|
Abdullah Öcalan en de ontwikkeling van de
PKK
Bert Bakkenes
Het onderstaande artikel handelt over de
ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling van de Arbeiderspartij
van Kurdistan (PKK) en de rol van haar leider Abdullah
Öcalan daarin. Öcalan is aan de ene kant
één van de meest gehate en verguisde personen in
Turkije, een persoon die op het moment wordt voorzien van de
meest extreme clichés door de Turkse media en politiek.
Aan de andere kant is hij één van de meest vereerde
personen van het Midden-Oosten. In het artikel wordt de periode
tot 1995 beschreven. De ontwikkeling van de PKK na 1995 is reeds
veelvuldig aan bod gekomen in 'Kurdistan'.
Kurdistan, het land in de regio Mesopotamië, is de
bakermat voor vele volkeren. De meest diverse culturen, volken en
religieuze stromingen bestonden daar vreedzaam naast elkaar,
bestreden elkaar ook, losten elkaar af. Naast deze historisch-
culturele rijkdom zijn er ook natuurschatten in het gebied te
vinden. Door deze bodemschatten aangelokt, maar ook vanwege de
handelsroutes tussen Europa, Afrika en Azië werd Kurdistan
door de geschiedenis heen geconfronteerd met bezetting,
uitbuiting, vernietiging en onderdrukking. Ondanks dit alles
hebben de volkeren in dit gebied hun sterke verlangen naar
vrijheid, naar een rechtschapen en waardevol leven, nooit
verloren. Dit verlangen zal vroeger of later de volkeren ertoe
brengen een strijd te ontwikkelen die zal leiden tot het afwerpen
van hun ketens.
(illustratie: Serxwebûn)
|
|
|
In de Kurdische geschiedenis grijpen verzet en verraad in elkaar.
Het zwakke punt van het Kurdische volk is altijd het gebrek aan
leiding geweest. Ze moet hard vechten voor de eigen identiteit,
het eigen denken en de nationale verbondenheid. Er zijn maar twee
alternatieven: het opnemen van de strijd tegen de massale
onderdrukking, repressie en assimilatie, of uit de
wereldgeschiedenis verdwijnen. De ontwikkeling van het kapitalisme
in Kurdistan begint pas in de jaren veertig.
De moderne klassen, het proletariaat en de bourgeoisie komen
weliswaar tot stand, maar het blijft een kolonialistisch
kapitalisme. In deze tijd verlaat de Kurdische jeugd hun dorpen
om hun toevlucht, en een betere toekomst, te zoeken in de grote
steden in het westen van Turkije. In deze periode probeert de
jeugd in Turkije zich te ontwikkelen tot een zelfstandige
kracht.
De opmars van linkse krachten overal ter wereld vindt ook zijn
weerslag in Turkije. Deze opmars wordt onder meer aangemoedigd
door de strijd tegen de oorlog in Vietnam, die uiteindelijk zou
leiden tot een overwinning van de Vietnamese guerrilla op de
sterkste imperialistische macht, de VS. Na 1961 grijpt de Turkse
arbeidersklasse, na aanvankelijk nog vreedzame actievormen te
hebben gebruikt, weer voor de eerste keer naar de wapens. Niet
alleen tegen de staat, maar ook tegen de fascisten. De studenten,
waaronder ook veel Kurdische jongeren, gaan sterker en beter
georganiseerd optreden. Helaas slaagt de Turkse staat er in de
beweging neer te slaan en de progressieve ontwikkelingen komen
tot stilstand.
De linkse Turkse organisaties oriënteren zich op bolwerken
als Peking, Moskou en Tirana. Terwijl de Kurdistan-politiek van
het imperialisme is gericht op vernietiging, is er van de zijde
van het reële socialisme noch aandacht, noch steun voor het
Kurdische volk. De Turks linkse bewegingen spreken in hun
theorieën wel van het Kurdische volk, maar in de praktijk
wordt diens realiteit volledig ontkend. Ze volgen een sociaal-
chauvinistische lijn die voor veel Kurdische leden moeilijk te
accepteren is. Het probleem dat het moeilijkste is te begrijpen,
is echter waarom het Kurdische volk zichzelf ontkent. De Turkse
staat dacht dat de Kurdische kwestie voor altijd begraven was.
Dit bleek een grove misrekening.
Ontstaan van de PKK
Begin jaren zeventig kwam er verandering in de situatie. Een
kleine groep gaf in 1973 een verklaring uit waarin werd gewezen
op de eigen identiteit van het Kurdische volk. Deze groep,
waaruit later de Arbeiderspartij van Kurdistan (PKK) zou
ontstaan, stond onder leiding van de Kurdische student Abdullah
Öcalan. Met de uitgave van deze verklaring begon een nieuwe
periode voor Kurdistan. Een periode waarin alles in dienst kwam
te staan van de nationale bevrijding.
