De geografische taalgrens | |||||
De sociale taalgrens | |||||
Een eeuw taalwetten | |||||
Van taalwetten naar federalisme |
De eeuwenoude geografische taalgrens tussen het Nederlandse en het Franse taalgebied is erg belangrijk. Minstens even belangrijk werd in de negentiende eeuw de sociale taalgrens. Die bakende geen territoria af, maar bevolkingsgroepen. In Vlaanderen scheidde ze een dunne maar erg machtige Franstalige elite van de Nederlandstalige bevolking. |
Hoe zag de taalsituatie er in het kersverse koninkrijk België uit? Vrij eenvoudig. In het noorden van het nieuwe land, Vlaanderen dus, werden dialecten gesproken die nauw met het Nederlands verwant waren. In het zuiden, Wallonië, hanteerden de meeste mensen Waalse dialecten. De maatschappelijke elite was Franstalig - ook in Vlaanderen. België, 1830: Frans als officiële taal België kreeg een voor die tijd vrij progressieve Grondwet, die een aantal fundamentele rechten en vrijheden waarborgde. Eén ervan was de taalvrijheid: in het nieuwe koninkrijk mochten alle burgers de taal spreken die ze wilden. Maar tegelijk koos het nieuwe bewind ondubbelzinnig voor het Frans als staatstaal. Frans werd de taal van regering en parlement, administratie, leger, wetgeving, justitie, hoger en middelbaar onderwijs, diplomatie en bedrijfsleven. Op al die domeinen bezetten Franstaligen machtsposities. Nieuwe wetteksten werden bijvoorbeeld wel in het Nederlands vertaald, maar de Franse tekst bleef de enig officiële. In de praktijk stelde die taalvrijheid dus niet zoveel voor. Wie Nederlands wilde praten of schrijven mocht dat doen, maar niet in de rechtszaal, in de gemeenteraad of op de middelbare school. Als officiële taal van de staat en van de politiek-economische elite groeide het Frans uit tot een statussymbool. Het werd vereenzelvigd met vooruitgang, cultuur en universalisme. De Nederlandse volkstaal werd geassocieerd met onwetendheid en achterlijkheid. Op die manier ontstond een hechte band tussen taalgebruik en sociale positie. Het nieuwe België werd doorkruist door twee taalgrenzen: de eeuwenoude territoriale taalgrens, die van oost naar west liep en Vlaanderen en Wallonië scheidde, en de sociale taalgrens. Die liep dwars doorheen de bevolking van Vlaanderen (inclusief Brussel). Ze scheidde de elite af van de middenklasse en natuurlijk ook van de groep van arbeiders en boeren. Brussel, een verfranste hoofdstad Dat Frans de officiële staatstaal van België werd, had grote gevolgen voor Brussel, de hoofdstad van het nieuwe koninkrijk. Brussel was een Nederlandstalige stad maar werd na 1830 het centrum van een centralistisch bestuurde eenheidsstaat. Hof, regering en parlement zetelden in Brussel. Rondom dat politieke centrum groeide geleidelijk een financieel-economische elite en een druk mondain en cultureel leven. De gevolgen waren voorspelbaar: in een snel tempo kreeg Brussel een Franssprekende boven- en middenlaag. Meteen was de basis gelegd voor de verfransing van de hoofdstad. © 1999 ministerie van de Vlaamse Gemeenschap |