claessens, de jeugdleidster van de collaborerende nationalistische vrouwenjeugdvereniging de Dietsche Meisjesscharen, sprak deze woorden op de algemene kaderdagen te Lier op zondag 31 oktober 1943. Volgens Jetje was het leven "hard als staal maar schoon" en moest de vrouw 'de liefde' verdedigen.2 Dit gegeven werd bestempeld als 'den kamp'. Een term die Adolf Hitler achttien jaar eerder als titel voor zijn boek Mein Kampf gebruikte. Hoe konden deze kaderdagen tegelijk "in het teeken van Hadewych" staan én "in het teeken van den kamp"? Hoe kon een relatief onbekende Brabantse mystica uit de late middeleeuwen dienen als modern rolmodel in bezet Vlaanderen? Wat was het belang van middeleeuwse mystiek voor de vorming van moderne identiteiten in nationalistische middens? Hoe kon het opkomende (Vlaams-)nationalisme een middeleeuws fenomeen als mystiek toe-eigenen en viel dit toe-eigeningsproces te plaatsen in een grotere politieke context? Konden er gemeenschappelijke kernwaarden of 'oergevoelens van Vlaamsheid' gevonden worden? Of zien we eerder een actualisatie en instrumentalisatie van het verleden om de gewenste identiteit en onvoorwaardelijke loyaliteit bij de achterban te cultiveren? De constitutieve kracht van taal mag nooit onderschat worden. Eenduidige slagzinnen kunnen mensen makkelijk mobiliseren voor een bepaald doel. Denk maar aan politiek-beladen slogans zoals 'Make America Great Again' (bij de Amerikaanse presidentscampagnes van Ronald Reagan in 1980 en van Donald Trump in 2016) of 'Gewoon doen' (verkiezingscampagne van Open VLD in 2019). Bij 'Levet scone' zit de performatieve of aansporende toekomstboodschap gehuld in Middelnederlandse woordenschat. Mijn onderzoek spitst zich voornamelijk toe op de geschiedenis van het gebruik van Hadewijchs slotwoorden 'Vaert wel ende levet scone' en varianten hiervan. Deze slotzin is oorspronkelijk afkomstig uit 1 "De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4 2 Ibidem. 3 haar Zesentwintigste brief daterend uit de eerste helft van de 13e eeuw.3 Kunnen we een loskoppeling tussen deze leuze en de historische figuur van Hadewijch vaststellen of blijven beiden verweven met elkaar? Dit kan ik te weten komen door de weg of 'reis' van de leuze te traceren. Vermoedelijk hing de populariteit van deze historische leuze samen met de nood aan houvast aan een ver verleden. Dit geromantiseerde heroische verleden bracht mogelijks de broodnodige hoop in oorlogstijd. Het artikel in Volk & Staat van 2 november 1943 over de algemene kaderdagen van de Dietsche Meisjesscharen (DMS) te Lier die in thema van Hadewijch en 'Levet scone' stonden, diende als vertrekpunt voor mijn onderzoek. In deze vrouwenbeweging diende de leuze om leden te disciplineren en te indoctrineren maar bevatte eveneens een educatief aspect. Door emulatie of 'indenking' van Hadewijchs leven zouden de Dietsche meisjes een beter leven leiden. Dat de inhoud van de leuze zo open is verschafte de mogelijkheid aan de gebruikers ervan om de onderliggende boodschap zelf te construeren. Zo kon de levensleus zowaar ingezet worden in het nationaal-socialistisch narratief. Het imago van Hadewijch werd topdown vormgegeven om te dienen als schoolvoorbeeld voor de diepgelovige en liefdevolle vrouw die trouw is aan haar roots en moedertaal. De toenmalige vrouwelijke jeugd moest net zoals Hadewijch schoon leven om bij te dragen aan het vaderland. Aan de hand van een strategische selectie uit de 'roemrijke' geschiedenis van Vlaanderen (en Brabant) was de partijleiding in staat haar agenda door te voeren. Om uiteindelijk het beoogde doel "[...] volle waardigheid [...] als een volk in de totaliteit van onze Nederlandsche gaafheid en begaafdheid" te bereiken.4 De mobiliteit van woorden, concepten, beelden en personen worden reeds een tijd op interdisciplinaire manier bestudeerd in de cultural transfer studies. Cultural transfer zouden we kunnen bekijken als een soort uiteenlopend spel met reële maar onstabiele discursieve strategieën (benadrukken van verschillen, identiteiten) binnen het analytische kader van het 'culturele'.5 Hoe de 'culturele overdracht' van deze leuze met een vage morele boodschap gebeurde en of ze deel van het algemeen goed werd zullen leidende vragen zijn in dit onderzoek. Ontstonden er disputen over politiek of sociaal gemotiveerde cultureel-historische 3 HADEWIJCH, "Zes en Twintigste Brief", VAN MIERLO Jozef S.J. (Ed.), in: Brieven, Standaard-Boekhandel, Antwerpen/Brussel/Gent/Leuven, 1947, p. 219. 4 "De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", MERMANS Antoon en BRANS Jan (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4 5 ROSSINI Manuela en Michael TOGGWEILE, "Cultural Transfer: An Introduction", In: Word and Text - A Journal of Literary Studies and Linguistics, Vol. IV, No. 2, 2014, p. 6. 4 appropriatie of was er consensus over het verleden en haar hedendaagse waarde? Via bronnen- en discoursanalyse alsook door contextuele verdieping in de levens van (culturele) mediatoren zoals Wies Moens, Marie Van der Zeyde, Jozef van Mierlo, Paul Drieskens, Lode Arts en anderen kan ik achterliggende discursieve tactieken ontwarren. Op zijn beurt kan ik deze strategieën analyseren en vergelijken met elkaar. Met concepten en termen uit de cultural transfer studies en uit discoursanalyse kan ik hun opzet en impact adequaat trachten beschrijven.6 Bruno de Wever verrichtte in de jaren '90 pionierswerk bij het onderzoek naar de Vlaamse collaboratie. Vrouwelijke Vlaamse jeugdbewegingen, zoals het VNVV (Vlaamsch Nationaal Vrouwen-verbond) en de Dietsche Meisjesscharen vielen daar ook onder.7 Later zou Marnix Beyen tevens onderzoek voeren naar jeugdbewegingen en historisch besef. Hij beperkte zich hierbij tot de mannelijke tak van de behandelde jeugdbewegingen.8 Kort daarna zou Séverine Jans een aanvullend tweedelig artikel schrijven in Wetenschappelijke tijdingen van het ADVN (Archief, Documentatie- en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme), dat zich toespitst op de Dietsche Meisjesscharen hun organisatie en dagdagelijkse werking. In haar onderzoek belichtte ze politieke en levensbeschouwelijke standpunten van de vrouwen maar verdiepte zich niet in het belang dat aan Hadewijch werd toegekend door deze jeugdbeweging.9 Door de resonantie en receptie van een historische leuze in oorlogstijd te analyseren kom ik mogelijk tot nieuwe inzichten die een bijdrage kunnen leveren aan de reeds bestaande historiografie over Vlaams-nationalisme, historisch besef, verzuilde jeugdwerking en identiteitsvorming voor, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast is er al uitgebreid onderzoek gevoerd naar belangrijke mediatoren van mystiek in de nieuwste tijd. Zo publiceerde Elisabeth Leijnse reeds in 1995 een boek over Maurice Maeterlinck en de nieuwe mystiek tot 1900. Alhoewel zij zich beperkte tot Maeterlinck, een Franstalig Vlaamse auteur die Jan van Ruusbroecs Geestelijke Brulocht naar het Frans 6 DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL en Ruth WODAK, "The discursive construction of national identities", In: Discourse and Society 10, Edinburgh University Press, 1999, p. 3. 7 DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt; Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 607-614. 8 BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 33. 9 JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons volk al spelend en zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen LXI/2/2002, p. 87-88. 5 vertaalde, kan het boek mij helpen om de nieuwe mystiek te contextualiseren en begrijpen.10 Aangezien de leden van deze beweging de eersten waren die middeleeuwse mystiek gingen actualiseren, is het cruciaal voor mijn onderzoek om ook een degelijk inzicht te verwerven in deze 'stroming' van rond de eeuwwisseling. In 2009 verrichtte Annette van Dijk baanbrekend werk in haar boek 'Welk een ketter is die vrouw geweest!': De plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie.11 Haar bijdrage zoomt slechts in op één mediator net zoals bij Leijnse, maar bevat wel een gedetailleerd overzicht van de prille Hadewijchreceptie in Vlaanderen en Nederland. 10 LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995. 11 VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Verloren, 2009. 6 Vroege Hadewijchreceptie en mediatie in Vlaanderen tot aan WO II Hadewijchs mystiek was georiënteerd naar een vereniging met God. Deze goddelijke unie ook wel 'Minne' genoemd was gebaseerd op een soort wederzijdse platonische 'Liefde'.12 Zij wenste iedereen een dieper inzicht in de wereld door een hechtere en liefdevolle band met God aan te gaan. Deze mystieke relatie met God beschreef Hadewijch aan de hand van metaforen over hoofse liefde, het lichaam, honger en verlangen. Waarbij woorden zoals proeven, voelen en lijden een cruciale rol speelden om de metafysische leefwereld te beschrijven.13 Alhoewel er nu talloze analyses en heruitgaven van haar overgeleverde corpus bestaan, is er nog steeds weinig zekerheid rond Hadewijch als historische persoon. Pas in 1838 werden haar geschriften, bestaande uit veertien visioenen, eenendertig brieven, zestien Mengeldichten en vijfenveertig strofische gedichten, herontdekt in de Bourgondische Bibliotheek.14 Twintig jaar later zou Angelus Angillis op de naam van Hadewijch stoten in een veertiende-eeuws kloosterinventaris van Middelnederlandse boeken.15 Tegen de eeuwwisseling verwierven haar volkstalige teksten bekendheid in literaire kringen in België en Nederland. Hadewijch zou snel als "het absolute hoogtepunt van onze Nederlandse letterkunde" voorgesteld worden.16 Hadewijchs brieven, onderdeel van de proza, werden pas voor het eerst uitgegeven in 1895 door de Gentse hoogleraar Jozef Vercouillie.17 Haar poëzie, bestaande uit de strofische liederen en Mengeldichten, waren reeds twintig jaar eerder uitgegeven.18 Het tijdsverschil tussen beide uitgaven toont aan dat er een groter belang werd gehecht aan haar poëzie. Deze veronderstelling zien we bevestigd in de Dynamische canon van de Nederlandstalige 12 SHAHAN Lydia, "Mother of Love - The Virgin Mary in Hadewijch's Mysticism", In: Louvain Studies 42, Leuven: Leuven University Press, 2019, p. 46. 