Eerdere Kurdische bewegingen namen genoegen met gematigde eisen
zoals 'water en elektriciteit' voor het oosten. Van revolutionair
denken was geen sprake. Gelijktijdig werd het kemalisme door
Turks links niet juist geanalyseerd. Velen zagen het kemalisme
als een progressieve beweging, terwijl diens ware aard extreem-
nationalistisch en fascistisch is. Door dit alles was een
stabiele organisatie onmogelijk van de grond te krijgen, met als
resultaat dat het voor de Turkse staat vrij gemakkelijk was om
bewegingen te ontmantelen en de leiders te vermoorden.
Tijdens het ontstaan van de nieuwe beweging waren de ideeën
en de inzet van de huidige algemeen voorzitter, Abdullah
Öcalan, doorslaggevend. Hij formuleerde en ontwikkelde de
politieke lijn en de eerste groep werd door zijn aanhangers
opgebouwd. Abdullah Öcalan studeerde in die tijd
politicologie aan de Universiteit van Ankara. Hij deed onderzoek
naar de situatie waarin de Kurden zich bevonden, en volgde de
gebeurtenissen in de wereld op de voet.
Sommige van de mensen rond Öcalan waren actief in linkse
Turkse partijen of organisaties als Dev Gen‡ (Revolutionaire
Jeugd), anderen kwamen elkaar tegen tijdens bijeenkomsten van de
Revolutionaire Culturele Verenigingen van het Oosten (DDKO). Ze
hadden allemaal één ding gemeen, ze geloofden dat
de Kurdische kwestie door hervormingen kon worden opgelost. Hun
activiteiten waren vooral tot de cultuur beperkt. Het onderzoek
dat Abdullah Öcalan deed ging veel dieper. Hij benaderde de
kwestie vanuit een historische en politieke invalshoek. Hij
geloofde dat er naar een moderne en beschaafde oplossing gezocht
moest worden. Al in 1972 zette hij de Kurdische kwestie op de
agenda tijdens een lezing over de Turkse grondwet. Dit was het
begin van een belangrijk politiek offensief. Het was een moedige
daad om, in een tijd dat de Kurdische kwestie werd doodgezwegen,
een offensief te beginnen in een Turkse universiteit met een
lezing getiteld "Turkije is niet één natie, er
bestaat ook nog een Kurdische natie".
Op wetenschappelijke wijze neemt de groep de eigen, van zichzelf
vervreemde, zichzelf ontkennende Kurdische realiteit, onder de
loep. Het doel is om door een gedisciplineerde wijze van
organiseren de basis te leggen voor een ingrijpende verandering
van de persoonlijkheid en de maatschappij van de Kurden. In
Kurdistan moet de socialistische mens geschapen worden. Uit deze
tijd stamt de uitspraak van Abdullah Öcalan: "Onze
enige redding is het wetenschappelijk socialisme". De
realistische beoordeling van de ervaringen van andere revoluties
in de wereld, met inbegrip van het reëel bestaande
socialisme, speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de
eigen strijd. Na lange ideologische discussies luidde de
uitgangspositie: "Kurdistan is een kolonie, het volk moet
worden bevrijd van deze koloniale heerschappij".
De groep volgde een duidelijk politiek in de strijd tegen het
fascisme. De actieve patriotten in de studentengemeenschap wonnen
veel aanhangers. Abdullah Öcalan ontmoette Ali Haydar
Kaytan, Cemil Bayik, Haki Karer en Kemal Pir in die tijd voor de
eerste keer. De groep studenten zette hun activiteiten voort in
de studentenorganisatie Revolutionaire Hogeschool Vereniging
Ankara (ADYÖD); de ontmoetingsplaats voor alle
antifascistische studenten. Turks links probeerde het
Kurdische offensief te blokkeren, en er brak een enorm
ideologisch gevecht uit. De PKK in oprichting vocht voor de
bevrijding van Kurdistan, maar verwierp nationaal chauvinisme en
racisme. Deze politiek bracht Haki Karer en Kemal Pir, twee
Turken uit het Zwarte Zeegebied, ertoe Abdullah Öcalan te
volgen. Deze twee belangrijke revolutionairen, die later het
leven zouden geven voor de Kurdische zaak, waren ervan overtuigd
dat de politieke lijn die Abdullah Öcalan volgde de juiste
was.
Leden van de groep organiseerden een bijeenkomst in Dikmen, een
beroemde wijk van Ankara, die door 25 personen werd bijgewoond.
