www.fgks.org   »   [go: up one dir, main page]

Abdullah Öcalan en de ontwikkeling van de PKK

Bert Bakkenes

Het onderstaande artikel handelt over de ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling van de Arbeiderspartij van Kurdistan (PKK) en de rol van haar leider Abdullah Öcalan daarin. Öcalan is aan de ene kant één van de meest gehate en verguisde personen in Turkije, een persoon die op het moment wordt voorzien van de meest extreme clichés door de Turkse media en politiek. Aan de andere kant is hij één van de meest vereerde personen van het Midden-Oosten. In het artikel wordt de periode tot 1995 beschreven. De ontwikkeling van de PKK na 1995 is reeds veelvuldig aan bod gekomen in 'Kurdistan'.

Kurdistan, het land in de regio Mesopotamië, is de bakermat voor vele volkeren. De meest diverse culturen, volken en religieuze stromingen bestonden daar vreedzaam naast elkaar, bestreden elkaar ook, losten elkaar af. Naast deze historisch- culturele rijkdom zijn er ook natuurschatten in het gebied te vinden. Door deze bodemschatten aangelokt, maar ook vanwege de handelsroutes tussen Europa, Afrika en Azië werd Kurdistan door de geschiedenis heen geconfronteerd met bezetting, uitbuiting, vernietiging en onderdrukking. Ondanks dit alles hebben de volkeren in dit gebied hun sterke verlangen naar vrijheid, naar een rechtschapen en waardevol leven, nooit verloren. Dit verlangen zal vroeger of later de volkeren ertoe brengen een strijd te ontwikkelen die zal leiden tot het afwerpen van hun ketens.

(illustratie: Serxwebûn)
  illustratie Serxweb?n  
In de Kurdische geschiedenis grijpen verzet en verraad in elkaar. Het zwakke punt van het Kurdische volk is altijd het gebrek aan leiding geweest. Ze moet hard vechten voor de eigen identiteit, het eigen denken en de nationale verbondenheid. Er zijn maar twee alternatieven: het opnemen van de strijd tegen de massale onderdrukking, repressie en assimilatie, of uit de wereldgeschiedenis verdwijnen. De ontwikkeling van het kapitalisme in Kurdistan begint pas in de jaren veertig.

De moderne klassen, het proletariaat en de bourgeoisie komen weliswaar tot stand, maar het blijft een kolonialistisch kapitalisme. In deze tijd verlaat de Kurdische jeugd hun dorpen om hun toevlucht, en een betere toekomst, te zoeken in de grote steden in het westen van Turkije. In deze periode probeert de jeugd in Turkije zich te ontwikkelen tot een zelfstandige kracht.
De opmars van linkse krachten overal ter wereld vindt ook zijn weerslag in Turkije. Deze opmars wordt onder meer aangemoedigd door de strijd tegen de oorlog in Vietnam, die uiteindelijk zou leiden tot een overwinning van de Vietnamese guerrilla op de sterkste imperialistische macht, de VS. Na 1961 grijpt de Turkse arbeidersklasse, na aanvankelijk nog vreedzame actievormen te hebben gebruikt, weer voor de eerste keer naar de wapens. Niet alleen tegen de staat, maar ook tegen de fascisten. De studenten, waaronder ook veel Kurdische jongeren, gaan sterker en beter georganiseerd optreden. Helaas slaagt de Turkse staat er in de beweging neer te slaan en de progressieve ontwikkelingen komen tot stilstand.
De linkse Turkse organisaties oriënteren zich op bolwerken als Peking, Moskou en Tirana. Terwijl de Kurdistan-politiek van het imperialisme is gericht op vernietiging, is er van de zijde van het reële socialisme noch aandacht, noch steun voor het Kurdische volk. De Turks linkse bewegingen spreken in hun theorieën wel van het Kurdische volk, maar in de praktijk wordt diens realiteit volledig ontkend. Ze volgen een sociaal- chauvinistische lijn die voor veel Kurdische leden moeilijk te accepteren is. Het probleem dat het moeilijkste is te begrijpen, is echter waarom het Kurdische volk zichzelf ontkent. De Turkse staat dacht dat de Kurdische kwestie voor altijd begraven was. Dit bleek een grove misrekening.