13 BOON Jessica A., "Trinitarian Love Mysticism: Ruusbroec, Hadewijch, and the Gendered Experience of the Divine", In: Church History, Vol. 72, No. 3, The American Society of Church History, 2003, p. 494-495. 14 VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 19-21. 15 Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/de-herontdekking-van-de-handsc >, geraadpleegd op 14 februari 2020. 16 WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, pp. 348. 17 HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1895, p. 1-203. 18 HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 1: Gedichten, Jacob HEREMANS en C.J.K. LEDEGANCK (Reds.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1875, p. 1-301. 7 literatuur vanuit Vlaams perspectief, waarin enkel Hadewijchs Liederen zijn opgenomen.19 Vercouillie was professor in de Nederlandse filologie aan de universiteit Gent. Als Vlaamsgezinde liberaal wou hij een bijdrage leveren aan de verspreiding van literaire rijkdommen uit het verleden. De editeur liet de teksten op zichzelf staan door een minimum aan peritekst toe te voegen en door enkel literaire annotaties te maken en geen inhoudelijke. Op die manier liet hij de interpretatie van de proza geheel aan de lezer. Deze uitgave was de eerste mediatie van de 'eindwens' uit haar Zesentwintigste brief.20 Dit moment kunnen we beschouwen als de start van de culturele transfer van de zin "vaertwel ende levet scone." en de latere verkorte versie 'Levet scone". Ketterin of katholieke heldin? Hadewijchs mysterieuze persoonlijkheid en de vele hiaten in de kennis over haar leven creëerden weldra een politiek-ideologisch conflict. Liberalen uit Brussel en Gent begonnen haar te vereenzelvigen met Heilwich Bloemardinne, een vrouw die Henricus Pomerius, hagiograaf van Jan van Ruusbroec, als sekteleidster en ketterin afschreef.21 Mocht de identificatie van Hadewijch als Bloemardinne correct geweest zijn, zou dit verwarring veroorzaken en stigmatisatie met zich meebrengen. Hierdoor wou de Katholieke Kerk koste wat kost deze hypothetische vereenzelviging ontkrachten. Voor een vijtigtal jaren werd er een polemiek gevoerd tussen Brusselse antiklerikalen en Leuvense katholieken over de werkelijke identiteit van Hadewijch.22 De tijdsduur van deze polemiek en het belang dat aan dit dispuut werd gehecht, tonen de negentiende-eeuwse intellectuele interesse in de middeleeuwse cultuur en mystiek in het bijzonder. Vroegere romantieke cultuuruitingen, voornamelijk literatuur en theater, waren grotendeels verantwoordelijk voor de idealisering van de middeleeuwen. De middeleeuwen waren een Era of Grandeur in de Belgische nationale historiografie en stonden op het punt dit 19 Dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams perspectief - Opgesteld in opdracht van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren & Literatuur Vlaanderen, < https://literairecanon.be/nl/werken/liederen >, geraadpleegd op 3 mei 2020. 20 HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1895, p. 95. 21 WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", in: Ruusbroec: Literature and Mysticism in the Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p. 68. 22 Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/hadewijch-en-bloemardinne >, geraadpleegd op 18 februari 2020. 8 ook te worden in de Vlaams-nationale geschiedenis.23 Deze opwaardering van de middeleeuwen vond plaats in een tijd van grote sociale onrechtvaardigheid, economische onzekerheid en politieke polariteit. Dit alles vormde een vruchtbare voedingsbodem voor antimodernistische sentimenten.24 De combinatie van interesse in traditionele mystiek en het afwijzen van de algemeen aanvaarde materialistische en kapitalistische samenlevingsvisie gaf vorm aan de 'nieuwe mystiek'. Deze beweging ging op zoek naar het eeuwige en occulte buiten de bestaande kerkelijke systemen.25 De leden zochten naar precedenten in de geschiedenis en vonden die in de mystieke auteurs die eveneens de toenmalige heersende denkkaders in twijfel trokken. Van belang in de nieuwe mystiek was Albert Verwey die in 1917 de Visioenen van Hadewijch publiceerde in zijn maandblad genaamd De Beweging.26 Het collectief rond hoofdredacteur Verwey focuste zich voornamelijk op de verspreiding van Nederlandse poëzie en proza. Op die manier hoopte deze vereniging met socialistische sympathieën arbeiders cultureel bij te scholen met als doel arbeid en schoonheid te verenigen. Dit neo-mystieke socialisme of sociaal mysticisme kende reeds een opmars vanaf circa 1890 in Nederland en België.27 Centraal voor Verwey stonden Hadewijchs literaire kwaliteiten.28 Doordat Verwey zelf weinig theologische kennis bezat, waardeerde hij andere aspecten in haar teksten dan de katholieke mediatoren. Pas in 1921 na een ontmoeting met Jozef van Mierlo, zou Verwey zijn eenzijdige visie op Hadewijch deels bijgeschaafd worden.29 Door de vele hiaten in de kennis over Hadewijchs leven, ontstonden er contesterende beeldvormingen rond haar historische persoonlijkheid. Katholieken, protestanten, Vlaamsgezinden, liberalen en socialisten begonnen hun ideologische visies op haar teksten en 23 TOLLEBEEK Jo, “An era of grandeur: the Middle Ages in Belgian national historiography",Robert EVANS, John WESTON en Guy P. MARCHAL (Reds.), In: The uses of the Middle Ages in modern European states: history, nationhood, and the search for origins, Basingstoke, 2011, p. 113-135. 24 LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995, p. 168. 25 VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 61. 26 VERWEY Albert, "De Vizioenen van Hadewich: Tweede tot zevende vizioen, In hedendaagsch Nederlandsch overgebracht door Albert Verwey, Hendrik Petrus BERLAGE (Red.), In: De Beweging. Jaargang 13, Amsterdam: W. Versluys, 1917, p. 58-67. 27 VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 43. 28 Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/hadewijch-en-de-nieuwe-mystiek >, geraadpleegd op 16 februari 2020. 29 VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009, p. 126. 9 leven te projecteren. Mystiek erfgoed begon een plaats te verwerven in het publieke en politieke debat. Zo was er de politieke symbolenstrijd in Brussel over de toevoeging van Bloemardinne aan de gevel van het stadshuis. Door deze ophefmakende keuze van het toenmalige liberale stadsbestuur liet de katholieke partij een standbeeld van Ruusbroec die Bloemardinne haar hoofd verpletterd, plaatsen in de Sint-Michiels en Sint-Goedele kathedraal in 1917.30 Mystiek kende een moderne heropleving en bezat een actuele waarde voor zij die het konden toe-eigenen.31 Jezuïet en priester Jan Jozef van Mierlo was ongetwijfeld de belangrijkste mediator en kenner van Hadewijchs oeuvre. Als theologisch geschoolde persoon hechtte van Mierlo een groot belang aan het didactische en christelijke aspect van haar teksten.32 Terwijl voor Verwey het vormelijke of poëtische aspect primeerde, benadrukte van Mierlo eerder haar klare en toegankelijke taal wat het verspreiden van religieuze inzichten faciliteerde. In 1910 zorgde hij voor een nieuwe uitgave van Hadewijchs Brieven in de Leuvense Tekstuitgaven.33 Vanaf 1923 begon van Mierlo aan een bloemlezing van de poëzie om het toegankelijker en genietbaar te maken voor een breed publiek.34 Hiernaast was hij een fervent apologeet, die de Hadewijch-Bloemardinne-hypothese wou ontkrachten. Om vervolgens Hadewijch als door en door katholiek te kunnen bestempelen.35 Dit deed hij door de personen die Hadewijch vermeldde in haar visioenen historisch te gaan determineren. Zo kon hij Hadewijch in de dertiende eeuw plaatsen, een eeuw vroeger dan dat Bloemardinne gesitueerd werd.36 Maar hij haalde evengoed andere bewijzen aan zoals dat in de gekende aanhalingen er consequent over Hadewijch werd gesproken en niet over Bloemardinne.37 Later scheef hij dat Bloemardinne 30 WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", In: Ruusbroec: Literature and Mysticism in the Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p. 67. 31 Ibidem, p. 41. 32 MEDENDORP John C., Correction & Guidance: The Role of Reason in Hadewijch of Antwerp, 2012, p. 1-2. 33 VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taalen Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden, 55e deel, 1936, p. 291. 34 Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie---z/de-katholieke-hadewijch-van-jo >, geraadpleegd op 12 maart 2020. 35 VAN MIERLO Jozef S.J., "Pomerius' betrouwbaarheid in zijn verhaal over den strijd van Ruusbroec tegen de Bloemardinne", In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1927, p. 454. 36 WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, p. 346. 37 VAN MIERLO Jozef S.J., "Een hopeloos pleit door J. Van Mierlo S.J.", August VAN CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 26., Leuven: S.V. Vlaamsche Boekenhalle., 1926, p. 583. 10 haar leer tot pantheïsme voerde maar dat Hadewijch haar mystiek tevens pantheïstische strekkingen had, "als die van de broeders en zusters van den vrijen geest".38 De appropriatie van mystiek door het katholiek traditionalisme en het nationalisme Pater Jozef van Mierlo was een flamingant die zich er niet van weerhield om zijn ideeën omtrent Vlaamse superioriteit te projecteren op Middelnederlandse literatuur. Zo diende zijn werk om aan te tonen dat de oorspronkelijke Vlaming uitzonderlijk hoogstaande cultuur voortbracht. Hij zag zichzelf als voorvechter van deze glorieuze Vlaams-christelijke beschaving. Van Mierlo's geschiedfilosofie viel te situeren in de anti-modernistische stroming die de middeleeuwen als periode van schoonheid en culturele grootsheid beschouwde.39 Het primaire doel van deze Vlaams-nationalistische geschiedschrijvers en academici was het terugdringen van de individualistische, mechanistische en rationalistische idealen die waren voortgevloeid uit de Franse Verlichting en het humanisme. Ze waren er van overtuigd dat collectieve identiteit, de 'organische' natie en volkstradities essentieel zijn voor het welzijn van een samenleving.40 In 1925 richtte Léonce Reypens, Jan van Ruusbroec-expert, samen met Jozef van Mierlo, JanBaptist Poukens en Desideer Stracke het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen op. Dit instituut wou door Middelnederlandse mystieke teksten te bestuderen en te verspreiden de religieuze en culturele heropleving van Vlaanderen bewerkstelligen. Deze stichtende jezuïeten geloofden overtuigd in een soort essentialistisch nationalisme. Deze ideologie zag de verbondenheid van de historische regio met Christus als basis voor het unieke Vlaamse karakter en haar bijhorende sublieme cultuur. De Middelnederlandse mystiek van Hadewijch en Jan van Ruusbroec markeerde het begin van het openbloeien van de Nederlandse taal en de Vlaamse cultuur.41 Reypens vond dat de moderne Vlamingen naar het eeuwige en het onbegrensde moesten zoeken. Een filosofie die we reeds terugvonden in de nieuwe mystiek. Deze zoektocht naar het transcendente was volgens Reypens kenmerkend aan Germaanse 'volkeren'. Dit werd in schril contrast gezet met de Romaanse cultuur die als statisch en 38 VAN MIERLO Jozef S.J., "Het proza - Het mystieke proza", In: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 2, Brussel: Standaard Boekhandel, 1940, p. 126. 