Op deze bijeenkomst werd besloten met politiek werk in Kurdistan
te beginnen. Het plan was om een aantal activiteiten te
organiseren in de grotere Kurdische steden. Cemil Bayik ging naar
Urfa, Kemal Pir naar Mus, Hakki Karer naar Batman, en Ali Haydar
Kaytan naar Dersim. Er werd een begin gemaakt met het organiseren
van activiteiten. Er was bijna geen geschreven
propagandamateriaal, dus de politieke ideeën moesten vooral
middels persoonlijke gesprekken worden overgebracht. Het
politieke werk onder de jonge studenten had al snel een grote
uitstraling onder de arbeiders en de boeren. De studenten kwamen
vooral uit de kleine dorpen en de arme klassen. Invloed op de
studenten leidde vanzelf tot invloed op hun families. In 1977
werd er een algemene vergadering gehouden om de politieke
activiteiten te evalueren. Honderd vertegenwoordigers met
verschillende achtergronden en beroepen namen aan de vergadering
deel. Vertegenwoordigers van andere linkse organisaties waren als
gast uitgenodigd. Het was duidelijk dat de groep zich aan het
ontwikkelen was tot een zelfverzekerde politieke organisatie met
een groeiende aanhang.
Na deze vergadering werden de leidende kaders naar andere
Kurdische steden gestuurd. In het voorjaar van 1977 reisde
Abdullah Öcalan door heel Kurdistan. Het was een succesvolle
campagne, en een waardevolle ervaring tijdens welke veel
politieke lessen werden geleerd. Hij hield zijn eerste
bijeenkomst in het geheim op de berg Ararat, en de opkomst was
enorm. Bijeenkomsten werden later georganiseerd in Erzurum,
Dersim, Elazig en Antep. Vertegenwoordigers van de omliggende
gebieden en steden woonden deze bijeenkomsten bij.
Vol zelfvertrouwen keerde Abdullah Öcalan terug naar Ankara.
De Turkse staat en de geheime dienst hielden de activiteiten van
de groep intussen angstvallig in het oog. Een geheim agent, de
piloot Necati uit Agri, infiltreerde de groep, met als doel de
organisatie te vernietigen. In 1977 probeerde Necati in Ankara
een incident uit te lokken, maar de leden van de groep werden
tijdig gewaarschuwd en konden zodoende aan hun arrestatie
ontkomen. Necati verdween daarna.
Onder de andere agenten die door de geheime dienst werden
gestuurd, bevond zich Kesire Yildirim die zich met Abdullah
Öcalan had verloofd. De Turkse staat hoopte dat een huwelijk
de PKK-leider als revolutionair zou neutraliseren. Öcalan
was al in een vroeg stadium op de hoogte van de activiteiten van
Yildirim en gebruikte deze kennis om haar familie in Dersim bij
de strijd te betrekken.
In Kurdistan begon de MIT, de Turkse geheime dienst, een campagne
om de leiders van de groep de vermoorden. Het eerste slachtoffer
was Haki Karer die op 18 maart 1977 in Antep het slachtoffer werd
van verraad. Hij werd vermoord door Alayttin Kaplan, een lid van
de geheime dienst die zichzelf uitgaf voor een revolutionair. De
moord op Haki Karer had een enorm effect op de groep. Deze
politieke moord maakte duidelijk dat de Turkse
vernietigingspolitiek geen grondwettelijke hervormingen in
Kurdistan toestond. De moord betekende het begin van de oorlog in
Kurdistan door de Turkse staat.
Abdullah Öcalan bestudeerde de ontwikkelingen nauwkeurig en
ging verder met de opbouw van de politieke organisatie. In de
herfst van 1977 publiceerde hij het manifest 'De weg naar de
Kurdische Revolutie' en het eerste partijprogramma van de PKK.
Deze beide documenten waren het ideologische raamwerk van de PKK
en de basis van de strijd voor de opbouw van een nationale
bevrijdingsbeweging. De prioriteit van de beweging kwam in het
manifest en in het programma duidelijk naar voren:
"Omdat de nationale tegenstelling de hoofdtegenstelling is,
is deze tegenstelling de doorslaggevende factor bij de oplossing
van een aantal maatschappelijke tegenstellingen. Zo lang de
nationale tegenstelling onopgelost blijft, kunnen andere
maatschappelijke tegenstellingen niet worden opgelost. De eerste
stap richting een revolutie in het land moet noodzakelijkerwijs
een nationaal karakter hebben. Het tweede aspect van de revolutie
is het democratische aspect. Het doel van de democratische
revolutie is de opheffing van de nog uit de Middeleeuwen
stammende conflicten, waaronder de feodale en compradore
uitbuiting, de stammenstructuur, het religieus sektarisme en de
aan slavernij grenzende uitbuiting van de vrouw. Met de oplossing
van deze conflicten zal de maatschappij een democratisch karakter
krijgen." (eerste partijprogramma PKK, september 1977)
De staatsgreep van 1980
Het politieke werk dat werd uitgevoerd onder de naam
Revolutionairen van Kurdistan, kreeg meer en meer invloed op het
Kurdische volk. In dezelfde periode begonnen de aanvallen van de
Turkse staat en de Partij van de Nationalistische Actie (MHP),
een extreem-nationalistische en fascistische partij die nauwe
banden had met de staat. Er braken ook gevechten uit tussen
revolutionairen en feodale landeigenaren, onder meer in Hilvan en
Siverek. Op 18 mei 1978 werd Halil Çavgun, een Kurdische
leider, door toedoen van de landeigenaren vermoord. Naar
aanleiding van deze aanslag werden er werden grote bijeenkomsten
georganiseerd in Erzurum, Dersim, Elazig en Antep. Dit leverde de
revolutionaire groep veel nieuwe aanhangers op.
