Bulletin de la Société royale belge d’Entomologie/Bulletin van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie, 149 (2013) : 106-113
De Keverbank te Halen Rotem : succesvolle start van een voor
Vlaanderen unieke Beheersovereenkomst
Wouter DEKONINCK1, Marion LIBERLOO2 & Eugène STASSEN3
1
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Vautierstraat 29, B-1000 Brussel
(e-mail : Wouter.dekoninck@natuurwetenschappen.be)
2
VLM Centrale directie, Afdeling Platteland en mestbeleid, Dienst Beheerovereenkomsten, GuldenVlieslaan 72, B-1060 Brussel
3
Elderenweg 19, B-3770 Riemst
Abstract
A “beetle bank” is an elevated strip of arable field that is sown with herbs or grasses and which is
crossing arable fields. Beetle banks are constructed to provide shelter and habitat for beetles and other
animals in an often hostile agricultural landscape. Especially large numbers of beetles that are
predators of crop pest insects are the main target insect group. In 2010 a beetle bank was constructed
for the first time in Flanders in Halen, Rotem. It was managed as agri-environmental agreement
between the owner of the arable field and the VLM (Flemish Land Agency). In order to evaluate its
importance as shelter for predatory beetles we sampled carabid beetles with pitfall traps on the beetle
bank, the near arable fields and crop edges. We found a higher diversity of carabid beetles in the beetle
bank compared to the arable field. Moreover more species mentioned as threatened in Flanders on the
Red List were collected in the beetle bank compared to the arable fields. In this paper we discuss the
results of this sampling and future follow-up of this beetle bank.
Keywords : beetle bank, agricultural management, agri-environmental agreement, Carabidae.
Samenvatting
Een keverbank is een opgehoogde strook van een akker die is ingezaaid met kruiden en grassen en die
dwars loopt over de akker. Keverbanken worden aangelegd om beschutting en extra habitat te
voorzien voor kevers en andere dieren in een vaak vijandig landbouwlandschap. De hoofdbedoeling is
het herbergen van grote aantallen kevers die predatoren zijn van pestsoorten op gewassen. In 2010
werd voor de eerste keer in Vlaanderen een Keverbank aangelegd te Halen, Rotem. Deze werd
beheerd als een beheersovereenkomst tussen de eigenaar van de akker en de Vlaamse
Landmaatschappij (VLM). Om het belang van de keverbank als beschutting voor predatoren zoals
kevers te evalueren, verzamelden we loopkevers met bodemvallen in de keverbank, de aangrenzende
akkers en de akkerranden. We vonden een hogere loopkeverdiversiteit in de keverbank in vergelijking
met de akkers. Bovendien werden meer loopkeversoorten die op de Rode Lijst als bedreigd staan
genoteerd in één of andere categorie, gevonden op de keverbank in vergelijking met de akkers. In dit
artikel bespreken we de resultaten van deze staalname en een verdere opvolging van deze keverbank.
Résumé
Une “Beetle bank” (zone refuge à coléoptères) est une bande surélevée et enherbée entourant ou
traversant un champ cultivé. Ces zones sont construites pour donner un habitat-refuge aux espèces qui
vivent dans les zones agricoles, milieux assez “hostiles” (monocultures, techniques agricoles). Les
espèces auxiliaires ciblées ici sont plus particulièrement des coléoptères prédateurs d’insectes
ravageurs de cultures. En 2010, une telle bande a été érigée pour la première fois en Flandre à Halen
Rotem. Elle a été gérée suivant un accord agro-environnemental entre le propriétaire de la parcelle
106
cultivable et le VLM (Vlaamse Landmaatschappij). Afin d’évaluer l’efficacité de cette zone-refuge,
nous avons échantillonné les carabes avec des pièges à fosse disposés sur la Beetle bank, à proximité
du champ et aux abords de la culture. C’est dans la zone-refuge que la diversité en carabes fut la plus
élevée. Par ailleurs, nous y avons aussi relevé des espèces de carabes considérées comme menacées
d’après la Liste Rouge pour la Flandre. Nous discutons des résultats de cet échantillonnage et du suivi
de ce type d’aménagement.