Ontstaan van de PKK
Begin jaren zeventig kwam er verandering in de situatie. Een kleine groep gaf in 1973 een verklaring uit waarin werd gewezen op de eigen identiteit van het Kurdische volk. Deze groep, waaruit later de Arbeiderspartij van Kurdistan (PKK) zou ontstaan, stond onder leiding van de Kurdische student Abdullah Öcalan. Met de uitgave van deze verklaring begon een nieuwe periode voor Kurdistan. Een periode waarin alles in dienst kwam te staan van de nationale bevrijding.
Eerdere Kurdische bewegingen namen genoegen met gematigde eisen zoals 'water en elektriciteit' voor het oosten. Van revolutionair denken was geen sprake. Gelijktijdig werd het kemalisme door Turks links niet juist geanalyseerd. Velen zagen het kemalisme als een progressieve beweging, terwijl diens ware aard extreem- nationalistisch en fascistisch is. Door dit alles was een stabiele organisatie onmogelijk van de grond te krijgen, met als resultaat dat het voor de Turkse staat vrij gemakkelijk was om bewegingen te ontmantelen en de leiders te vermoorden.
Tijdens het ontstaan van de nieuwe beweging waren de ideeën en de inzet van de huidige algemeen voorzitter, Abdullah Öcalan, doorslaggevend. Hij formuleerde en ontwikkelde de politieke lijn en de eerste groep werd door zijn aanhangers opgebouwd. Abdullah Öcalan studeerde in die tijd politicologie aan de Universiteit van Ankara. Hij deed onderzoek naar de situatie waarin de Kurden zich bevonden, en volgde de gebeurtenissen in de wereld op de voet.
Sommige van de mensen rond Öcalan waren actief in linkse Turkse partijen of organisaties als Dev Gen‡ (Revolutionaire Jeugd), anderen kwamen elkaar tegen tijdens bijeenkomsten van de Revolutionaire Culturele Verenigingen van het Oosten (DDKO). Ze hadden allemaal één ding gemeen, ze geloofden dat de Kurdische kwestie door hervormingen kon worden opgelost. Hun activiteiten waren vooral tot de cultuur beperkt. Het onderzoek dat Abdullah Öcalan deed ging veel dieper. Hij benaderde de kwestie vanuit een historische en politieke invalshoek. Hij geloofde dat er naar een moderne en beschaafde oplossing gezocht moest worden. Al in 1972 zette hij de Kurdische kwestie op de agenda tijdens een lezing over de Turkse grondwet. Dit was het begin van een belangrijk politiek offensief. Het was een moedige daad om, in een tijd dat de Kurdische kwestie werd doodgezwegen, een offensief te beginnen in een Turkse universiteit met een lezing getiteld "Turkije is niet één natie, er bestaat ook nog een Kurdische natie".
Op wetenschappelijke wijze neemt de groep de eigen, van zichzelf vervreemde, zichzelf ontkennende Kurdische realiteit, onder de loep. Het doel is om door een gedisciplineerde wijze van organiseren de basis te leggen voor een ingrijpende verandering van de persoonlijkheid en de maatschappij van de Kurden. In Kurdistan moet de socialistische mens geschapen worden. Uit deze tijd stamt de uitspraak van Abdullah Öcalan: "Onze enige redding is het wetenschappelijk socialisme". De realistische beoordeling van de ervaringen van andere revoluties in de wereld, met inbegrip van het reëel bestaande socialisme, speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de eigen strijd. Na lange ideologische discussies luidde de uitgangspositie: "Kurdistan is een kolonie, het volk moet worden bevrijd van deze koloniale heerschappij".
De groep volgde een duidelijk politiek in de strijd tegen het fascisme. De actieve patriotten in de studentengemeenschap wonnen veel aanhangers. Abdullah Öcalan ontmoette Ali Haydar Kaytan, Cemil Bayik, Haki Karer en Kemal Pir in die tijd voor de eerste keer. De groep studenten zette hun activiteiten voort in de studentenorganisatie Revolutionaire Hogeschool Vereniging Ankara (ADYÖD); de ontmoetingsplaats voor alle antifascistische studenten. Turks links probeerde het Kurdische offensief te blokkeren, en er brak een enorm ideologisch gevecht uit. De PKK in oprichting vocht voor de bevrijding van Kurdistan, maar verwierp nationaal chauvinisme en racisme. Deze politiek bracht Haki Karer en Kemal Pir, twee Turken uit het Zwarte Zeegebied, ertoe Abdullah Öcalan te volgen. Deze twee belangrijke revolutionairen, die later het leven zouden geven voor de Kurdische zaak, waren ervan overtuigd dat de politieke lijn die Abdullah Öcalan volgde de juiste was.
Leden van de groep organiseerden een bijeenkomst in Dikmen, een beroemde wijk van Ankara, die door 25 personen werd bijgewoond. Op deze bijeenkomst werd besloten met politiek werk in Kurdistan te beginnen. Het plan was om een aantal activiteiten te organiseren in de grotere Kurdische steden. Cemil Bayik ging naar Urfa, Kemal Pir naar Mus, Hakki Karer naar Batman, en Ali Haydar Kaytan naar Dersim. Er werd een begin gemaakt met het organiseren van activiteiten. Er was bijna geen geschreven propagandamateriaal, dus de politieke ideeën moesten vooral middels persoonlijke gesprekken worden overgebracht. Het politieke werk onder de jonge studenten had al snel een grote uitstraling onder de arbeiders en de boeren. De studenten kwamen vooral uit de kleine dorpen en de arme klassen. Invloed op de studenten leidde vanzelf tot invloed op hun families. In 1977 werd er een algemene vergadering gehouden om de politieke activiteiten te evalueren. Honderd vertegenwoordigers met verschillende achtergronden en beroepen namen aan de vergadering deel. Vertegenwoordigers van andere linkse organisaties waren als gast uitgenodigd. Het was duidelijk dat de groep zich aan het ontwikkelen was tot een zelfverzekerde politieke organisatie met een groeiende aanhang.
Na deze vergadering werden de leidende kaders naar andere Kurdische steden gestuurd. In het voorjaar van 1977 reisde Abdullah Öcalan door heel Kurdistan. Het was een succesvolle campagne, en een waardevolle ervaring tijdens welke veel politieke lessen werden geleerd. Hij hield zijn eerste bijeenkomst in het geheim op de berg Ararat, en de opkomst was enorm. Bijeenkomsten werden later georganiseerd in Erzurum, Dersim, Elazig en Antep. Vertegenwoordigers van de omliggende gebieden en steden woonden deze bijeenkomsten bij.
Vol zelfvertrouwen keerde Abdullah Öcalan terug naar Ankara. De Turkse staat en de geheime dienst hielden de activiteiten van de groep intussen angstvallig in het oog. Een geheim agent, de piloot Necati uit Agri, infiltreerde de groep, met als doel de organisatie te vernietigen. In 1977 probeerde Necati in Ankara een incident uit te lokken, maar de leden van de groep werden tijdig gewaarschuwd en konden zodoende aan hun arrestatie ontkomen. Necati verdween daarna.
Onder de andere agenten die door de geheime dienst werden gestuurd, bevond zich Kesire Yildirim die zich met Abdullah Öcalan had verloofd. De Turkse staat hoopte dat een huwelijk de PKK-leider als revolutionair zou neutraliseren. Öcalan was al in een vroeg stadium op de hoogte van de activiteiten van Yildirim en gebruikte deze kennis om haar familie in Dersim bij de strijd te betrekken.
In Kurdistan begon de MIT, de Turkse geheime dienst, een campagne om de leiders van de groep de vermoorden. Het eerste slachtoffer was Haki Karer die op 18 maart 1977 in Antep het slachtoffer werd van verraad. Hij werd vermoord door Alayttin Kaplan, een lid van de geheime dienst die zichzelf uitgaf voor een revolutionair. De moord op Haki Karer had een enorm effect op de groep. Deze politieke moord maakte duidelijk dat de Turkse vernietigingspolitiek geen grondwettelijke hervormingen in Kurdistan toestond. De moord betekende het begin van de oorlog in Kurdistan door de Turkse staat.
Abdullah Öcalan bestudeerde de ontwikkelingen nauwkeurig en ging verder met de opbouw van de politieke organisatie. In de herfst van 1977 publiceerde hij het manifest 'De weg naar de Kurdische Revolutie' en het eerste partijprogramma van de PKK. Deze beide documenten waren het ideologische raamwerk van de PKK en de basis van de strijd voor de opbouw van een nationale bevrijdingsbeweging. De prioriteit van de beweging kwam in het manifest en in het programma duidelijk naar voren:
"Omdat de nationale tegenstelling de hoofdtegenstelling is, is deze tegenstelling de doorslaggevende factor bij de oplossing van een aantal maatschappelijke tegenstellingen. Zo lang de nationale tegenstelling onopgelost blijft, kunnen andere maatschappelijke tegenstellingen niet worden opgelost. De eerste stap richting een revolutie in het land moet noodzakelijkerwijs een nationaal karakter hebben. Het tweede aspect van de revolutie is het democratische aspect. Het doel van de democratische revolutie is de opheffing van de nog uit de Middeleeuwen stammende conflicten, waaronder de feodale en compradore uitbuiting, de stammenstructuur, het religieus sektarisme en de aan slavernij grenzende uitbuiting van de vrouw. Met de oplossing van deze conflicten zal de maatschappij een democratisch karakter krijgen." (eerste partijprogramma PKK, september 1977)