Het oprichtingscongres van de PKK werd gehouden op 27 november
1978, onder moeilijke omstandigheden, in Fis, een dorp in de
omgeving van Lice in de provincie Diyarbakir. Het congres werd
bijgewoond door 25 mensen. Op dit historische congres werd het
programma en de taakstelling van de PKK bediscussieerd en
vastgesteld. De organisatiestructuur van de beweging werd
uitgewerkt.
De oprichting van de PKK was het begin van nieuwe hoop voor
Kurdistan, dat geen georganiseerde vertegenwoordigers had en
gebogen ging onder het juk van zware koloniale repressie. Dat was
ook de reden waarom het Kurdische volk de PKK en zijn
organisaties zo snel accepteerde en met volle overgave ging
deelnemen aan de activiteiten.
De PKK groeide uit tot een beweging met een snel groter wordende
massabasis. De Turkse militaire aanvallen gingen intussen gewoon
door. De meest gewelddadige aanvallen werden uitgevoerd door de
fascistische staatsorganisaties en de feodale landheren. Deze
aanvallen maakten de realiteit van het leven in Kurdistan
duidelijk. Het is onmogelijk in Kurdistan te leven zonder te
vechten. De staat had de mensen gedwongen om te capituleren en te
sterven. Het volk moest vechten voor het naakte bestaan.
Uit zelfbescherming tegen de staatsterreur begon de PKK een
gewapende strijd op kleine schaal. Deze tactiek werd bekend als
gewapende propaganda. De organisatie weerde zich gewapenderhand
tegen fascisten en collaborateurs. Deze offensieve opvatting werd
door Abdullah Öcalan doorgezet. Terwijl de buitenstaanders
zich nog vrolijk maakten over de opvattingen van de
'Apoïsten', werden de normen en waarden van de PKK verder
ontwikkeld.
Aan het begin van de jaren tachtig was Turkije in de greep van
een economische en politieke recessie. De krediet- en geldbronnen
van de staat begonnen op te drogen, en veel mensen leefden in
armoede. Op het politieke vlak bleek het onmogelijk een president
te kiezen. Het parlement was in een impasse terechtgekomen.
Al deze problemen maakten het land rijp voor een militaire
staatsgreep. In een communiqué in januari 1980 dreigde het
leger tot actie over te gaan. Turkije kent overigens een lange
geschiedenis van militaire staatsgrepen. Op 12 september 1980
voerde het Turkse leger, geleid door vijf generaals, de derde
staatsgreep uit. Er waren een aantal redenen voor de staatsgreep.
De eerste was de groeiende vrijheidsstrijd in Kurdistan. Dat dit
de belangrijkste reden was werd bevestigd door het hoofd van de
militaire junta, Kenan Evren. Ten tweede begon de revolutionaire
democratische beweging in Turkije een bedreiging te vormen voor
de staat. Er waren vuurgevechten tussen revolutionairen en
fascisten. Ten derde zat Turkije in een diepe economische en
politieke crisis. En ten vierde had de revolutie in Iran de
status quo in het Midden-Oosten veranderd ten nadele van de VS.
De belangen van de VS kwamen in het gedrang en de Amerikaanse
regering wilde niet ook nog eens de controle over Turkije
verliezen. De VS speelde een actieve rol bij de machtsgreep door
het leger.
Na de militaire Junta
De partijleiding kwam onder druk te staan vanwege de enorme groei
van de partij en het aantal leden aan de ene kant en de verhoging
van het aantal aanvallen door de Turkse staat aan de andere kant.
De partijorganisaties vonden het moeilijk om op de nieuwe
ontwikkelingen te reageren. Er waren problemen met de scholing
van het kader. Abdullah Öcalan erkende de problemen en in de
zomer van 1979 ging hij naar het buitenland. In Syrië en
Libanon maakte hij contact met de Palestijnen. Later begon een
groep activisten, waaronder Kemal Pir, Mahsum Korkmaz en Delil
Dogan met de opbouw van een organisatie in Libanon.
Na de militaire staatsgreep ontketende de junta een nieuwe golf
van repressie en aanvallen op de bevolking. Tienduizenden mensen
werden gearresteerd, en duizenden mensen werden gemarteld in de
gevangenissen en geëxecuteerd. De PKK riep een aantal
kaderleden terug. Het betrof een tactische terugtocht. Ze
betekende niet dat de PKK het land verliet, maar het maakte de
beweging mogelijk om acties op een veel grotere schaal voor te
bereiden. Het ging om een tijdelijke maatregel. In die tijd
verdwenen veel linkse Turkse en Kurdische reformistische groepen
naar het buitenland, vooral naar Europa. Al deze groepen hebben
in de loop van tijd van hun eigen land afstand genomen, en zijn
volledig geïntegreerd in Europa. De PKK volgde een andere
weg, en trof een aantal voorbereidingen voor het voeren van een
intensieve guerrilla-oorlog in het Midden-Oosten.