Inleiding
In het voorjaar van 2010 werd voor de eerste keer in ons land een “beetle bank” aangelegd te
Halen, Rotem. Een beetle bank, verder keverbank genoemd, is een opgehoogde strook, ingezaaid met
pollenvormende grassen, dwars over de akker (THOMAS, 2000). De breedte van deze stroken varieert
nogal maar ligt meestal tussen de vijf en de vijftien meter. De keverbank is komen overwaaien van
Groot-Brittannië waar in de jaren ‘80 van vorige eeuw onbespoten akkerranden langs graanvelden
werden aangelegd om de teruglopende stand van jachtwild op te krikken (COLLINS et al., 2002). Naast
heel wat onkruiden, zaden en insecten bleken deze stroken ook heel veel kevers te bevatten (VAN
ALEBEEK et al., 2007) en de term “beetle bank” was geboren.
Een keverbank wordt dus voornamelijk aangelegd om natuurlijke ongewervelde predatoren van
plaaginsecten van gewassen meer overlevingskansen te geven. Deze predatoren kunnen in de
onbewerkte strook overwinteren in meerjarig grasland (COLLINS et al., 2002). Vaak nemen door o.a.
spuit- en ploegbeurten hun populaties op de akker jaarlijks af (DOCHY & HENS, 2005). Vanuit de
keverbank kunnen deze nuttige insecten de akker snel opnieuw koloniseren waardoor plagen
efficiënter onderdrukt kunnen worden (THOMAS, 2000).
De bedoelingen van de bemonstering tijdens het eerste seizoen na de aanleg op en in de omgeving
van de keverbank te Halen, Rotem waren i) nagaan in hoeverre de loopkevergemeenschap in de
keverbank verschilt van deze waargenomen in de akker en aangrenzende akkerranden ; ii) nagaan of er
meer (Rode Lijst) soorten en hogere aantallen loopkevers in de keverbank werden gevonden ten
opzichte van de akker en andere akkerranden.
Materiaal en Methoden
De keverbank te Halen, Rotem
De keverbank te Halen, Rotem grensde in 2010 aan een akker met wintertarwe, een perceel
vogelvoedselgewas met zomertarwe en een perceel suikerbiet (zie Fig. 1). Bij het ploegen en
klaarleggen van de keverbank werden iets te diepe voren gecreëerd, waardoor het onmogelijk was de
strook machinaal te maaien (zie Fig. 2). De keverbank werd er ingezaaid met een grasmengsel van
30% timoteegras, 30% rood zwenkgras, 10% kropaar en 30% veldbeemdgras.
Er werd tweewekelijks bemonsterd van 14 mei tot 7 juli en later van 15 september tot 27 oktober. Zes
plots werden opgevolgd gedurende deze 7 periodes van telkens 2 weken en bemonsterd met 3
bodemvallen (op één lijn en telkens 5 meter van elkaar verwijderd).
1. PLOT 1 : Keverbank 1 : in de voor, het meest centraal in de keverbank, deze strook ligt 60 cm
hoger en is bedekt met een pollenvormige graslaag ;
2. PLOT 2 : Keverbank 2 : op de voor, deze plot ligt iets hoger en centraal in de keverbank ;
3. PLOT 3 : Vijf meter in de wintertarweteelt grenzend aan de keverbank ;
4. PLOT 4 : Niet opgeploegde rand 1 : in een gemengde grasstrook aan de rand van de akker
(GRAS) ;
5. PLOT 5 : In het midden van het perceel zomertarwe grenzend aan de keverbank ;
6. PLOT 6 : Niet opgeploegde rand 2 : in de rand van de akker (RAND).
Plots 1 en 2 bevinden zich in de opgeploegde stroken van de keverbank, plot 4 en 6 zijn niet
opgeploegde grasranden met een identiek ingezaaid mengsel, ze verschillen enkel door de ligging ten
opzichte van de keverbank en de bemonsterde akker.
107
Fig. 1. Situering van de zes plots met telkens 3 bodemvallen ter hoogte van de keverbank te Halen, Rotem. Plot 1
en 2 liggen in de keverbank, plot 4 en 6 zijn akkerranden, plot 3 is een wintertarweteelt, plot 5 een
zomertarweteelt.