39 REYNAERT J., "Mierlo, J. van", onder redactie van de Commissie voor Taal- Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Wim VAN AANROOIJ, Ingrid BIESHEUVEL en Jan VAN DALEN-OSKAM (Reds.), In: Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek, DBNL, 2004, p. 201. 40 BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 472-473. 41 HEYNICKX Rajesh, Meetzucht en mateloosheid: Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum, Nijmegen: Vantilt, 2008, p. 26-27. 11 immanent van aard werd beschouwd. De Germaanse cultuur was bevrijdend waar de Romaanse beperkend en beklemmend was.42 Deze dualistische gedachtegang creeërde een onrealistisch zwart-wit-denken. Dit differentiedenken effende de weg voor veralgemening en stereotypering. Veel jezuïten en katholieken zagen een bedreiging voor "Ons christen Vlaanderen" in de opkomende secularisering vanuit Frankrijk. Daarnaast werd het natuurlijke en onbedoezelde Vlaanderen volgens hen al jaren verstikt door het tegennatuurlijke en atheïstische België.43 Terwijl België door velen werd voorgesteld als unieke historische ontmoetingsplaats tussen de Romaanse en Germaanse cultuur, was dit net 'het probleem van België' voor de Vlaams-nationalisten.44 Veel Vlaamsgezinden vonden taal het criterium bij uitstek voor nationale identiteit (cfr. volksnationalisme) en daarom werd België niet als natiestaat maar als 'onnatuurlijk' beschouwd.45 Door de complexiteit van metafysische materie konden academici zoals Reypens en van Mierlo zich als autoriteit uitroepen om daarna de verantwoordelijkheid om (religieuze) inzichten te populariseren op zich te nemen. Deze quasi-monopolie op de vulgarisering van middeleeuwse mystiek gaf de mediatoren veel beslissingsmacht. Ze konden de lezers bijvoorbeeld overtuigen van hun persoonlijke standpunten door bepaalde delen te benadrukken. Het witte canvas dat Hadewijch vormde, door haar afstand in tijd en door de gebrekkige kennis over haar levensloop, kon exclusief beschilderd worden door vorsende academici. Dat deze academische experten ook religieuze en politieke motieven hadden spreekt voor zich. Zo leek de symbiose tussen katholiek traditionalisme en nationalisme het middel bij uitstek om Vlaanderen los te trekken van België en te verdedigen tegen de Romaanse cultuur. De geschiedenis werd meer en meer geïnstrumentaliseerd om het Vlaamsnationalistisch discours te staven. De invloed van de publieke en politieke polarisatie op het academische discours De jaren 1930 waren een periode van proliferatie van (her)uitgaven, werken, besprekingen en dergelijke meer betreffende Hadewijch en mystiek in het algemeen. Voornamelijk uit Vlaamsgezinde hoek werd gepoogd afwijkende interpretaties te corrigeren en de jeugd hun 42 Ibidem, p. 58. BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire - Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 478. 44 GREVER Maria, "Recensies: M. Beyen, Oorlog en Verleden. Nationale geschiedenis in België en Nederland, 1938-1947", In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 2004, p. 137. 45 DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181. 43 12 glorieus verleden te doen herinneren. Zo schreef bijvoorbeeld Jozef van Mierlo een recensie in De Standaard over Ruusbroec en de geest der mystiek van Urbain Van de Voorde waarin hij complexe theologische materie besprak. Daarnaast was hij vol lof over de eloquentie van Van de Voorde en vond zijn essay '"zeer mooi en zeer lezenswaard". In de bespreking van van Mierlo staat ook te lezen: "Op kleinere onnauwkeurigheden wil ik niet wijzen. Niet Tobias, b.v. maar Jacob was het die vocht met den Engel (blz. 88); en niet na elken brief wenscht Hadewych Vaert wel ende levet scone."46 Blijkbaar heeft Urbain Van de Voorde ook bijgedragen aan de verspreiding van Hadewijchs eindgroet maar met een lichte misconceptie. Van de Voorde zal niet zo bekend geweest zijn met haar werk en daardoor gedacht hebben dat zij elke brief eindigde met deze woorden. Van Mierlo nam een corrigerende en licht paternalistische rol op zich in het publieke debat. Als Hadewijchkenner voelde hij zich moreel verplicht om andere mediatoren te beoordelen en te verbeteren indien nodig. Dit toont aan dat mystiek wel degelijk aanwezig was in de publieke en academische sfeer van het interbellum. Hadewijch en mystiek speelden ook een rol in de opvoeding in het Vlaams-nationalistische discours. Zo werd er in een uitgave van het Leuvense maandblad De Blauwvoet uit 1935 een column besteed aan Hadewijch naast andere 'nationale helden'. Dit tijdschrift voor de katholieke 'Dietsche' studenten diende ter educatie en voor het aankweken van een fanatieke liefde voor Vlaanderen. Hadewijch was de vrouwelijke personificatie van waar 'Dietsch zijn' voor stond. De vrouwelijke jeugd zou zich hier aan moeten spiegelen en laten door inspireren. Volgens deze auteur stond Vlaanderen in de dertiende eeuw "aan de spits van ieder godsdienstig en kultureele beweging!"47 De alomtegenwoordigheid van het verleden diende om de studenten het gevoel te geven opgenomen te zijn in een "tijd en ruimte overspannende broederschap", waartoe heel het Vlaamse volk behoorde.48 De grenzen van wie dit volk was en wie niet, fluctueerden met de tijd. Door de radicalisering van het taalcriterium van enkele politieke actoren werd Vlaams-nationalisme overbodig in het groter geheel namelijk het 46 VAN MIERLO Jozef S.J., "Een boek over Ruusbroec en den geest der mystiek", Jan BOON (Red.), In: De Standaard, Antwerpen: De Standaard N.V., 28/01/1935, p. 4. 47 REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet. Maandblad voor de Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven: A.K.D.S., 1935, p. 234. 48 VOS Louis, Bloei en ondergang van het A.K.V.S., Geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, 1914-1935, Leuven, 1982, dl. 2, p. 292. 13 'Dietsch' zijn.49 Deze perspectiefwijziging bracht een steeds exclusievere en racialere invulling van het nationale en identitaire beginsel voort.50 De onbekende schrijver van de bijdrage in De Blauwvoet die schuilging onder het pseudoniem Ruusbroec, sloot af met "een groet van Hadewijch, de eindwensch waarmee zij dikwijls haar brieven sloot: < Vaert wel ende levet scone ! > in Kristus en Dietschland."51 In alle waarschijnlijkheid kende de auteur Jozef van Mierlo of was hijzelf bekend met Hadewijchs brieven en had de eindwens daaruit opgepikt. Dit is in alle waarschijnlijkheid één van de belangrijkste momenten in de transfer van de slotzin in Vlaamsgezinde middens. Rond 1935 zien we een exponentiële toename van vermeldingen van de eindgroet en/of leuze voornamelijk in gelijkaardige tijdschriften. De jeugd, de doelgroep van dit soort tijdschriften, was essentieel voor de uitbouw van een sterk Vlaanderen in de toekomst. In 1936 hertaalde Marie van der Zeyde Hadewijchs brieven naar modern Nederlands. Dit werk was een collectie van de getranscribeerde Middelnederlandse brieven, waaronder de Zesentwintigste, vergezeld van persoonlijke aantekeningen.52 Over de totstandkoming van haar bijdrage schreef van der Zeyde het volgende: "Uit mijn verlangen om niettemin anderen mee te laten profiteren van wat ik van de Brieven begrepen of béter begrepen meende te hebben, is tenslotte mijn - gedeeltelijke - uitgaaf met vertaling van de tekst ontstaan."53 Van der Zeyde wist dat ze een vrijzinnigere aanpak hanteerde dan haar voorganger van Mierlo. Ze rechtvaardigde haar vorm als degene "die mij de juiste voorkomt, voorzien van een vertaling, die niet zo letterlijk mogelijk, maar wel zo correct en zo zuiver mogelijk, de bedoeling van het origineel tracht weer te geven."54 Op dit vlak zien we ook een groot verschil met Jozef Vercoullie die de tekst op zichzelf liet staan. Van der Zeyde interpreteerde 49 DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181. 50 BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 44. 51 REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet. Maandblad voor de Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven: A.K.D.S., p. 236. 52 VAN DER ZEYDE Marie H., Brieven van Hadewijch: in de oorspronkelijke tekst en in Nieuw-Nederlandse overzetting met aantekeningen uitgegeven door Dr. M. H. van der Zeyde, Antwerpen: De sikkel, 1936. 53 VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taalen Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden, 55e deel, 1936, p. 292. 54 Ibidem. 14 'Vaert wel ende levet scone' als "Het ga u goed; houd het ideaal hoog".55 Wat volgens haar de juiste hertalingswijze was voor de "mensch van onzen tijd". 