De eerste conferentie van de PKK werd gehouden van 15 tot 26 juli
1981 in Libanon. Na afloop werden een aantal politieke en
militaire scholingprojecten opgezet. Ook werd er een voorlopige
leiding gekozen die het tweede congres moest voorbereiden.
Terwijl deze voorbereidingen werden getroffen, werd de band met
de plaatselijke revolutionaire krachten sterker. In juli 1981
viel het Israëlische leger Libanon binnen. Alle PKK-eenheden
in Libanon namen deel aan de strijd tegen de aanvallende vijand.
Van de PKK-leden die aan de strijd deelnamen sneuvelden er elf.
Intussen ging het theoretisch werk van de beweging gewoon door.
Een groot aantal boeken en rapporten, die verschillende problemen
van de revolutie in Kurdistan belichtten, werden gepubliceerd.
Dit werk werd vooral in het buitenland gedaan, maar het werk in
Kurdistan maakte ook vorderingen. De gevangenis van Diyarbakir
werd het centrum van het verzet. PKK-gevangenen weigerden te
capituleren en organiseerden zichzelf.
In korte tijd werden 31 PKK-gevangenen in de gevangenis vermoord.
Ondanks de repressie gingen de protestacties in de gevangenis
door. Mazlum Dogan (21 maart 1982), Hayri Durmus en Kemal Pir
(september 1982), allen medeoprichters van de PKK, vonden bij
deze protesten de dood. Mazlum Dogan stak het afval in zijn cel
in brand tijdens Newroz en hing zichzelf daarna op. Kemal Pir en
Hayri Durmus overleefden een hongerstaking niet.
Het tweede congres van de PKK werd gehouden van 20 tot 25
augustus 1982 bij de stad Dara aan de grens met Syrië en
Jordanië. Op dit congres werd duidelijk dat de politieke en
organisatorische voorbereidingen in een ver gevorderd stadium
waren, en dat de tijd was aangebroken om de partijkaders naar
Kurdistan terug te laten keren. Pogingen van reformisten om de
organisatie naar Europa te verplaatsen werden afgeslagen. Kort na
het congres trokken kleine eenheden Kurdistan binnen. Sommige
eenheden werden in Zuid-Kurdistan gestationeerd. De Botan-regio
werd aangewezen als centrale basis voor de guerrillaoorlog en er
werd een besluit genomen om de strijd uit te breiden naar andere
gebieden.
In het begin werden gewapende propagandagroepen de gebieden
ingestuurd om contact te maken met de plaatselijke bevolking en
om steunpunten te organiseren voor de guerrillaoorlog. De eerste
acties gingen van start op 15 augustus 1984. Op die dag vielen
eenheden van de Bevrijdingseenheden van Kurdistan (HRK) Eruh en
Semdinli aan. Beide plaatsen werden bezet. Deze aanvallen waren
het startsignaal voor de guerrillaoorlog. De aanvallen werden
geleid door Mahsum Korkmaz, beter bekend als Agit. Hij viel
tijdens Newroz in 1986 als martelaar.
Na 1984
De acties op 15 augustus, waren uiterst belangrijk. De kracht van
het volk begon af te nemen onder de druk van de dictatuur van 12
september. De acties van 15 augustus gaven het volk kracht en
nieuwe hoop. Wat nog belangrijker was: de legendarische
autoriteit van het Turkse leger in Kurdistan was aan het wankelen
gebracht. De acties brachten de Kurdische kwestie ook onder de
aandacht van de internationale gemeenschap. Op het militaire vlak
zorgden de guerrilla-acties voor een aantal belangrijke
ervaringen. De oorlog breidde zich uit naar de provincies buiten
het Botangebied.
Na de acties van 15 augustus namen de aanvallen door de Turkse
staat toe en bereikten een nieuw niveau van gewelddadigheid. De
politiek die de staat in Kurdistan voerde was de politiek van de
'speciale oorlogvoering'. Deze vorm van oorlogvoering, die de
imperialisten vaak gebruiken tegen nationale
bevrijdingsbewegingen, werd snel ingevoerd in Kurdistan. Onder
het dorpswachtersysteem werden 40.000 Kurden betaald om wapens te
dragen. Het werd nu duidelijk hoe de 'laat de Kurden de Kurden
vernietigen' tactiek er in de praktijk uitzag. Tweederde van het
Turkse leger (350.000 soldaten), uitgerust met de meest moderne
wapens, waaronder tanks en pantserwagens uit Duitsland en
gevechtsvliegtuigen uit de VS, werden naar Kurdistan gestuurd.