Om de diversiteiten en soortensamenstelling van de sites onderling te kunnen vergelijken, worden hier
enkele vaak gehanteerde indexen en soortenschattingen gebruikt.
Scar= soortenrijkdom van de loopkevers per plot
Dit is het totaal aantal soorten voor een vaste periode. Omdat de soortenrijkdom niet met de
abundanties van de soorten rekening houdt, is de soortenrijkdom niet hetzelfde als loopkeverdiversiteit.
Hcar= Shannon Wiener diversiteits-index
Deze index combineert het aantal soorten met de spreiding van individuen overheen die soorten : meer
soorten geeft hogere diversiteit. Bovendien verhoogt deze diversiteit ook bij een meer gelijke
distributie tussen soorten.
Deze Hcar wordt berekend als volgt :
R
Hcar ¦ pi log pi
i 1
waarbij pi het aandeel is van de individuen behoren tot de i-de soort ten opzichte van het totaal aantal
individuen dat werd ingezameld, of maw de proportie van deze soort ten opzichte van het totaal aantal
individuen.
Ecar= Shannon Evenness-index
Deze index is de ratio van de Hcar t.o.v. de maximale Shannon Wiener index Hcarmax. Deze laatste
index wordt bekomen door lnScar of de ln van het totaal aantal soorten per plot.
Ecar=Hcar/ Hcarmax
108
met Hcarmax=ln(Scar)
Fig. 2. Aanleg van de keverbank te Rotem in het voorjaar van 2010.
Resultaten
Algemene resultaten
In totaal werden in de 7 periodes 6168 individuen en 41 soorten loopkevers ingezameld (zie Tabel 1).
De vijf meest ingezamelde soorten waren : i) Pterostichus melanarius (n = 2764 ind.), ii) Bembidion
lampros (n = 1320 ind.), iii) Bembidion tetracolum (n = 698 ind.), iv) Agonum dorsale (n = 338 ind.)
en v) Pterostichus cupreus (n = 189 ind.).
Rode Lijstsoorten
In totaal werden acht Rode Lijstsoorten gevonden die allemaal als zeldzaam genoteerd staan op de lijst
van DESENDER et al. (2008) : Agonum nigrum, Amara anthobia, Amara bifrons, Amara curta, Amara
eurynota, Harpalus distinguendus, Trechus discus en Trechus micros (Tabel 1). Alle Rode
Lijstsoorten zijn macroptere soorten met een goed vliegvermogen waardoor ze snel nieuwe gebieden
kunnen koloniseren.
Fig. 3. Aantallen zeldzame en niet bedreigde soorten per bodemval en het aantal individuen van de Rode Lijstsoorten ingezameld te Rotem, Halen.
109
Tabel 1. Overzicht van de ingezamelde soorten en hun aantal per plot
Op de akkers werden met uitzondering van één individu van Trechus micros geen Rode Lijstsoorten
gevonden (Fig. 3). De Rode Lijstsoorten Agonum nigrum en Amara eurynota werden enkel op de
keverbank gevonden. De soort Trechus micros werd enkel in de zomertarwe gevonden. De soorten
Amara anthobia en Amara curta werden enkel in de grasranden gevonden.
Aantal soorten, individuen en diversiteitsindexen
Het gemiddeld aantal soorten ligt het hoogst in de voor van de keverbank en is even hoog als in één
van de grasranden (Tabel 2). Het aantal soorten in de beide keverbanken is vergelijkbaar met de
aantallen gevonden in de beide meerderjarige grasranden. In de beide akkers werden duidelijk minder
soorten waargenomen en lag de Shannon-Wiener diversiteit duidelijk lager dan in de keverbank en de
akkerranden (Fig. 4). In de rand ten westen van de akkers werden relatief weinig individuen gevonden,
maar werd wel de hoogste Shannon-Wiener index vastgesteld.
110
Tabel 2. De gemiddelde Shannon Wienerdiversiteit (Hcar gem), gemiddelde Evenness (Ecar gem), gemiddelde
soortenrijkdom (Scar gem) en gemiddeld aantal individuen (n indiv gem) voor drie bodemvallen.