'Houd het ideaal hoog' is hierin het interessante deel. Dit zinsdeel was vrij in te vullen door de belangengroep die het hanteerde. Welk ideaal werd bedoeld? Hoe kan men het hooghouden? Al deze zaken werden ingevuld door de culturele mediator en de interpretatie van de ontvanger. Het vanzelfsprekende verlies van stilistische schoonheden bij dit soort overzettingen werd door van der Zeyde zelf reeds aangehaald.56 Twee jaar eerder had de (medio)neerlandica in kwestie een doctoraatsstudie gemaakt over Hadewijch als mens en schrijfster.57 Maar net zoals Verwey focuste van der Zeyde zich voornamelijk op de vorm van Hadewijchs poëzie en proza met een negligentie van haar theologische context. Zij plaatste Hadewijch in het actuele emancipatiediscours waar het westen zich in bevond. Hadewijch werd voorgesteld als vrijgevochten vrouw die autonoom dacht. De idee dat Hadewijch los stond van het katholieke dogmatische denken was voer voor dispuut. Dit werd aangehaald in een recensie door Jozef van Mierlo over het eerste werk van van der Zeyde in de rubriek boekbespreking van het maandschrift Dietsche Warande en Belfort uit 1934. "Maar de onafhankelijkheid waarvan spraak in den tweeden zin staat niet zoo vast als Dr. van der Zeyden het met stelligheid beweert. Zij stipt intusschen zorgvuldig telkens aan waar Hadewijch volgens haar van het katholieke dogma afwijkt. Maar aan een andere zijde reduceert ze tot een minimum het godsdienstige en het kerkelijk-leerstellige ferment dat het leven van den enkeling als van de gemeenschap doordeesemde. De fout zit hem hier dat ze Hadewijch beschouwt als een moderne vrijzinnige."58 Marie van der Zeyde werd in feite beticht van een anti-katholieke en moderne visie te hebben op een mystica uit het 'Vlaams-katholieke verleden'. Van Mierlo, die al sinds 1908 in Dietsche Warande en Belfort publiceerde, vond dat de middeleeuwse letterkunde hoofdzakelijk Vlaams en katholiek was. Volgens hem konden enkel de Vlaams-katholieken dit soort hoogstaande literatuur volledig doorgronden en op hun beurt de Nederlanders van 55 MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der Zeyde", Dietbrand, 4 februari, 1937, p. 73. 56 Ibidem, p. 74. 57 VAN DER ZEYDE Marie H., Hadewijch. Een studie over de mens en de schrijfster, Groningen: Wolters, 1934. 58 VAN MIERLO Jozef S.J. [= DR. T.], "Boekbespreking: Dr. Marie van der Zeyde: Hadewijch. Een studie over de mens en de schrijfster.-1934", August VAN CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934, Antwerpen: N.V. Standaard-Boekhandel, p. 633. 15 het juiste inzicht verschaffen.59 Ook in Dietbrand, "Tijdschrift van het Dietsche Geslacht", vinden we gelijkaardige commentaar in de boekbespreking van Hadewijchs Brieven uitgegeven door van der Zeyde. Oprichter van het voorgenoemde tijdschrift, Germaans filoloog en tevens de recensist Wies Moens noemde Hadewijch "Gothisch" van aard. Hij vond dat Dr. van der Zeyde haar te hard actualiseerde en toe-eigende. Zo staat er te lezen: "Wie Hadewijchs proza niet in het origineel vermag te lezen en dus op die overzetting alléén aangewezen is, zal daarin heel wat méér van Dr. van der Zeyde vinden dan van Hadewijch. [...] << Hadewijch te laten spreken als mensch van onzen tijd >>."60 Alhoewel Moens lof toonde voor de toewijding van van der Zeyde aan haar werk, was hij van mening dat zij de kern van Hadewijchs "eigenlijke woord" miste. Volgens hem werden belangrijke aspecten van haar leven en werk over het hoofd gezien door haar te plaatsen in de moderniteit en te 'verwereldlijken'.61 Moens bevestigde op die manier het de facto monopolie van de Katholieke Kerk op de interpretatie en toe-eigening van christelijke figuren. Moens had een activistische voorgeschiedenis en vormde één van de drijvende krachten achter het Algemeen Vlaams Nationaal Verbond (AVNV) en het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (VerDinaso) in de vroege jaren 1930.62 Maar hij verliet deze voornoemde fascistische beweging drie jaar later, toen leider Joris van Severen het Nederlandse taalcriterium of het 'taalnationalisme' deed afzwakken door de keuze te nemen om Walen, Luxemburgers en Friezen te includeren in zijn toekomstige Dietse volksstaat (de nieuwe 'marsrichting').63 Vanaf eind jaren '30 werd het taalcriterium volledig achterwege gelaten in het VerDinaso. Moens was voorvechter van een Groot-Nederlandse of 'Dietsche' volkstaat waar enkel 'taalgenoten' in thuis hoorden. Volgens zijn visie moest de toekomstige staat zijn fundamenten hebben in de Germaanse cultuur en zich onderscheiden van de Romaanse cultuur door Franstaligen en 'volksvreemde elementen' te excluderen.64 In isolement zou 59 WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, p. 345. 60 MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der Zeyde", Wies MOENS (Red.), Dietbrand, 4 februari, 1937, p. 73. 61 Ibidem, p. 73-74. 62 VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies Moens", Lukas DE VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers: 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen (1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 72. 63 DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 181. 64 DE WEVER Bruno, "Wies Moens", In: Ons Erfdeel. Algemeen-Nederlands tweemaandelijks cultureel tijdschrift, Jaargang 40, nummer 5, 1997, p. 786. 16 Moens zijn politiek-ideologische opvattingen en poëzie gaan samenbrengen in strakke gedichten met een sterke retorische taal ook wel bekend als nationalistische belijdenslyriek.65 Wie twist zaait, zal tweedracht oogsten Na deze korte schets van de Hadewijchreceptie in het interbellum kunnen we een onderscheid maken in twee heersende paradigmas. Op academisch vlak was er de katholiek Vlaamsnationalistische interpretatie naast de vrijzinnige en emancipatorische visie op Hadewijch. De Vlaams-nationalistische en later 'pro-Dietsche' groep werd voortgetrokken door invloedrijke personen zoals Jozef van Mierlo en Wies Moens. Deze geletterde groep had een concrete visie op het verleden en heden van 'het Vlaams-christelijke volk'. Zij groeven in de geschiedenis naar 'Vlaamse makelij' en herschreven de nationale geschiedenis zodat deze paste in het overkoepelende Romaans-Germaanse cultuurconflict waartussen de Vlaming zich bevond. Zo werd vanaf de jaren '30 de Guldensporenslag van haar sociaal-emancipatorisch karakter ontdaan en voortaan geïnterpreteerd als uiting van een unieke Vlaams-nationale geest.66 Voor hen was de dagelijkse bezielende aanwezigheid van het Vlaamse verleden cruciaal in hun perceptie van de wereld rondom. Van één overheersend toekomstbeeld was er geen sprake door de vele dooreenlopende ideëen betreffende wat 'Dietsch zijn' inhield of hoe de gewenste natie er zou uitzien. Bij de casus van 'Levet scone' diende de historische leuze voor de Vlaams-nationalistische mediatoren als revisionistisch argument. De toenmalige stand van zaken moest worden herzien volgens deze mediatoren. Dit bijna mythische geloof in een culturele hergeboorte en terugkeer naar de eigen oorsprong, zijn ideologische kenmerken die we ook terugvinden in het gelijktijdig opkomend fascisme en nationaal-socialisme.67 De religieuze en culturele hergeboorte die het vroege Ruusbroecgenootschap beoogde droeg dus uiteindelijk bij aan de extreme politieke polarisatie van de jaren 1930 en '40. Deze ontwikkelingen pasten in het romantische plaatje van een totale omverwerping van moderniteit for the greater good. Het dichotome paradigma van de Vlaams-christelijke denkers, dat een fundamenteel onderscheid maakte tussen Germaanse en Romaanse menselijke natuur, zou culmineren in de 65 VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies Moens", Lukas DE VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers: 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen (1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 73. 66 HEIRBAUT Dirk en Paul TRIO, Omtrent 1302, Paul TRIO en Dirk VAN DEN AUWEELE (Reds.), Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002, p. 200. 67 BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 479. 17 laatste jaren van het interbellum. De zoektocht naar een eigen identiteit gaat immers steeds gepaard met de creatie van verschillen met anderen.68 De stichters van het Ruusbroecgenootschap droegen bij aan het opleven en verspreiden van ideeën omtrent een GrootNederlands, Diets, Duits of pan-Germaans rijk. Elk van deze alternatieven was goed zolang het maar de status quo of 'oude orde' die tegen de Vlaming gekant stond, zou omverwerpen. De katholieke politiek evolueerde van verzet tegen België en anti-parlementarisme naar een rechtse maatschappijvisie met de bijhorende anti-democratische sentimenten.69 Deze antiBelgische en anti-democratische tendensen zouden later een grote rol gaan spelen in de omvang van de Vlaamse collaboratie met het Nazi-regime tijdens de Duitse bezetting. Toen puntje bij paaltje kwam ontstond er ook in de Vlaams-nationalistische stroming discussie omtrent welke waarden ze zouden uitdragen. Zo waren er in bepaalde Vlaamsnationalistische kringen wel degelijk ook emancipatorische en moderniserende tendensen aanwezig.70 Desalniettemin bestonden er veel stereotiepe genderbeelden, over alle politieke strekkingen heen. Zo waren liefde en zelfopoffering typisch vrouwelijke aangelegenheden. Het biologische belang van de vrouw, namelijk kinderen baren, was een plicht jegens de natie. De vrouw moest evengoed strijden voor het vaderland maar als 'stille kracht' achter de schermen.71 Het duale mensbeeld dat we terug vinden in dit differentiedenken paste perfect bij het duale wereldbeeld tussen de Romaanse en Germaanse invloedssferen en de mystieke of metafysische dualiteit. Doordat politiek nationalisme eerder een principe is en geen ideologie, kunnen de visies en organisatievoorkeuren zeer uiteenlopend zijn. De politieke en sociale context bepaalde het discours en de ontwikkeling.72 In de snel veranderende wereld van het interbellum zagen we dus ook de veel wijzigingen in de sociale en politieke invulling van wat nationalisme was en waar het voor stond. Bij de Vlaams-nationalistische mediatoren zien we een duidelijk gelijkende en overlappende habitus. Ze lazen dezelfde literatuur, hadden gelijkaardige ideëen over hun gedeelde geschiedenis en verschenen in dezelfde mediakanalen. De mediatoren organiseerden, 68 DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL, Karin LIEBHART en Ruth WODAK, "The discursive construction of national identities", In: Discourse and Society 10, Edinburgh University Press, 1999, p. 2. 69 GEVERS Lieve, "Voor God, Vaderland en Moedertaal. Kerk en natievorming in België, 1830-1940.", Eliane GUBIN (Red.), In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, Nr. 3, 1997, p. 43. 70 VAN GINDERACHTER Maarten, "Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans genoeg”? De ambivalente verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum’, In: Revue Belge de philologie et d’histoire, tome 80, fasc. 2, 2002, p. 538. 71 Ibidem, p. 540-541. 72 DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaams-nationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, 2001, p. 183-184. 