De staatsgreep van 1980
Het politieke werk dat werd uitgevoerd onder de naam Revolutionairen van Kurdistan, kreeg meer en meer invloed op het Kurdische volk. In dezelfde periode begonnen de aanvallen van de Turkse staat en de Partij van de Nationalistische Actie (MHP), een extreem-nationalistische en fascistische partij die nauwe banden had met de staat. Er braken ook gevechten uit tussen revolutionairen en feodale landeigenaren, onder meer in Hilvan en Siverek. Op 18 mei 1978 werd Halil Çavgun, een Kurdische leider, door toedoen van de landeigenaren vermoord. Naar aanleiding van deze aanslag werden er werden grote bijeenkomsten georganiseerd in Erzurum, Dersim, Elazig en Antep. Dit leverde de revolutionaire groep veel nieuwe aanhangers op.
Het oprichtingscongres van de PKK werd gehouden op 27 november 1978, onder moeilijke omstandigheden, in Fis, een dorp in de omgeving van Lice in de provincie Diyarbakir. Het congres werd bijgewoond door 25 mensen. Op dit historische congres werd het programma en de taakstelling van de PKK bediscussieerd en vastgesteld. De organisatiestructuur van de beweging werd uitgewerkt.
De oprichting van de PKK was het begin van nieuwe hoop voor Kurdistan, dat geen georganiseerde vertegenwoordigers had en gebogen ging onder het juk van zware koloniale repressie. Dat was ook de reden waarom het Kurdische volk de PKK en zijn organisaties zo snel accepteerde en met volle overgave ging deelnemen aan de activiteiten.
De PKK groeide uit tot een beweging met een snel groter wordende massabasis. De Turkse militaire aanvallen gingen intussen gewoon door. De meest gewelddadige aanvallen werden uitgevoerd door de fascistische staatsorganisaties en de feodale landheren. Deze aanvallen maakten de realiteit van het leven in Kurdistan duidelijk. Het is onmogelijk in Kurdistan te leven zonder te vechten. De staat had de mensen gedwongen om te capituleren en te sterven. Het volk moest vechten voor het naakte bestaan.
Uit zelfbescherming tegen de staatsterreur begon de PKK een gewapende strijd op kleine schaal. Deze tactiek werd bekend als gewapende propaganda. De organisatie weerde zich gewapenderhand tegen fascisten en collaborateurs. Deze offensieve opvatting werd door Abdullah Öcalan doorgezet. Terwijl de buitenstaanders zich nog vrolijk maakten over de opvattingen van de 'Apoïsten', werden de normen en waarden van de PKK verder ontwikkeld.
Aan het begin van de jaren tachtig was Turkije in de greep van een economische en politieke recessie. De krediet- en geldbronnen van de staat begonnen op te drogen, en veel mensen leefden in armoede. Op het politieke vlak bleek het onmogelijk een president te kiezen. Het parlement was in een impasse terechtgekomen. Al deze problemen maakten het land rijp voor een militaire staatsgreep. In een communiqué in januari 1980 dreigde het leger tot actie over te gaan. Turkije kent overigens een lange geschiedenis van militaire staatsgrepen. Op 12 september 1980 voerde het Turkse leger, geleid door vijf generaals, de derde staatsgreep uit. Er waren een aantal redenen voor de staatsgreep. De eerste was de groeiende vrijheidsstrijd in Kurdistan. Dat dit de belangrijkste reden was werd bevestigd door het hoofd van de militaire junta, Kenan Evren. Ten tweede begon de revolutionaire democratische beweging in Turkije een bedreiging te vormen voor de staat. Er waren vuurgevechten tussen revolutionairen en fascisten. Ten derde zat Turkije in een diepe economische en politieke crisis. En ten vierde had de revolutie in Iran de status quo in het Midden-Oosten veranderd ten nadele van de VS. De belangen van de VS kwamen in het gedrang en de Amerikaanse regering wilde niet ook nog eens de controle over Turkije verliezen. De VS speelde een actieve rol bij de machtsgreep door het leger.