Psychologische oorlogvoering werd één van de
belangrijkste wapens die de Turkse staat, nationaal en
internationaal, tegen de PKK gebruikte. Het hele propaganda-
apparaat van de staat en de media - die door de staat werd
gecontroleerd - werden ingezet om de PKK als 'terroristische'
organisatie af te schilderen.
De PKK breidde zich verder uit; op 21 maart 1985 werd het
Nationale Bevrijdingsfront van Kurdistan (ERNK) opgericht. Het
derde congres van de PKK, dat werd gehouden van 25 tot 30 oktober
1986 in Libanon, maakte een analyse van de activiteiten van de
afgelopen periode. Er werden belangrijke beslissingen genomen
voor de toekomst. Zo werd besloten tot de oprichting van het
Volksbevrijdingsleger van Kurdistan (ARGK), dat de HRK-eenheden
ging vervangen. Dit was nodig omdat er een enorme toeloop naar de
guerrilla was en de HRK-structuur niet meer voldeed. Het ARGK
kreeg een eigen rekruteringsregelgeving, die een verdere stap in
de institutionalisering van de guerrilla betekende.
(Mustafa Karasu, lid van het Presidium van de PKK, tijdens het zesde partijcongres van de PKK in maart 1999)
|
|
|
De organisatie ging zich sterker richten op regionale
bondgenootschappen met democratische en linkse organisaties.
Kleinburgerlijke, intellectuele, sektarische en collaborerende
opvattingen, die de vorming van militante en revolutionaire
mensen belemmerden, werden veroordeeld. Dit besluit werd daarna
echter ten dele foutief geïnterpreteerd, waardoor bekrompen,
dorpse en feodale opvattingen ingang konden vinden. De verkeerde
opvattingen van enkelen over partijdiscipline richtten grote
schade aan.
Deze opvattingen leidden in de praktijk tot een
willekeurig optreden jegens de bevolking en de eigen
partijgenoten. De gevolgen waren het verlies van goede kaders en
het verlies van het vertrouwen van de bevolking in de
partijorganisaties.
Internationale aanvallen op PKK
In maart 1986 werd de Zweedse minister-president, Olof Palme,
vermoord. De Turkse geheime dienst MIT, de Zweedse geheime
politie SÄPO en de CIA probeerden de PKK de moord in de
schoenen te schuiven. Op deze manier werd een poging ondernomen
om de nog jonge PKK internationaal te isoleren. Maar het werd al
snel duidelijk dat de PKK niets met de moord op Olof Palme te
maken had. De beschuldiging was een onderdeel van de
psychologische oorlogvoering.
Duitsland en andere landen gebruikten dezelfde tactiek. Leugens
werden de wereld ingestuurd om de PKK in diskrediet te brengen.
De Duitse staat probeerde dit te bereiken door middel van onder
andere de pers. In 1987 werden democratische activiteiten in
Duitsland door de politie onderdrukt. Valse verklaringen
afgegeven door gekochte getuigen werden gebruikt om PKK-leden te
arresteren. In februari 1988 werden twintig Kurdische politieke
leiders gearresteerd op basis van valse verklaringen en in
isoleercellen opgesloten.
De Kurdische rechtszaak in Düsseldorf ging op 24 oktober
1989 van start. Er werd een speciale rechtszaal gebouwd, die
miljoenen Mark kostte, en de rechtszaak trok veel publiciteit. De
autoriteiten moesten de aanklacht tegen zestien mensen intrekken,
toen bleek dat er absoluut geen bewijzen waren. De rechtszaak
tegen vier andere Kurden werd voortgezet. De hele zaak was koren
op de molen van de Turkse staat en Duitsland werd beloond met
nieuwe investeringsmogelijkheden in Turkije.
Colloboratie en verzet
Het vierde congres van de PKK werd van 25 tot 30 december 1990
gehouden in de bergen van Kurdistan. Dit congres kwam, aan de
vooravond van de golfoorlog, op een belangrijk moment. Het
congres besloot gebruik te maken van de mogelijkheden die de
golfoorlog zou bieden. Een aantal Kurdische organisaties kwamen
op 4 januari 1991 bijeen met als doel het opzetten van een
Nationaal Congres. Nadat de oorlog was begonnen, en onder druk
van de VS en Turkije, trokken de andere organisaties (waaronder
de PUK en de KDP) zich terug. Het idee van eenheid in de strijd
werd afgewezen.
De leiding van de PKK had dit eigenlijk al verwacht, want op 15
oktober 1990 schreef de beweging: "De houding van de
Kurdische verzetsgroepen uit het door Irak bezette deel van ons
land is de klassieke houding van de Kurdische heersende klasse.
Zij zien de lijn van collaboratie met de vijand als strategisch
element van hun politiek. Hun huidige positie is dus een
duidelijke poging om toenadering tot het imperialisme te zoeken.
Uit deze houding spreekt dat de Kurden nooit iets anders zullen
zijn dan pionnen op een schaakbord. De enige correcte houding
tegenover de imperialistische-kolonialistische oorlog is een
nationale opstand."