18 stimuleerden en promootten het literair leven.73 In de jaren dertig kwam dit tot uiting in de vele tijdschriften die bekendheid verwierven, zoals Gudrun, Dietbrand, De Blauwvoet, Dietsche Warande en Belfort, enzovoort. Al deze media waren in feite spreekbuizen voor enkele prominente mediatoren. Redacteurs zoals Wies Moens, Edgar Boonen of Ferdinand Vercnocke en auteurs zoals Cyriel Verschaeve en Jozef van Mierlo zien we vaak opduiken. In Vlaams-katholieke kringen was er een beduidend grotere circulatie van ideeën en informatie omtrent christelijke mystiek en geschiedenis. Doordat zij constant benadrukten dat Hadewijchs werken Vlaams en katholiek waren, konden van Mierlo en co de 'historische rechten' op Hadewijch claimen. Ze verwierven een volmacht op haar historische figuur als het ware en presenteerden een monolitisch-katholiek beeld van haar bij het publiek. De andere groep bestond uit een amalgaam van protestanten, liberalen, socialisten en gematigde katholieken. Bij deze diverse groep zien we in deze periode een minder creatieve toe-eigening of appropriatie van mystiek dan vanuit Vlaamsgezinde zijde. Hoe men met het verleden omging werd veeleer individueel bepaald en door het ideologische kader waar men zich in bevond. Zo was er de Vlaamsgezinde liberaal Vercouillie die de teksten an sich liet staan, de socialistische Verwey die aanvankelijk mystiek en literatuur wou instrumentaliseren voor de culturele scholing van arbeiders, en de vrijzinnige Marie van der Zeyde die Hadewijch als emancipatorische en pre-feministische inspiratiebron beschouwde. Deze verschillende Hadewijchbeelden bestonden naast elkaar aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Dit zorgde voor verschillen in de mate van verspreiding en van instrumentalisatie van de Hadewijchfiguur. Zo zien we een gefragmenteerd historisch besef betreffende mystiek in België totstandkomen. Hadewijch werd als vroom katholiek aanzien door de rechterzijde van het politieke spectrum en als progressief figuur beschouwd door de toenmalige linkerzijde. Onder auspiciën van pater van Mierlo werd de Vlaamsnationalistische geschiedsvisie dominant en algemeen aanvaard in Vlaanderen. Geen dispuut, stigma of polemiek kon hem in deze tijd van zijn spreekwoordelijke troon stoten als 'primus mediator' van Hadewijchs oeuvre. 73 VERSCHAFFEL Tom, Reine MEYLAERTS, Tessa LOBBES e.a., "Towards a Multipolar Model of Cultural Mediators within Multicultural Spaces. Cultural Mediators in Belgium 1830-1945", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 92, fasc. 4, Leuven: University Leuven Press, 2014, p. 1258. 19 Culturele verspreiding en interpretaties van 'Levet scone' tijdens WO II In juni 1941 verscheen er een boekje van het Bondsblad der Bonden van het Heilig Hart getiteld Vaert wel ende levet scone!. Dit pocketboekje geschreven door de jezuïet Lode Arts, diende ter bevordering van het katholieke geloof en ter voorlichting van de gelovigen. Arts herbevestigde het belang om traditie en christelijke waarden hoog in het vaandel te dragen in de hectische moderniteit.74 Hierbij maakte hij gebruik van de volledige slotzin van Hadewijch om zijn boodschap kracht bij te zetten. Arts' discours paste eveneens in de romantische visie op het verleden waarbij de natie gedetermineerd is door 'bloed' en het renaissancistische individualisme als vergif voor de samenleving werd aanschouwd. Voor vele katholieke auteurs en denkers luidde de oorlog een nieuw periode in. Deze nieuwe tijd zou zich terug op het 'juiste' Germaanse christendom gaan enten waar Hadewijch het vrome toonbeeld voor de Vlaamse vrouw van was.75 Hadewijch als Groote Vlaming Jozef van Mierlo sloot zijn drie pagina's tellende bijdrage over Hadewijch in 100 Groote Vlamingen, Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen uit 1941 af met Hadewijchs slotzin.76 Dit is de eerste wijde verspreiding van de mystica's woorden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Opvallend is de patriarchische ondertoon van de titel van het boek. In de titel spreekt men over 'beroemde mannen' maar toch was er plaats voor een vrouw zoals Hadewijch (naast Anna Bijns en Margaretha van Oostenrijk). De redactie van 100 Groote Vlamingen hanteerde een mannelijke kijk op de geschiedenis met hier en daar plaats voor een vrouwelijke anomalie. Alhoewel de redactie een wetenschappelijke logica beoogde was het boek voornamelijk een teleologisch betoog met een duidelijk overheersende nationale logica.77 De frequenties of het aantal personen opgenomen in de lijst per eeuw zegt ons veel over de manier dat er naar de eigen geschiedenis werd gekeken. Het boek weerspiegelt nogal duidelijk 74 ARTS Lode, "Vaert wel ende levet scone!", J. MEEUS (Red.), Mechelen: Sekretariaat der Bonden van het Heilig Hart, 1941, p. 1-64. 75 BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 474. 76 VAN MIERLO Jozef S.J., "Hadewijch", Leon ELAUT, Ludovic GROOTAERS, Robert VAN ROOSBROECK en August VERMEYLEN (Reds.), In: 100 Groote Vlamingen, Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen, Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1941, p. 18. 77 BEYEN Marnix, "'Een werk waarop ieder Vlaming fier kan zijn'?: het boek 100 Groote Vlamingen (1941) als praalfaçade van het Vlaams-nationale geschiedenisbouwwerk", Jo TOLLEBEEK, Georgi VERBEECK en Tom VERSCHAFFEL (Reds.), In: De lectuur van het verleden: opstellen over de geschiedenischrijving aangeboden aan Reginal de Schryver, Leuven; Symbolae: Facultatis Litterarum Lovaniensis, Series A/ Vol. 24, 1998, p. 425. 20 de reeds besproken romantisch-flamingantische kijk op het verleden, namelijk dat Vlaanderen grootheid kende in de middeleeuwen en in de zestiende eeuw, gevolgd door een tijd van verval en tot een wederopstand vanaf de negentiende eeuw.78 Hadewijch kunnen we volgens deze indeling plaatsen in de eerste periode van Vlaamse grootsheid. Dit boek was een opsomming van Vlaamse helden (en heldinnen) en hun verwezenlijkingen met als doel de collectieve amnesie van 'het volk' tegen te gaan. Het doel was de Vlaming zijn roemrijk verleden te doen herinneren en een nieuwe generatie te inspireren net zoals de alreeds besproken rubriek van De Blauwvoet uit 1935 beoogde. De redactie van 100 Groote Vlamingen bracht moeilijk te verzoenen historische duo's bij elkaar en behandelde deze vanuit verschillende overlappende nationale kaders. Zo werden contrareformatie katholieken en protestanten naast elkaar verheerlijkt. Het Vlaamse perspectief domineerde het algemene discours maar er werd ook afgewisseld met een Belgische, Bourgondische, Dietse en Noordse lens. 79 De consequente projectie van woorden zoals 'Vlaanderen' en 'Vlaming' in hun moderne betekenis op het verleden gaf aanleiding tot anachronismen en contradicties.80 Robert van Roosbroeck, één van de vier redactieleden van het boek, was naast historicus tevens lid van de Vlaamse SS en DeVlag.81 Hij schreef het voorwoord dat duidelijk zijn wortels had in het romantisch-nationalisme. Het voorwoord was een anti-historisch vertoog doordat het een eeuwige onverklaarbare 'wezenheid' toekende aan de 'Vlaming'.82 Het boek was in feite een bundeling van tegenstellingen, zo had het een neutraal academisch maar ook ideologisch gekleurd karakter. 100 Groote Vlamingen poogde om de lezer het nostalgische verleden te doen herinneren maar deed de historische werkelijkheid onrecht aan door het anachronistische gebruik van (Vlaams-)nationale retoriek en de focus op individuele genieën los van hun context. Levet scone, de katholieke cultivatie van nostalgie Twee jaar later deed de leuze dienst als titel voor het Vlaams-katholiek boek Levet Scone!: Vlaamsche volksaard, Vlaamsche levenskunst van de Limburgse priester en zelfverklaarde dokter Paul Drieskens uit 1943. In dit boek gebruikte de Vlaamsgezinde geestelijke Hadewijchs leuze als "bezielend parool" en als "hartewensch voor alle volgsgenooten". 78 Ibidem, p. 426. Ibidem, p. 428. 80 Ibidem, p. 432. 81 Ibidem, p. 412. 82 Ibidem, p. 429. 79 21 Drieskens benoemde 'Levet scone' als "gullen middeleeuwschen volksgroet" maar verder verschafte hij de lezer geen informatie over de leuze. Hierbij zien we de toekenning van 'volksgroet' aan 'Levet scone'. Aanvankelijk werd het eerder bestempeld als 'eindwens'. Volksgroeten hebben meer een verplichtend en actief karakter dan 'wensen'. De leuze werd dus eerder als imperatief gehanteerd en als een aansporing of aanmaning tot een "VlaamschVolksche opvoeding" om op die manier "Volksgrootheid" (terug) te bereiken.83 Het boek is duidelijk doordesemd met vooroordelen en pseudowetenschappelijke inzichten betreffende verschillende etnieën en culturen. De Franse invloed was een gevaar voor de Vlaamse cultuur en de Guldensporenslag herdenken moest dit de Vlaming doen herinneren. Prioritair en cruciaal in Drieskens' toekomstproject waren een herwaardering van het traditionele gezin, de gemeenschap en het belang van de kerk.84 Voor Drieskens was de Vlaming uniek door zijn volksaard die geankerd was in een vrome toewijding tot het christendom, los van de extremere deterministische bloed- en bodemtheorie. Zijn boek was een poging vanuit de katholieke partij om het nationaal-socialisme af te weren door te ijveren voor een 'Nieuw Vlaanderen' in het 'Nieuwe Europa'.85 Het Vlaams-katholieke Davidsfonds bekroonde Levet Scone! met de Emiel Vlieberghprijs en voegde het toe aan de Volksreeks.86 Hierdoor werd het gratis uitgedeeld aan al hun leden, wat leidde to een grote verspreiding van Hadewijchs woorden. Dat het boek een grote distributie kende is ook af te leiden aan de talrijke recensies in de toenmalige kranten. Zo staat er in respectievelijk in De Gentenaar en Het Algemeen Nieuws te lezen: "Hun voorbeeld moet ons stalen in onze nationale fierheid, onbuigzaam staande voor ons recht, en vasthoudend aan het beproefde Vlaamsch karakter van plichtsbewustzijn, eer en trouw."87 "En zo zien wij hoe gansch deze schitterende studie op één centrale stelling is gebouwd; het heden is geladen met het verleden en vol van de toekomst."88 83 DRIESKENS Paul, Levet Scone! Vlaamsche Volksaard - Vlaamsche Levenskunst, Leuven: Davidsfonds, 1943, p. 163-164. 