Na de militaire Junta
De partijleiding kwam onder druk te staan vanwege de enorme groei van de partij en het aantal leden aan de ene kant en de verhoging van het aantal aanvallen door de Turkse staat aan de andere kant. De partijorganisaties vonden het moeilijk om op de nieuwe ontwikkelingen te reageren. Er waren problemen met de scholing van het kader. Abdullah Öcalan erkende de problemen en in de zomer van 1979 ging hij naar het buitenland. In Syrië en Libanon maakte hij contact met de Palestijnen. Later begon een groep activisten, waaronder Kemal Pir, Mahsum Korkmaz en Delil Dogan met de opbouw van een organisatie in Libanon.
Na de militaire staatsgreep ontketende de junta een nieuwe golf van repressie en aanvallen op de bevolking. Tienduizenden mensen werden gearresteerd, en duizenden mensen werden gemarteld in de gevangenissen en geëxecuteerd. De PKK riep een aantal kaderleden terug. Het betrof een tactische terugtocht. Ze betekende niet dat de PKK het land verliet, maar het maakte de beweging mogelijk om acties op een veel grotere schaal voor te bereiden. Het ging om een tijdelijke maatregel. In die tijd verdwenen veel linkse Turkse en Kurdische reformistische groepen naar het buitenland, vooral naar Europa. Al deze groepen hebben in de loop van tijd van hun eigen land afstand genomen, en zijn volledig geïntegreerd in Europa. De PKK volgde een andere weg, en trof een aantal voorbereidingen voor het voeren van een intensieve guerrilla-oorlog in het Midden-Oosten.
De eerste conferentie van de PKK werd gehouden van 15 tot 26 juli 1981 in Libanon. Na afloop werden een aantal politieke en militaire scholingprojecten opgezet. Ook werd er een voorlopige leiding gekozen die het tweede congres moest voorbereiden. Terwijl deze voorbereidingen werden getroffen, werd de band met de plaatselijke revolutionaire krachten sterker. In juli 1981 viel het Israëlische leger Libanon binnen. Alle PKK-eenheden in Libanon namen deel aan de strijd tegen de aanvallende vijand. Van de PKK-leden die aan de strijd deelnamen sneuvelden er elf. Intussen ging het theoretisch werk van de beweging gewoon door. Een groot aantal boeken en rapporten, die verschillende problemen van de revolutie in Kurdistan belichtten, werden gepubliceerd. Dit werk werd vooral in het buitenland gedaan, maar het werk in Kurdistan maakte ook vorderingen. De gevangenis van Diyarbakir werd het centrum van het verzet. PKK-gevangenen weigerden te capituleren en organiseerden zichzelf.
In korte tijd werden 31 PKK-gevangenen in de gevangenis vermoord. Ondanks de repressie gingen de protestacties in de gevangenis door. Mazlum Dogan (21 maart 1982), Hayri Durmus en Kemal Pir (september 1982), allen medeoprichters van de PKK, vonden bij deze protesten de dood. Mazlum Dogan stak het afval in zijn cel in brand tijdens Newroz en hing zichzelf daarna op. Kemal Pir en Hayri Durmus overleefden een hongerstaking niet.
Het tweede congres van de PKK werd gehouden van 20 tot 25 augustus 1982 bij de stad Dara aan de grens met Syrië en Jordanië. Op dit congres werd duidelijk dat de politieke en organisatorische voorbereidingen in een ver gevorderd stadium waren, en dat de tijd was aangebroken om de partijkaders naar Kurdistan terug te laten keren. Pogingen van reformisten om de organisatie naar Europa te verplaatsen werden afgeslagen. Kort na het congres trokken kleine eenheden Kurdistan binnen. Sommige eenheden werden in Zuid-Kurdistan gestationeerd. De Botan-regio werd aangewezen als centrale basis voor de guerrillaoorlog en er werd een besluit genomen om de strijd uit te breiden naar andere gebieden.
In het begin werden gewapende propagandagroepen de gebieden ingestuurd om contact te maken met de plaatselijke bevolking en om steunpunten te organiseren voor de guerrillaoorlog. De eerste acties gingen van start op 15 augustus 1984. Op die dag vielen eenheden van de Bevrijdingseenheden van Kurdistan (HRK) Eruh en Semdinli aan. Beide plaatsen werden bezet. Deze aanvallen waren het startsignaal voor de guerrillaoorlog. De aanvallen werden geleid door Mahsum Korkmaz, beter bekend als Agit. Hij viel tijdens Newroz in 1986 als martelaar.