Intussen had de organisatie het vertrouwen van de bevolking
herwonnen en de activiteiten namen verder toe. Personen die ten
onrechte waren veroordeeld in de afgelopen partijgeschiedenis
werden op het vierde congres gerehabiliteerd. Deze rehabilitatie
vond plaats in het kader van een omvangrijke zelfkritiek van de
PKK tegenover het volk. Op het congres werd ook de ineenstorting
en de fouten van het reële socialisme geanalyseerd. Ook
werden er maatregelen genomen om de kaderscholingen te
verbeteren, zodat dezelfde fouten niet meer in de PKK zouden
kunnen voorkomen en om de revolutionaire ontwikkeling te
verzekeren.
Na het vierde congres groeide het aantal leden van de PKK enorm.
De Kurdische intifada genaamd 'serhildan' werd uitgebreid naar
alle steden. Iedere repressieve actie van de Turkse staat werd
beantwoord met demonstraties en boycotacties, waaronder
winkelsluitingen. De viering van Newroz werd verboden, maar het
volk maakte het verbod krachteloos door met duizenden mensen aan
de vieringen ervan deel te nemen. In 1991 hield de PKK een
conferentie over het verzet in de gevangenissen. Dit verzet was
in de partijgeschiedenis tot dan toe een eenmalige gebeurtenis
geweest. Op de conferentie werden de acties van de politieke
gevangenen beoordeeld, hun strijdbare geest besproken, en de
voortzetting van deze strijdbaarheid veiliggesteld.
Binnen de partij en de met haar verbonden organisaties vonden in
deze periode vernieuwingen plaats: in de strijd tegen het linkse
sektarisme en het rechtse reformisme, in het leven binnen de
partij, met betrekking tot de voortgaande centralisatie van de
PKK, binnen de relaties tussen de partijleden en bij het
organiseren van de ARGK. De PKK verankerde zich in grotere,
nieuwe terreinen van de Kurdische maatschappij. Het interne en
externe doel van de PKK kristalliseerde zich duidelijk uit en de
voorwaarden werden gecreëerd voor de verwezenlijking van
deze doelen. Over contacten tussen PUK-leider Celal Talabani en
de Turkse en Amerikaanse leiders in die tijd schreef de PKK:
"Het volk is het belangrijkste fundament van iedere
revolutionaire beweging. Geen tactiek, geen gunstige
internationale status quo, en zeker geen imperialistische steun
kunnen deze rol vervangen."
1992 was het jaar van de waarheid voor Kurdistan. Eén jaar
eerder was de regering-Özal, die mogelijkheden tot een
oplossing van de Kurdische kwestie zag en wilde praten, aan de
kant gezet. Op 20 oktober 1991 werden er verkiezingen gehouden,
en de coalitieregering van Demirel (DYP) en Inönü (SHP)
kwam aan de macht. Deze coalitie gebruikte het masker van de
democratie om steun te verwerven in het Westen. Begin 1992 zagen
de plannen van de Turkse staat er als volgt uit: de speciale
oorlogvoering moest worden uitgebreid, de opstanden moesten
worden teruggedrongen, de massale steun van het volk voor de
strijd moest met militaire operaties worden vernietigd, en de PKK
moest geïsoleerd worden. Het Newrozfeest van 1992 werd door
de Turkse staat aangegrepen voor een massamoord. Meer dan honderd
vreedzame demonstranten werden vermoord. Later werden een aantal
steden, waaronder Kulp en Sirnak, vanuit de lucht gebombardeerd.
Turks nationalisme en chauvinisme werd door de staat
aangewakkerd.
Op 15 mei 1992 werd in Tasdelen de basis van de Turkse
gendarmerie aangevallen. Deze aanval riep een halt toe aan het
Turkse offensief. De ARGK-eenheden die de aanval uitvoerden,
brachten hevige verliezen toe aan het Turkse leger. De ARGK
maakte belangrijke militaire vorderingen in 1992. Er werden
commando- en controlecentra opgezet in de Kurdische provincies.
Dit gaf de organisatie de mogelijkheid de oorlog uit te breiden
naar andere gebieden. Een andere belangrijke gebeurtenis in 1992
was de verkiezing voor het Kurdisch Nationaal Parlement.
Driehonderd mensen uit de vier Kurdische gebieden en uit het
buitenland werden verkozen als leden van het Nationaal Parlement.
Dit was een belangrijke stap op weg naar een nationale regering
van Kurdistan.
In 1992 werd de PKK sterker en machtiger in de oorlog tegen de
Turkse staat. In Zuid-Kurdistan waren er in september 1992
gewapende confrontaties met de KDP, de PUK en het Turkse leger.
Deze confrontaties leidden tot een verzwakking van de guerrilla
in dit gebied vanwege de militaire en tactische gebreken, waarop
Abdullah Öcalan al van tevoren op had gewezen. De kans om de
macht te grijpen in Zuid-Kurdistan werd niet benut.