PLOT 1 Keverbank 1
PLOT 2 Keverbank 2
PLOT 3 Akker wintertarwe
PLOT 5 Akker zomertarwe
PLOT 4 Akkerrand
PLOT 6 Akkerrand
Hcar gem
1.52
1.67
1.42
1.50
1.71
2.03
Ecar gem
0.51
0.59
0.54
0.60
0.59
0.68
Scar gem
20.33
17.00
13.67
12.67
18.67
20.33
n indiv gem
466.67
351.00
222.33
304.67
436.67
280.67
Fig. 4. Box Whisker plot gemiddelde en 0.95 confidentie-Intervallen van de Shannon-Wiener index van de zes
bemonsterde sites.
In de plot in de voor van de keverbank werd de laagste Eveness gemeten. Dit wordt verklaard door het
hoog aantal individuen van de soort Pterostichus melanarius die 60% van alle gevonden individuen
uitmaakt. Deze soort staat gekend als een belangrijke predator van bladluizen (POLLET & DESENDER,
1988) en toont aan dat de keverbank heel wat potenties heeft om bij te dragen aan een
natuurvriendelijke bestrijding van plaagsoorten op akkers.
Fenologie
Tijdens de periode van half tot eind mei neemt het aantal loopkevers op alle plots toe met uitzondering
van de plot op de voor van de keverbank (Fig. 5). Vooral in de voor van de keverbank worden grote
aantallen ingezameld. Mogelijks werkt de voor zelf als een soort trechter voor de rondlopende
loopkevers waardoor er daar hoge aantallen werden geteld. Na de zomer en de oogst van de
wintertarwe in augustus is duidelijk te zien dat de extra bewerking in die plot ervoor heeft gezorgd dat
er heel weinig tot nagenoeg geen loopkevers meer werden ingezameld tijdens het tweede
staalnameblok. Algemeen neemt de activiteit van loopkevers drastisch af vanaf eind september.
111
Conclusies, discussie en verder onderzoek
We mogen stellen dat een keverbank vooral in het voorjaar een plaats kan zijn waar hogere
loopkeveractiviteit wordt gemeten dan op de akker zelf. Het aantal soorten en individuen in de
ploegvoor van de keverbank was nagenoeg even groot als in de beide ongeploegde akkerranden. Dit
was niet zo tijdens de eerste staalnameblok voor de site op de ploegvoor van de keverbank.
Fig. 5. Totaal aantallen loopkevers per drie bodemvallen en per datum voor de zes bemonsterde plots ter hoogte
van de keverbank te Rotem, Halen.
De manier van aanleg van de keverbank bleek ook een effect te hebben op aantallen en
soortenrijkdom. In de diepe voor van de keverbank werden meer soorten en individuen ingezameld
dan op de voor van de keverbank. Te Rotem werd bij de aanleg een hogere ploegvoor geploegd dan
aanvankelijk voorzien wat de lagere aantallen op de voor in de keverbank zou kunnen verklaren. Ook
ter hoogte van andere akkers tijdens een uitgebreide loopkeverstaalname op akkers en akkerranden
blijkt de voor te werken als een soort trechter voor loopkevers wat de vaak hoge aantallen in dergelijk
habitat gevangen met bodemvallen kan verklaren (DECRICK, 2011 ; DEKONINCK et al., 2012).
Op beide akkers werden nagenoeg geen Rode Lijstsoorten gevonden. In de keverbank en de niet
opgeploegde grasranden werden wel Rode Lijstsoorten gevonden. Akkerranden en keverbanken
blijken dus vooral voor Rode Lijstsoorten potentiële schuilplaatsen te zijn of plaatsen waar deze
soorten hun levenscyclus ongestoord kunnen voltrekken.
Het aanleggen van een keverbank en een opgeploegde voor biedt ongetwijfeld meer mogelijkheden
voor loopkevers dan een mooi vlak-gelegde pas ingezaaide akker. Mogelijk profiteren bepaalde
soorten van de lossere grond. In de ruwe ploegvoor zijn er meer schuilmogelijkheden voor predatoren
van pestsoorten zoals loopkevers. Er ontstaan microhabitats en dus meer mogelijkheden aan niches.