Na 1984
De acties op 15 augustus, waren uiterst belangrijk. De kracht van het volk begon af te nemen onder de druk van de dictatuur van 12 september. De acties van 15 augustus gaven het volk kracht en nieuwe hoop. Wat nog belangrijker was: de legendarische autoriteit van het Turkse leger in Kurdistan was aan het wankelen gebracht. De acties brachten de Kurdische kwestie ook onder de aandacht van de internationale gemeenschap. Op het militaire vlak zorgden de guerrilla-acties voor een aantal belangrijke ervaringen. De oorlog breidde zich uit naar de provincies buiten het Botangebied.
Na de acties van 15 augustus namen de aanvallen door de Turkse staat toe en bereikten een nieuw niveau van gewelddadigheid. De politiek die de staat in Kurdistan voerde was de politiek van de 'speciale oorlogvoering'. Deze vorm van oorlogvoering, die de imperialisten vaak gebruiken tegen nationale bevrijdingsbewegingen, werd snel ingevoerd in Kurdistan. Onder het dorpswachtersysteem werden 40.000 Kurden betaald om wapens te dragen. Het werd nu duidelijk hoe de 'laat de Kurden de Kurden vernietigen' tactiek er in de praktijk uitzag. Tweederde van het Turkse leger (350.000 soldaten), uitgerust met de meest moderne wapens, waaronder tanks en pantserwagens uit Duitsland en gevechtsvliegtuigen uit de VS, werden naar Kurdistan gestuurd. Psychologische oorlogvoering werd één van de belangrijkste wapens die de Turkse staat, nationaal en internationaal, tegen de PKK gebruikte. Het hele propaganda- apparaat van de staat en de media - die door de staat werd gecontroleerd - werden ingezet om de PKK als 'terroristische' organisatie af te schilderen.
De PKK breidde zich verder uit; op 21 maart 1985 werd het Nationale Bevrijdingsfront van Kurdistan (ERNK) opgericht. Het derde congres van de PKK, dat werd gehouden van 25 tot 30 oktober 1986 in Libanon, maakte een analyse van de activiteiten van de afgelopen periode. Er werden belangrijke beslissingen genomen voor de toekomst. Zo werd besloten tot de oprichting van het Volksbevrijdingsleger van Kurdistan (ARGK), dat de HRK-eenheden ging vervangen. Dit was nodig omdat er een enorme toeloop naar de guerrilla was en de HRK-structuur niet meer voldeed. Het ARGK kreeg een eigen rekruteringsregelgeving, die een verdere stap in de institutionalisering van de guerrilla betekende.