84 BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie tijdens Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, KZNM, 1996, p. 43. 85 BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 475-476. 86 Ibidem, p. 475. 87 H., "11 juli 1302", In: De Gentenaar, Gent: G. Vanhoucke, 11/07/1943, p. 1. 88 SPINCEMAILLE Jules [=VERAX],""Levet scone" - Een <vade mecum> voor onze volksgemeenschap", Alfons MARTENS (Red.), In: Het Algemeen Nieuws, 26/05/1943, p. 1. 22 Deze boekbesprekingen in Vlaams-katholiek gekleurde kranten tonen dat de Vlaamsgezinde vleugel van de katholieke partij in deze fase van de oorlog zich ideologisch wou distantiëren van het nazisme. De partij wou een alternatief en hoopvol toekomstbeeld bieden aan hun achterban. Maar deze recensies tonen ook dat een raciaal denkpatroon nog steeds zeer gangbaar was. Het belang van geschiedenis als educatieve factor bleef ook gelden in dit 'nieuwe' op de toekomstgerichte discours van Drieskens. In de grote katholieke partij creëerde de Duitse bezetting inwendige spanningen en ambiguïteit naar buiten toe.89 Katholieke jeugdbewegingen slaagden er niet in de romantische kijk op geschiedenis te doen herleven na de oorlog. Wat ze er toe aanzetten om de 'georganiseerde nostalgie' te laten varen en zich voortaan voornamelijk op de toekomst te richten.90 De moderniteit zou uiteindelijk pas twintig jaar na de oorlog officieel omarmd worden door de Katholieke Kerk met de aggiornamento of modernisering die beoogd werd op het Tweede Vaticaans Concilie. Schoon leven, schoon strijden Eind oktober 1943 stonden de algemene kaderdagen van de Dietsche Meisjesscharen te Lier in het teken van Hadewijch en 'Levet scone'. Lier was niet zomaar willekeurig hiervoor gekozen. Het was een historische "Dietsche vechtstad" samen met Gent en tegelijk "bakermat van het aktivisme."91 Lier had tevens een begijnhof wat het "indenken" van een figuur als Hadewijch zou faciliteren volgens leidster Jetje Claessens.92 De stad werd bestuurd door Alfred Van der Hallen, een VNV-burgemeester die zijn stad met plezier openstelde voor de vrouwelijke jeugdbeweging in kwestie. Hij ontving Jetje Claessens en andere DMS kaderleden persoonlijk op het stadshuis. Deze kaderdagen zijn het ultieme voorbeeld van creatieve toe-eigening of appropriatie van historische figuren door een sociale groep, in dit geval met nationaal-socialistisch idealen. Hadewijch en Hitler werden spreekwoordelijk in één adem vernoemd. In het artikel dat bericht over het plaatsgevonden evenement staat te lezen: "Wij die den trots, de fierheid en het bewustzijn van eigenwaarde, dat alle Germaansche volkeren kenmerkt, in ons dragen, kunnen ons niet neerleggen bij een nationaalsocialisme met 89 BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie tijdens Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, KZNM, 1996, p. 44. 90 BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 67. 91 "De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4 92 Ibidem. 23 liberalistischen inslag. Wij kunnen enkel een nationaalsocialisme aanvaarden dat op de hiërarchie der volkeren gesteund is, een nationaalsocialisme zooals de Führer het in <Mein Kampf> beschreven heeft."93 Na deze woorden van Jetje Claessens volgde er volgens de verslaggever: "Daverend minutenlang applaus, niet te luwen geestdrift".94 Waarin de journalist in alle waarschijnlijkheid geïnspireerd was door hun Duitse fascistische evenbeelden. Alles wat de Dietse meisjes samen ondernamen was voor the common good. De strijd was legitiem omdat het zijn wortels had in groepsbelang en niet in eigenbelang. In hun visie pastte Hadewijch als voorbeeld voor de collectieve strijd aangezien de kaderdagen in teken stonden van Hadewijch en "schoon leven en schoon strijden". Volgens Jetje Claessens stond zelf "het leven in het teeken van den kamp".95 De collectieve strijd voor autonomie was een deel geworden van de 'eeuwige volksaard' van de Vlamingen. Alhoewel men Hadewijch mogelijk als contemplatief of geïsoleerd figuur zou kunnen bestempelen, interpreteerden de DMS haar als iemand die het groepsbelang diende. Op deze manier liet men de twee verschillende strijdnarratieven rijmen met elkaar. Dit zien we duidelijk tot uiting door de implementatie van het hitleriaans kampnarratief in het discours dat de DMS voerden rond Hadewijch: "<Wij moeten Hadewych's kamp geheugen. Haar groote liefde en gansch haar leven. Wij [m]oeten door haar schoone levensbeschouwing aangegrepen worden. Dan zult ge schoonheid in uw leven brengen en in het leven van anderen. Zoo worden wij meisjes, de adel van het Dietsche geslacht.>"96 De Dietse meisjes waren in een vergevorderd stadium van de romantisch-flamingantische kijk op de wereld beland. Ze vulden het nationale beginsel zeer raciaal en exclusief in. De focus bij dit soort jeugdbewegingen lag op 'erfwacht'. Het "heilig erfdeel der vaderen" moest beschermd worden tegen "aanvallen van buiten, tegen eigen onverschilligheid."97 Met de term 'erfdeel' werd niet enkel de materiële maar ook de morele, spirituele en biologische 93 Ibidem. Ibidem. 95 "De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4. 96 Ibidem. 97 DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt; Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 496-499. 94 24 nalatenschap van de voorouders bedoeld.98 De kaderdagen waren een soort uitgebreide versie van een 'erfwachtavond'. Deze dagen waren gedetailleerd georganiseerd en beschikten over goedgevulde programma's. Centraal in deze plechtigheden stonden de klassieke helden uit het Vlaams-katholieke en Groot-Nederlandse pantheon. In deze casus was dat zoals reeds aangehaald Hadewijch, die van groot belang was als eerste vrouwelijke auteur die in de 'Dietsche' volkstaal schreef en daarmee aan de historische wortels van de Dietse staat volgens het taalcriterium stond. Hadewijch deed dienst als Vlaams archetype en vroom boegbeeld om de meisjes bewust te maken van hun verantwoordelijkheden jegens de natie en het 'Dietsche volk'. De spanning tussen traditie en maatschappelijke vernieuwing (de keuze tot de 'derde weg' voor een vrouw naast het huwelijk of het kloosterleven) leek niet aanwezig bij de DMS. De vrouwenbeweging zag de traditionale waarden hoog houden en het volk 'zuiver' als hun primaire verantwoordelijkheden. Dit kon enkel door een oriëntering op het verleden, weg van moderniteit. De Dietsche Meisjesscharen waren opgericht in december 1940 en poogden de vrouwelijke Vlaamse jeugd bewust te maken van de "volkse eigenheden". Dit doel zou gerealiseerd worden aan de hand van "nationale en kultureele, zedelijke en lichamelijke opvoeding" in combinatie met "gezonde ontspanning" en sociale acties.99 Het brede gamma aan 'volksverbonden' activiteiten toonde de totalitaire opvoeding die beoogd werd. De culturele opvoeding was zéér eenzijdig, enkel 'eigen' dichters of schrijvers werden voorgedragen als waardevol. Dit varieerde van historische personen zoals Hadewijch tot moderne auteurs zoals Wies Moens of Cyriel Verschaeve.100 Doordat ze enkel naar de 'eigen' verwezenlijkingen keken kreeg de beweging een isolationistisch karakter, wat we ook in het krantenartikel uit Volk & Staat kunnen opmaken: "Geen partikularistische eigenaardigheden maar een gesloten gemeenschap die haar houding heeft weten te bewaren tegenover de gemeenschap der Germaansche volkeren."101 98 BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 55. 99 JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons volk al spelend en zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen LXI/2/2002, p. 95. 100 Ibidem, p. 104. 101 "De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4. 25 De vraag was of deze gewenste autonomie binnen een grotere Germaanse gemeenschap wel plausibel was. Midden 1943 leek dit zeker nog mogelijk. Nationaal-socialisme bevorderde volgens Jetje Claessens de "bloei van de volksgemeenschap" door zijn biologische grondslag die stelde dat bloedvermenging het volkskarakter aantastte.102 De bevoegde Duitse instanties in België deden niets liever dan de politieke verdeeldheid tussen Vlaanderen en Wallonië uitbuiten. Het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond wou aan de wieg gaan staan van de Vlaamse volkstaat door zich als eenheidspartij op te werpen en dissidente stemmen en vijanden het zwijgen op te leggen.103 • Edgar Lehembre op de kaderdag van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen-Dietse Meisjesscharen (NSJV-DMS) te Lier op 31 oktober 1943. (Foto nr. 17324 Belgapress Archief CegeSoma, Brussel) Een kleine maand na deze kaderdagen werd Edgar Lehembre verwijderd van zijn positie als Jeugdleider. Hierdoor hield de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV), de organisatie waar de DMS onder ressorteerde, op met bestaan. De DMS bleven wel onder de directe leiding van Jetje Claessens staan tot aan het einde van de bezetting. Lehembre vond 102 DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt; Uitgeverij Lannoo, 1994, p. 597. 103 Ibidem, p. 598. 26 dat de jeugdbeweging, samen met de mannelijke tegenhanger de Dietsche Blauwvoetvendels (DBV), moest ontdaan worden van "Duitsgezinde elementen" en "Duitsgezinde invloeden" moest weren.104 Het Groot-Nederlandse gedachtengoed kwam in het vaarwater van de Duitse aspiraties in de regio. Waardoor de Duitse autoriteiten de VNV-top onder druk zette om bepaalde dissidenten te verwijderen van leidinggevende functies. In het begin van 1944 herdoopte het blad De Jonge Nationaalsocialist zich tot De Blauwvoet. Dit germanofiele tijdschrift publiceerde in april een grote foto van Adolf Hitler ter ere van zijn verjaardag. Hierbij stond te lezen dat de DMS en DBV trouw bleven aan de strijd "van het Dietsche volk, voor de Germaanse solidariteit en voor de zegepraal der Europese revolutie."105 De greep van het VNV op de jeugdbewegingen werd tegen het einde van de oorlog enkel maar verstevigd. De DBV beschuldigden de partij van een gebrek aan GrootNederlandse trouw. De DMS bleven echter wel trouw aan de VNV-partij van Hendrik Elias.106 Hoe verder de oorlog vorderde des te meer conflict en discussie er ontstond over hoe men de beoogde doelen kon verwezenlijken. Diets en Duits werden door elkaar gehaspeld. Kon een Groot-Nederlandse staat wel bereikt worden onder Duitse bezetting? Waren de Duitsers wel echt bekommerd over de wensen van de Vlaming? Doordat de DMS zelf geen concreet toekomstbeeld hadden volgden ze de enige 'wegwijzer' die ze kenden, namelijk het VNV. Hun ideologie was een conflatie geworden van een wens voor autonomie in een GrootNederlandse of 'Dietsche' staat en de hoop voor zelfstandigheid in een pangermaans rijk. Het verdere leven van de leuze Los van de DMS en hun kaderdagen kwam 'Levet scone' enkele tientallen keren voor op BelgicaPress, een online databank van historische kranten mogelijk gemaakt door de Koninklijke Bibliotheek van België. Het leeuwendeel van deze mentions of vermeldingen van 'Levet scone' handelen over het reeds aangehaalde boek Levet scone! van Paul Drieskens uit 1943. De overige hits hebben betrekking op culturele voorstellingen zoals die van het knapenkoor 'Singhet en levet scone', het toneelgezelschap van St-Amandsberg 'Levet Scone' of een toneel genaamd 'Levet scone' van de B.J.B. (Boerenjeugdbond) meisjesgroep. We kunnen een toename constateren in het voorkomen van deze leuze in Belgische kranten vanaf 104 Ibidem, p. 610. Ibidem. 