www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Direct naar artikelinhoud
Column

Opgeven is een belangrijke, zo niet noodzakelijke bezigheid. En opgegeven worden soms ook

Tobi Lakmaker

Eén van de meer merkwaardige spreuken van deze tijd vind ik het credo dat een mens nooit moet opgeven. Nu ik erover nadenk, behoort deze gedachte misschien wel toe aan alle tijden: mensen als Achilles en Odysseus riepen vermoedelijk voortdurend dingen van deze aard. Toen had het denk ik ook echt zin om zoiets te zeggen, omdat je tocht naar huis soms plots met tien jaar vertraagd werd.

Wie vandaag de dag zegt dat opgeven geen optie is, begrijp ik minder. Ik vraag me vaak af hoe dit soort mensen het ideale, door wilskracht gestuwde leven voor zich zien. Als pakweg mijn beste vriendin nooit zou hebben opgegeven, had ze nu nog steeds verkering met Niels, haar vriendje uit de derde klas. Niels beweerde geen navel te hebben, maar weigerde dat te laten zien. Ook zou ze nog steeds een Natuur en Techniek-profiel hebben gevolgd omdat ze de mogelijkheid om medicijnen te studeren niet wilde uitsluiten.

Over de auteur
Tobi Lakmaker is schrijver en columnist voor de Volkskrant. Columnisten hebben de vrijheid hun mening te geven en hoeven zich niet te houden aan de journalistieke regels voor objectiviteit.

Opgeven is kortom een belangrijke, zo niet noodzakelijke bezigheid. Zo prijs ik bijvoorbeeld nog altijd het moment waarop ik opgaf te voetballen bij SC Buitenveldert, waar ik van mijn 19de tot mijn 23ste in het selectieteam speelde. Wie selectie speelt bij een amateurclub, begeeft zich in het slechte van twee werelden: iedereen neemt zichzelf ongelooflijk serieus ter compensatie van het feit dat ze nooit profvoetballer zijn geworden, terwijl al deze mensen natuurlijk met een reden het profvoetbal zijn misgelopen – ze waren namelijk niet goed genoeg.

Daarom hangt er bij dit soort teams vaak een wat verbitterde sfeer, een sfeer eigenlijk die somberder is dan op de meeste werkvloeren maar waar je ook nog eens niet betaald krijgt. Het heeft me vier jaar gekost om in te zien dat ik hier niet hoefde te zijn. De stemming binnen onze selectie was zo slecht dat de spelers van het eerste vaak geen gedag meer zeiden tegen die van het tweede. Nu speelde ik afwisselend in het eerste en in het tweede, wat maakte dat ik nooit met zekerheid wist of ik gegroet werd. Zelden ben ik zo gelukkig geweest als het moment waarop ik besefte dat ik mijn avonden nu kon vullen met mensen die me zonder twijfel ergens zouden verwelkomen.

Behalve zelf opgeven kun je ook opgegeven worden. Deze term heeft een nog negatievere connotatie dan haar actieve vorm, maar daar ben ik het niet mee eens. Zelf ben ik ooit opgegeven bij Quartier Putain. Quartier Putain, een koffiezaak in het centrum van Amsterdam, bood mij na een proefdag een contract aan als barista. Omdat ze waarschijnlijk nog niet helemaal gerust was over haar besluit, bleef mijn manager de volgende werkdag in de zaak zitten om te kijken hoe ik het deed. Ze deed overigens alsof ze een boek las, maar ik zag haar telkens gluren.

In de daarop volgende uren zag manager Lizzy hoe ik omsprong met het feit dat het die dag vele malen drukker was dan tijdens mijn proefdienst. Ik zal jullie de details besparen, maar het kwam erop neer dat ik in mijn eentje heb klaargespeeld dat men in de Amsterdamse binnenstad weer het gesprek met elkaar aanging – over één onderwerp weliswaar, het feit namelijk dat ze geen koffie, verkeerde koffie of gore koffie hadden gekregen. Lizzy nam na sluitingstijd het enige juiste besluit. Ze gaf me op, of om de officiële definitie van opgeven te gebruiken: ze verklaarde me wanhopig.