(Mustafa Karasu, lid van het Presidium van de PKK, tijdens het zesde partijcongres van de PKK in maart 1999)
  Mustafa Karasu  
De organisatie ging zich sterker richten op regionale bondgenootschappen met democratische en linkse organisaties. Kleinburgerlijke, intellectuele, sektarische en collaborerende opvattingen, die de vorming van militante en revolutionaire mensen belemmerden, werden veroordeeld. Dit besluit werd daarna echter ten dele foutief geïnterpreteerd, waardoor bekrompen, dorpse en feodale opvattingen ingang konden vinden. De verkeerde opvattingen van enkelen over partijdiscipline richtten grote schade aan.

Deze opvattingen leidden in de praktijk tot een willekeurig optreden jegens de bevolking en de eigen partijgenoten. De gevolgen waren het verlies van goede kaders en het verlies van het vertrouwen van de bevolking in de partijorganisaties.

Internationale aanvallen op PKK
In maart 1986 werd de Zweedse minister-president, Olof Palme, vermoord. De Turkse geheime dienst MIT, de Zweedse geheime politie SÄPO en de CIA probeerden de PKK de moord in de schoenen te schuiven. Op deze manier werd een poging ondernomen om de nog jonge PKK internationaal te isoleren. Maar het werd al snel duidelijk dat de PKK niets met de moord op Olof Palme te maken had. De beschuldiging was een onderdeel van de psychologische oorlogvoering.
Duitsland en andere landen gebruikten dezelfde tactiek. Leugens werden de wereld ingestuurd om de PKK in diskrediet te brengen. De Duitse staat probeerde dit te bereiken door middel van onder andere de pers. In 1987 werden democratische activiteiten in Duitsland door de politie onderdrukt. Valse verklaringen afgegeven door gekochte getuigen werden gebruikt om PKK-leden te arresteren. In februari 1988 werden twintig Kurdische politieke leiders gearresteerd op basis van valse verklaringen en in isoleercellen opgesloten.
De Kurdische rechtszaak in Düsseldorf ging op 24 oktober 1989 van start. Er werd een speciale rechtszaal gebouwd, die miljoenen Mark kostte, en de rechtszaak trok veel publiciteit. De autoriteiten moesten de aanklacht tegen zestien mensen intrekken, toen bleek dat er absoluut geen bewijzen waren. De rechtszaak tegen vier andere Kurden werd voortgezet. De hele zaak was koren op de molen van de Turkse staat en Duitsland werd beloond met nieuwe investeringsmogelijkheden in Turkije.