Staakt-het-vuren
In 1993 later kondigde de PKK een eenzijdige wapenstilstand af,
die niet door de Turkse staat werd beantwoord. Hierdoor raakte de
staat in een impasse die alleen de militaire optie open liet. De
staat paste haar oorlogsmethoden hierop aan en de onderdrukking
van de bevolking nam in hevigheid toe. Er werden zware wapens
ingezet om de guerrilla tot overgave te dwingen. Het resultaat
was echter een hernieuwde en enorme toeloop naar de guerrilla en
de verdere van de PKK.
Het vijfde congres van de PKK, dat begin 1995 werd gehouden,
hield zich vooral bezig met het uitwerken van tactieken die
beantwoordden aan de nieuwe situatie. Het congres veroordeelde
iedere praktijk binnen de PKK die zou kunnen bijdragen tot haar
liquidatie. Tijdens de discussie over dit onderwerp kwamen er een
groot aantal klassenvijandige opvattingen naar voren. De
besluiten van het congres plaatsten het doorzetten van de
partijlijn en de wijze waarop de daarmee gecreëerde
mogelijkheden werden benut op de voorgrond.
"Terwijl de kleinburgerlijke stromingen op verschillende
manieren in het zuiden en het noordwesten van Kurdistan naar
voren komen, heeft onze partij, de PKK, een revolutionaire en
nationale lijn van arbeiders en werknemers gecreëerd. Het
ontstaan van onze partij als een revolutionaire socialistische
voorhoede en gelijktijdig als een moderne nationale
bevrijdingsbeweging is een keerpunt in de geschiedenis van
Kurdistan. Zij geeft het begin van een nieuwe fase aan, een fase
die het einde betekent van de koloniale hegemonie en het einde
van de nationale vernietiging. Een fase die door middel van
verzet de nationale identiteit verdedigt en de nationale
bevrijdingsstrijd propageert." (tweede PKK-partijprogramma,
1995)
Op alle terreinen van de strijd en het leven zouden de regels en
normen van de PKK moeten gelden. Onder andere door
volksopstanden, de zogenaamde 'serhildans', zou het grijpen van
de macht door het volk - en het daarmee creëren van bevrijde
gebieden - moeten worden nagestreefd.
Omdat de Turkse staat vergeefs had geprobeerd het vijfde congres
te voorkomen, probeerde zij het in praktijk brengen van de
besluiten te belemmeren. Daartoe werd een offensief gestart, dat
het niveau van de invasie van Cyprus oversteeg. Ten gevolge van
dit offensief, de Çelik-operatie, leed de guerrilla echter
vrijwel geen verliezen. Abdullah Öcalan had haar namelijk al
van tevoren zien aankomen en de nodige maatregelen getroffen. Het
resultaat was dat Turkije in een nog grotere economische crisis
terecht kwam, en dat haar buitenlandbeleid onder druk kwam te
staan.
De bevrijdingsstrijd van het Kurdische volk had zich historisch
gezien in korte tijd sterk ontwikkeld, ondanks de vele
fascistische aanvallen, ondanks talloze gebreken, de
onervarenheid van de beweging, ondanks liquidatiepogingen van
interne en externe tegenstanders, de nog niet bereikte
overwinning op de met het systeem verbonden persoonlijkheid, en
het volharden van delen van het volk in het ongeorganiseerd
zijn.
In de kritieke fasen van haar geschiedenis, wanneer de PKK werd
bedreigd met neergang en vernietiging, werd door ingrijpen van de
partijleiding de crisis overwonnen. Diens inzet en tot dan toe
ontwikkelde perspectieven tonen de capaciteiten en de
eigenschappen die voor een succesvolle politiek noodzakelijk
zijn. Alleen deze vertoonde strijd- en leefwijze heeft er toe
geleid dat het grijpen van de macht door de bevolking in de
nabije toekomst zou kunnen worden bereikt.
Deze korte beschrijving van de geschiedenis van de PKK maakt het
volgende duidelijk:
De oorlog in Kurdistan is het resultaat van de Turkse
ontkenningspolitiek en het daarmee samenhangende brute en
gewelddadige optreden van de Turkse staat. Sinds haar oprichting
heeft de Turkse staat geprobeerd de Kurdische kwestie met geweld
op te lossen. Dit is niet gelukt. De PKK werd opgericht als een
politieke organisatie. De gewapende strijd was nooit het doel van
de PKK, maar een politieke tactiek die nodig was om de
organisatie en het Kurdische volk te beschermen tegen de
moordpartijen van de Turkse staat.
Internationale druk is nodig om de Turkse staat te dwingen deze
onmenselijke oorlog te stoppen. Regeringen, parlementen,
politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en antifascistische
organisaties moeten hun eis voor een politieke oplossing nog
duidelijker laten horen. Een oplossing die het recht op
zelfbeschikking van het Kurdische volk erkent.
|
|