106 Ibidem, p. 611. 105 27 de jaren dertig. Aanvankelijk kwam 'Levet scone' enkel voor in zijn totaliteit namelijk als eindwens 'Vaert wel en(de) levet scone' (ook wel 'Voret', 'Varet' en 'Vaart'). Later zien we dat men beiden door elkaar gaat beginnen gebruiken. Rond 1935 kunnen we een popularisering van mystiek in mediakanalen constateren alsook een toename in het gebruik van de eindspreuk. Meer en meer artikels, recensies en bijdragen behandelden mystieke materie. Tijdens de oorlog zien we hier het hoogtepunt van met de publicatie van Levet scone! en de verspreiding ervan door het Davidsfonds. Alhoewel mystiek niet centraal stond in Drieskens' boek, droeg het wel bij aan de verbreiding van de historische leuze. In 1944 zien we de leuze verschijnen als rubriektitel in de Gazet Van Antwerpen bij overlijdensberichten.107 De journalisten in kwestie veronderstelden dus een zekere familiarity met Hadewijchs woorden bij hun leespubliek. De leuze werd aanschouwd als original content, een literair overblijfsel uit een heroisch verleden, dat een plaats in het Vlaamse dagelijkse leven had verworven. Bij gelukswensen, overlijdens of afscheid werd het een gewoonte om deze spreuk te gebruiken. Het tweede hoogtepunt in de mediatie van 'Levet scone' was de uitgave van Hadewijchs Brieven door Jozef van Mierlo in 1947. Na de oorlog koppelde de leuze zich verder los van Hadewijch in bepaalde kringen en van politiek tout court. De leuze werd toegeëigend door verschillende soorten bonden, jeugdverenigingen, sportkringen en toneelgroepen. Het katholieke patent op deze leuze leek gelijktijdig te verwateren met het Europese deconfessionaliseringsproces van na de oorlog. Enkele kleinschalige imagined communities bleven verbonden en bekend met de leuze maar vulden ze niet (langer) exclusief religieus in. In 1945 vierde het jezuïtencollege Sint-Jozef in Turnhout, waar Jozef van Mierlo school liep, haar honderdjarig bestaan. Ter aanleiding van dit jubileum lieten ze een wapenschild maken met de wapenspreuk 'Levet Scone'. Op de website staat er te lezen: "De wapenspreuk ‘Levet Scone’ danken we aan de middeleeuwse Vlaamse mystica Hadewijch. Ze gaf deze woorden mee in de afscheidsbrief aan haar vertrouwelingen: “Ik hoop dat jullie in toenemende volmaaktheid proberen te leven en er zo voor anderen in 107 "Zoo zijn zij van ons heengegaan: Levet scone...", Louis KIEBOOMS (Red.), In: Gazet Van Antwerpen, Antwerpen: N.V. De Vlijt, 9/11/1944 en 10/11/1944, p. 1. 28 schoonheid proberen te zijn”. Een betere leidraad voor leerlingen en leerkrachten is moeilijk te vinden."108 Dat Hadewijch als 'middeleeuwse Vlaamse mystica' werd beschreven is niet verwonderlijk nu we weten hoe en door wie de kennis over haar leven verspreid werd. De Vlaamse toeeigening van Brabantse geschiedenis en figuren leek compleet. Haar Vlaamse authenticiteit werd niet langer in vraag gesteld maar als vanzelfsprekend aangenomen. De Vlaamsnationalistische mediatoren waren geslaagd in hun opzet om de middeleeuwse leefwereld te reduceren tot Vlaanderen versus de Romaanse invloedssfeer. Verschillen en nuances tussen Vlaanderen en Brabant leken niet aan de orde voor de 'indenking' en het eerbetoon dat 'Groote Vlamingen' verdienden. De school presenteerde in bovenstaande quote ook andere woorden uit "een afscheidsbrief aan haar vertrouwelingen" als een hadewigiaans adagium, terwijl deze zin niet terug te vinden is in Hadewijchs oeuvre.109 Tijdens de woelige oorlogsjaren kunnen we een duidelijke proliferatie van anachronismen en fake news betreffende mystiek, taal en geschiedenis constateren. 108 109 Website van het Sint-Jozef College Turnhout, < https://www.sjt.be/schild >, geraadpleegd op 20 april 2020 Annotatie door prof. dr. Veerle Fraeters. 29 Het einde van de 'scone' reis De zin "Vaert wel ende levet scone" legde een hele tocht af sinds de herontdekking van Hadewijchs geschriften in de negentiende eeuw. De reis van de eindwens verliep via vele soorten kanalen en mediatoren. Aanvankelijk kregen haar overgeleverde teksten vooral aandacht vanuit literair-historische en medioneerlandistieke hoek. Tegelijk zien we de eerste stappen naar cultureel-historische appropriatie of toe-eigening door aan de ene kant Leuvense katholieken en aan de andere kant Brusselse liberalen. Hierbij was de publieke opinie van belang en werden degelijke wetenschappelijke onderbouwingen verwacht. De Brusselse liberalen moesten het onderspit delven doordat Jozef van Mierlo zijn veronderstellingen het beste kon staven. Hierdoor werd Hadewijch feitelijk toegeëigend door de jezuïten en de Katholieke Kerk. Sedert de falsificatie van de Hadewijch-Bloemardinne-hypothese werd van Mierlo de Hadewijchkenner bij uitstek. Alhoewel we dit als begin van de 'exclusieve Hadewijch' kunnen bestempelen, bleef pater van Mierlo haar voordragen als toonbeeld voor alle Vlamingen en Nederlandstaligen. Pas vanaf de jaren dertig en de opkomst van nationalistische partijen zien we een duidelijkere toe-eigening van historische voorbeeldsfiguren. De instrumentalisatie en actualisatie van de historische Hadewijchfiguur leidde tot een verdraaiing van de historische realiteit. Ze werd zonder schroom uit haar historische context gehaald en in het Vlaams-nationalistische discours geplaatst waar ze afgebeeld werd als 'rasechte' Vlaamse dichteres. Vlaamsgezinde katholieken creëerden hun eigen geschiedenis als een verhaal van conflict en onderdrukking. De Vlaamse geschiedenis was er één van strijd tegen onderdrukking vanuit de Romaanse cultuur en later de atheïstische moderniteit. De dagelijkse focus op het verleden en de herdenkingscultuur die er mee gepaard kwam moest hun constant herinneren aan hun nobel 'volkskarakter'. Een collectief historisch bewustzijn zou het volk helpen om uiteindelijk de verdiende autonomie te verkrijgen. De rol van geschiedenis was ook belangrijk voor de andere toenmalige politieke families maar zij legden vaak de focus niet zozeer op de eigen canonieke geschiedenis. Voor socialisten en liberalen was een globale of Europese kijk meestal effectiever om hun ideologie te propageren. Net zoals de politieke polarisatie toenam in het interbellum, namen stereo- en archetypen het over in de beeldvorming van velen. Hadewijch werd verheven tot archetype van feilloze vrome vrouw. Gelijktijdig gingen er over Joden en communisten talloze foute stereotypen de ronde. De Vlaamse collaboratie en het verzet vormden tijdens de Tweede Wereldoorlog de 30 twee politieke polen. De beoogde opvoeding in Vlaams-nationalistische kringen was een allesomvattende educatie gericht op het 'eigen' verleden. Dit leidde op zijn beurt tot misconcepties en een zeer eenzijdig beeld van geschiedenis. De DMS waren veeleer geïnteresseerd in Hadewijchs opwaardering van de Dietse volkstaal dan in haar mystieke leer. Haar strijd was van groter belang dan haar werkelijke persoonlijkheid. Haar indenken was belangrijker dan het in vraag stellen van bepaalde presumpties over haar leven en werk. 'Dietsch' of Middelnederlands vormde als taal het fundament van de Vlaamse cultuur volgens de volksnationalisten. Het was het omhulsel van de 'oergevoelens' waar het modern Vlaanderen uit opgebouwd was. De ethisch-performatieve leuze 'Levet scone' droeg bij aan dit gevoel van gedeelde Vlaamse waarden. Deze waarden zouden als fundament van de toekomstige staat gaan dienen. De Vlaamsgezinden creeërden zo een imagined community met het bijhorend nationalistisch discours dat zich voornamelijk focuste op uitgevonden volkstradities en nationale mythen.110 In deze ingebeelde gemeenschap kon iemand als Hadewijch die dicht bij de culturele oorsprong stond dienen als rolmodel en nationale heldin. Hadewijchs werk is niet hetzelfde lot ondergaan als de poëzie van Muhammad Jalal ad-Din Balkhi of kortweg Rumi, dat in de populaire uitgave van Coleman Barks, ontdaan werd van islamitsche woorden en historische context.111 Desalniettemin is haar oeuvre ook ten prooi gevallen aan vulgarisering, moderne politieke projecties en heersende ideologische denkkaders. Zo vonden we Hadewijch (en/of haar leuze) terug in de socialistische neomystiek, in het vrijzinnige emancipatiediscours, in katholieke kringen en in het strijdnarratief van een nationaal-socialistische vrouwenjeugdbeweging. 110 ANDERSON Benedict, Imagined Communities: reflections on the origin and spread of nationalism, London: Verso, 1991, p. 6-7. 111 ALI Rozina, "The Erasure of Islam from the Poetry of Rumi", In: The New Yorker, 2017, < https://www.newyorker.com/books/page-turner/the-erasure-of-islam-from-the-poetry-of-rumi?fbclid=IwAR3u3 G431kH4O62JjXz0wTmGWJw_n3RgDDgvqMQ-HBLT_catvr4KUtGZn9Y >, geraadpleegd op 17 mei 2020. 31 Bibliografie: 1. Bronnen: - Uitgegeven bronnen 1. HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 1: Gedichten, Jacob HEREMANS en C.J.K. LEDEGANCK (Reds.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1875, p. 1-301. 2. HADEWIJCH, Werken van Zuster Hadewijch. Deel 2: Proza, Jozef VERCOUILLIE (Red.), Gent: Drukkerij C. Annoot-Braeckman, 1895, pp. 1-203. - Gedrukte bronnen 3. ARTS Lode, Vaert wel ende levet scone!, J. MEEUS (Red.), Mechelen: Sekretariaat der Bonden van het Heilig Hart, 1941, p. 1-64. 