Het aanleggen van keverbanken alsook het vrijwaren van goed beheerde akkerranden levert een
meerwaarde voor de biodiversiteit van loopkevers en hoogstwaarschijnlijk ook andere invertebratengroepen in het Vlaams versnipperde agrarisch landschap. Beheerovereenkomsten tussen de overheid
en de landbouwers zelf kunnen hierbij een zeer nuttige tool zijn (LIBERLOO et al., 2012).
Of de keverbank ook op lange termijn een nuttige tool blijft in functionele agrobiodiversiteit moet
nog blijken. Daarom suggereren we het opvolgen van de keverbank met monitoring om de 3-5 jaar om
de evolutie van de loopkevergemeenschappen in de keverbank en de habitats in de onmiddellijke
omgeving in kaart te brengen. Een adequaat beheer van de keverbank zal onontbeerlijk zijn. Daarom
suggereren we een beheer met op zijn minst eens om de drie jaar maaien met afvoer, tenzij sneller
maaien nodig blijkt. Vaak liggen akkers op vruchtbare grond en kan zeker in de beginfase een
intensiever verschralingsbeheer nodig zijn om te vermijden dat grassen gaan woekeren en om insleep
van onkruiden in de akker vanuit de keverbank te vermijden. We suggereren hier ook gefaseerd
maaien want indien alles in één keer gemaaid wordt, kunnen voedsel en dekking voor de natuurlijke
belagers van plaaginsecten verdwijnen.
112
Dankwoord
We willen in dit dankwoord de betrokken landbouwer bedanken voor zijn medewerking en het beschikbaar
stellen van de percelen voor het plaatsen van de bodemvallen. Daarnaast willen we ook de VLM collega’s van de
dienst beheerovereenkomsten bedanken voor hun enthousiaste ondersteuning van het project.
Referenties
COLLINS K., BOATMAN N., WILCOX A., HOLLAND J. & CHANEY K., 2002. - Influence of beetle banks on cereal
aphid population predation in winter wheat. Agriculture, Ecosystems and Environment, 93 : 337-350.
DECRICK L, 2011. - Het potentieel van akkerranden voor natuurlijke plaagonderdrukking. Departement
Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur, Hogeschool Gent, Gent, 78 pp.
DEKONINCK W, STASSEN E, HENDRICKX F & LIBERLOO M, 2012. Loopkevers van enkele akkers en akkerranden
in Vlaams-Brabant en Limburg. Rapport Ent.2012.01, in opdracht van VLM, 104 pp.
DESENDER K., DEKONINCK W. & MAES D., 2008. - An updated Red List of the ground and tiger beetles
(Coleoptera, Carabidae) in Flanders (Belgium). Bulletin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor
Natuurwetenschappen, Entomologie, 78 : 113-131.
DOCHY O. & HENS M., 2005. - Van de stakkers van de akkers naar de helden van de velden :
Beschermingsmaatregelen voor akkervogels, Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, 106 pp.
LIBERLOO M., LEESTMANS S., BERNAERTS J., DIELIS G., STEENO R., JARDIN S., BOYEN M., BEELE C. &
JONCKHEERE F., 2012. - Beheersovereenkomsten, nieuwe sporen voor het beleid. Kennis en ervaringen uit
het SOLABIO-project. Vlaamse Landmaatschappij, Brussel, 163 pp.
POLLET M. & DESENDER K., 1988. - Quantification of prey uptake in pasture inhabiting carabid beetles.
Mededelingen Faculteit landbouwwetenschappen Rijskuniversiteit Gent, 53 : 1119-1129.
THOMAS S., 2000. - Progress on beetle banks in UK arable faming, Pesticide Outlook, 11 : 51-53.
VAN ALEBEEK F., VISSER A. & VAN DEN BROEK R., 2007. - Akkerranden als (winter)schuilplaats voor
natuurlijke vijanden. Entomologische berichten, 67(6) : 223-225.
113
V
i
e
w
p
u
b
l
i
c
a
t
i
o
n
s
t
a
t
s