Colloboratie en verzet
Het vierde congres van de PKK werd van 25 tot 30 december 1990 gehouden in de bergen van Kurdistan. Dit congres kwam, aan de vooravond van de golfoorlog, op een belangrijk moment. Het congres besloot gebruik te maken van de mogelijkheden die de golfoorlog zou bieden. Een aantal Kurdische organisaties kwamen op 4 januari 1991 bijeen met als doel het opzetten van een Nationaal Congres. Nadat de oorlog was begonnen, en onder druk van de VS en Turkije, trokken de andere organisaties (waaronder de PUK en de KDP) zich terug. Het idee van eenheid in de strijd werd afgewezen.
De leiding van de PKK had dit eigenlijk al verwacht, want op 15 oktober 1990 schreef de beweging: "De houding van de Kurdische verzetsgroepen uit het door Irak bezette deel van ons land is de klassieke houding van de Kurdische heersende klasse. Zij zien de lijn van collaboratie met de vijand als strategisch element van hun politiek. Hun huidige positie is dus een duidelijke poging om toenadering tot het imperialisme te zoeken. Uit deze houding spreekt dat de Kurden nooit iets anders zullen zijn dan pionnen op een schaakbord. De enige correcte houding tegenover de imperialistische-kolonialistische oorlog is een nationale opstand."
Intussen had de organisatie het vertrouwen van de bevolking herwonnen en de activiteiten namen verder toe. Personen die ten onrechte waren veroordeeld in de afgelopen partijgeschiedenis werden op het vierde congres gerehabiliteerd. Deze rehabilitatie vond plaats in het kader van een omvangrijke zelfkritiek van de PKK tegenover het volk. Op het congres werd ook de ineenstorting en de fouten van het reële socialisme geanalyseerd. Ook werden er maatregelen genomen om de kaderscholingen te verbeteren, zodat dezelfde fouten niet meer in de PKK zouden kunnen voorkomen en om de revolutionaire ontwikkeling te verzekeren.
Na het vierde congres groeide het aantal leden van de PKK enorm. De Kurdische intifada genaamd 'serhildan' werd uitgebreid naar alle steden. Iedere repressieve actie van de Turkse staat werd beantwoord met demonstraties en boycotacties, waaronder winkelsluitingen. De viering van Newroz werd verboden, maar het volk maakte het verbod krachteloos door met duizenden mensen aan de vieringen ervan deel te nemen. In 1991 hield de PKK een conferentie over het verzet in de gevangenissen. Dit verzet was in de partijgeschiedenis tot dan toe een eenmalige gebeurtenis geweest. Op de conferentie werden de acties van de politieke gevangenen beoordeeld, hun strijdbare geest besproken, en de voortzetting van deze strijdbaarheid veiliggesteld.
Binnen de partij en de met haar verbonden organisaties vonden in deze periode vernieuwingen plaats: in de strijd tegen het linkse sektarisme en het rechtse reformisme, in het leven binnen de partij, met betrekking tot de voortgaande centralisatie van de PKK, binnen de relaties tussen de partijleden en bij het organiseren van de ARGK. De PKK verankerde zich in grotere, nieuwe terreinen van de Kurdische maatschappij. Het interne en externe doel van de PKK kristalliseerde zich duidelijk uit en de voorwaarden werden gecreëerd voor de verwezenlijking van deze doelen. Over contacten tussen PUK-leider Celal Talabani en de Turkse en Amerikaanse leiders in die tijd schreef de PKK: "Het volk is het belangrijkste fundament van iedere revolutionaire beweging. Geen tactiek, geen gunstige internationale status quo, en zeker geen imperialistische steun kunnen deze rol vervangen."
1992 was het jaar van de waarheid voor Kurdistan. Eén jaar eerder was de regering-Özal, die mogelijkheden tot een oplossing van de Kurdische kwestie zag en wilde praten, aan de kant gezet. Op 20 oktober 1991 werden er verkiezingen gehouden, en de coalitieregering van Demirel (DYP) en Inönü (SHP) kwam aan de macht. Deze coalitie gebruikte het masker van de democratie om steun te verwerven in het Westen. Begin 1992 zagen de plannen van de Turkse staat er als volgt uit: de speciale oorlogvoering moest worden uitgebreid, de opstanden moesten worden teruggedrongen, de massale steun van het volk voor de strijd moest met militaire operaties worden vernietigd, en de PKK moest geïsoleerd worden. Het Newrozfeest van 1992 werd door de Turkse staat aangegrepen voor een massamoord. Meer dan honderd vreedzame demonstranten werden vermoord. Later werden een aantal steden, waaronder Kulp en Sirnak, vanuit de lucht gebombardeerd. Turks nationalisme en chauvinisme werd door de staat aangewakkerd.
Op 15 mei 1992 werd in Tasdelen de basis van de Turkse gendarmerie aangevallen. Deze aanval riep een halt toe aan het Turkse offensief. De ARGK-eenheden die de aanval uitvoerden, brachten hevige verliezen toe aan het Turkse leger. De ARGK maakte belangrijke militaire vorderingen in 1992. Er werden commando- en controlecentra opgezet in de Kurdische provincies. Dit gaf de organisatie de mogelijkheid de oorlog uit te breiden naar andere gebieden. Een andere belangrijke gebeurtenis in 1992 was de verkiezing voor het Kurdisch Nationaal Parlement. Driehonderd mensen uit de vier Kurdische gebieden en uit het buitenland werden verkozen als leden van het Nationaal Parlement. Dit was een belangrijke stap op weg naar een nationale regering van Kurdistan.
In 1992 werd de PKK sterker en machtiger in de oorlog tegen de Turkse staat. In Zuid-Kurdistan waren er in september 1992 gewapende confrontaties met de KDP, de PUK en het Turkse leger. Deze confrontaties leidden tot een verzwakking van de guerrilla in dit gebied vanwege de militaire en tactische gebreken, waarop Abdullah Öcalan al van tevoren op had gewezen. De kans om de macht te grijpen in Zuid-Kurdistan werd niet benut.