4. DRIESKENS Paul, Levet Scone! Vlaamsche Volksaard - Vlaamsche Levenskunst, Leuven: Davidsfonds, 1943, p. 1-244. 5. H., "11 juli 1302", In: De Gentenaar, Gent: G. Vanhoucke, 11/07/1943, p. 1. 6. MOENS Wies, "Boekbeschouwing: Brieven van Hadewijch, uitgegeven door Dr. Van der Zeyde", Dietbrand, 4 februari, 1937, p. 73. 7. REYPENS Léonce [= RUUSBROEC], "Hadewijch", Edgar BOONEN (Red.), In: De Blauwvoet. Maandblad voor de Katholieke Dietsche Studenten, nummer 10, jaargang 15, Leuven: A.K.D.S., p. 234-236. 8. VAN DER ZEYDE Marie H., Hadewijch. Een studie over de mens en de schrijfster, Groningen: Wolters, 1934. 9. VAN DER ZEYDE Marie H., Brieven van Hadewijch: in de oorspronkelijke tekst en in NieuwNederlandse overzetting met aantekeningen uitgegeven door Dr. M. H. van der Zeyde, Antwerpen: De sikkel, 1936. 10. VAN DER ZEYDE Marie, "Iets over de tekst van Hadewijchs brieven", In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde: Leiden, 55e deel, 1936, p. 291-296. 11. VAN MIERLO Jozef S.J. [= Dr. T.D.], "Boekbespreking", August VAN CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934, Antwerpen: N.V. Standaard-Boekhandel, p. 633. 12. VAN MIERLO Jozef S.J., "Een hopeloos pleit door J. Van Mierlo S.J.", August VAN CAUWELAERT (Red.), In: Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 26., Leuven: S.V. Vlaamsche Boekenhalle., 1926, p. 583. 32 13. VAN MIERLO Jozef S.J., "Pomerius' betrouwbaarheid in zijn verhaal over den strijd van Ruusbroec tegen de Bloemardinne", In: Verslagen en medeedelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent: Samenwerkende Maatschappij 'Volksdrukkerij' Drukker der Koninklijke Vlaamse Academie, 1927, p. 443-466. 14. VAN MIERLO Jozef S.J., "Een boek over Ruusbroec en den geest der mystiek", Jan BOON (Red.), In: De Standaard, Antwerpen: De Standaard N.V., 28/01/1935, p. 4. 15. VAN MIERLO Jozef S.J., "Het proza - Het mystieke proza", In: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 2, Brussel: Standaard Boekhandel, 1940, p. 123-142. 16. VAN MIERLO Jozef S.J., "Hadewijch", Leon ELAUT, Ludovic GROOTAERS, Robert VAN ROOSBROECK en August VERMEYLEN (Reds.), In: 100 Groote Vlamingen, Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen, Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1941, p. 15-18. 17. SPINCEMAILLE Jules [=Verax],""Levet scone" - Een <vade mecum> voor onze volksgemeenschap", Alfons MARTENS (Red.), In: Het Algemeen Nieuws, 26/05/1943, p. 1. 18. ."De algemeene kaderdagen der Dietsche Meisjesscharen te Lier", Antoon MERMANS en Jan BRANS (Reds.), In: Volk & Staat, Antwerpen: De Schelde, 2 november 1943, p. 4. 19. "Zoo zijn zij van ons heengegaan: Levet scone...", Louis KIEBOOMS (Red.), In: Gazet Van Antwerpen, Antwerpen: N.V. De Vlijt, 9/11/1944 en 10/11/1944, p. 1. 2. Secundaire literatuur: 1. ANDERSON Benedict, Imagined Communities: reflections on the origin and spread of nationalism, London: Verso, 1991, p. 1-224. 2. BEYEN Marnix, ""Levet scone!" De Ambiguïteit van een Vlaams-katholieke geschiedvisie tijdens Wereldoorlog 2", Dirk SACRÉ D. en Rita BEYERS (Eds.), In: Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, KZNM, 1996, p. 19-45. 3. BEYEN Marnix, "'Een werk waarop ieder Vlaming fier kan zijn'?: het boek 100 Groote Vlamingen (1941) als praalfaçade van het Vlaams-nationale geschiedenisbouwwerk", Jo TOLLEBEEK, Georgi VERBEECK en Tom VERSCHAFFEL (Reds.), In: De lectuur van het verleden: opstellen over de geschiedenischrijving aangeboden aan Reginal de Schryver, Leuven; Symbolae: Facultatis Litterarum Lovaniensis, Series A/ Vol. 24, 1998, p. 411-440. 4. BEYEN Marnix, "Nostalgie naar een nieuwe tijd. De Tweede Wereldoorlog en de roep van traditie, België en Nederland, 1940-'45", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 79, fasc. 2, 2001, p. 465-506. < https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_2001_num_79_2_45 23 >, geraadpleegd op 7 februari 2020. 5. BEYEN Marnix, "Op wacht bij het erf, Jeugdbewegingen en historisch besef in Vlaanderen, 1920-1965", In: Beeld en Beeldvorming - Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 8, 2001, p. 31-68. 33 6. DE CILLIA Rudolf, Martin REISIGL, Karin LIEBHART en Ruth WODAK, "The discursive construction of national identities", In: Discourse and Society 10, Edinburgh University Press, 1999, p. 1–245. 7. DE WEVER Bart, "De schaduw van de leider - Joris Van Severen en het na-oorlogs Vlaamsnationalisme (1945-1970)", In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 1-2, Brussel: CegeSoma, 2001, p. 177-252. 8. DE WEVER Bruno, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt: Uitgeverij Lannoo, 1994. 9. FAIRCLOUGH Norman, Language and power, Londen: Longman, 2001 10. GEVERS Lieve, "Voor God, Vaderland en Moedertaal. Kerk en natievorming in België, 1830-1940.", Eliane GUBIN (Red.), In: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, Nr. 3, 1997, p. 27-53. 11. GREVER Maria, "Recensies: M. Beyen, Oorlog en Verleden. Nationale geschiedenis in België en Nederland, 1938-1947", In: Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 2004, p. 135-137. 12. HEIRBAUT Dirk en Paul TRIO, Omtrent 1302, TRIO Paul en Dirk VAN (Reds.), Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002, p. 1-269. DEN AUWEELE 13. HEYNINCKX Rajesh, Meetzucht en mateloosheid: Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum, Nijmegen: Vantilt, 2008. 14. JANS Séverine, "De Dietse Meisjesscharen (1940-1944) en hun "aanlokkelijke taak, ons volk al spelend en zingend terug te voeren naar de klare bronnen van zijn eigen aard" - Deel 1 en Deel 2", In: Wetenschappelijke tijdingen LXI/2/2002, p. 87-106. 15. LEFRANC Lilith, "Wilskrachtige mannen en medelijdende vrouwen" Een discoursanalyse van Vlaams-nationalistische genderconstructies in herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog op de IJzerbedevaarten (1920-1944), Universiteit Gent, p. 1-248. 16. LEIJNSE Elisabeth, Symbolisme en nieuwe mystiek in Nederland voor 1900: een onderzoek naar de Nederlandse receptie van Maurice Maeterlinck, Genève: Diffusion, 1995. 17. MEDENDORP John, Correction & Guidance: The Role of Reason in Hadewijch of Antwerp, 2012. 18. REYNAERT J., "Mierlo, J. van", onder redactie van de Commissie voor Taal- Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Wim VAN AANROOIJ, Ingrid BIESHEUVEL en Jan VAN DALEN-OSKAM (Reds.), In: Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek, DBNL, 2004, p. 201. 19. ROSSINI Manuela en Michael TOGGWEILER, "Cultural Transfer: An Introduction", In: Word and Text - A Journal of Literary Studies and Linguistics, Vol. IV, No. 2, 2014, p. 5-9. 34 20. SHAHAN Lydia, "Mother of Love - The Virgin Mary in Hadewijch's Mysticism", In: Louvain Studies 42, Leuven: Leuven University Press, 2019, p. 43-64. 21. TOLLEBEEK Jo, “An era of grandeur: the Middle Ages in Belgian national historiography", Robert EVANS, John WESTON en Guy MARCHAL (Reds.), In: The uses of the Middle Ages in modern European states: history, nationhood, and the search for origins, Basingstoke, 2011, p. 113-135. 22. VAN DAMME Els, "'Met u of zònder u, altijd voor u' - De 'volksverbonden' lyriek van Wies Moens", Lukas DE VOS, Yves T'SJOEN en Ludo STYNEN (Reds.), In: Verbrande schrijvers: 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen (1933-1953), Gent: Academia Press, 2009, p. 71-92. 23. VAN DIJK Annette, 'Welk een ketter is die vrouw!': de plaats van Albert Verwey in de Hadewijchreceptie, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009. 24. VAN OSSELAER Tine, The Pious sex: catholic constructions of masculinity and femininity in Belgium, c. 1800- 1940, Leuven: Leuven University Press, 2013. 25. VAN GINDERACHTER Maarten, "Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans genoeg”? De ambivalente verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum’, In: Revue Belge de philologie et d’histoire, tome 80, fasc. 2, 2002, pp. 531–561. < https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_2002_num_80_2_4628 >, geraadpleegd op 12 februari 2020. 26. VAN GINDERACHTER Maarten, ‘“Ik dien!” en andere goede voornemens. Vrouwen en Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum’, In: Verslagen van het R.U.G.-Centrum voor Genderstudies. 11, 2002, p. 19–28. 27. VERSCHAFFEL Tom, Reine MEYLAERTS, Tessa LOBBES, Maud GONNE en Lieven D'HULST, "Towards a Multipolar Model of Cultural Mediators within Multicultural Spaces. Cultural Mediators in Belgium 1830-1945", In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 92, fasc. 4, Leuven: University Leuven Press, 2014, p. 1255-1275. 28. VOS Louis, Bloei en ondergang van het A.K.V.S., Geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, 1914-1935, Leuven, 1982, dl. 2, p. 292. 29. WARNAR Geert, "Bloemardinne and Beguine Mysticism", In: Ruusbroec: Literature and Mysticism in the Fourteenth Century, Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003, p. 67-73. 30. WILLAERT Frank, "Van Mierlo: De voordelen van vooroordelen", Herman PLEIJ (Red.), In: Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde, Jaargang 6, Utrecht: HES Uitgevers, 1989, p. 345. 31. WILS Lode, Honderd jaar Vlaamse Beweging. Geschiedenis van het Davidsfonds, III, Leuven, 1989, p. 219-240. 32. WINTER Jay, "The performance of the past: memory, history, identity", Karin TILMANS en Frank VAN VREE (Reds.), In: Performing the Past: Memory, History, and Identity in Modern Europe, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2010, p. 11–23. 35 - Websites 33. Dynamische canon van de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams perspectief Opgesteld in opdracht van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren & Literatuur Vlaanderen, < https://literairecanon.be/nl/werken/liederen > 34. Paukeslag - Digitaal platform voor levend poëzie-erfgoed, website onder coördinatie van het Poëziecentrum, < https://www.paukeslag.org/exhibits/show/moderne-hadewijch-receptie--z/ > 35. Website van het Sint-Jozef College Turnhout, < https://www.sjt.be/schild > - Elektronische artikelen 36. ALI Rozina, "The Erasure of Islam from the Poetry of Rumi", In: The New Yorker, 2017, < https://www.newyorker.com/books/page-turner/the-erasure-of-islam-from-the-poetry-of-rumi?fbcli d=IwAR3u3G431kH4O62JjXz0wTmGWJw_n3RgDDgvqMQ-HBLT_catvr4KUtGZn9Y >, geraadpleegd op 17 mei 2020. 36