www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Direct naar artikelinhoud
Column

Het is erg vervelend om lang naar iemand te luisteren, want de kans bestaat dat hij zo saai spreekt als Jürgen Habermas

Tobi Lakmaker

Als eerstejaars student volgde ik het vak ‘praktische filosofie’. Mijn moeder vond dit heel grappig, omdat filosofie natuurlijk helemaal niet praktisch is. Ik vond praktische filosofie geen leuk vak, maar het was verplicht. Volgens mij werd de filosofie die we daar kregen als relatief praktisch gezien omdat het over ethiek en politiek ging, wat in de optiek van filosofen dan weer relatief praktische aangelegenheden zijn. De benadering van deze onderwerpen was alleen niet echt praktisch. In die zin hadden ze het vak beter ‘piekeren over de praktijk’ kunnen noemen, wat überhaupt een goede vervanging zou zijn voor de term filosofie.

Op een dag kregen we een hoorcollege van een hoogleraar die enorm verkouden was. Het ging die week over Jürgen Habermas, dus ik lette sowieso niet op. Jürgen Habermas is absoluut de allersaaiste filosoof die er bestaat: hij is dag in dag uit bezig met de manier waarop de democratie zich kan verbeteren, maar vertelt daar op zo’n slaapverwekkende toon over dat je ook direct begrijpt wat de valkuil is van deze bestuursvorm: het is gewoon heel vervelend om lang naar iemand anders te luisteren, want de kans bestaat dat hij zo saai spreekt als Jürgen Habermas.

Over de auteur
Tobi Lakmaker is schrijver en columnist voor de Volkskrant. Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit.

De hoogleraar, die tijdens het college meerdere keren zijn neus moest snuiten, schraapte toen het tijd was zijn keel en zei: ‘Het spijt me voor de staat waarin ik verkeer. Dit college had misschien wel nooit gegeven moeten worden.’ Die laatste zin maakte dat ik me plots op een diepgaande manier verbonden voelde met deze man, die iets uitdrukte waar ik bijna dagelijks mee worstelde: de neiging terug te blikken op het gebeurde, de drang om het gebeurde ongedaan te maken en de ergernis, bovenal, dat dit niet kan.

Eigenlijk stopt het hier niet bij, want vervolgens ontstaat pas het echte gepieker: op een gegeven moment constateer je dat je al lange tijd bezig bent met iets dat nu eenmaal is gebeurd en je daarom verse tijd aan het verspillen bent – iets, uiteraard, om opnieuw spijt van te krijgen. Zo kan een mens een dag vullen. Als kind had ik hier al veel last van, totdat een vriendin me een tip gaf.

We waren een jaar of 10 en hadden net een berlinerbol gekocht bij een oliebollenkraam op het Leidseplein. De berlinerbol was heel vies en we hadden er twee, dus het kostte ons 4 euro, een niet gering bedrag in die tijd. Mijn vriendin zei dat ze hier sinds kort iets op had gevonden: ze beeldde zich in dat ze haar 2 euro aan iets anders had uitgegeven, zoals een erg lekkere appelflap. We zwegen allebei even, dachten ons de appelflap in en besloten dat we ons geld zojuist verstandig hadden besteed.

Deze tactiek maakte zo’n indruk op me dat ik in de jaren die volgden onophoudelijk bezig was om me alternatieve scenario’s voor te stellen, niet langer over aankopen van enkele euro’s maar over langdurige vakanties bijvoorbeeld, die ik volgens mijn verbeelding op een veel mooiere plek had doorgebracht en met veel aardigere mensen. Op een dag besloot ik dat dit zo niet langer ging. Ik leefde in een min of meer parallelle wereld en was bang dat ik terugkijkend op mijn leven het gevoel zou krijgen dat ik al die tijd geprobeerd had te vermijden: spijt.