Staakt-het-vuren
In 1993 later kondigde de PKK een eenzijdige wapenstilstand af, die niet door de Turkse staat werd beantwoord. Hierdoor raakte de staat in een impasse die alleen de militaire optie open liet. De staat paste haar oorlogsmethoden hierop aan en de onderdrukking van de bevolking nam in hevigheid toe. Er werden zware wapens ingezet om de guerrilla tot overgave te dwingen. Het resultaat was echter een hernieuwde en enorme toeloop naar de guerrilla en de verdere van de PKK.
Het vijfde congres van de PKK, dat begin 1995 werd gehouden, hield zich vooral bezig met het uitwerken van tactieken die beantwoordden aan de nieuwe situatie. Het congres veroordeelde iedere praktijk binnen de PKK die zou kunnen bijdragen tot haar liquidatie. Tijdens de discussie over dit onderwerp kwamen er een groot aantal klassenvijandige opvattingen naar voren. De besluiten van het congres plaatsten het doorzetten van de partijlijn en de wijze waarop de daarmee gecreëerde mogelijkheden werden benut op de voorgrond.
"Terwijl de kleinburgerlijke stromingen op verschillende manieren in het zuiden en het noordwesten van Kurdistan naar voren komen, heeft onze partij, de PKK, een revolutionaire en nationale lijn van arbeiders en werknemers gecreëerd. Het ontstaan van onze partij als een revolutionaire socialistische voorhoede en gelijktijdig als een moderne nationale bevrijdingsbeweging is een keerpunt in de geschiedenis van Kurdistan. Zij geeft het begin van een nieuwe fase aan, een fase die het einde betekent van de koloniale hegemonie en het einde van de nationale vernietiging. Een fase die door middel van verzet de nationale identiteit verdedigt en de nationale bevrijdingsstrijd propageert." (tweede PKK-partijprogramma, 1995)
Op alle terreinen van de strijd en het leven zouden de regels en normen van de PKK moeten gelden. Onder andere door volksopstanden, de zogenaamde 'serhildans', zou het grijpen van de macht door het volk - en het daarmee creëren van bevrijde gebieden - moeten worden nagestreefd.
Omdat de Turkse staat vergeefs had geprobeerd het vijfde congres te voorkomen, probeerde zij het in praktijk brengen van de besluiten te belemmeren. Daartoe werd een offensief gestart, dat het niveau van de invasie van Cyprus oversteeg. Ten gevolge van dit offensief, de Çelik-operatie, leed de guerrilla echter vrijwel geen verliezen. Abdullah Öcalan had haar namelijk al van tevoren zien aankomen en de nodige maatregelen getroffen. Het resultaat was dat Turkije in een nog grotere economische crisis terecht kwam, en dat haar buitenlandbeleid onder druk kwam te staan.
De bevrijdingsstrijd van het Kurdische volk had zich historisch gezien in korte tijd sterk ontwikkeld, ondanks de vele fascistische aanvallen, ondanks talloze gebreken, de onervarenheid van de beweging, ondanks liquidatiepogingen van interne en externe tegenstanders, de nog niet bereikte overwinning op de met het systeem verbonden persoonlijkheid, en het volharden van delen van het volk in het ongeorganiseerd zijn.
In de kritieke fasen van haar geschiedenis, wanneer de PKK werd bedreigd met neergang en vernietiging, werd door ingrijpen van de partijleiding de crisis overwonnen. Diens inzet en tot dan toe ontwikkelde perspectieven tonen de capaciteiten en de eigenschappen die voor een succesvolle politiek noodzakelijk zijn. Alleen deze vertoonde strijd- en leefwijze heeft er toe geleid dat het grijpen van de macht door de bevolking in de nabije toekomst zou kunnen worden bereikt.
Deze korte beschrijving van de geschiedenis van de PKK maakt het volgende duidelijk:
De oorlog in Kurdistan is het resultaat van de Turkse ontkenningspolitiek en het daarmee samenhangende brute en gewelddadige optreden van de Turkse staat. Sinds haar oprichting heeft de Turkse staat geprobeerd de Kurdische kwestie met geweld op te lossen. Dit is niet gelukt. De PKK werd opgericht als een politieke organisatie. De gewapende strijd was nooit het doel van de PKK, maar een politieke tactiek die nodig was om de organisatie en het Kurdische volk te beschermen tegen de moordpartijen van de Turkse staat.
Internationale druk is nodig om de Turkse staat te dwingen deze onmenselijke oorlog te stoppen. Regeringen, parlementen, politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en antifascistische organisaties moeten hun eis voor een politieke oplossing nog duidelijker laten horen. Een oplossing die het recht op zelfbeschikking van het Kurdische volk erkent.

back